SPORT, DE OPENBARE VEILIGHEID IN MIDDELBURG. *ES«Ch3«J"<ï?h?£rS "OS WESTKAPELLE Het Nederlandsche leven in Duitschland. PERSKRONIEK. Gunstige teekenen. Electrische Ruitenwisschers N.V. WILLEM VAN RIJN (Ingez, Med.} STATEN-GENERAAL. De kosten zijn vrij hoog. En'hoe dat to verklaren is. Men schrijft ons: Tot de beionüio-^ste, maar zeker ook tot de meest dankbare verplichtingen van elk stadsbestuur behoort de zorg vuur de open bare veiligheid. Voor weinig andere onder- deelen van de gemeentelijke huishouding of fert de burgerij met zooveel genoegen of althans met zoo weinig misnoegen haar belastingpenningen. Wat niet weg- aeemt, dat zij ook daarbij graag zuinigheid betracht zal zien. Toch is de vraag, welke bedragen ter wil le van de openbare veiligheid moeten wor den uitgegeven er niet alleen een van zui nigheid. De ééne stad heeft nu eenmaal meer politietoezicht en dergelijke nóódig dan de andere. Dat behoeft niet te wijzen op grootere misdadigheid of baldadigheid bij de ééne en grootere ordelijkheid bij de andere, stadsbevolking, maar het houdt vooral verband met de wijze van stadsaan- leg, de dichtheid der bebouwing, de Ver keersdrukte in het algemeen, het al of niet doorkruist worden door doorgaand verkeer èn dergelijke factoren. Voor de burgerij echter is niet de hoofd zaak of de openbare veiligheid al of niet noodwendig veel geld móét kosten, maar of ze duur is. Een vergelijking tusschen Middelburg en Vlissingen laat zien, dat on ze stad ten opzichte van dit onderdeel der gemeentelijke zorg inderdaad betrekkelijk hooge uitgaven moet doen. [Al zal nader blijken, dat dit zijn verklaring vindt. Red.] De kosten voor de openbare veiligheid bestaan van ouds uit die voor het politie toezicht in den ruimsten zin, voor de brand weer en voor de straatverlichting. Sedert kort zijn daarbij de kosten gekomen ten be hoeve van de luchtbescherming. Wat de politie betreft, wordt de hoofd schotel van de uitgaven gevormd door de salarissen en toelagen aan de inspecteurs, agenten en hoofdagenten, rechercheurs en administratieve ambtenaren. Hieraan zal Middelburg in 1939 49.050 uitgeven tegen Vlissingen 51.100. Schakelen wij, om de vergelijking gemakkelijker te maken, den storenden invloed van het verschillend in wonertal uit, en berekenen wij deze uitga ven daarom per duizend zielen, dan blij ken de politiesalarissen en -toelagen te kos ten in: Middelburg 2.666 Vlissingen 2.329 Reeds hierbij is ons stedelijk cijfer hoo- ger, dus ongunstiger dan het Vlissingsche. Hetzelfde zien wij bij de kosten voor klee ding en uitrusting van het politiepersoneel, waaraan Middelburg in dit jaar 2.365 zal uitgeven tegenover Vlissingen f 2.495, of per duizend inwoners: Middelburg 128 Vlissingen 113 Anders staat het met de kosten voor de politiebureaux en de z.g. wachtgebouwen. Het onderhoud, de verwarming en de ver lichting van deze bureaux zal ten onzent een uitgave vergen van 1.730 doch in Vlissingen is voor dit doel 2.230 noodig, hetgeen per duizend inwoners dus neer komt op: Middelburg 94 Vlissingen 101 De brandweer daarentegen vraagt in on ze stad weer belangrijk grootere financiëele offers. Aan dit onderdeel der openbare vei ligheid toch zal Middelburg in dit jaar 8.180 hebben uit te geven terwijl Vlissin gen met 5.100 kan volstaan. Omgerekend per duizend inwoners komen deze bedragen neer op: Middelburg 445 Vlissingen 232 Nog grooter is het verschil bij de straat verlichting. Hiervoor zal Middelburg in het jaar 1939 een bedrag van 19.450 moeten besteden terwijl Vlissingen reeds kan vol staan met een uitgave van 11.400. Per dui zend inwoners moet onze woonplaats hier voor dus meer dan het dubbele besteden van hetgeen in Vlissingen toereikend is, n.L: Middelburg 1.052 Vlissingen 519 Bjj dit onderdeel kan echter ook de prijs berekening van de benoodigde hoeveelhe den gas en electrischen stroom