KRONIEK van den DA«L
ZEELAND.
LANDBOUW.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCULE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 22 FEBRUARI 1939. No. 45
MIDDELBURG.
VUBSINGEN.
ZUSD-BEVELAND.
Geen animo voor lucht
bescherming.
20 stuks
25 ds
DE TRAGEDIE VAN MAYERLING
De voorgenomen Britsch-Duitsche
onderhandelingen en de Engelsche
bewapening.
De volgende maand zullen te Berlijn be-
sprekingen' 'beginnen tusschen een Engel
sche en een Duitsche delegatie van in-
dustrleèlen en economische deskundigen
met het doel het handelsverkeer tusschen
Groot-Brittannië en het Derde Rijk uit te
breiden. Aanvankelijk lag het niet in de be
doeling, om aan deze onderhandelingen een
of ander officieel karakter te geven. Ze
zouden strikt particulier zijn, dus moeten
uitloopen op afspraken -tusschen particu
liere groepen uit het bedrijfsleven van bei
de landen, zonder dat de regeeringen er
gjjch 'openlijk mee zouden bemoeien. De vo
rige week heeft de Engelsche regeering
echter besloten, om den minister van econo
mische zaken Oliver Stanley en den minis
ter voor den overzeeschen handel Hudson
met de Britsche delegatie naar Berlijn te
laten gaan. Deze beide ministers zullen dan,
naast de particuliere besprekingen, onder
handelen met hun Duitsche collega's. De
economische adviseur van het Britsche mi
nisterie van buitenlandsche zaken, Ashton
Gwatkin bevindt zich reeds in de Duitsche
hoofdstad, om de officieele pourparlers voor
te bereiden.
Hoewel de economische aangelegenheden
bij dit alles dus op den voorgrond staan,
heeft de zaak toch ook wel degelijk een be
langrijk politiek aspect. Men moet het zoo
zien, dat de Engelsche regeering door mid
del van een verbetering der economische
betrekkingen een evenredige verbetering
der politieke hoopt te kunnen bewerkstelli
gen. Deze hoop is allerminst ongegrond.
Een groot deel van de politieke narigheid,
waaronder Europa gebukt gaat, vindt haar
oorsprong in economische moeilijkheden.
Zuiver politieke vraagstukken bestaan er
in het huidige tijdsgewricht nauwelijks
meer. Zelfs de extréme ideologieën, welke
zooveel internationale verdeeldheid in de
wereld brachten, kunnen ontdaan van
hun „psychische complexen" vrijwel alle
tot economische factoren herleid worden.
Indien het daarom zou gelukken, r e e 1 e
economische verbeteringen tot stand te
brengen, zouden de politieke spanningen
automatisch afnemen. De nadruk moet hier
bij uiteraard op „reëel" vallen. Er zijn ook
schijnbare verbeteringen denkbaar, waar
aan men in politicis niets zou hebben.
Het Engelsche kabinet heeft zonder den
minstens twijfel tot de missie van Stanley
en Hudson naar Berlijn besloten op grond
van dezen gedaehtengang. Sinds geruimen
tijd woedt er reeds een handelsoorlogje tus
schen Duitschland en Engeland, waarvan
het voornaamste operatie-terrein door de
landen van den Balkan wordt gevormd. In
zijn jongste redevoering heeft Hitier daar
op, gelijk men zich zal herinneren, gezin
speeld. Hij dreigde met scherpe maatrege
len, als er aan de Engelsche „tegenwer
king" van Duitschland's buitenlandsehen
handel geen einde zou komen. Op haar
beurt heeft de Engelsche regeering daaren
tegen met het nemen van maatregelen te
gen het stelsel der Duitsche uitvoerpre-
mies, welke voor Groot-Brittannië op een
oneerlijke concurrentie zouden neerkomen,
geschermd. Blijkbaar is men naderhand te
Londen gaan inzien, dat men beter zou
kunnen probeeren om langs den weg van
minnelijk overleg een oplossing te vinden.
