VOOR DE JEUGD.
Wat Oom Hans vertelde
KRUISWOORDRAADSEL
r
Een stokpaardje
Mensen achter tralies -
dieren vrij.
Muziek en wiskunde
45. 14—9 50—22 46. 27—21 26x17
47. 9—3 dam 22—50 48. 3—20 18—23
49 209! De zwarte korte vleu
gelstukken worden nu tegengehouden 49.
23—29 Dreigt 50—33. 50. 9—4 50—33
51. 32—27 33x22 52. 4x27 12—18
Wit heeft de dam afgenomen, doch zal
in remise moeten berusten.
53. 27x13 29—33 54. 13—30 33—38
55. 30—48 17—22 56. 25—20 22—27
Remise.
Deze fraaie partij geeft een overwicht te
zien van onzen landgenoot, hetgeen even
wel niet -voldoende bleek om te winnen.
Raichenbach, die met tijdnoot te kampen
had, verdedigde als altijd subliem en wist
zijn verspreide stelling op logische manier
op te bouwen, waarbij zijn bijzonder positie-
gevoel zeer zeker een woordje meesprak.
Eén prachtpartij, die wij ter nadere be-
stüdeering van harte aanbevelen.
o
Oplossing probleem Kleen.
Dit probleem werd door ons overgenomen
uit „Het Damspel in zijn aantrekkeljjksten
vorm" ter introductie van dit damwerk bij
onze lezers. In den stand: Zwart 12 schij
ven op 2, 4, 7—10, 12, 14, 21, 25, 31 en 37;
Wit 14 schijven op 13, 19, 22—24, 28, 30, 33,
34, 38, 39, 44, 45 en 47 wordt op fraai ver
borgen wijze als volgt winst verkregen:
34—29 25x32 (meerslag); 44—39! 9x27;
19—13 8 x 3028—2227 X1847—42 37 X 48
33—28!! 48x34; 28x8 (meerslag) 2x13;
23x1 dam (meersl.) 34x18 en 1x9. Schit
terend! Niet minder dan 9 zetten diep en
bovendien een uiterst vernuftige construc
tie, waarbij geen enkele figurant optreedt.
Goede oplossingen ontvangen van de hee-
ren A. C.„ J. v. d. K. en H. M. S., allen te
Goes; C. W. v. D. te Kortgene en W. B. te
Middelburg.
o
Een interessant moment.
Reeds enkele jaren geleden ontstond in
een onzer talrijke partijen, die we met den
heer J. P. Geensen te Terneuzen speelden,
onderstaanden stand:
Zwart: VAN DIXHOORN.
47 48 49 50
Wit: J. P. GEENSEN.
Zwart had als laatste zet 913 gespeeld
en de schijfwinst lachte wit reeds toe. In
den diagramstand liet de heer Geensen zich
dan ook verleiden tot den foutzet 2923.
Er volgde n.l. 13—18; 23x21 11—16!; 28x17
en 16x49 dam. Deze soort kettingstellingen
zijn altijd gevaarlijk, waarin zeer uiteenloo-
pende slagdreigingen mogelijk zijn. We ho
pen hierop t.z.t. nader terug te komen.
-
door Iet Hoogers.
etteke had een heer
lijke reep chocola
gekregen van oom
Hans. Elke keer als
oom op bezoek
kwam, bracht hij
iets voor haar mee
en nuawas het een
grote, dikke reep.
Hij wist wel, dat
Jetteke veel van
chocola hield en hij
hoefde nu maar naar
haar te kijken om
te zien, dat hij het
goed gedacht had: „Smaakt het, meisje?"
vroeg hij lachend. „Nou en of, oom, ik ben
dol op chocola", antwoordde ze en likte
met haar lange tong over de reep. „En
oom, ik kan zelf ook chocolade maken!
Soms krijg ik cacao van moeder en dan
maak ik er echte chocola van met suiker
en water en melk. Zal ik het eens laten
zien?"