een rol van beteekenis spelen. Dat de uitgaven in Mid delburg tweemaal zoo hoog zijn als in Vlis singen wil dus nog niet zeggen, dat in onze straten tweemaal zooveel licht wordt ont stoken als in de Vlissingsche. De gemeentelijke luchtbescherming is in Nederland nog in een stadium van aller eerste ontwikkeling. Een vergelijking van de daartoe uitgetrokken bedragen zou dan ook licht tot onjuiste conclusies kunnen lei den. Wij volstaan daarom met te vermelden, dat Middelburg voor dit jaar rekent op een uitgave van 3.750 terwijl Vlissingen slechts 400 heeft gevoteerd. Tenslotte heeft elke gemeente dan nog ten behoeve van de openbare veiligheid een aantal uitgaven te doen, o.a. voor de pen- sionneering van het personeel, voor rente en aflossing van de stichtingskosten der ge bouwen voor politie en brandweer, voor subsidie aan politiescholen, eventueel ook aan burgerwachten e.d., tengevolge waar van het totaal-bedrag dezer uitgaven in Middelburg 107.550 zal beloopen tegen over slechts 95.640 in Vlissingen, per dui zend inwoners dus: Middelburg 5.852 Vlissingen 4.360 Het verschil ten ongunste van onze stad schijnt wel groot; in Vlissingen immers blij ken deze uitgaven per hoofd der bevolking 25 procent lager gehouden te kunnen wor den dan hier. Tot zoover deze becijferingen, ztin, op zichzelf, juist. van 31 Z°° vaak gezegd: de kunst m^Sk Ifff" e" ^oePeeren is niet ge- op zichzelf inist rekken van conclusies uit In de eerste plaats moet de vraae gesteld worden, of het stelsel van omrekening per vT 18V0noT^ied Wel °P gaat" Het verschil Wl P lïi dU1Zend zieIen is niet zoo heel groot, althans met zoo groot, dat er verschil van groottek 1 a s s e tusschen bei de steden geacht kan worden te bestaan. Middelburgs totale oppervlakte is b.v. 1370 ha, Vlissingens 767 ha; 't bebouwde opper vlak zal niet zooveel schelen, en dan kan reeds opgemerkt worden t.a.v. de politie, dat een bewakingsgebied dat bijna twee ma len zoo groot is, toch zeker niet minder personeel kan vergen? En, wat de brand weer betreft: zullen de 3% duizend minder zielen van Middelburg onze stad veroor loven, een met minder materieel uitgerus te, met minder personeel bezette, brand weer te onderhouden? Neen immers? Gaan wij op de cijfers zelf iets nader in, dan blijkt dit: I. Politie. Vlissingen is in de hoo- gere rangen zwaarder bezet dan Middel burg; het heeft 3 inspecteurs en 2 recher cheurs tegen Middelburg slechts 2 inspec teurs en 1 rechercheur. Daartegenover heeft Middelburg, met zijn zoo enorm veel groo tere bewakingsgebied en, des zomers, een intensiever vreemdelingenverkeer, heel het jaar een weekmarkt, slechts 1 straatagent meer dan Vlissingen. In het centrum der stad (Markt, Lange Delft en omgeving) heeft onze stad heel den dag permanent politietoezicht; in Vlissingen is dat niet zoo geregeld. Neemt ftièh alle jaarwedden in oogen- schouw, dan betaalt Middelburg per jaar ruim 2500 gulden minder dan Vlissingen. En indien Middelburg door aanbouw of annexatie, eens een iets grooter bebouwd bewakingsgebied zou krijgen, dan zou dat hoogstwaarschijnlijk van niet veel invloed op onze personeelssterkte behoeven te zijn. Dat de post kleeding voor de politie dit jaar aan den hoogen kant is, vindt zijn verklaring in het feit, dat er voor 748 nieuwe vuurwapenen en eenige andere za ken zullen worden aangeschaft; dit zijn incidenteele posten, die vandaag deze, mor gen gene gemeente heeft. II. Brandweer. Dit is een teer punt. Wij zullen er niet teveel van zeggen. Al leen dit: wij zijn er van overtuigd, dat on ze brandweer niet op te groote voet leeft, en dat zij goed is. Een uitstekende brand weer is een bescherming voor de eigen dommen der gemeentenaren en zij oefent een preventieve werking uit. Bovendien wordt een belangrijk stuk Vlissingen, naar ons werd medegedeeld, door de eigen brand weer van „De Schelde" beschermd. Meer zullen wij hier niet van zeggen. III. Luchtbescherming. Op de begrooting van Vlissingen staat inderdaad slechts 400.