Zulks niet, omdat men economisch te zwak
zou zijn integendeel! maar omdat
men de politieke gevolgen ducht. Een eco
nomisch in het nauw gedreven Duitsch
land kan niet anders dan een groot gevaar
'voor den vrede opleveren.
Te Berlijn wordt het Engelsche initiatief
gewaardeerd, maar men verheelt er zich
niet, dat aan de onderhandelingen haken en
oogen vast kunnen zitten. Vermoedelijk
spruit deze reserve voort uit het gevoel van
onbehagen, dat zich van de Duitsche regee
ring moet hebben meester gemaakt, toen
verleden week te Londen de ontzaglijke cij
fers werden gepubliceerd, welke aangeven
op welke wijze Engeland zijn bewapening
op het peil wil brengen, dat een waarborg
voor zijn veiligheid belooft. Daar kan het
Derde Rijk, dat economisch en financieel
zwak staat niet tegen op. Uit allerhande
verschijnselen is de laatste weken geble
ken, dat men in Duitschland zoo ongeveer
aan het eind van zijn bewapeningslatijn is
gekomen, dat verdere versnelde uit
breiding dus niet mogelijk is. Precies op
dit moment nu komt Engeland maar even
tjes met een verdubbeling van
zijn krachtsinspanning voor den dag. Veel
verdrietelijker kan het nauwelijks voor de
nationaal-socialistische regeering. En wel
licht vermoedt zij bovendien, dat de Engel
sche regeering aan een bewustzijn van
macht, dat uiteraard uit het zoo duidelijk
aan den dag getreden overwicht van uit
houdingsvermogen moet voortvloeien, haar
besluit tot het aanknoopen der economische
onderhandelingen paarde. Te Londen is den
laatsten tijd immers herhaaldelijk betoogd,
dat de Engelsche bewapening beschouwd
diende te worden als een instrument, om
respect in te boezemen aan degenen, die
„door middel van geweld de wereld zouden
willen overheerschen", ook en vooral
bij het aanknoopen van onderhandelingen
met diegenen. Die woorden moeten dë Duit-
schers in den zin zijn gekomen, toen de En
gelsche regeering liet meedeelen, dat de
ministers Stanley en Hudson binnenkort
naar Berlijn zullen komen. Ze zullen er an
ders bewust van Engeland's macht
verschijnen dan Chamberlain verleden jaar
te München.
ERFPA CHTSUITGIFTE GEMEENTE
GROND.
Op 30 Juli 1938 eindigde de huur van 185
m2 grond aan de Loskaai, op 31 Augs. 1938
die van 4000 m2 watervlakte tusschen de
Langeviele-binnenbrug en de Noordstraat,
op 30 September 1938 het erfpachtsrecht
van 1120 m2 gemeente-grond aan het Seis-
bolwerk.
Van genoemde gronden en watervlakten
was de N.V. Houthandel v.h. G. Alberts
Lzn. en Co. huurster en erfpachster. Van
de zijde van B. en W. is tijdig tevoren en
bij herhaling de aandacht der vennootschap
gevestigd op den naderenden afloop van de
desbetreffende overeenkomsten. Langdurige
afwezigheid van den directeur, welke za
ken als deze voor de vennootschap pleegt
te behandelen, en een zich niet vereenigen
door de vennootschap met de bepalingen en
voorwaarden, onder welke, naar de gedach
ten van B. en W. voortzetting van de huren
en erfpacht zou moeten plaats hebben,
werden oorzaak van zeer belangrijke ver
traging. Tenslotte gaf de N.V. bij schrijven
van 7 Januari 1939 te kennen de huur van
den grond aan de Loskade te willen beëin
digen, de erfpacht van den grond aan het
Seisbolwerk en de huur van de watervlakte
voor 5 jaren onder gelijke voorwaarden als
de geldende verlangd te willen zien. Zij
verzocht tevens een onderhoud omtrent de
door haar verschuldigde huurprijzen voor
terreinen aan de Loskade. Bij dat onder
houd is de wensch der N.V. naar voren ge
komen om eerlang al hare huren en erf
pachten samen te brengen in één algemeene
overeenkomst. Namens B. en W. werd die
wensch aanvaard, doch daartegenover het
verlangen uitgedrukt, dat de vennootschap
zich zou vereenigen met een voortzetting
der genoemde verhuringen en erfpacht tot
1 October 1939, onder de voorwaarden en
bepalingen der laatste overeenkomsten. Op
die basis werd overeenstemming bereikt, en
stellen B. en W. thans voor alleen te be
sluiten tot verlenging van huur en erfpacht
onder de bestaande voorwaarden.
