SPORT,
DE OPENBARE VEILIGHEID IN
MIDDELBURG.
*ES«Ch3«J"<ï?h?£rS "OS
WESTKAPELLE
Het Nederlandsche leven in
Duitschland.
PERSKRONIEK.
Gunstige teekenen.
Electrische
Ruitenwisschers
N.V. WILLEM VAN RIJN
(Ingez, Med.}
STATEN-GENERAAL.
De kosten zijn vrij hoog.
En'hoe dat to verklaren is.
Men schrijft ons:
Tot de beionüio-^ste, maar zeker ook tot
de meest dankbare verplichtingen van elk
stadsbestuur behoort de zorg vuur de open
bare veiligheid. Voor weinig andere onder-
deelen van de gemeentelijke huishouding of
fert de burgerij met zooveel genoegen
of althans met zoo weinig misnoegen
haar belastingpenningen. Wat niet weg-
aeemt, dat zij ook daarbij graag zuinigheid
betracht zal zien.
Toch is de vraag, welke bedragen ter wil
le van de openbare veiligheid moeten wor
den uitgegeven er niet alleen een van zui
nigheid. De ééne stad heeft nu eenmaal
meer politietoezicht en dergelijke nóódig
dan de andere. Dat behoeft niet te wijzen
op grootere misdadigheid of baldadigheid
bij de ééne en grootere ordelijkheid bij de
andere, stadsbevolking, maar het houdt
vooral verband met de wijze van stadsaan-
leg, de dichtheid der bebouwing, de Ver
keersdrukte in het algemeen, het al of niet
doorkruist worden door doorgaand verkeer
èn dergelijke factoren.
Voor de burgerij echter is niet de hoofd
zaak of de openbare veiligheid al of niet
noodwendig veel geld móét kosten, maar
of ze duur is. Een vergelijking tusschen
Middelburg en Vlissingen laat zien, dat on
ze stad ten opzichte van dit onderdeel der
gemeentelijke zorg inderdaad betrekkelijk
hooge uitgaven moet doen. [Al zal nader
blijken, dat dit zijn verklaring vindt.
Red.]
De kosten voor de openbare veiligheid
bestaan van ouds uit die voor het politie
toezicht in den ruimsten zin, voor de brand
weer en voor de straatverlichting. Sedert
kort zijn daarbij de kosten gekomen ten be
hoeve van de luchtbescherming.
Wat de politie betreft, wordt de hoofd
schotel van de uitgaven gevormd door de
salarissen en toelagen aan de inspecteurs,
agenten en hoofdagenten, rechercheurs en
administratieve ambtenaren. Hieraan zal
Middelburg in 1939 49.050 uitgeven tegen
Vlissingen 51.100. Schakelen wij, om de
vergelijking gemakkelijker te maken, den
storenden invloed van het verschillend in
wonertal uit, en berekenen wij deze uitga
ven daarom per duizend zielen, dan blij
ken de politiesalarissen en -toelagen te kos
ten in:
Middelburg 2.666
Vlissingen 2.329
Reeds hierbij is ons stedelijk cijfer hoo-
ger, dus ongunstiger dan het Vlissingsche.
Hetzelfde zien wij bij de kosten voor klee
ding en uitrusting van het politiepersoneel,
waaraan Middelburg in dit jaar 2.365 zal
uitgeven tegenover Vlissingen f 2.495, of
per duizend inwoners:
Middelburg 128
Vlissingen 113
Anders staat het met de kosten voor de
politiebureaux en de z.g. wachtgebouwen.
