KRONIEK van den DA«L ZEELAND. LANDBOUW. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCULE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 22 FEBRUARI 1939. No. 45 MIDDELBURG. VUBSINGEN. ZUSD-BEVELAND. Geen animo voor lucht bescherming. 20 stuks 25 ds DE TRAGEDIE VAN MAYERLING De voorgenomen Britsch-Duitsche onderhandelingen en de Engelsche bewapening. De volgende maand zullen te Berlijn be- sprekingen' 'beginnen tusschen een Engel sche en een Duitsche delegatie van in- dustrleèlen en economische deskundigen met het doel het handelsverkeer tusschen Groot-Brittannië en het Derde Rijk uit te breiden. Aanvankelijk lag het niet in de be doeling, om aan deze onderhandelingen een of ander officieel karakter te geven. Ze zouden strikt particulier zijn, dus moeten uitloopen op afspraken -tusschen particu liere groepen uit het bedrijfsleven van bei de landen, zonder dat de regeeringen er gjjch 'openlijk mee zouden bemoeien. De vo rige week heeft de Engelsche regeering echter besloten, om den minister van econo mische zaken Oliver Stanley en den minis ter voor den overzeeschen handel Hudson met de Britsche delegatie naar Berlijn te laten gaan. Deze beide ministers zullen dan, naast de particuliere besprekingen, onder handelen met hun Duitsche collega's. De economische adviseur van het Britsche mi nisterie van buitenlandsche zaken, Ashton Gwatkin bevindt zich reeds in de Duitsche hoofdstad, om de officieele pourparlers voor te bereiden. Hoewel de economische aangelegenheden bij dit alles dus op den voorgrond staan, heeft de zaak toch ook wel degelijk een be langrijk politiek aspect. Men moet het zoo zien, dat de Engelsche regeering door mid del van een verbetering der economische betrekkingen een evenredige verbetering der politieke hoopt te kunnen bewerkstelli gen. Deze hoop is allerminst ongegrond. Een groot deel van de politieke narigheid, waaronder Europa gebukt gaat, vindt haar oorsprong in economische moeilijkheden. Zuiver politieke vraagstukken bestaan er in het huidige tijdsgewricht nauwelijks meer. Zelfs de extréme ideologieën, welke zooveel internationale verdeeldheid in de wereld brachten, kunnen ontdaan van hun „psychische complexen" vrijwel alle tot economische factoren herleid worden. Indien het daarom zou gelukken, r e e 1 e economische verbeteringen tot stand te brengen, zouden de politieke spanningen automatisch afnemen. De nadruk moet hier bij uiteraard op „reëel" vallen. Er zijn ook schijnbare verbeteringen denkbaar, waar aan men in politicis niets zou hebben. Het Engelsche kabinet heeft zonder den minstens twijfel tot de missie van Stanley en Hudson naar Berlijn besloten op grond van dezen gedaehtengang. Sinds geruimen tijd woedt er reeds een handelsoorlogje tus schen Duitschland en Engeland, waarvan het voornaamste operatie-terrein door de landen van den Balkan wordt gevormd. In zijn jongste redevoering heeft Hitier daar op, gelijk men zich zal herinneren, gezin speeld. Hij dreigde met scherpe maatrege len, als er aan de Engelsche „tegenwer king" van Duitschland's buitenlandsehen handel geen einde zou komen. Op haar beurt heeft de Engelsche regeering daaren tegen met het nemen van maatregelen te gen het stelsel der Duitsche uitvoerpre- mies, welke voor Groot-Brittannië op een oneerlijke concurrentie zouden neerkomen, geschermd. Blijkbaar is men naderhand te Londen gaan inzien, dat men beter zou kunnen probeeren om langs den weg van minnelijk overleg een oplossing te vinden. Zulks niet, omdat men economisch te zwak zou zijn integendeel! maar omdat men de politieke gevolgen ducht. Een eco nomisch in het nauw gedreven Duitsch land kan niet anders dan een groot gevaar 'voor den vrede opleveren. Te Berlijn wordt het Engelsche initiatief gewaardeerd, maar men verheelt er zich niet, dat aan de onderhandelingen haken en oogen vast kunnen