Voorschotten aan Bijzondere Scholen
voor 1939.
Krachtens de L.O.-wet 1920 hebben de
besturen der bijzondere scholen voor ge
woon- en voor uitgebreid lager onderwijs
recht op een voorschot op de hen toeko
mende vergoeding voor exploitatiekosten
en voor vakonderwijs. Alle besturen verzoe
ken hen de maximum-voorschotten te
verleenen, doch die der bijzondere scholen
voor gewoon l.o. nemen voor de vergoe
ding voor vakonderwijs genoegen met
een maximumbedrag van 280 per school.
Ingevolge een en ander stellen B. en W
voor aan de Vereeniging „De Chr. Bur
gerschool" voor haar uloschool en haar l.o.
school beide aan de Singelstraat, resp
toe te kennen 1797,24 en 280; aan de
Vereeniging voor Geref. Onderwijs voor
haar uloschool aan de Nieuwe Haven
1674,59 en voor de I o. scholen Heeren
gracht en Gravenstraat ieder 280; aan
de besturen der Ned. Herv. school aan
den Zuidsingel, der R.K. school aan den
Wal én de Ver. tot het verstrekken van
1 o. op Ger. grondslag voor de school aan
de Verwerijstraat ieder 280.
UITBREIDING „DE SCHELDE".
Door de N.V. Kon. Maatsch. „De Schel
de" is aan B. en W. het verzoek gericht om
haar vergunning te verleenen tot het uit
breiden vah de machinefabriek, gelegen op
haar fabrieksterrein en grenzende aan de
Aagje Dekenstraat. Dit gebouw zal een
hoogte verkrijgen van 17 m. Volgens de
bouwverordening der gemeente Vlissingen
mag een gebouw gaande door de gevelrooi
lijn niet hooger worden opgetrokken dan
van den afstand van de tegenover gele
gen voorgevelrooilijn, terwijl de hoogte niet
meer dan 15 m mag bedragen.
Van deze bepaling kan echter door B. en
W. ingevolge artikel 27, 10° lid dezer ver
ordening onder meer voor fabrieken onthef
fing worden verleend. Dit stellen B. en W.
den raad voor.
ACTIE VOOR KINDERTOELAGE.
De Commissie voor samenwerking voor
actie voor kindertoelage, ingesteld door de
Algem. R. K. Ambtenarenvereeniging, den
Alg. Ned. Chr. Ambtenarenbond, den Bond
van Chr. Politieambtenaren in Nederland,
den Ned. R. K. Politiebond St. Michaël, den
Ned. R. K. Bond van Overheidspersoneel
St. Paulus en den Ned. Chr. Bond van
Personeel in Publieken dienst, heeft aan
den Gemeenteraad een adres gezonden met
het verzoek, dat aan het personeel in vas
ten en tjjdeljjken gemeentedienst kindertoe
lage zal worden toegekend, overeenkomstig
de volgende regelen:
a. voor deze toelage komen in aanmer
king, de wettige, gewettigde en pleegkin
deren van elk lid van het genoemde perso
neel;
b. de toelage zal worden toegekend, be
ginnende met het derde kind;
c. als leeftijdsgrens zal de leeftijd van 18
jaar worden vastgesteld;
d. de toelage zal bedragen 3 van de
jaarwedde met een minimum van 60 en
een maximum van 216 voor ieder in aan
merking komend kind;
e. door een overgangsmaatregel zal wor
den voorkomen dat door verandering in het
systeem der kinderbijslagregeling eenig
rechthebbende in zijn belangen wordt ge
schaad.