Het onderhoud, de verwarming en de ver
lichting van deze bureaux zal ten onzent
een uitgave vergen van 1.730 doch in
Vlissingen is voor dit doel 2.230 noodig,
hetgeen per duizend inwoners dus neer
komt op:
Middelburg 94
Vlissingen 101
De brandweer daarentegen vraagt in on
ze stad weer belangrijk grootere financiëele
offers. Aan dit onderdeel der openbare vei
ligheid toch zal Middelburg in dit jaar
8.180 hebben uit te geven terwijl Vlissin
gen met 5.100 kan volstaan. Omgerekend
per duizend inwoners komen deze bedragen
neer op:
Middelburg 445
Vlissingen 232
Nog grooter is het verschil bij de straat
verlichting. Hiervoor zal Middelburg in het
jaar 1939 een bedrag van 19.450 moeten
besteden terwijl Vlissingen reeds kan vol
staan met een uitgave van 11.400. Per dui
zend inwoners moet onze woonplaats hier
voor dus meer dan het dubbele besteden
van hetgeen in Vlissingen toereikend is,
n.L:
Middelburg 1.052
Vlissingen 519
Bjj dit onderdeel kan echter ook de prijs
berekening van de benoodigde hoeveelhe
den gas en electrischen stroom een rol van
beteekenis spelen. Dat de uitgaven in Mid
delburg tweemaal zoo hoog zijn als in Vlis
singen wil dus nog niet zeggen, dat in onze
straten tweemaal zooveel licht wordt ont
stoken als in de Vlissingsche.
De gemeentelijke luchtbescherming is in
Nederland nog in een stadium van aller
eerste ontwikkeling. Een vergelijking van
de daartoe uitgetrokken bedragen zou dan
ook licht tot onjuiste conclusies kunnen lei
den. Wij volstaan daarom met te vermelden,
dat Middelburg voor dit jaar rekent op een
uitgave van 3.750 terwijl Vlissingen
slechts 400 heeft gevoteerd.
Tenslotte heeft elke gemeente dan nog
ten behoeve van de openbare veiligheid een
aantal uitgaven te doen, o.a. voor de pen-
sionneering van het personeel, voor rente
en aflossing van de stichtingskosten der ge
bouwen voor politie en brandweer, voor
subsidie aan politiescholen, eventueel ook
aan burgerwachten e.d., tengevolge waar
van het totaal-bedrag dezer uitgaven in
Middelburg 107.550 zal beloopen tegen
over slechts 95.640 in Vlissingen, per dui
zend inwoners dus:
Middelburg 5.852
Vlissingen 4.360
Het verschil ten ongunste van onze stad
schijnt wel groot; in Vlissingen immers blij
ken deze uitgaven per hoofd der bevolking
25 procent lager gehouden te kunnen wor
den dan hier.
Tot zoover deze becijferingen,
ztin, op zichzelf, juist.
van 31 Z°° vaak gezegd: de kunst
m^Sk Ifff" e" ^oePeeren is niet ge-
op zichzelf inist rekken van conclusies uit
In de eerste plaats moet de vraae gesteld
worden, of het stelsel van omrekening per
vT 18V0noT^ied Wel °P gaat" Het verschil
Wl P lïi dU1Zend zieIen is niet zoo
heel groot, althans met zoo groot, dat er
verschil van groottek 1 a s s e tusschen bei
de steden geacht kan worden te bestaan.
Middelburgs totale oppervlakte is b.v. 1370
ha, Vlissingens 767 ha; 't bebouwde opper
vlak zal niet zooveel schelen, en dan kan
reeds opgemerkt worden t.a.v. de politie,
dat een bewakingsgebied dat bijna twee ma
len zoo groot is, toch zeker niet minder
personeel kan vergen? En, wat de brand
weer betreft: zullen de 3% duizend minder
zielen van Middelburg onze stad veroor
loven, een met minder materieel uitgerus
te, met minder personeel bezette, brand
weer te onderhouden? Neen immers?
Gaan wij op de cijfers zelf iets nader in,
dan blijkt dit:
I. Politie. Vlissingen is in de hoo-
gere rangen zwaarder bezet dan Middel
burg; het heeft 3 inspecteurs en 2 recher
cheurs tegen Middelburg slechts 2 inspec
teurs en 1 rechercheur. Daartegenover heeft
Middelburg, met zijn zoo enorm veel groo
tere bewakingsgebied en, des zomers, een
intensiever vreemdelingenverkeer, heel het
jaar een weekmarkt, slechts 1 straatagent
meer dan Vlissingen. In het centrum der
stad (Markt, Lange Delft en omgeving)
heeft onze stad heel den dag permanent
politietoezicht; in Vlissingen is dat niet
zoo geregeld.
