VOOR DE JEUGD. Wat Oom Hans vertelde KRUISWOORDRAADSEL r Een stokpaardje Mensen achter tralies - dieren vrij. Muziek en wiskunde 45. 14—9 50—22 46. 27—21 26x17 47. 9—3 dam 22—50 48. 3—20 18—23 49 209! De zwarte korte vleu gelstukken worden nu tegengehouden 49. 23—29 Dreigt 50—33. 50. 9—4 50—33 51. 32—27 33x22 52. 4x27 12—18 Wit heeft de dam afgenomen, doch zal in remise moeten berusten. 53. 27x13 29—33 54. 13—30 33—38 55. 30—48 17—22 56. 25—20 22—27 Remise. Deze fraaie partij geeft een overwicht te zien van onzen landgenoot, hetgeen even wel niet -voldoende bleek om te winnen. Raichenbach, die met tijdnoot te kampen had, verdedigde als altijd subliem en wist zijn verspreide stelling op logische manier op te bouwen, waarbij zijn bijzonder positie- gevoel zeer zeker een woordje meesprak. Eén prachtpartij, die wij ter nadere be- stüdeering van harte aanbevelen. o Oplossing probleem Kleen. Dit probleem werd door ons overgenomen uit „Het Damspel in zijn aantrekkeljjksten vorm" ter introductie van dit damwerk bij onze lezers. In den stand: Zwart 12 schij ven op 2, 4, 7—10, 12, 14, 21, 25, 31 en 37; Wit 14 schijven op 13, 19, 22—24, 28, 30, 33, 34, 38, 39, 44, 45 en 47 wordt op fraai ver borgen wijze als volgt winst verkregen: 34—29 25x32 (meerslag); 44—39! 9x27; 19—13 8 x 3028—2227 X1847—42 37 X 48 33—28!! 48x34; 28x8 (meerslag) 2x13; 23x1 dam (meersl.) 34x18 en 1x9. Schit terend! Niet minder dan 9 zetten diep en bovendien een uiterst vernuftige construc tie, waarbij geen enkele figurant optreedt. Goede oplossingen ontvangen van de hee- ren A. C.„ J. v. d. K. en H. M. S., allen te Goes; C. W. v. D. te Kortgene en W. B. te Middelburg. o Een interessant moment. Reeds enkele jaren geleden ontstond in een onzer talrijke partijen, die we met den heer J. P. Geensen te Terneuzen speelden, onderstaanden stand: Zwart: VAN DIXHOORN. 47 48 49 50 Wit: J. P. GEENSEN. Zwart had als laatste zet 913 gespeeld en de schijfwinst lachte wit reeds toe. In den diagramstand liet de heer Geensen zich dan ook verleiden tot den foutzet 2923. Er volgde n.l. 13—18; 23x21 11—16!; 28x17 en 16x49 dam. Deze soort kettingstellingen zijn altijd gevaarlijk, waarin zeer uiteenloo- pende slagdreigingen mogelijk zijn. We ho pen hierop t.z.t. nader terug te komen. - door Iet Hoogers. etteke had een heer lijke reep chocola gekregen van oom Hans. Elke keer als oom op bezoek kwam, bracht hij iets voor haar mee en nuawas het een grote, dikke reep. Hij wist wel, dat Jetteke veel van chocola hield en hij hoefde nu maar naar haar te kijken om te zien, dat hij het goed gedacht had: „Smaakt het, meisje?" vroeg hij lachend. „Nou en of, oom, ik ben dol op chocola", antwoordde ze en likte met haar lange tong over de reep. „En oom, ik kan zelf ook chocolade maken! Soms krijg ik cacao van moeder en dan maak ik er echte chocola van met suiker en water en melk. Zal ik het eens laten zien?" „Goed" zei oom Hans „laat maar eens zien hoe jij chocolade maakt, tenminste, als moeder het goedvindt!" Moeder vond het gelukkig goed en even later stond Jet in haar eigen hoekje in de serre en roerde in een potje, waar ze cacao en suiker in had gedaan. Ze ging op het bankje staan om beter te kunnen roeren en telkens moest oom Hans kijken hoever het was op geschoten. „Nu kan je lekkere chocolademelk ma ken", plaagde hij haar, want ik geloof, dat je nog heel lang moet werken, voor je een echte reep hebt gemaakt. Weet je wel, hoe repen en bonbons in de fabrieken worden gemaakt? Ik ben wel eens in een chocola defabriek geweest en heb daar precies ge zien, hoe het