De werkloosheid.
Het aantal werkzoekenden in onze ge
meente daalde deze week van 448 tot 433
personen. Daarvan werden er 118 in de
werkverschaffing geplaatst, waarvan 28
in de plantsoenen.
HANSWEERD. Maandagavond had al
hier in de zaal van den heer De Boes een
vergadering plaats van de Vereeniging
voor Luchtbescherming. De opkomst was
zeer gering, slechts een tiental personen
had aan den oproep gehoor gegeven. Na
behandeling van de ingekomen stukken
kwam de bestuursverkiezing aan de orde.
De voorzitter deelde mede dat het bestuur
in zijn geheel ontslag had ingediend, om
dat het overtuigd was niets te hebben
kunnen doen en ook niet in staat was om
iets te doen, gezien de zeer geringe me
dewerking van hoogerhand. Ter vergade
ring was niemand aanwezig die bereid
bleek een bestuursfunctie te aanvaarden,
waarna het tegenwoordig bestuur toch
noch nog genegen was voorloopig aan te
bljjven met uitzondering van den (heer
P. Hoevens, voor wien geen ander werd
gevonden. Van de bestuurstafel werd nog
voorgesteld de plaatselijke vereeniging om
te zetten in een gewestelijke. Dit plan on
dervond echter geen ondersteuning, waar
na de vergadering werd gesloten.
OUDELANDE. Maandagavond vergader
de de afdeeling Oudelande van het Groe
ne Kruis, onder voorzitterschap van den
heer C. Douw. Aanwezig slechts 25 leden.
Ingekomen was de Koninklijke goedkeu
ring op de statutenwijziging. De inkom
sten over 1938 bedroegen met inbegrip
van 210 batig saldo 1937 in totaal 483
en de uitgaven 317, alzoo goed slot van
165. Medegedeeld werd o.a. dat het be
stuur bezig is om een eigen bergplaats vooi
de materialen aan te schaffen.
BOND VAN OUD-LEERLINGEN DER
LAND- EN TUINBOUWCURSUSSEN.
Hieronder volgt in aansluiting op het
gisteren gepubliceerde, het verdere ver'
slag van de vergaderingen - die gistermor
gen en middag door den B. V. G. in de
„Prins van Oranje" te Goes, gehouden
werden.
De heer I. D. L u t e jj n te Zuidzan-
de deelt het een en ander mede over een
gevolgde cursus aan de volkshoogeschool
te Bakkeveen, waar zoowel practiseh werk
werd verricht als studie werd gemaakt
van verschillende vraagstukken. Spr. be
val het deelnemen aan deze cursussen aan
Bij de rondvraag wordt medegedeeld,
dat de zomer-vergadering waarschijnlijk
in Walcheren zal worden gehouden.
Ook wordt aangetoond het groote nut der
bedrijfsstudiegroepen en opgewekt als IK
daartoe toe te treden. Groote en kleine
boeren moeten hier meewerken.
Tevens komt in bespreking de verhou
ding tot de Vereen, van oud-leerlingen
der Rijks Landbouw Winterschool. Opge
merkt wordt, dat samensmelting wel het
beste zou zijn, maar, mocht dit niet moge
lijk zijn, dan is tocl) zeker nauwere sa
menwerking gewenscht.
Gevraagd wordt of de B. V. G. er niet
toe kan meewerken, dat het aantal Zeeu
wen in de Wieringermeer wat grooter
wordt. In overweging wordt gegeven meer
te solliciteeren. Maar het volgen van eén
cursus of R. L. W. S. is noodig.
Hierna wordt gepauzeerd.
Midagvergadering.
Bjj de heropening sprak de V o o r z
een speciaal woord van welkom tot den
hr ir. Dorst, secr. der Z.L.M. en de beide
sprekers, de hrn ir. A. Ovinge, rijkstuin-
bouwconsulent en ir. G. Royackers, land
bouwkundige te Breda.