zitten. Vermoedelijk spruit deze reserve voort uit het gevoel van onbehagen, dat zich van de Duitsche regee ring moet hebben meester gemaakt, toen verleden week te Londen de ontzaglijke cij fers werden gepubliceerd, welke aangeven op welke wijze Engeland zijn bewapening op het peil wil brengen, dat een waarborg voor zijn veiligheid belooft. Daar kan het Derde Rijk, dat economisch en financieel zwak staat niet tegen op. Uit allerhande verschijnselen is de laatste weken geble ken, dat men in Duitschland zoo ongeveer aan het eind van zijn bewapeningslatijn is gekomen, dat verdere versnelde uit breiding dus niet mogelijk is. Precies op dit moment nu komt Engeland maar even tjes met een verdubbeling van zijn krachtsinspanning voor den dag. Veel verdrietelijker kan het nauwelijks voor de nationaal-socialistische regeering. En wel licht vermoedt zij bovendien, dat de Engel sche regeering aan een bewustzijn van macht, dat uiteraard uit het zoo duidelijk aan den dag getreden overwicht van uit houdingsvermogen moet voortvloeien, haar besluit tot het aanknoopen der economische onderhandelingen paarde. Te Londen is den laatsten tijd immers herhaaldelijk betoogd, dat de Engelsche bewapening beschouwd diende te worden als een instrument, om respect in te boezemen aan degenen, die „door middel van geweld de wereld zouden willen overheerschen", ook en vooral bij het aanknoopen van onderhandelingen met diegenen. Die woorden moeten dë Duit- schers in den zin zijn gekomen, toen de En gelsche regeering liet meedeelen, dat de ministers Stanley en Hudson binnenkort naar Berlijn zullen komen. Ze zullen er an ders bewust van Engeland's macht verschijnen dan Chamberlain verleden jaar te München. ERFPA CHTSUITGIFTE GEMEENTE GROND. Op 30 Juli 1938 eindigde de huur van 185 m2 grond aan de Loskaai, op 31 Augs. 1938 die van 4000 m2 watervlakte tusschen de Langeviele-binnenbrug en de Noordstraat, op 30 September 1938 het erfpachtsrecht van 1120 m2 gemeente-grond aan het Seis- bolwerk. Van genoemde gronden en watervlakten was de N.V. Houthandel v.h. G. Alberts Lzn. en Co. huurster en erfpachster. Van de zijde van B. en W. is tijdig tevoren en bij herhaling de aandacht der vennootschap gevestigd op den naderenden afloop van de desbetreffende overeenkomsten. Langdurige afwezigheid van den directeur, welke za ken als deze voor de vennootschap pleegt te behandelen, en een zich niet vereenigen door de vennootschap met de bepalingen en voorwaarden, onder welke, naar de gedach ten van B. en W. voortzetting van de huren en erfpacht zou moeten plaats hebben, werden oorzaak van zeer belangrijke ver traging. Tenslotte gaf de N.V. bij schrijven van 7 Januari 1939 te kennen de huur van den grond aan de Loskade te willen beëin digen, de erfpacht van den grond aan het Seisbolwerk en de huur van de watervlakte voor 5 jaren onder gelijke voorwaarden als de geldende verlangd te willen zien. Zij verzocht tevens een onderhoud omtrent de door haar verschuldigde huurprijzen voor terreinen aan de Loskade. Bij dat onder houd is de wensch der N.V. naar voren ge komen om eerlang al hare huren en erf pachten samen te brengen in één algemeene overeenkomst. Namens B. en W. werd die wensch aanvaard, doch daartegenover het verlangen uitgedrukt, dat de vennootschap zich zou vereenigen met een voortzetting der genoemde verhuringen en erfpacht tot 1 October 1939, onder de voorwaarden en bepalingen der laatste overeenkomsten. Op die basis werd overeenstemming bereikt, en stellen B. en W. thans voor alleen te be sluiten tot verlenging van huur en erfpacht onder de bestaande voorwaarden. Voorschotten aan Bijzondere Scholen voor 1939. Krachtens de L.O.