Neemt ftièh alle jaarwedden in oogen-
schouw, dan betaalt Middelburg per jaar
ruim 2500 gulden minder dan Vlissingen.
En indien Middelburg door aanbouw of
annexatie, eens een iets grooter bebouwd
bewakingsgebied zou krijgen, dan zou dat
hoogstwaarschijnlijk van niet veel invloed
op onze personeelssterkte behoeven te zijn.
Dat de post kleeding voor de politie dit
jaar aan den hoogen kant is, vindt zijn
verklaring in het feit, dat er voor 748
nieuwe vuurwapenen en eenige andere za
ken zullen worden aangeschaft; dit zijn
incidenteele posten, die vandaag deze, mor
gen gene gemeente heeft.
II. Brandweer. Dit is een teer punt.
Wij zullen er niet teveel van zeggen. Al
leen dit: wij zijn er van overtuigd, dat on
ze brandweer niet op te groote voet leeft,
en dat zij goed is. Een uitstekende brand
weer is een bescherming voor de eigen
dommen der gemeentenaren en zij oefent
een preventieve werking uit. Bovendien
wordt een belangrijk stuk Vlissingen, naar
ons werd medegedeeld, door de eigen brand
weer van „De Schelde" beschermd. Meer
zullen wij hier niet van zeggen.
III. Luchtbescherming. Op de
begrooting van Vlissingen staat inderdaad
slechts 400.— maar deze post is sindsdien
al met een kleine 2000 verhoogd!
IV. Straatverlichting. Dit is al
heelemaal niet met elkaar vergelijkbaar,
omdat Vlissingen alleen zijn gasverlich
ting op de begrooting heeft staan; het
electrische licht daarentegenkrijgt het
goeddeels van de P.Z.E.M. cadeau!
Onze conclusie is derhalve: op zichzelf
juiste cijfers zijn, zonder een meer omvat
tende lokale kennis van zaken, ongeschikt
om er een oordeel over het al of niet duur
zjjn van een bepaald onderdeel van de ge-
meentetaak op te baseeren. Daartoe is een
beschouwing in breeder verband noodzake
lijk!
(Ingez. Meded.)
KORFBAL.
KORFBALFILMS
Korfbal is een mooie en gezonde sport.
Ook Zeeland telt vele beoefenaars(sters)
van dit spel. De korfbalsport breidt zich
in ons gewest de laatste jaren zeer snel
uit. Niet in de laatste plaats is dit een ge
volg van de propaganda. Zoo heeft o a. deze
week de hr. A. Ledeboer, propagandist van
den K N.K.B., West-Brabant en Zeeland
bereisd om films te vertoonen, betrekking
hebbend op de korfbalsport. De laatste, de
zevende avond in Zeeland vond gisteren in
gebouw St. Joris te Middelburg plaats.
Deze avond was georganiseerd door de
beide Middelburgsche korfbalvereenigingen
Swift en HBS. Het is een mooie en hoogst
interessante avond geworden.
Na een kort welkomstwoord door den
heer C. van Hoek, heeft de heer Ledeboer
een beknopte inleiding gehouden, waarna
de verschillende korfbalfilms werden ge
draaid. Daarbij gaf de heer Ledeboer een
duidelijke en voor de korfballers en korf-
balsters meestal heel leerzame explicatie.
De eerste film waren beelden van den
wedstrijd NederlandBelgië, twee jaar
geleden te Den Haag gespeeld. Vervolgens
kreeg men een reeks spelmomenten te
zien van een in Indië tusschen een Neder-
landsch en een Indisch twaalftal gespeel
de ontmoeting en van een wedstrijd Noord-
HollandZuid-Holland, in welke ontmoe
tingen altijd het spel op hoog peil staat
De hoofdfilm was een trainingsfilm. Daar
viel veel van te genieten. Zij liet zien hoe
men moet leeren korfballen. Volgens den
heer Ledeboer heeft men acht jaar noo
dig om een goed korfballer (ster) te wor
den en om het allemaal goed te leeren.