Geen reden voor het gebruik van
samengestelde meststoffen.
De hr Ovinge begon met er op
te wijzen, dat de samengestelde meststof
fen steeds meer gebruikt worden en daar
mede de vraag gerezen is of ze te verkie
zen zijn boven enkelvoudige. Spr. besprak
vaneen zestal de samenstelling, doch een
50 a 60 soorten zijn aan de markt. De
landbouw zelf dringt er echter toe, om de
groote verscheidenheid in de behoefte der
gewassen. Ook het bodemverschil speelt
een rol, de samenstelling van den grond
voor- en nagewas. Zoo komt men er toe
een groote verscheidenheid meststoffen te
fabriceeren, die zooveel mogelijk aan de
bijzondere eischen van gewas .en grond
\olaoen. Doch daarmede is men er nog
niet, naar de praktijk bewijst, en zal steun
met één of andere enkelvoudige meststof
vaak nog noodig zijn. Spr. noemt dan
eenige voordeelen der samengestelde mest
stoffen, als een mooie korrel. Men zegt
ook wel, de plant vindt alles bij elkaar
in één korrel, hoeft niet verder te zoeken
naar kali of stikstof. Men heeft minder
noodig. Geringere vrachtkosten. Nadeel is
echter de groote moeilijkheid, om precies
te kiezen wat men voor een speciaal ge
was noodig heeft Men moet vaak toch bij
vullen. Of de grond heeft aan één der
stoffen geen behoefte. Ook heeft hetzelf
de gewas niet altijd dezelfde behoefte en
men komt er licht toe om te redeneeren
ik houd die meststof voor de tarwe, die
voor de aardappelen, enz. Nog grooter be
zwaar is de prijs en om daarover heen te
stappen zouden de resultaten ook in ver
houding beter moeten zijn. Spr. komt dan
tot de genomen proeven in de praktijk.
In 1938 zijn een vijftigtal proefvelden ei
mede behandeld. In Groningen verkreeg
men geen. meer opbrengst; in Friesland:
geen verschil of minder opbrengst; in
Utrecht minder opbrengst. Gelderland:
zeven voor de enkelvoudige, 2 voor de
samengestelde, 8 geen verschil. Zuid-Hol
land geen verschil. Zeeland, volkomen ge
lijk. Spr. concludeert, dat er voor de land
bouw dus geen enkele reden is om over
te gaan tot de samengestelde meststoffen
En spr. gelooft ook niet, dat de hande1
er zoo graag op zal zijn om een heele lijst
samengestelde meststoffen er op na te
houden met daar naast nog eens de enkel
voudige. Men kan dus gerust verder gaar
met de enkelvoudige, zonder dan achter
lijk te zijn.
Nadat ir. Ovinge nog eenige vragen be
handeld had bracht de V o o r z. hem
dank voor zijn leerzame voordracht. Ver
volgens drukte spr. zijn spijt uit over he'
vertrek van ir. Ovinge. Hij is een vriend
der Zeeuwsche boeren geworden en heeft
WlNGS
American
Cigarettes
Ook voor U
Hoe eerder,
hoe beter/
(Ingez. Med.)
Uit de memoires van de móéder van
Maria Vetséra, over den liefdesroman
van Kroonprins Rudolf.
4).
In het sigarenkistje lagen vele vergeelde
akten en fotografieën in witte passepar
touts. De graaf zette het kistje op een klein
tafeltje om gemakkelijker te kunnen zoe
ken.
Buiten begon het te schemeren. De ka
mer was half donker.