toegaat. Maar geloof maar, dat er heel wat moet gebeuren voor de ca caoboon tot een bonbon is omgewerkt. Heb je dat wel eens gehoord?" Nee, dat had Jetteke nog nooit gehoord en omdat ze van alles wat chocolade is, hield, vroeg ze of oom haar wilde vertel len, hoe al dat lekkers in de fabrieken werd gemaakt. „Al in de 16de eeuw hadden de men sen in Mexico een recept om chocolade te maken, al verschilde dat recept wel een beetje van het recept, dat wij tegenwoor dig gebruiken. Maar het werd toch ook van cacaobonen gemaakt. Dat was het begin van de chocolade, maar ik denk niet, dat jfj van dat soort chocolade zou houden. De mensen schilden de cacaobonen, wre ven ze fijn en mengden ze met allerlei kruiden door elkaar. Dan werd de brei, die zo ontstaan was in een grote pot ge daan, er werd water bij gedaan en zolang geroerd, tot er een dikke schuimlaag op de brei kwam. Deze schuimlaag werd afge schept en in een andere pot gedaan en daarna gedronken. Heb je ook niet trek in een glaasje van die chocola?" „Nee hoor wat lijkt me dat vies! Ik houd meer van onze chocolade. Hoe is die dan ontstaan?" vroeg Jetteke want nu werd ze toch nieuwsgierig, hoe het verder met de chocolade zou aflopen. „Eerst werd de chocolade naar Spanje gebracht en de Spanjaarden deden voor het eerst suiker in de chocolade en daarna werd het over heel Europa verspreid, maar in het begin werd het als een soort drankje beschouwd en kon je het alleen in de apo theken krijgen. Pas ongeveer een eeuw ge leden werd het onder alle mensen bekend en zou jij nu iemand op kunnen noemen, die nog nooit van chocolade heeft gehoord of die nog nooit een stukje chocolade heeft gegeten? De fabriek, die ik gezien heb, was in Duitsland in Teltow. Ik was daar op mijn vacantie en maakte toen kennis met één van de bedrijfsleiders van de fabriek, die me alles heeft laten zien. De cacaobonen worden eerst in een machine helemaal schoongemaakt. Dan worden de bonen ge roost en dat lijkt wel een beetje op het branden van koffiebonen. Daardoor wordt de geur en de smaak verbeterd. Bij dit roosten gaat er veel vocht uit de bonen verloren en daardoor schrompelt de kern in en laat los van de schil. Als de bonen hierna in de breekmachine komen, vallen de schillen meteen van de kleine, inge- schrompelde kernen af. Maar dan zit er nog een harde kiem in de boon, die nu tegelijkertijd in de grote breekmachines achterblijft. Nu moeten de gebroken bonen gemalen worden en dat gebeurt in de driélingma- chines. Hier bij worden de bonen door 3 achter elkaar liggende walsen gedraaid en daarbij helemaal fijn gemalen. Nu komt er een dun vloeibare cacaomassa uit de ma chine. Uit deze cacaomassa wordt chocola de gemaakt, maar ook cacao. Ik had geen tijd om naar beide bereidingen te kijken, of liever gezegd, mijn begeleider had niet zoveel tijd, daarom besloten we om alleen naar de chocoladebereiding te kijken. Met suiker en nog andere ingrediënten, voor melkchocolade wordt er melkpoeder ingedaan, wordt de cacaomassa nu ver mengd. Dat vermengen moet heel goed ge beuren, want ik denk niet, dat je het lek ker zou vinden om allerlei losse stukjes te proeven. Daarna gaat 't door schudmachi nes, die steeds in de rondte draaien en heen en weer schudden, zodat werkelijk alle verschillende bestanddelen over de hele stof verdeeld worden. De walsen waarin dat gebeurt zijn van graniet, dat is een heel hard soort steen, zoals je wel zult we ten. En vanuit die walsen loopt de choco lademassa vanzelf in de verschillende vor men. Die vormen lopen weer over een schudmachine en dansen daarbij