Korfbal is geen gemakkelijke sport, er is
een alzijdige liehaamsontwïkkeling voor
noodig. Men moet, zooals deze film ook
naar voren bracht, systematisch trainen.
De vertraagde opnamen maakten het mo
gelijk het spel in al zijn onderdeelen te
volgen, mede door de verklaringen van
den heer Ledeboer. Tot slot volgde nog
een komische film. Het was een mooie
avond van groote propagandistische waar
de voor de korfbalsport. Er was goede
belangstelling. Een strijkje verhoogde de
gezelligheid. Den heer Ledeboer werd,
in verband met het feit dat het de 75e
propaganda-avond was, een souvenir aan
geboden.
Abonnementen en Advert en tién voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
P. UEVKN8E.
Brieven uit Berlijn.
(Eigen correspondentie).
Berlijn, 19 Februari.
Het is alweer lang geleden, dat ik op de
ze plaats schreef over het Nederlandsche
leven binnen de grenzen van het Duitsche
Rijk. En toch is het van groote nationale
beteekenis, dat het vaderland op de hoogte
blijft van wat zijn landgenooten in den
vreemde presteeren ten bate van de volks
kracht en het stembewustzijn. Schrijven we
kracht en het stambewustzijn. Schrijven we
ken we in de eerste plaats aan den in den
zomer van 1921 door Max Blokzijl, Bart
Wessel, Henri Blanche Koelensmid in Ber
lijn, en vele tientallen goede patriotten in
het Rijnland en met Ruhrgebied opgerich-
ten „Nederlandschen Bond in Duitschland",
die weliswaar slechts in de eerste tien ja
ren van zijn bestaan door onze regeering
met een niet al te groot! subsidie
werd gesteund en daarna tot op heden
door het beruchte „particulier initiatief" in
het leven moest Wórden gehouden; maar
die dan toch maar lééft, meer dan 90 aan
gesloten vereenigingen over geheel Duitsch
land telt, alle „ups and downs" mee heeft
doorgemaakt, en daarmee het bewijs van
zijn levensrecht en levensvatbaarheid heeft
geleverd.
Sinds 1921 zijn de meeste voormannen van
dezen Bond, die in het maandblad „De
Post van Holland" zijn onmisbaar en
hoogst verdienstelijk orgaan bezit, door
anderen vervangen. De tegenwoordige lang
jarige bondsvoorzitter Ph. Mooren in Kre-
feld, had in dr. Kapma, generaal jhr. Wit-
tert, ir. Overhoff, Max Blokzijl F. Hering
e.a. reeds zijn voorgangers, en als in 1941
de Bond zijn 20-jarig bestaan zal vieren,
zal hij kunnen wijzen op een lange reeks
van pionniers, die in den strijd tegen na
tionale onverschilligheid hun sporen hebben
verdiend, ook al zijn ze heden niet meer
onder de „frontsoldaten" te vinden.
Het Nederlandsch leven in Duitschland
is na den wereldoorlog veel inniger ge
weest dan dc meeste Nederlanders in het
vaderland ook maar vermoeden! Tot hen
mag onze geliefde Koningin natuurlijk niet
worden gerekend, die telken jare door een
groote kerstgift aan den Bond van haar
belangstelling getuigenis aflegt en die een
goede tien jaren geleden persoonlijk met
wijlen Prins Hendrik op een weldadigheids
feest van den Bond in het Hotel de Witte
Brug in 's Gravenhage verscheen om open
lijk te demonstreeren, hoezeer het nationaal
streven buiten de grenzen door het Hoofd
van Staat op prijs wordt gesteld. Die er
kentelijkheid blijkt niet minder uit het
feit, dat reeds vier malen een bondsvoor-
z:tter ridder in de orde van Oranje-Nassau
is geworden en aan velen bestuursleden ook
van bondsvereenigingen de gouden of de
zilveren medaille dezer orde is verleend.