Bij verschillende foto's moest hij eerst
zijn bril afvegenja, als men zich in
oude herinneringen verdiept, worden de
oogen wel eens vochtig en dan moest de
oude heer even zijn bril schoonmaken
Plotseling viel een klein boekje op liet
tapijt. Ik bukte mij om het op te rapen. Zijn
Excellentie greep er haastig naar, zoo haas
tig, dat zijn bedoeling duidelijk was: hij
wilde niet, dat ik het boekje zou zien. Doch
terwijl ik hem het boekje overreikte, viel
mijn oog onwillekeurig op het titelblad
en ik las: „Gedenkschriftals manu
script gedruktuitgegeven door barones
Helena Vetséra
En plotseling ist ik, dat mij een ongeloof
lijke schat in handen was gevallen, terwijl
mij in hetzelfde oogenblik duidelijk werd,
dat dit eenige exemplaar van de memoires
van Helena Vetséra op dezelfde wijze in het
geheime archief van de Weenschë politie
verzeild was geraakt als de gemeenschappe
lijke foto van mevrouw Schratt en den
keizer.
Ja waarschijnlijk, was zij eveneens op de
zelfde wjjze in het bezit van den graaf ge
komen
-Zonder ook maar een seconde te geloo-
ven, dat hij mijn verzoek zou inwilligen,
waagde ik toch de volgende vraag:
„Excellentie, zou ik dit boekje korten tijd
van U te leen mogen hebben?"
„Waarvoor heeft U het noodig?" wilde
hij weten en ik bekende hem:
„Ik zou het willen bewerken en dan pu-
bliceeren
De graaf keek mij een oogenblik door
dringend aan, zijn handen sidderden mis
schien wat erger dan tevoren, maar toch
dacht hij maar een oogenblik na, voor hij
mij antwoordde:
„Goed. Doet u ermee wat u wilt. Iemand
anders zou ik het nooit toevertrouwen,
maar van U weet ik, dat U den inhoud niet
vervalschen zult
Zoo kreeg ik, behalve de bewuste foto,
ook nog de memoires van Helena Vetséra.
Het toeval had mij daarbij geholpen. Het
toeval, de eenige vertrouwde vrend van den
verslaggever.
De dood kent geen geheimen.
Reeds de eerste aangrijpende zinnen van
het gedenkschrift van Helena Vetséra klin
ken als een roman. De inleiding neemt bijna
twee bladzijden van het kleine boekje in
beslag, doch hoort evenzeer bij de chrono
logische volgorde der gebeurtenissen. De
veertig bladzijden van het voorwoord geven
een antwoord op de vraag, waarom de Moe
der aanvankelijk twee jaar lang gezwegen
heeft en er eindelijk toch toe overgegaan
is, het boekje, dat bijna een aanklacht is,
te schrijven.
In de achtentachtig bladzijden van het
boekje, spreekt de moeder voortdurend in
den derden persoon over zichzelf, overeen
komstig den toen gebruikelijken stijl. Zelfs
in den wereldoorlog verwekte het nog een
bevige consternatie als de oorlogscorrespon
denten hun verslagen in den eersten per
soon schreven.
Over haar dochter schrijft zij als Barones
Mary Vetséra.
Zijzelve heet. „De vertwijfelde Moeder".
De inleiding van het boekje luidt woorde-
delijk als volgt:
„Onder den eersten aangrijpenden indruk
van de catastrophe van Mayerling, is het
hun, die daarbij het dichtst betrokken zijn
geweest, onmogelijk gemaakt, de waarheid
bekend te maken. De ontzettende gebeurte
nis trof iedereen volkomen onverwacht. De
eerste berichten maakten een verpletteren
den indruk. Hoewél niemand met zekerheid
wist wat er precies gebeurd was en hoe
het gebeurd was. Toen kort daarna de las
ter het hoofd begon op te steken en zelfs
merkbaar werd in openbare geschriften en
kranten, verbood de eerbied voor de smart
der nabestaanden, dezen laster den kop in
te drukken en zichzelf te rechtvaardigen.