vrolijk door elkaar. Als ze zo nog eens helfemaal door elkaar zijn geschud komen ze in een kamer waar ze worden afgekoeld en daar na kan de chocolade uit de vormen wor den genomen. De losse stukken chocolade komen nu in pakmachines en krijgen daar de mooie om hulsel. Per dag maakt die fabriek, die ik bezocht 200.000 stukken chocolade! Lijkt je dat niet heerlijk? Jetteke zat met grote ogen te kijken. Dat had ze toch nooit geweten, dat er zo veel met de cacaobonen moest gebeuren, voor ze chocolareepen worden en dat er zo ongelooflijk veel repen tegelijk werden gemaakt, nee, dat was helemaal iets gewel digs! „Ik heb ook nog even in de bonbonafdee- ling gekeken", ging oom Hans verder. Daar werken ook heel veel mensen. Over een lopende band komen de kleine bon bons aanglijden en worden dan in allerlei verschillende papiertjes gedaan. Het is een erg feestelijk gezicht om al die kleurige chocolaadjes langs te zien glijden. Je kunt je indenken, hoe druk de mensen het in de fabriek hebben, als er een feest op komst is, zoals Sint Nicolaas of Kerstmis. Dan werken de fabrieken op volle kracht. Zou jij het niet leuk vinden, als je eens door een chocoladefabriek mocht lopen en overal, wat je maar wilde, mocht proeven? VOOR ONZE KNUTSELAARS. Ja, dat, was ook wel erg jammer. Jan tje had op zijn derde verjaardag een stok paardje gekregen en nu, twee weken later, was het kapot. Het was heel goed te be grijpen, dat Jan daarom moest huilen. Zijn stokpaard was zijn liefste stuk speelgoed. Hij had vergeten het paard voor hij naar bed ging op te bergen en toen vader in de donkere gang kwam, had hij erop ge trapt. En daar kunnen stokpaarden nu eenmaal niet tegen! Toen Jantje het de volgende dag hoorde begon hij vreselijk te huilen. Het was ook erg zielig voor hem, dat het nieuwe paard direct al kapot was, maar er was niets aan te doen en Jan moest nu maar met iets anders gaan spelen. Toen Paul die middag thuiskwam, ver telde Jantje direct wat er was gebeurd. Hij vroeg of Paul het paard kon maken, maar dat was onmogelijk, want het was he lemaal kapot. „Nee jong, dat gaat niet meer", zei Paul. „Maar ik weet iets an ders. Ik zal een nieuw paard voor je ma ken, vind je dat goed?" Jan keek zijn gro ten broer zo bijgelovig aan, dat deze erom moest lachen. „Vind je dat leuk, Jantje? Dan zal ik er morgenmiddag aan beginnen en ik zal het nog veel mooier maken, dan het vorige". Zo begon Paul de volgende middag aan het nieuwe stokpaardje. Hij had een stevi ge houten plank opgezocht van ongeveer 3 cm dik en 30 bij 30 cm groot. Hierop tekende hij de omtrek van een paardekop en zaagde de kop toen uit. Om de teugels hoefde hij zich nog niet te bekommeren, maar wel zaagde hij een smalle gleuf (d) waar later de stok in moest komen. Toen zocht hij een oude bezemsteel en paste die in de gleuf. De gleuf was nu iets te smal en daarom zaagde Paul er nog een stukje uit. Met hele goede lijm, maakte hij de stok toen aan de kop vast. Maar nu zat de kop nog niet vast genoeg en daarom maakte hij eerst de kanten van de steel gelijk met de zijkanten van de paardekop en spijkerde toen nog twee kleine plankjes (op de tekening zijn ze door stippellijn tjes aangegeven) tegen de kop, zodat de stok nu heel stevig vast kwam te zitten. Daarna boorde hij een gat door de neus van het paard en trok daar de teugels doorheen. Nu begon het werkelijk al een beetje te lijken, maar het echte kunst werk begon eigenlijk pas. Dat was het be schilderen van het paard. Want het moest natuurlijk op een echt paard lijken. Daar om tekende Paul eerst voorzichtig