— maar deze post is sindsdien al met een kleine 2000 verhoogd! IV. Straatverlichting. Dit is al heelemaal niet met elkaar vergelijkbaar, omdat Vlissingen alleen zijn gasverlich ting op de begrooting heeft staan; het electrische licht daarentegenkrijgt het goeddeels van de P.Z.E.M. cadeau! Onze conclusie is derhalve: op zichzelf juiste cijfers zijn, zonder een meer omvat tende lokale kennis van zaken, ongeschikt om er een oordeel over het al of niet duur zjjn van een bepaald onderdeel van de ge- meentetaak op te baseeren. Daartoe is een beschouwing in breeder verband noodzake lijk! (Ingez. Meded.) KORFBAL. KORFBALFILMS Korfbal is een mooie en gezonde sport. Ook Zeeland telt vele beoefenaars(sters) van dit spel. De korfbalsport breidt zich in ons gewest de laatste jaren zeer snel uit. Niet in de laatste plaats is dit een ge volg van de propaganda. Zoo heeft o a. deze week de hr. A. Ledeboer, propagandist van den K N.K.B., West-Brabant en Zeeland bereisd om films te vertoonen, betrekking hebbend op de korfbalsport. De laatste, de zevende avond in Zeeland vond gisteren in gebouw St. Joris te Middelburg plaats. Deze avond was georganiseerd door de beide Middelburgsche korfbalvereenigingen Swift en HBS. Het is een mooie en hoogst interessante avond geworden. Na een kort welkomstwoord door den heer C. van Hoek, heeft de heer Ledeboer een beknopte inleiding gehouden, waarna de verschillende korfbalfilms werden ge draaid. Daarbij gaf de heer Ledeboer een duidelijke en voor de korfballers en korf- balsters meestal heel leerzame explicatie. De eerste film waren beelden van den wedstrijd NederlandBelgië, twee jaar geleden te Den Haag gespeeld. Vervolgens kreeg men een reeks spelmomenten te zien van een in Indië tusschen een Neder- landsch en een Indisch twaalftal gespeel de ontmoeting en van een wedstrijd Noord- HollandZuid-Holland, in welke ontmoe tingen altijd het spel op hoog peil staat De hoofdfilm was een trainingsfilm. Daar viel veel van te genieten. Zij liet zien hoe men moet leeren korfballen. Volgens den heer Ledeboer heeft men acht jaar noo dig om een goed korfballer (ster) te wor den en om het allemaal goed te leeren. Korfbal is geen gemakkelijke sport, er is een alzijdige liehaamsontwïkkeling voor noodig. Men moet, zooals deze film ook naar voren bracht, systematisch trainen. De vertraagde opnamen maakten het mo gelijk het spel in al zijn onderdeelen te volgen, mede door de verklaringen van den heer Ledeboer. Tot slot volgde nog een komische film. Het was een mooie avond van groote propagandistische waar de voor de korfbalsport. Er was goede belangstelling. Een strijkje verhoogde de gezelligheid. Den heer Ledeboer werd, in verband met het feit dat het de 75e propaganda-avond was, een souvenir aan geboden. Abonnementen en Advert en tién voor dit blad worden aangenomen door den Agent P. UEVKN8E. Brieven uit Berlijn. (Eigen correspondentie). Berlijn, 19 Februari. Het is alweer lang geleden, dat ik op de ze plaats schreef over het Nederlandsche leven binnen de grenzen van het Duitsche Rijk. En toch is het van groote nationale beteekenis, dat het vaderland op de hoogte blijft van wat zijn landgenooten in den vreemde presteeren ten bate van de volks kracht en het stembewustzijn. Schrijven we kracht en het stambewustzijn. Schrijven we ken we in de eerste plaats aan den in den zomer van 1921 door Max Blokzijl, Bart Wessel, Henri Blanche Koelensmid in Ber lijn, en vele tientallen goede patriotten in het Rijnland en met Ruhrgebied opgerich- ten „Nederlandschen Bond in Duitschland", die weliswaar slechts in de eerste tien ja ren van zijn bestaan door onze regeering met een niet al te groot! subsidie werd gesteund en daarna tot op heden door het