Dit kon niet eerder geschieden, dan nadat
de eerste vertwijfelde rouw om de dooden
voorbij was. Nu deze voorbij is, zou het een
plichtsverzuim, zoowel tegenover de doo
den, als tegenover de levenden zijn, om de
waarheid geen recht te laten wedervaren
en de geruchten, die deze tragedie tenge
volge heeft gehad, met tegen te spreken. De
gebeurtenissen, die in het slot Mayerling
zoo'n verschrikkelijk einde vonden, waren
een tot dusverre zoo zorgvuldig mogelijk
geheim gehouden herinnering van de over
ledenen en kwamen later zelfs maar ge
deeltelijk ter kennis'van de nabestaanden.
Hoe smartelijk het ook is, om deze aan
de openbaarheid prijs te geven, toch moet
het geschieden, om de onwaarheid en de
laster te ontzenuwen, die zelfs voor de hei
ligheid van den dood, haar treurig werk
niet kon bedwingen en ook om de schijn te
gen te gaan, dat de waarheid om de een of
andere reden verborgen zou moeten blijven.
Zoo zij het dan toegestaan de waarheid be
kend te maken, niet alleen om de levenden
recht te doen geschieden, maar ook om de
schuld van de dooden niet grooter te doen
schijnen dan zij in werkelijkheid was".
Na deze inleiding begint barones Vetséra
direct met het weergeven van de gebeur
tenissen en wel in de volgende woorden:
„De ontvoering van de zeventien
jarige barones Mary Vetséra uit het
huis harer Moeder, geschiedde enkele
dagen voor het verschrikkelijk gebeu
ren op Mayerling. Tot aan het begin
van deze gebeurtenissen had de baro
nes er geen flauw vermoeden van, dat
haar dochter op eenigerlei wijze in
contact met den kroonprins stond".
Voor wij verder gaan met de memoires
van barones Helena Vetséra, zou ik graag
nog eenige woorden zeggen; beter gezegd
een kort beeld van de schrijfster willen
geven. Zij stond bij het hof en in de
aristocratische kringen van de oude kei-
zersstad, ook vóór het drama van Mayer
ling, niet zoo bijzonder goed aangeschreven.
Zij ontving weliswaar geregeld, maar moest
den invloed -van haar relaties, in het bij
zonder van de heeren, inroepen om uitnoo-
digingen te krijgen voor de hofbals, waar
hen steun verleend waar hij kon. Spr. be
sluit met den hr. Ovinge het beste in z\jn
nieuwen werkring te wenschen. (Applaus).
De hr Ovinge betuigde zijn dank
voor deze woorden. Ook hij is met veel
genoegen in Zeeland werkzaam geweest.
Vooral ook de B V.G. heeft hij leeren
waardeeren en hij eindigt met zijn beste
wenschen voor allen en in het bijzonder
voor den B.V.G.
De hr Dorst hierna het woord ver
krijgende, wijst op den achterlijken toe
stand in Zeeland op het gebied van ruil
verkaveling. Er zou op dit gebied zooveel
te doen zijn. De geweldige versnippering
is zeer nadeelig in alle opzichten. Spr. be
veelt dit onderwerp in de aandacht der
jonge boeren en eventueel ter behande
ling op een volgende vergadering aan
Zeeuwsche geschiedenis.
Hierna sprak ir. Royackers over „een en
ander over de Zeeuwsche geschiedenis". Spr.
roemde het 'archief te Middelburg, dat over
de Zeeuwsche geschiedenis meer gegevens
bevat, dan eenig ander provinciaal archief
over de eigen provinciale geschiedenis. Wat
men van Zeeland weet, gaat ver terug, tot
vóór de christelijke jaartelling. Spr. begint
echter met de geschreven Romeinsche ge
schiedenis, waaruit o.a. blijkt, dat Julius
Caezar met de bewoners dezer moerass ge
streken nogal wat last had. Op den duur
drukten de Germanen de Romeinen van
deze buitenposten terug. De Germanen,
schaapherders, voelden echter niet zooveel
voor deze streken en zoo verschenen hier
zelfs de Friezen, onder koning Radboud.