De jaarlijk^che bondscongressen in West-
Duitschland zijn traditioheele demonstra
ties van trouw aan vorstenhuis, vaderland
en moedertaal; de Nederlandsche cursussen
kweekplaatsen van nationaal bewustzijn;
de aanwezigheid van actieve en oud-minis
ters als wijlen dr. De Visser, Slotemaker
de Bruine, Schokkmg, alsmede van vele le
den der Staten-Generaal op de congressen,
hebben het bewijs geleverd, dat deze bonds-
irganisatie in den vreemde de blijvende be
langstelling in regeeringskringen trekt.
Van minstens even groot belang is daar
naast het leven der plaatselijke vereenigin
gen. „Nederland en Oranje" te Berlijn, die
-r op bogen kan, dat H.M. de Koningin als
beschermvrouwe bovenaan de ledenlijst
wijkt, 'is de opdste (zij vierde in December
1937 haar 50-jarig bestaan), maar daarom
niet de grootste of ook maar de belangrijk
ste (ofschoon de stichters van den Bond uit
haar midden zijn gekomen). Grootere en
machtige vereenigingen vindt men in Es
sen, Duisburg, Dusseldorp en andere groote
steden in het Westen. Vóór den oorlog
woonden 300.000 Nederlanders in hoofd
zaak in West-Duitschland. In 1921-23 wa
ren het er nog ongeveer 80.000 die de laat
ste jaren tot hoogstens 50.000 terugliepen.
Nu zijn er natuurlijk een 20 tot 30.000 bij
gekomen, die het leger der werkloozen in
Nederland verlaten hebben om tijdelijk in
het Derde Rijk werk te vinden. Maar als
een aanwinst voor het regelmatige Neder
landsche vereenigingsleven zijn ze natuur
lijk niet te beschouwen. Ze zijn echte „va-
derlandsche Hollanders" gebleven, moeten
hard werken en hebben vermoedelijk tijd
noch lust zich bij vereenigingen aan te slui
ten of die op te richten. Ze zijn te kort van
„huis" en te tijdelijk in den vreemde om
de behoefte aan nationale aansluiting te ge
voelen. Maar het is zeer wel mogelijk, dat
ze, eenmaal besluitend in Duitschland te
blijven, straks de gelederen zullen komen
versterken.
Het Joodsche element onder de Neder
landers in Duitschland is nooit sterk ge
weest en is na 1933 natuurlijk nog veel
meer ineengeschrompeld. Deze Nederland
sche Joden namen in Berlijn zoowel als in
de provincie in hoofdzaak gewaardeerde
posities in, stelden vooral in West-Duitsch
land veel belang in de nationale organisa
ties (sedert de oprichting waren Joden
vice-presidenten van den bond of bekleed
den vooraanstaande posities in de besturen
van bond en bondsvereenigingen). Sedert
1933 is hun positie echter vrijwel onhoud
baar geworden en zijn reeds velen naar 't
vaderland uitgeweken.
Dat de politieke splijtzwam onder de Ne
derlanders in Duitschland onbekend is ge
bleven, mag helaas niet geconstateerd wor
den. Toen in 1921 de „Nederlandsche Bond
in Duitschland" in Essen werd opgericht
en zich onmiddellijk ook eenige zg. St.-
Josef-Vereenigingen aansloten (die harer
zijds reeds in de „St.-Josef Federatie", van
Nijmegen uit bestuurd, georganiseerd wa
ren), kwam reeds spoedig het bisschoppelijk
verbod, dat hen tot uittreden noopte. Tot
op den dag van heden biedt het nationaal
Nederlandsche vereenigingsleven het wei
nig aanlokkelijk beeld van een „neutralen"
bond en ziin vereenigingen eenerzijds, ka-
tholiek-confessionneele vereenigingen daar
naast, en „op zich zelf staande" vereenigin
gen in de derde plaats, die de nationale
feestdagen op eigen gelegenheid vieren. De
r-ationaal-socialistische of fascistische be
wegingen zijn daar later nog bijgekomen
met haar eigen Nederlandsche plaatselijke
afdeelingen in Duitschland, die vele goede
elementen aan de oorspronkelijke, allen om
vattende bondsbeweging, onttrokken heb
ben en den Duitscher duidelijk voor oogen
voeren, welk een krachtige nationale een
heid hun Westelijke buren tot stand hebben
gebracht in tegenstelling met de partijen-
verdeeldheid in het Derde Rijk.