beruchte „particulier initiatief" in het leven moest Wórden gehouden; maar die dan toch maar lééft, meer dan 90 aan gesloten vereenigingen over geheel Duitsch land telt, alle „ups and downs" mee heeft doorgemaakt, en daarmee het bewijs van zijn levensrecht en levensvatbaarheid heeft geleverd. Sinds 1921 zijn de meeste voormannen van dezen Bond, die in het maandblad „De Post van Holland" zijn onmisbaar en hoogst verdienstelijk orgaan bezit, door anderen vervangen. De tegenwoordige lang jarige bondsvoorzitter Ph. Mooren in Kre- feld, had in dr. Kapma, generaal jhr. Wit- tert, ir. Overhoff, Max Blokzijl F. Hering e.a. reeds zijn voorgangers, en als in 1941 de Bond zijn 20-jarig bestaan zal vieren, zal hij kunnen wijzen op een lange reeks van pionniers, die in den strijd tegen na tionale onverschilligheid hun sporen hebben verdiend, ook al zijn ze heden niet meer onder de „frontsoldaten" te vinden. Het Nederlandsch leven in Duitschland is na den wereldoorlog veel inniger ge weest dan dc meeste Nederlanders in het vaderland ook maar vermoeden! Tot hen mag onze geliefde Koningin natuurlijk niet worden gerekend, die telken jare door een groote kerstgift aan den Bond van haar belangstelling getuigenis aflegt en die een goede tien jaren geleden persoonlijk met wijlen Prins Hendrik op een weldadigheids feest van den Bond in het Hotel de Witte Brug in 's Gravenhage verscheen om open lijk te demonstreeren, hoezeer het nationaal streven buiten de grenzen door het Hoofd van Staat op prijs wordt gesteld. Die er kentelijkheid blijkt niet minder uit het feit, dat reeds vier malen een bondsvoor- z:tter ridder in de orde van Oranje-Nassau is geworden en aan velen bestuursleden ook van bondsvereenigingen de gouden of de zilveren medaille dezer orde is verleend. De jaarlijk^che bondscongressen in West- Duitschland zijn traditioheele demonstra ties van trouw aan vorstenhuis, vaderland en moedertaal; de Nederlandsche cursussen kweekplaatsen van nationaal bewustzijn; de aanwezigheid van actieve en oud-minis ters als wijlen dr. De Visser, Slotemaker de Bruine, Schokkmg, alsmede van vele le den der Staten-Generaal op de congressen, hebben het bewijs geleverd, dat deze bonds- irganisatie in den vreemde de blijvende be langstelling in regeeringskringen trekt. Van minstens even groot belang is daar naast het leven der plaatselijke vereenigin gen. „Nederland en Oranje" te Berlijn, die -r op bogen kan, dat H.M. de Koningin als beschermvrouwe bovenaan de ledenlijst wijkt, 'is de opdste (zij vierde in December 1937 haar 50-jarig bestaan), maar daarom niet de grootste of ook maar de belangrijk ste (ofschoon de stichters van den Bond uit haar midden zijn gekomen). Grootere en machtige vereenigingen vindt men in Es sen, Duisburg, Dusseldorp en andere groote steden in het Westen. Vóór den oorlog woonden 300.000 Nederlanders in hoofd zaak in West-Duitschland. In 1921-23 wa ren het er nog ongeveer 80.000 die de laat ste jaren tot hoogstens 50.000 terugliepen. Nu zijn er natuurlijk een 20 tot 30.000 bij gekomen, die het leger der werkloozen in Nederland verlaten hebben om tijdelijk in het Derde Rijk werk te vinden. Maar als een aanwinst voor het regelmatige Neder landsche vereenigingsleven zijn ze natuur lijk niet te beschouwen. Ze zijn echte „va- derlandsche Hollanders" gebleven, moeten hard werken en hebben vermoedelijk tijd noch lust zich bij vereenigingen aan te slui ten of die op te richten. Ze zijn te kort van „huis" en te tijdelijk in den vreemde om de behoefte aan nationale aansluiting te ge voelen. Maar het is zeer wel mogelijk, dat ze, eenmaal besluitend in Duitschland te blijven, straks de gelederen zullen komen versterken. Het Joodsche element onder de Neder landers in Duitschland is nooit sterk ge weest en is na 1933 natuurlijk nog veel meer ineengeschrompeld. Deze Nederland sche Joden namen in