-wet 1920 hebben de besturen der bijzondere scholen voor ge woon- en voor uitgebreid lager onderwijs recht op een voorschot op de hen toeko mende vergoeding voor exploitatiekosten en voor vakonderwijs. Alle besturen verzoe ken hen de maximum-voorschotten te verleenen, doch die der bijzondere scholen voor gewoon l.o. nemen voor de vergoe ding voor vakonderwijs genoegen met een maximumbedrag van 280 per school. Ingevolge een en ander stellen B. en W voor aan de Vereeniging „De Chr. Bur gerschool" voor haar uloschool en haar l.o. school beide aan de Singelstraat, resp toe te kennen 1797,24 en 280; aan de Vereeniging voor Geref. Onderwijs voor haar uloschool aan de Nieuwe Haven 1674,59 en voor de I o. scholen Heeren gracht en Gravenstraat ieder 280; aan de besturen der Ned. Herv. school aan den Zuidsingel, der R.K. school aan den Wal én de Ver. tot het verstrekken van 1 o. op Ger. grondslag voor de school aan de Verwerijstraat ieder 280. UITBREIDING „DE SCHELDE". Door de N.V. Kon. Maatsch. „De Schel de" is aan B. en W. het verzoek gericht om haar vergunning te verleenen tot het uit breiden vah de machinefabriek, gelegen op haar fabrieksterrein en grenzende aan de Aagje Dekenstraat. Dit gebouw zal een hoogte verkrijgen van 17 m. Volgens de bouwverordening der gemeente Vlissingen mag een gebouw gaande door de gevelrooi lijn niet hooger worden opgetrokken dan van den afstand van de tegenover gele gen voorgevelrooilijn, terwijl de hoogte niet meer dan 15 m mag bedragen. Van deze bepaling kan echter door B. en W. ingevolge artikel 27, 10° lid dezer ver ordening onder meer voor fabrieken onthef fing worden verleend. Dit stellen B. en W. den raad voor. ACTIE VOOR KINDERTOELAGE. De Commissie voor samenwerking voor actie voor kindertoelage, ingesteld door de Algem. R. K. Ambtenarenvereeniging, den Alg. Ned. Chr. Ambtenarenbond, den Bond van Chr. Politieambtenaren in Nederland, den Ned. R. K. Politiebond St. Michaël, den Ned. R. K. Bond van Overheidspersoneel St. Paulus en den Ned. Chr. Bond van Personeel in Publieken dienst, heeft aan den Gemeenteraad een adres gezonden met het verzoek, dat aan het personeel in vas ten en tjjdeljjken gemeentedienst kindertoe lage zal worden toegekend, overeenkomstig de volgende regelen: a. voor deze toelage komen in aanmer king, de wettige, gewettigde en pleegkin deren van elk lid van het genoemde perso neel; b. de toelage zal worden toegekend, be ginnende met het derde kind; c. als leeftijdsgrens zal de leeftijd van 18 jaar worden vastgesteld; d. de toelage zal bedragen 3 van de jaarwedde met een minimum van 60 en een maximum van 216 voor ieder in aan merking komend kind; e. door een overgangsmaatregel zal wor den voorkomen dat door verandering in het systeem der kinderbijslagregeling eenig rechthebbende in zijn belangen wordt ge schaad. De werkloosheid. Het aantal werkzoekenden in onze ge meente daalde deze week van 448 tot 433 personen. Daarvan werden er 118 in de werkverschaffing geplaatst, waarvan 28 in de plantsoenen. HANSWEERD. Maandagavond had al hier in de zaal van den heer De Boes een vergadering plaats van de Vereeniging voor Luchtbescherming. De opkomst was zeer gering, slechts een tiental personen had aan den oproep gehoor gegeven. Na behandeling van de ingekomen stukken kwam de bestuursverkiezing aan de orde. De voorzitter deelde mede dat het bestuur in zijn geheel ontslag had ingediend, om dat het overtuigd was niets te hebben kunnen doen en ook niet in staat was om iets te doen, gezien de zeer geringe me dewerking van hoogerhand. Ter vergade ring was niemand aanwezig die bereid bleek een bestuursfunctie te aanvaarden, waarna het tegenwoordig bestuur toch noch nog genegen was voorloopig aan te bljjven met uitzondering van den (heer P. Hoevens, voor wien geen ander werd gevonden. Van de bestuurstafel werd nog voorgesteld de plaatselijke vereeniging om te zetten in een gewestelijke. Dit plan on dervond echter geen ondersteuning, waar na de vergadering werd gesloten. OUDELANDE. Maandagavond