de ver schillende lijnen op de kop en schilderde ze daarna met verf over. Hij liet het nieuwe stokpaard niet aan Jantje zien, voor het helemaal klaar was, maar de volgende dag, toen het paard goed droog was, nam hij het mee naar beneden en gaf het aan Jan. Die kon niets zeggen van verbazing, zo mooi vond hjj het. En dat Paul dat zelf gemaakt had, dat begreep hij helemaal niet. Hij vergat meteen, dat hij eerst een ander paard had, dat kapot was gegaan en reed even later vrolijk door de kamers op dit mooie, nieuwe stokpaard je! OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels der vori ge week zijn: 1. lor, por, dor. 2. Gent, Loo, lip, taai. Politieagent. 3. Alkmaar. 4. Eigen haard is goud waard. RAADSELS. 1. Willemseri had een grote autogarage. Op een dag kwam er een man bij hem, die een vreemde taal sprak. Willem- sen begreep niet, wat de man van hem wilde, maar toen hjj zijn naam kaartje had gezien, begreep hjj het meteen. Weten jullie het ook? Op het naamkaartje stond: Ixat Rueffuach. 2. Het geheel bestaat uit twee delen en een staart. Het is de naam van een zeer bekend schilder. Het eerste deel zit aan elke fiets. Het twede deel ontstaat door vuur. De staart is één enkele medeklinker. 3. Het geheel is een woord van 10 let ters en stelt iemand voor, die schil dert, beeldhouwt enz. 1, 10, 9, 9, 3 krjjgen we water uit. 1, 2, 4, 5 ligt bjj elke zee. 6, 7 is een voegwoord. 1, 8, 10 is een wagen. Jetteke's ogen glansden al bij het idee Stel je voor, dat ze net zoveel bonbons mocht eten, als ze maar wilde! Wat zou dat heerlijk zijn! Die nacht droomde Jetteke van lange banden, waar heel veel bonbons op lagen en ze rolden zo vlug langs haar weg, dat ze er niet één kon grijpen. Ze holde er achteraan, maar het lukte haar niet er een te pakken. De tranen liepen over haar wangen van spijt en ergernis en toen op eensstond de band stil en kon ze net zoveel eten, als ze maar wilde! Hier zien jullie een kruiswoordreedsel, waarvan de woorden allemaal 2 of 3 let ters hebben. Het is dan ook niet erg moei lijk, want het zijn allemaal eenvoudige woorden. Horizontaal. 1. is iets dat goed kan rollen. 2. zit op ieder huis. 5. een ander woord voor: reed 7. een soort slee. 8. een jongensnaam. 10. een soort vis. 11. een lidwoord. 12. heb je nodig om te wassen. 14. een soort groente. 16. een dier, dat vooral veel in Indië voor komt. 18. een jongensnaam. 20. een voegwoord. 21. een meisjesnaam. 22. het eerste woord van veel sprookjes. 25. is in een kast of tafel. 27. een meisjesnaam. 28. is bij bijna iedere buitendeur. Verticaal. 1. een dier met horens. 2. kan je iets in opbergen. 3. doctorstitel. 4. een dier, dat we allemaal kennen. 6. kan de naaister een jurk van maken. 7. een ander woord voor: indien. 9. een dier, dat ook wel eens voor een wagen wordt gespannen. 13. een familielid. 15. schrijven we op op school. 16. een afgekorte meisjesnaam. 17. is erg gezond en eten vooral kleine kinderen. 18. krijg je van den dokter. 19. de vierde naamval van een pers. voor naamwoord. 20. een telwoord. 23. is opgerold goed, papier enz. 24. een lengtemaat. 