Berlijn zoowel als in de provincie in hoofdzaak gewaardeerde posities in, stelden vooral in West-Duitsch land veel belang in de nationale organisa ties (sedert de oprichting waren Joden vice-presidenten van den bond of bekleed den vooraanstaande posities in de besturen van bond en bondsvereenigingen). Sedert 1933 is hun positie echter vrijwel onhoud baar geworden en zijn reeds velen naar 't vaderland uitgeweken. Dat de politieke splijtzwam onder de Ne derlanders in Duitschland onbekend is ge bleven, mag helaas niet geconstateerd wor den. Toen in 1921 de „Nederlandsche Bond in Duitschland" in Essen werd opgericht en zich onmiddellijk ook eenige zg. St.- Josef-Vereenigingen aansloten (die harer zijds reeds in de „St.-Josef Federatie", van Nijmegen uit bestuurd, georganiseerd wa ren), kwam reeds spoedig het bisschoppelijk verbod, dat hen tot uittreden noopte. Tot op den dag van heden biedt het nationaal Nederlandsche vereenigingsleven het wei nig aanlokkelijk beeld van een „neutralen" bond en ziin vereenigingen eenerzijds, ka- tholiek-confessionneele vereenigingen daar naast, en „op zich zelf staande" vereenigin gen in de derde plaats, die de nationale feestdagen op eigen gelegenheid vieren. De r-ationaal-socialistische of fascistische be wegingen zijn daar later nog bijgekomen met haar eigen Nederlandsche plaatselijke afdeelingen in Duitschland, die vele goede elementen aan de oorspronkelijke, allen om vattende bondsbeweging, onttrokken heb ben en den Duitscher duidelijk voor oogen voeren, welk een krachtige nationale een heid hun Westelijke buren tot stand hebben gebracht in tegenstelling met de partijen- verdeeldheid in het Derde Rijk. Ons beeld ware niet volledig, indien we een niet al te kleine groep van echte va derlanders zouden vergeten, die vooral in steden als Berlijn, Hamburg, München, Keulen e.a. er een zekere verdienste in zien, zich niet met hun landgenooten te „encanailleeren", hun eigen leven te lei den, voor Duitschers te worden aangezien, of liever nog voor Engelschen, en min achtend te glimlachen over nationale clubs en vereenigingen, waarvoor ze geen „toch maar weggegooid geld" over hebben. Deze categorieën en het moet erkend worden, dat er ook vele rijke Nederlandsche Joden onder schuilen herinneren zich hun Ne derlanderschap pas als ze in nood komen, nieuwe passen of ondersteuningen noodig hebben in Duitsche kringen, om welke> re den dan ook, niet meer worden ontvangen, kortom de adressen van gezantschap, con sulaten en Nederlandsche vereenigingen plotseling weer hebben teruggevonden. Natuurlijk worden ze overal met open armen ontvangen en als verloren zonen met christelijke vreugde opgenomen. Onder het hoofdje „Gunstige teekenen" driestart de „Standaard" (a.-r.): Naar de uitspraken van invloedrijke Duit sche leiders te oordeelen, leeft een groot deel van het Duitsche volk op een laag welvaartspeil. Er is een tekort aan agra rische artikelen. Nederland, Denemarken, de landbouw-staten van overzee willen wel gaarne in het tekort voorzien. Maar men heeft geen deviezen, men kan niet be talen. Deze toestand wordt in sommige toe spraken aan Duitschlands „vijanden" gewe ten. Nu weet men, dat wij het optreden van Duitschland's tegenstanders in den wereld oorlog ook in de periode 19191932 weinig gelukkig achten. Men is niét tijdig genoeg tegemoet gekomen aan redelijke verlangens. Men heeft zelfs den Volkenbond al te zeer als 'n middel gebezigd om den status quo vein 1919 ongewijzigd te handhaven. Aan de handelsbelemmeringen, aan het streven naar autarkie, aan het mislukken van de economische conferenties staan ook vroe gere tegenstanders van Duitschland mede schuldig. Toch is de in Duitschland thans van in vloedrijke zijde gecolporteerde voorstelling niet als juist te aanvaarden. Zij is in elk geval zeer eenzijdig. Het lage welvaartspeil het tekort aan