vergader de de afdeeling Oudelande van het Groe ne Kruis, onder voorzitterschap van den heer C. Douw. Aanwezig slechts 25 leden. Ingekomen was de Koninklijke goedkeu ring op de statutenwijziging. De inkom sten over 1938 bedroegen met inbegrip van 210 batig saldo 1937 in totaal 483 en de uitgaven 317, alzoo goed slot van 165. Medegedeeld werd o.a. dat het be stuur bezig is om een eigen bergplaats vooi de materialen aan te schaffen. BOND VAN OUD-LEERLINGEN DER LAND- EN TUINBOUWCURSUSSEN. Hieronder volgt in aansluiting op het gisteren gepubliceerde, het verdere ver' slag van de vergaderingen - die gistermor gen en middag door den B. V. G. in de „Prins van Oranje" te Goes, gehouden werden. De heer I. D. L u t e jj n te Zuidzan- de deelt het een en ander mede over een gevolgde cursus aan de volkshoogeschool te Bakkeveen, waar zoowel practiseh werk werd verricht als studie werd gemaakt van verschillende vraagstukken. Spr. be val het deelnemen aan deze cursussen aan Bij de rondvraag wordt medegedeeld, dat de zomer-vergadering waarschijnlijk in Walcheren zal worden gehouden. Ook wordt aangetoond het groote nut der bedrijfsstudiegroepen en opgewekt als IK daartoe toe te treden. Groote en kleine boeren moeten hier meewerken. Tevens komt in bespreking de verhou ding tot de Vereen, van oud-leerlingen der Rijks Landbouw Winterschool. Opge merkt wordt, dat samensmelting wel het beste zou zijn, maar, mocht dit niet moge lijk zijn, dan is tocl) zeker nauwere sa menwerking gewenscht. Gevraagd wordt of de B. V. G. er niet toe kan meewerken, dat het aantal Zeeu wen in de Wieringermeer wat grooter wordt. In overweging wordt gegeven meer te solliciteeren. Maar het volgen van eén cursus of R. L. W. S. is noodig. Hierna wordt gepauzeerd. Midagvergadering. Bjj de heropening sprak de V o o r z een speciaal woord van welkom tot den hr ir. Dorst, secr. der Z.L.M. en de beide sprekers, de hrn ir. A. Ovinge, rijkstuin- bouwconsulent en ir. G. Royackers, land bouwkundige te Breda. Geen reden voor het gebruik van samengestelde meststoffen. De hr Ovinge begon met er op te wijzen, dat de samengestelde meststof fen steeds meer gebruikt worden en daar mede de vraag gerezen is of ze te verkie zen zijn boven enkelvoudige. Spr. besprak vaneen zestal de samenstelling, doch een 50 a 60 soorten zijn aan de markt. De landbouw zelf dringt er echter toe, om de groote verscheidenheid in de behoefte der gewassen. Ook het bodemverschil speelt een rol, de samenstelling van den grond voor- en nagewas. Zoo komt men er toe een groote verscheidenheid meststoffen te fabriceeren, die zooveel mogelijk aan de bijzondere eischen van gewas .en grond \olaoen. Doch daarmede is men er nog niet, naar de praktijk bewijst, en zal steun met één of andere enkelvoudige meststof vaak nog noodig zijn. Spr. noemt dan eenige voordeelen der samengestelde mest stoffen, als een mooie korrel. Men zegt ook wel, de plant vindt alles bij elkaar in één korrel, hoeft niet verder te zoeken naar kali of stikstof. Men heeft minder noodig. Geringere vrachtkosten. Nadeel is echter de groote moeilijkheid, om precies te kiezen wat men voor een speciaal ge was noodig heeft Men moet vaak toch bij vullen. Of de grond heeft aan één der stoffen geen behoefte. Ook heeft hetzelf de gewas niet altijd dezelfde behoefte en men komt er licht toe om te redeneeren ik houd die meststof voor de tarwe, die voor de aardappelen, enz. Nog grooter be zwaar is de prijs en om daarover heen te stappen zouden de resultaten ook in ver houding beter moeten zijn. Spr. komt dan tot de genomen proeven in de praktijk. In 1938 zijn een vijftigtal proefvelden ei mede behandeld. In Groningen verkreeg men geen. meer opbrengst; in Friesland: geen verschil of minder opbrengst; in Utrecht minder opbrengst. Gelderland: zeven voor de enkelvoudige, 2 voor