26. de beginletters van het alphabet. In het geweldige grote Krüger-Nationaal- Park in het Noord-Oosten van Transvaal leven de dieren in vrijheid en moeten de mensen, die naar hen willen kijken ach' ter de tralies staan. Alle soorten dieren, die in Afrika voorkomen, komen ook in dit dierenpark voor en ze leven er pre cies even vrij als in de wildernis. Elk jaar komen heel veel mensen naar het park en trekken er dan 'n paar dagen doorheen om de dieren goed te kunnen bekijken. Ze slapen in kleine huizen, die met hoge tralie, hekken zijn omheven. De autobussen waar. in de mensen reizen moeten ook op bij zondere manieren beschermd worden, want de kans bestaat altijd, dat er plotseling een dier op je weg komt, dat weigert opzij te gaan en liever eens wil kijken wat er voor bijzonders in de auto zit! Toch gebeurt het heel weinig, dat een mens wordt aangevallen in het park. De meeste dieren zijn schuw voor de mensen en als het niet beslist noodzakelijk is, wa gen ze zich niet in hun nabijheid. Maar op een keer gebeurde er iets vre selijks. De meeste opzichters in het park zijn volwassen mannen, die heel goed met de dieren konden omgaan. Nu was er een kleine, inlandse jongen van 15 jaar, Mazu- ka heette hij, die gevraagd had of hij ook oppasser in het park mocht worden. Hij hield zoveel van dieren en hij zou erg voorzichtig zijn. Het was altijd zijn groot ste verlangen geweest om in het Krüger Park te mogen werken. Zo werd voor Mo- zuka een uitzondering gemaakt en kreeg hij een aanstelling als opzichter in het gro te park. Hij toonde al gauw, dat hij veel moed bezat en dat hij helemaal niet bang was. Hij moest elke dag door het oerwoud en het struikgewas lopen om de dieren te controleren en op te geven, als er één ge storven was. Natuurlijk was hij bij die inspectietochten zwaar gewapend. Op een keer liep hij weer door het bos en hij had al een flink stuk gelopen, toen hij plot seling bij een kleine open plek kwam. Hij stak erover heen, maar toen hij aan de andere kant weer in het bos wilde gaan, zag hij tot zijn grote schrik, dat hij door een hele leeuwenfamilie omringd was Er zijn heel veel leeuwen in het dierenpark en het zijn allemaal prachtige grote dieren. De leeuwin brulde nijdig tegen Mazuka en ieder, die iets van leeuwen afwist, zou begrepen hebben, dat dat gebrul een waarschuwing was. Dat begreep Mazuka ook direct en daarom begon hij heel lang zaam achteruit te lopen. Hij wist, dat hij zich vooral niet moest haasten, en niet mocht laten merken, dat hij bang was, want dan was de kans, dat de leeuwin of de leeuw op hem af zou springen veel gro ter. De dieren merken direct als een mens bang voor hen is. Stap voor stap liep hij achteruit. De leeuwin brulde nog steeds, ze scheen haar jongen voor dezen indringer te willen waarschuwen. De leeuw stond erbij en volgde met zijn fonkelende ogen elke beweging van den kleinen inlander. Toen plotseling stapte Mazuka met zijn voet in een moerassige plek, hij wankelde en vie1 op de grond. Zijn geweer viel uit zijn hand vloog met een grote boog door de lucht er kwam een paar meter verder te liggen. Nv lag Mazuka daar ongewapend tussen d gro^e roofdieren. De leeuwin scheen niet van plan te zijr zich verder om hem te bekommeren er trok zich terug, maar de leeuw vertrouwde het zaakje niet langer en schoot op den jongen toe. Hij sloeg zijn grote klauwen in de arm van Mazuka en beet hem eens stevig in zijn onderarm, Mazuka kon wel brullen van pijn, maar hij wist dat elk geluid of elke onverhoedse beweging zijn dood kon betekenen en daarom klemde hp zijn tanden op elkaar en probeerde zich uit de greep van den leeuw los te maken. Hjj rolde van zijn ene zij op zijn andere en slaagde er eindelijk in zijn arm te be vrijden. Maar wat zag die arm er uit! De leeuw had hem flink te pakken gehad. Maar nu scheen de koning der wildernis toch al genoeg te hebben gehad, want hij draaide zich om en liep trots weg. Hij had Mazuka niet willen doden, hij wilde al leen maar even laten zien, dat hij niet moest proberen om hem iets te