levensmiddelen, is voor een niet gering deel aan Duitschland's eigen optreden te wijten. Het is mede een gevolg van de toepassing eener oorlogseconomie. De deviezenschaarschte wordt voor een be langrijk percentage door het economisch nationalisme, dat principieel in het natio- naal-socialistisch systeem past, veroorzaakt. Het eenzijdig streven naar zelfvoorziening deed in combinatie met andere bekende fei ten en omstandigheden handelsrelaties ver loren gaan. De uitvoer nam niet toe, maar verminderde. De binnenlandsche productie werd vergroot, vooral met het oog op de militaire behoeften, die op buitengewone wijze werden uitgezet. Grondstoffen werden en worden in groote hoeveelheden gekocht, die niet tot exportgoederen verwerkt wor den. De hoog opgevoerde bewapening eischt den invoer van dergelijke grondstoffen. De fabrieken, die voor de zelfvoorziening wer ken, die zich inspannen om, zij het met hooge kosten, voorheen ingevoerde produc ten door andere te vervangen, hebben voor hun dure installaties eveneens zekere grondstoffen noodig, waarvoor weer op een gedeelte der beschikbare deviezen be slag gelegd moet worden. In één woord: het gebrek aan deviezen kan noch mag zonder meer aan Duitschland's „vijanden" worden geweten. Men wilde zich tot dusver bij onze Oos terburen economisch zoo inrichten, alsof 't land permanent aan een blokkade weer stand moest bieden. En wie dat wil, moet groote offers brengen. Hij moet verarmen. Tegelijkertijd verarmt hij ook anderen en met name de agrarische landen, die voor hun producten geen afzet kunnen vinden, deze soms zelfs moeten vernietigen, terwijl zij als gevolg van den jammerlijken toestand ook niet in staat zijn om industrieproducten elders te koopen. Het eenzijdig autarkisch streven is een ramp voor de wereld. Men komt gelukkig al meer tot dit inzicht. Zeker is, aldus de Beh gische oud-minister Van Isacker in een de zer dagen hier te lande gehouden rede voering, „de neiging naar autarkie en over dreven bescherming nog vrij sterk. Maar zijn de autarkie-landen niet reeds aan het voelen, dat hun stelsel de standing van de bevolking zeer verlaagt, dat het voor eigen volk een oorzaak is van veel stoffelijk lij den, en het heelemaal nog niet is uitge maakt, dat het eindresultaat niet de eco nomische ineenstorting der autarkie-landen zelf zal medebrengen?" Inderdaad heeft men, alle luidruchtige propaganda over de bereikte schitterende resultaten ten spijt, in de autarkie-landen het sombere gevoel: het loopt mis, wij kun nen het zoo niet volhouden, „exporteeren of sterven". Maar export is niet mogelijk zon der import! Er zijn in den laatsten tijd teekenen, die op een ernstig streven naar herstel van het ruilverkeer wijzen. Men denke hier o.a. aan de handelsovereenkomsten, die met de Ver- eenigde Staten óók een land, dat enkele jaren geleden neiging tot autarkie vertoon de werden afgesloten. Neen, wij zijn er nog lang niet. Maar de hoop mag toch herleven, dat eerlang het internationale ruilverkeer weer zal toene men. Vooral wanneer het mag gelukken om de vrees voor oorlog te verdrijven door een op verzoening van tegenstellingen gerichte Het is deze hoop, die ons ook doet zeg politiek. gen: laat u bij de beoordeeling van cul tuurtechnische werken niet al te zeer be- invloeden door de agrarische moeilijkheden van vandaag. houden een groot en helder ge zichtsveld op de voorruit schoon, ook bij zworen regen- of sneeuw val. Gering stroomverbruik, wa terdichte en solide uitvoering. Ook met fandemwisscher lever-' baar. Speciale typen voor Ame- rikaansche wagens. Prijzen van af F. 13.» pet Stuk, Verkrijgbaar bij alle Bosch-Dïenslen, automobielhandelaren en garage houders in Nederland. AMSTERDAM (C.) KEIZERSGRACHT 17» TELEFOON 31308 (4 LIJNEN) DE BEGROOTING VAN BUITEN- LANDSCHE ZAKEN GOEDGEKEURD. Een kort debat over de erkenning van Franco. Nadat