Daarna kwamen de Franken, waren er vas-
nederzettingen, en in dien tjjd kregen we
de vorming van de duinen, die omstreeks
400 ontstonden. Dan volgt de inval der
Noormannen. Hiermede komt spr. ook aan
het vraagstuk der vluchtheuvels, wat het,
volgens spr., ongetwijfeld niet geweest zijn.
Hoogstwaarschijnlijk zijn het strategische
heuvels geweest, waarmede men, als voor
posten, de vaste nederzettingen beschermde.
Spr. zet dan uiteen, hoe de Noormannen
bij hun herhaalde invallen, alles wat opge
bouwd was, verwoestten. Men noemt voor
de inpolderingen 1200, uiterst 1100, doch
ongetwijfeld gaan ze veel verder terug. Ze
waren minder sterk en werden bestookt door
het water, dat in bepaalde tijden zeer grim
mig was. Men kreeg vervolgens den tijd
der edelen, de komst der monniken, die bij
de bedijking een zeer werkzaam aandeel
hadden. Daarna volgden weer de twisten,
tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen, in
welken tijd de waterkeeringen weer ver
waarloosd werden en groote stukken land
verloren gingen, die niet meer herwonnen
konden worden. Met de gouden eeuw kwam
er weer geld voor inpoldering. De huidige
vormen ontstaan en het is opmerkelijk, dat
van den ouderdom der dijken ook ue kwali
teit van den grond afhankelijk is. Als symp
toom noemt spr. het kali-verbruik der oude
re polders, en het koolzure-kalk gebrek.
Spr. zet echter uiteen, dat dit laatste ge
brek niet noodwendig samen gaat met het
kaligebrek. Merkwaardig is, dat, wegens
kaligebrek, hier de opbrengst nooit meer
daalt dan 30 pet. In Limburg wordt dit 100
en meer procent. Dit komt doordat hier
nog wel kali is, maar, door de temperatuur,
niet geheel beschikbaar voor dadelijk ge
bruik. Men moet dus allereerst zorgen voor
aanvulling der koolzure kalk, want grond
zonder koolzure kalk is als een mensch zon
der hoofd en daarnaast voor aanvulling der
kali.
Nadat de spreker hierna nog eenige vra
gen en opmerkingen had beantwoord, volg
de sluiting met een woord van bijzonderen
dank aan den'spreker.
gewoonlijk eenige honderden menschen uit-
genoodigd werden. Barones Vetséra stamde
uit een familie van Griekschen of Armeen-
schen oorsprong. Haar vader heette The-
mistokles Baltazzi. Zij doken op denzelfden
dag in Weenen op, toen keizer Frans Jozef
Elisabeth naar het altaar voerde: Op den
28sten April 1854. Aan het hoofd van de
Levantijnsche deputatie, die het keizerlijk
paar waardevole geschenken bracht stond
Themistokles Baltazzi. Hij was bankier en
had twee zonen en drie dochters. Een van
zijn zonen kwam om het leven bij den brand
in het Ringtheater. De schoonheid van de
jonge Helena baarde overal opzien. De rijke
vader zocht een armen, maar aristocrati-
schen echtgenoot voor zijn dochter: in
Constantinopel huwde zij den Oostenrjjk-
schen diplomaat, baron Vetséra, van Hon-
gaarsche afkomst, wiens kroontje de aan
gewezen manier scheen, om met behulp
van geldbuidels der Baltazzi's de deuren der
uitgaande wereld te openen.
De baron werd waarschijnlijk wel op
aandringen van Baltazzi naar Weenen
overgeplaatst en ook Baltazzi verhuisde
naar de oude keizersstad, waarschijnlijk
minder om zich aan den glans van het Hof
te warmen, dan dat hij het beter dacht voor
zijn zaken. Hoewel het niet tot mijn repor
tage behoort, wil ik als curiositeit toch even
vermelden, dat Baltazzi tot de prominenten
van de Oostenrijksche Bank behoorde en de
Maria-Theresiathalers met scheepsladingen
naar Abessinië vervoerde.
(Wordt vervolgd).