Ons beeld ware niet volledig, indien we
een niet al te kleine groep van echte va
derlanders zouden vergeten, die vooral in
steden als Berlijn, Hamburg, München,
Keulen e.a. er een zekere verdienste in
zien, zich niet met hun landgenooten te
„encanailleeren", hun eigen leven te lei
den, voor Duitschers te worden aangezien,
of liever nog voor Engelschen, en min
achtend te glimlachen over nationale clubs
en vereenigingen, waarvoor ze geen „toch
maar weggegooid geld" over hebben. Deze
categorieën en het moet erkend worden,
dat er ook vele rijke Nederlandsche Joden
onder schuilen herinneren zich hun Ne
derlanderschap pas als ze in nood komen,
nieuwe passen of ondersteuningen noodig
hebben in Duitsche kringen, om welke> re
den dan ook, niet meer worden ontvangen,
kortom de adressen van gezantschap, con
sulaten en Nederlandsche vereenigingen
plotseling weer hebben teruggevonden.
Natuurlijk worden ze overal met open
armen ontvangen en als verloren zonen
met christelijke vreugde opgenomen.
Onder het hoofdje „Gunstige teekenen"
driestart de „Standaard" (a.-r.):
Naar de uitspraken van invloedrijke Duit
sche leiders te oordeelen, leeft een groot
deel van het Duitsche volk op een laag
welvaartspeil. Er is een tekort aan agra
rische artikelen. Nederland, Denemarken,
de landbouw-staten van overzee willen
wel gaarne in het tekort voorzien. Maar
men heeft geen deviezen, men kan niet be
talen. Deze toestand wordt in sommige toe
spraken aan Duitschlands „vijanden" gewe
ten.
Nu weet men, dat wij het optreden van
Duitschland's tegenstanders in den wereld
oorlog ook in de periode 19191932 weinig
gelukkig achten. Men is niét tijdig genoeg
tegemoet gekomen aan redelijke verlangens.
Men heeft zelfs den Volkenbond al te zeer
als 'n middel gebezigd om den status quo
vein 1919 ongewijzigd te handhaven. Aan
de handelsbelemmeringen, aan het streven
naar autarkie, aan het mislukken van de
economische conferenties staan ook vroe
gere tegenstanders van Duitschland mede
schuldig.
Toch is de in Duitschland thans van in
vloedrijke zijde gecolporteerde voorstelling
niet als juist te aanvaarden. Zij is in elk
geval zeer eenzijdig. Het lage welvaartspeil
het tekort aan levensmiddelen, is voor een
niet gering deel aan Duitschland's eigen
optreden te wijten. Het is mede een gevolg
van de toepassing eener oorlogseconomie.
De deviezenschaarschte wordt voor een be
langrijk percentage door het economisch
nationalisme, dat principieel in het natio-
naal-socialistisch systeem past, veroorzaakt.