de samengestelde, 8 geen verschil. Zuid-Hol land geen verschil. Zeeland, volkomen ge lijk. Spr. concludeert, dat er voor de land bouw dus geen enkele reden is om over te gaan tot de samengestelde meststoffen En spr. gelooft ook niet, dat de hande1 er zoo graag op zal zijn om een heele lijst samengestelde meststoffen er op na te houden met daar naast nog eens de enkel voudige. Men kan dus gerust verder gaar met de enkelvoudige, zonder dan achter lijk te zijn. Nadat ir. Ovinge nog eenige vragen be handeld had bracht de V o o r z. hem dank voor zijn leerzame voordracht. Ver volgens drukte spr. zijn spijt uit over he' vertrek van ir. Ovinge. Hij is een vriend der Zeeuwsche boeren geworden en heeft WlNGS American Cigarettes Ook voor U Hoe eerder, hoe beter/ (Ingez. Med.) Uit de memoires van de móéder van Maria Vetséra, over den liefdesroman van Kroonprins Rudolf. 4). In het sigarenkistje lagen vele vergeelde akten en fotografieën in witte passepar touts. De graaf zette het kistje op een klein tafeltje om gemakkelijker te kunnen zoe ken. Buiten begon het te schemeren. De ka mer was half donker. Bij verschillende foto's moest hij eerst zijn bril afvegenja, als men zich in oude herinneringen verdiept, worden de oogen wel eens vochtig en dan moest de oude heer even zijn bril schoonmaken Plotseling viel een klein boekje op liet tapijt. Ik bukte mij om het op te rapen. Zijn Excellentie greep er haastig naar, zoo haas tig, dat zijn bedoeling duidelijk was: hij wilde niet, dat ik het boekje zou zien. Doch terwijl ik hem het boekje overreikte, viel mijn oog onwillekeurig op het titelblad en ik las: „Gedenkschriftals manu script gedruktuitgegeven door barones Helena Vetséra En plotseling ist ik, dat mij een ongeloof lijke schat in handen was gevallen, terwijl mij in hetzelfde oogenblik duidelijk werd, dat dit eenige exemplaar van de memoires van Helena Vetséra op dezelfde wijze in het geheime archief van de Weenschë politie verzeild was geraakt als de gemeenschappe lijke foto van mevrouw Schratt en den keizer. Ja waarschijnlijk, was zij eveneens op de zelfde wjjze in het bezit van den graaf ge komen -Zonder ook maar een seconde te geloo- ven, dat hij mijn verzoek zou inwilligen, waagde ik toch de volgende vraag: „Excellentie, zou ik dit boekje korten tijd van U te leen mogen hebben?" „Waarvoor heeft U het noodig?" wilde hij weten en ik bekende hem: „Ik zou het willen bewerken en dan pu- bliceeren De graaf keek mij een oogenblik door dringend aan, zijn handen sidderden mis schien wat erger dan tevoren, maar toch dacht hij maar een oogenblik na, voor hij mij antwoordde: „Goed. Doet u ermee wat u wilt. Iemand anders zou ik het nooit toevertrouwen, maar van U weet ik, dat U den inhoud niet vervalschen zult Zoo kreeg ik, behalve de bewuste foto, ook nog de memoires van Helena Vetséra. Het toeval had mij daarbij geholpen. Het toeval, de eenige vertrouwde vrend van den verslaggever. De dood kent geen geheimen. Reeds de eerste aangrijpende zinnen van het gedenkschrift van Helena Vetséra klin ken als een roman. De inleiding neemt bijna twee bladzijden van het kleine boekje in beslag, doch hoort evenzeer bij de chrono logische volgorde der gebeurtenissen. De veertig bladzijden van het voorwoord geven een antwoord op de vraag, waarom de Moe der aanvankelijk twee jaar lang gezwegen heeft en er eindelijk toch toe overgegaan is, het boekje, dat bijna een aanklacht is, te schrijven. In de achtentachtig bladzijden van het boekje, spreekt de moeder voortdurend in den derden persoon over zichzelf, overeen komstig den toen gebruikelijken stijl. Zelfs in den wereldoorlog verwekte het nog een bevige consternatie als de oorlogscorrespon denten hun verslagen in den eersten per soon schreven. Over haar dochter schrijft zij als Barones Mary Vetséra. Zijzelve heet. „De vertwijfelde Moeder". De