doen, want dat een leeuw toch altijd nog sterker is dan een mens. Mazuka ontsnapte en nadat hij goed verbonden en verzorgd was, lach te hij om het geval en zei, dat dat nu een maal bij het bestaan van een opzichter in een groot dierenpark hoorde! „Maar" zei hij, „niemand hoeft mij te vertellen, dat een leeuw een gemeen dier is, dat is niet waar! Hij pakte mij alleen maar uit zelf verdediging, hij was bang, dat ik hem kwaad zou doen!" En dat moesten de oudere opzichters toegeven. Zelfs leeuwen zijn bang voor mensen! Meneer Kramer, de stenge wiskunde leraar had het hele bord al met ingewik kelde cijfers en tekeningen bedekt en de arme jongens begrepen er niets meer van; Ze keken elkaar wanhopig aan, alsof ze zeggen wilden: „Zou hij nooit ophouden?" Toen midden in al dat ernstige gecij- fer hoorden ze tonen van een draaiorgel buiten. Een ogenblik keek de leraar ver wonderd op, maar toen draaide hij zich naar de kinderen toe en tot hun grote ver wondering zagen ze, dat hij lachte. Dat was iets heel bijzonders, want hij lachte bij na nooit. Toen legde hij het krijtje zelfs neer bij het bord en wonder boven won der ging hij naar het raam en luisterde aandachtig naar de muziek. „We zullen maar een kleine pauze hou den", zei hij, „want het heeft niet veel zin om nu verder te gaan met de sommen!" Het leek wel alsof hij zich verontschul digde, dat hij naar de muziek luisterde. Dat was anders heus niet nodig geweest! Nadat ze een beetje van hun verbazing waren bekomen, keken ze allemaal vrolijk om zich heen en genoten van dit buitenkans je. Hugo neuriede zelfs het liedje al mee, dat buiten werd gespeeld. Hans keek voor de derde maal naar zijn horloge. Over drie minuten was het uur om! Precies een week later gebeurde hetzelf de. Weer kwam onder het wiskunde uur een draaiorgel en weer luisterde meneer Kramer aan het raam naar de liedjes die gespeeld werden. Niemand begreep, wat er met hem was gebeurd, maar hij vond op eens alles goed. Misschien haalde hij jeugd herinneringen op of misschien had hij be sloten om de jeugd voortaan meer toe te geven. In ieder geval was het bijzonder prettig en ze hoopten maar, dat het nog lange tijd zo door zou gaan. Daarom had den zé ook een plan gesmeed. Ze waren be nieuwd of het zou lukken. De derde week ging het weer zo. Weer kwam precies op dat uur de draaiorgelman en bleef vlak onder het raam staan spelen. Maar de volgende week kwam het draaior gel niet. Nu bleef meneer Kramer op het podium zitten. Hij keek de leerlingen eens aan en zijn ogen glansden, alsof hij een binnenpretje had. De klas werd onrustig Ze hadden allemaal al eens naar hun hor loge gekeken en fluisterden hier en daar zachtjes met elkaar. En nu zei meneer Kramer plotseling: „Beste jongens, ik moet jullie teleurstel len. Vandaag zal jullie draaiorgelman niet komen. Omdat het mijn plicht is om jullie wiskundeles te geven en omdat ik niet ge loof, dat al die muziekuurtjes jullie erg ten goede komen, heb ik het salaris, dat jullie den man gaven met een dubbeltje verhoogd. Jullie zien, dat het geholpen heeft. De man is niet gekomen. Ik weet nu ook, dat jullie hier 30 cent voor over hadden en dat wil heel wat zeggen voor een schooljongen. Maar ik ben maar een arme man en verzoek daarom vriendelijk, om het salaris niet nog eens te verhogen, want dat zou voor mij en mijn vrouw en kinderen een grote slag zijn?" Het bleef een seconde heel stil in de klas en toen barstten allen in een hartelijk lachen uit. Daarna ging meneer Kramer door met zijn les.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 10