Het eenzijdig streven naar zelfvoorziening
deed in combinatie met andere bekende fei
ten en omstandigheden handelsrelaties ver
loren gaan. De uitvoer nam niet toe, maar
verminderde. De binnenlandsche productie
werd vergroot, vooral met het oog op de
militaire behoeften, die op buitengewone
wijze werden uitgezet. Grondstoffen werden
en worden in groote hoeveelheden gekocht,
die niet tot exportgoederen verwerkt wor
den. De hoog opgevoerde bewapening eischt
den invoer van dergelijke grondstoffen. De
fabrieken, die voor de zelfvoorziening wer
ken, die zich inspannen om, zij het met
hooge kosten, voorheen ingevoerde produc
ten door andere te vervangen, hebben voor
hun dure installaties eveneens zekere
grondstoffen noodig, waarvoor weer op
een gedeelte der beschikbare deviezen be
slag gelegd moet worden. In één woord:
het gebrek aan deviezen kan noch mag
zonder meer aan Duitschland's „vijanden"
worden geweten.
Men wilde zich tot dusver bij onze Oos
terburen economisch zoo inrichten, alsof 't
land permanent aan een blokkade weer
stand moest bieden. En wie dat wil, moet
groote offers brengen. Hij moet verarmen.
Tegelijkertijd verarmt hij ook anderen en
met name de agrarische landen, die voor
hun producten geen afzet kunnen vinden,
deze soms zelfs moeten vernietigen, terwijl
zij als gevolg van den jammerlijken toestand
ook niet in staat zijn om industrieproducten
elders te koopen.
Het eenzijdig autarkisch streven is een
ramp voor de wereld. Men komt gelukkig al
meer tot dit inzicht. Zeker is, aldus de Beh
gische oud-minister Van Isacker in een de
zer dagen hier te lande gehouden rede
voering, „de neiging naar autarkie en over
dreven bescherming nog vrij sterk. Maar
zijn de autarkie-landen niet reeds aan het
voelen, dat hun stelsel de standing van de
bevolking zeer verlaagt, dat het voor eigen
volk een oorzaak is van veel stoffelijk lij
den, en het heelemaal nog niet is uitge
maakt, dat het eindresultaat niet de eco
nomische ineenstorting der autarkie-landen
zelf zal medebrengen?"
Inderdaad heeft men, alle luidruchtige
propaganda over de bereikte schitterende
resultaten ten spijt, in de autarkie-landen
het sombere gevoel: het loopt mis, wij kun
nen het zoo niet volhouden, „exporteeren of
sterven". Maar export is niet mogelijk zon
der import!
Er zijn in den laatsten tijd teekenen, die
op een ernstig streven naar herstel van het
ruilverkeer wijzen. Men denke hier o.a. aan
de handelsovereenkomsten, die met de Ver-
eenigde Staten óók een land, dat enkele
jaren geleden neiging tot autarkie vertoon
de werden afgesloten.
Neen, wij zijn er nog lang niet. Maar de
hoop mag toch herleven, dat eerlang het
internationale ruilverkeer weer zal toene
men. Vooral wanneer het mag gelukken om
de vrees voor oorlog te verdrijven door een
op verzoening van tegenstellingen gerichte
Het is deze hoop, die ons ook doet zeg
politiek.
gen: laat u bij de beoordeeling van cul
tuurtechnische werken niet al te zeer be-
invloeden door de agrarische moeilijkheden
van vandaag.
houden een groot en helder ge
zichtsveld op de voorruit schoon,
ook bij zworen regen- of sneeuw
val. Gering stroomverbruik, wa
terdichte en solide uitvoering.
Ook met fandemwisscher lever-'
baar. Speciale typen voor Ame-
rikaansche wagens.
Prijzen van af F. 13.» pet Stuk,
Verkrijgbaar bij alle Bosch-Dïenslen,
automobielhandelaren en garage
houders in Nederland.
AMSTERDAM (C.) KEIZERSGRACHT 17»
TELEFOON 31308 (4 LIJNEN)
DE BEGROOTING VAN BUITEN-
LANDSCHE ZAKEN GOEDGEKEURD.
Een kort debat over de erkenning
van Franco.
Nadat verschillende sprekers in de ver
gadering der Eerste Kamer van Donderdag
hun meening hadden gezegd over het bui-
tenlandsch beleid van de regeering, kwam
in de vergadering van gister de minister
van buitenlandsche zaken, de heer Patijn,
aan het woord.