inleiding van het boekje luidt woorde- delijk als volgt: „Onder den eersten aangrijpenden indruk van de catastrophe van Mayerling, is het hun, die daarbij het dichtst betrokken zijn geweest, onmogelijk gemaakt, de waarheid bekend te maken. De ontzettende gebeurte nis trof iedereen volkomen onverwacht. De eerste berichten maakten een verpletteren den indruk. Hoewél niemand met zekerheid wist wat er precies gebeurd was en hoe het gebeurd was. Toen kort daarna de las ter het hoofd begon op te steken en zelfs merkbaar werd in openbare geschriften en kranten, verbood de eerbied voor de smart der nabestaanden, dezen laster den kop in te drukken en zichzelf te rechtvaardigen. Dit kon niet eerder geschieden, dan nadat de eerste vertwijfelde rouw om de dooden voorbij was. Nu deze voorbij is, zou het een plichtsverzuim, zoowel tegenover de doo den, als tegenover de levenden zijn, om de waarheid geen recht te laten wedervaren en de geruchten, die deze tragedie tenge volge heeft gehad, met tegen te spreken. De gebeurtenissen, die in het slot Mayerling zoo'n verschrikkelijk einde vonden, waren een tot dusverre zoo zorgvuldig mogelijk geheim gehouden herinnering van de over ledenen en kwamen later zelfs maar ge deeltelijk ter kennis'van de nabestaanden. Hoe smartelijk het ook is, om deze aan de openbaarheid prijs te geven, toch moet het geschieden, om de onwaarheid en de laster te ontzenuwen, die zelfs voor de hei ligheid van den dood, haar treurig werk niet kon bedwingen en ook om de schijn te gen te gaan, dat de waarheid om de een of andere reden verborgen zou moeten blijven. Zoo zij het dan toegestaan de waarheid be kend te maken, niet alleen om de levenden recht te doen geschieden, maar ook om de schuld van de dooden niet grooter te doen schijnen dan zij in werkelijkheid was". Na deze inleiding begint barones Vetséra direct met het weergeven van de gebeur tenissen en wel in de volgende woorden: „De ontvoering van de zeventien jarige barones Mary Vetséra uit het huis harer Moeder, geschiedde enkele dagen voor het verschrikkelijk gebeu ren op Mayerling. Tot aan het begin van deze gebeurtenissen had de baro nes er geen flauw vermoeden van, dat haar dochter op eenigerlei wijze in contact met den kroonprins stond". Voor wij verder gaan met de memoires van barones Helena Vetséra, zou ik graag nog eenige woorden zeggen; beter gezegd een kort beeld van de schrijfster willen geven. Zij stond bij het hof en in de aristocratische kringen van de oude kei- zersstad, ook vóór het drama van Mayer ling, niet zoo bijzonder goed aangeschreven. Zij ontving weliswaar geregeld, maar moest den invloed -van haar relaties, in het bij zonder van de heeren, inroepen om uitnoo- digingen te krijgen voor de hofbals, waar hen steun verleend waar hij kon. Spr. be sluit met den hr. Ovinge het beste in z\jn nieuwen werkring te wenschen. (Applaus). De hr Ovinge betuigde zijn dank voor deze woorden. Ook hij is met veel genoegen in Zeeland werkzaam geweest. Vooral ook de B V.G. heeft hij leeren waardeeren en hij eindigt met zijn beste wenschen voor allen en in het bijzonder voor den B.V.G. De hr Dorst hierna het woord ver krijgende, wijst op den achterlijken toe stand in Zeeland op het gebied van ruil verkaveling. Er zou op dit gebied zooveel te doen zijn. De geweldige versnippering is zeer nadeelig in alle opzichten. Spr. be veelt dit onderwerp in de aandacht der jonge boeren en eventueel ter behande ling op een volgende vergadering aan Zeeuwsche geschiedenis. Hierna sprak ir. Royackers over „een en ander over de Zeeuwsche geschiedenis". Spr. roemde het 'archief te Middelburg, dat over de Zeeuwsche geschiedenis meer gegevens bevat, dan eenig ander provinciaal archief over de eigen provinciale geschiedenis. Wat men van Zeeland weet, gaat ver terug, tot vóór de christelijke jaartelling. Spr. begint