verschillende sprekers in de ver gadering der Eerste Kamer van Donderdag hun meening hadden gezegd over het bui- tenlandsch beleid van de regeering, kwam in de vergadering van gister de minister van buitenlandsche zaken, de heer Patijn, aan het woord. De minister was erkentelijk voor de waardeerende woorden tot hem gericht. Spreker zeide een goede verstandhouding met België van eminent belang voor ons land te achten. Er zijn nog tal van kwesties te regelen, waarover spr. eerlang met de Kamer hoopt te overleggen. Ten aanzien van onze verhouding tot Duitschland merkte de minister op, dat er geen aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de correcte houding van dit land, zooals de ze bleek uit de jongste rede van rijkskanse lier Hitier. Indien het waar mocht blijken, dat de Duitsche regeering vragen zou heb ben gesteld aan Duitsche dienstmeisjes be treffende de politieke overtuiging van haar werkgevers, dan zou de regeering zulks on- geoorloofd achten. Het Duitsche consulaat heeft dit evenwel ontkend. De minister verdedigde voorts de houding van Rotterdams burgemeester inzake het verbod van den voetbalwedstrijd Nederland- Duitschland. De burgemeester heeft daar mee slechts onaangenaamheden willen voor komen. Bij de behandeling van de Volkenbonds- politiek der regeering zeide de minister, dat hij geen gevaar ziet in overleg over even- tueele doortochtverleening, overeenkomstig art. 11 van het Volkenbondshandvest, om dat ons land bij zulk een overleg de houding kan aannemen, welke de regeering noodig oordeelt. We zouden zeer onverstandig doen wanneer we thans den Volkenbond den rug zouden toekeeren. De minister was ervan overtuigd, dat men het recht van critiek moet behouden, doch hierbij diene men wel te bedenken, dat het niet aangaat in die critiek vreem de mogendheden, die licht geraakt zijn, te kwetsen. Spr. eindigde zjjn betoog met als zjjn overtuiging uit te spreken, dat de huidige buitenlandsche politiek der regeering be stendigd moet worden. Tijdens de replieken sneed de sociaal-de mocratische heer V o r r i n k de kwestie van de erkenning van het Franco-bewind aan. Deze spreker verbaasde zich er over, dat de minister hierover Donderdag niets had gezegd. Spr. stelde den minister de vraag, of er overleg is gepleegd met den vertegenwoordiger van de tot nu toe er kende regeering en of er motieven waren, dat Nederland tot erkenning van Franco overging, voordat andere, groote mogend heden zulks hadden gedaan. Na heropening van de vergadering in den middag beantwoordde de minister de vra gen van den heer Vorrink. De regeering kon met erkenning van Franco niet wach ten. Zij heeft trouwens de bevoegdheid om de Staten-Generaal niet eerst te waarschu wen. Ook de minister had liever den vroe- geren Spaanschen vertegenwoordiger de eerste mededeeling gedaan. Omstandighe den hebben dit evenwel belet. Men kan zich afvragen of er nog sprake kan zijn van een regeering, wanneer de president is uit geweken. Er was dus geen reden om te dralen met het besluit van erkenning, ook al niet om dat verschillende landen zulks reeds hebben gedaan. Hierna werd de begrooting van buiten landsche zaken zonder hoofdelijke stemming aangenomen met aanteekening, dat de n.s.b.-fractie tegen was. De vergadering werd daarna gesloten. DE INDISCHE BEGROOTING IN DE TWEEDE KAMER. De heer Wijnkoop (comm.) heeft gister bjj den aanvang van de vergadering der Tweede Kamer een interpellatie over het vraagstuk der Spaansche vluchtelingen ver zocht, over welk verzoek Dinsdag zal wor den beslist. Voortgegaan werd met de behandeling der Indische begrooting, waarbij minister W e 11 e r in antwoord aan de sprekers over de afd. onderwjjs heeft gezegd, dat het percentage schoolgaande kinderen in Indië geleidelijk toeneemt en dat voor invoering

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 7