De minister was erkentelijk voor de
waardeerende woorden tot hem gericht.
Spreker zeide een goede verstandhouding
met België van eminent belang voor ons
land te achten. Er zijn nog tal van kwesties
te regelen, waarover spr. eerlang met de
Kamer hoopt te overleggen.
Ten aanzien van onze verhouding tot
Duitschland merkte de minister op, dat er
geen aanwijzingen zijn om te twijfelen aan
de correcte houding van dit land, zooals de
ze bleek uit de jongste rede van rijkskanse
lier Hitier. Indien het waar mocht blijken,
dat de Duitsche regeering vragen zou heb
ben gesteld aan Duitsche dienstmeisjes be
treffende de politieke overtuiging van haar
werkgevers, dan zou de regeering zulks on-
geoorloofd achten. Het Duitsche consulaat
heeft dit evenwel ontkend.
De minister verdedigde voorts de houding
van Rotterdams burgemeester inzake het
verbod van den voetbalwedstrijd Nederland-
Duitschland. De burgemeester heeft daar
mee slechts onaangenaamheden willen voor
komen.
Bij de behandeling van de Volkenbonds-
politiek der regeering zeide de minister, dat
hij geen gevaar ziet in overleg over even-
tueele doortochtverleening, overeenkomstig
art. 11 van het Volkenbondshandvest, om
dat ons land bij zulk een overleg de houding
kan aannemen, welke de regeering noodig
oordeelt. We zouden zeer onverstandig doen
wanneer we thans den Volkenbond den rug
zouden toekeeren.
De minister was ervan overtuigd, dat
men het recht van critiek moet behouden,
doch hierbij diene men wel te bedenken,
dat het niet aangaat in die critiek vreem
de mogendheden, die licht geraakt zijn, te
kwetsen.
Spr. eindigde zjjn betoog met als zjjn
overtuiging uit te spreken, dat de huidige
buitenlandsche politiek der regeering be
stendigd moet worden.
Tijdens de replieken sneed de sociaal-de
mocratische heer V o r r i n k de kwestie
van de erkenning van het Franco-bewind
aan. Deze spreker verbaasde zich er over,
dat de minister hierover Donderdag niets
had gezegd. Spr. stelde den minister de
vraag, of er overleg is gepleegd met den
vertegenwoordiger van de tot nu toe er
kende regeering en of er motieven waren,
dat Nederland tot erkenning van Franco
overging, voordat andere, groote mogend
heden zulks hadden gedaan.
Na heropening van de vergadering in den
middag beantwoordde de minister de vra
gen van den heer Vorrink. De regeering
kon met erkenning van Franco niet wach
ten. Zij heeft trouwens de bevoegdheid om
de Staten-Generaal niet eerst te waarschu
wen. Ook de minister had liever den vroe-
geren Spaanschen vertegenwoordiger de
eerste mededeeling gedaan. Omstandighe
den hebben dit evenwel belet. Men kan
zich afvragen of er nog sprake kan zijn van
een regeering, wanneer de president is uit
geweken.
Er was dus geen reden om te dralen met
het besluit van erkenning, ook al niet om
dat verschillende landen zulks reeds hebben
gedaan.
Hierna werd de begrooting van buiten
landsche zaken zonder hoofdelijke stemming
aangenomen met aanteekening, dat de
n.s.b.-fractie tegen was. De vergadering
werd daarna gesloten.
DE INDISCHE BEGROOTING IN DE
TWEEDE KAMER.
De heer Wijnkoop (comm.) heeft gister
bjj den aanvang van de vergadering der
Tweede Kamer een interpellatie over het
vraagstuk der Spaansche vluchtelingen ver
zocht, over welk verzoek Dinsdag zal wor
den beslist.
Voortgegaan werd met de behandeling
der Indische begrooting, waarbij minister
W e 11 e r in antwoord aan de sprekers over
de afd. onderwjjs heeft gezegd, dat het
percentage schoolgaande kinderen in Indië
geleidelijk toeneemt en dat voor invoering