echter met de geschreven Romeinsche ge schiedenis, waaruit o.a. blijkt, dat Julius Caezar met de bewoners dezer moerass ge streken nogal wat last had. Op den duur drukten de Germanen de Romeinen van deze buitenposten terug. De Germanen, schaapherders, voelden echter niet zooveel voor deze streken en zoo verschenen hier zelfs de Friezen, onder koning Radboud. Daarna kwamen de Franken, waren er vas- nederzettingen, en in dien tjjd kregen we de vorming van de duinen, die omstreeks 400 ontstonden. Dan volgt de inval der Noormannen. Hiermede komt spr. ook aan het vraagstuk der vluchtheuvels, wat het, volgens spr., ongetwijfeld niet geweest zijn. Hoogstwaarschijnlijk zijn het strategische heuvels geweest, waarmede men, als voor posten, de vaste nederzettingen beschermde. Spr. zet dan uiteen, hoe de Noormannen bij hun herhaalde invallen, alles wat opge bouwd was, verwoestten. Men noemt voor de inpolderingen 1200, uiterst 1100, doch ongetwijfeld gaan ze veel verder terug. Ze waren minder sterk en werden bestookt door het water, dat in bepaalde tijden zeer grim mig was. Men kreeg vervolgens den tijd der edelen, de komst der monniken, die bij de bedijking een zeer werkzaam aandeel hadden. Daarna volgden weer de twisten, tusschen Hoekschen en Kabeljauwschen, in welken tijd de waterkeeringen weer ver waarloosd werden en groote stukken land verloren gingen, die niet meer herwonnen konden worden. Met de gouden eeuw kwam er weer geld voor inpoldering. De huidige vormen ontstaan en het is opmerkelijk, dat van den ouderdom der dijken ook ue kwali teit van den grond afhankelijk is. Als symp toom noemt spr. het kali-verbruik der oude re polders, en het koolzure-kalk gebrek. Spr. zet echter uiteen, dat dit laatste ge brek niet noodwendig samen gaat met het kaligebrek. Merkwaardig is, dat, wegens kaligebrek, hier de opbrengst nooit meer daalt dan 30 pet. In Limburg wordt dit 100 en meer procent. Dit komt doordat hier nog wel kali is, maar, door de temperatuur, niet geheel beschikbaar voor dadelijk ge bruik. Men moet dus allereerst zorgen voor aanvulling der koolzure kalk, want grond zonder koolzure kalk is als een mensch zon der hoofd en daarnaast voor aanvulling der kali. Nadat de spreker hierna nog eenige vra gen en opmerkingen had beantwoord, volg de sluiting met een woord van bijzonderen dank aan den'spreker. gewoonlijk eenige honderden menschen uit- genoodigd werden. Barones Vetséra stamde uit een familie van Griekschen of Armeen- schen oorsprong. Haar vader heette The- mistokles Baltazzi. Zij doken op denzelfden dag in Weenen op, toen keizer Frans Jozef Elisabeth naar het altaar voerde: Op den 28sten April 1854. Aan het hoofd van de Levantijnsche deputatie, die het keizerlijk paar waardevole geschenken bracht stond Themistokles Baltazzi. Hij was bankier en had twee zonen en drie dochters. Een van zijn zonen kwam om het leven bij den brand in het Ringtheater. De schoonheid van de jonge Helena baarde overal opzien. De rijke vader zocht een armen, maar aristocrati- schen echtgenoot voor zijn dochter: in Constantinopel huwde zij den Oostenrjjk- schen diplomaat, baron Vetséra, van Hon- gaarsche afkomst, wiens kroontje de aan gewezen manier scheen, om met behulp van geldbuidels der Baltazzi's de deuren der uitgaande wereld te openen. De baron werd waarschijnlijk wel op aandringen van Baltazzi naar Weenen overgeplaatst en ook Baltazzi verhuisde naar de oude keizersstad, waarschijnlijk minder om zich aan den glans van het Hof te warmen, dan dat hij het beter dacht voor zijn zaken. Hoewel het niet tot mijn repor tage behoort, wil ik als curiositeit toch even vermelden, dat Baltazzi tot de prominenten van de Oostenrijksche Bank behoorde en de Maria-Theresiathalers met scheepsladingen naar Abessinië vervoerde. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5