„Goed" zei oom Hans „laat maar eens
zien hoe jij chocolade maakt, tenminste,
als moeder het goedvindt!" Moeder vond
het gelukkig goed en even later stond Jet
in haar eigen hoekje in de serre en roerde
in een potje, waar ze cacao en suiker in
had gedaan. Ze ging op het bankje staan
om beter te kunnen roeren en telkens
moest oom Hans kijken hoever het was op
geschoten.
„Nu kan je lekkere chocolademelk ma
ken", plaagde hij haar, want ik geloof, dat
je nog heel lang moet werken, voor je een
echte reep hebt gemaakt. Weet je wel, hoe
repen en bonbons in de fabrieken worden
gemaakt? Ik ben wel eens in een chocola
defabriek geweest en heb daar precies ge
zien, hoe het toegaat. Maar geloof maar,
dat er heel wat moet gebeuren voor de ca
caoboon tot een bonbon is omgewerkt.
Heb je dat wel eens gehoord?"
Nee, dat had Jetteke nog nooit gehoord
en omdat ze van alles wat chocolade is,
hield, vroeg ze of oom haar wilde vertel
len, hoe al dat lekkers in de fabrieken
werd gemaakt.
„Al in de 16de eeuw hadden de men
sen in Mexico een recept om chocolade te
maken, al verschilde dat recept wel een
beetje van het recept, dat wij tegenwoor
dig gebruiken. Maar het werd toch ook van
cacaobonen gemaakt. Dat was het begin
van de chocolade, maar ik denk niet, dat
jfj van dat soort chocolade zou houden.
De mensen schilden de cacaobonen, wre
ven ze fijn en mengden ze met allerlei
kruiden door elkaar. Dan werd de brei,
die zo ontstaan was in een grote pot ge
daan, er werd water bij gedaan en zolang
geroerd, tot er een dikke schuimlaag op de
brei kwam. Deze schuimlaag werd afge
schept en in een andere pot gedaan en
daarna gedronken.
Heb je ook niet trek in een glaasje van
die chocola?"
„Nee hoor wat lijkt me dat vies! Ik houd
meer van onze chocolade. Hoe is die dan
ontstaan?" vroeg Jetteke want nu werd ze
toch nieuwsgierig, hoe het verder met de
chocolade zou aflopen.
„Eerst werd de chocolade naar Spanje
gebracht en de Spanjaarden deden voor
het eerst suiker in de chocolade en daarna
werd het over heel Europa verspreid, maar
in het begin werd het als een soort drankje
beschouwd en kon je het alleen in de apo
theken krijgen. Pas ongeveer een eeuw ge
leden werd het onder alle mensen bekend
en zou jij nu iemand op kunnen noemen,
die nog nooit van chocolade heeft gehoord
of die nog nooit een stukje chocolade
heeft gegeten?
De fabriek, die ik gezien heb, was in
Duitsland in Teltow. Ik was daar op mijn
vacantie en maakte toen kennis met één
van de bedrijfsleiders van de fabriek, die
me alles heeft laten zien. De cacaobonen
worden eerst in een machine helemaal
schoongemaakt. Dan worden de bonen ge
roost en dat lijkt wel een beetje op het
branden van koffiebonen. Daardoor wordt
de geur en de smaak verbeterd. Bij dit
roosten gaat er veel vocht uit de bonen
verloren en daardoor schrompelt de kern
in en laat los van de schil. Als de bonen
hierna in de breekmachine komen, vallen
de schillen meteen van de kleine, inge-
schrompelde kernen af. Maar dan zit er
nog een harde kiem in de boon, die nu
tegelijkertijd in de grote breekmachines
achterblijft.
Nu moeten de gebroken bonen gemalen
worden en dat gebeurt in de driélingma-
chines. Hier bij worden de bonen door 3
achter elkaar liggende walsen gedraaid en
daarbij helemaal fijn gemalen. Nu komt er
een dun vloeibare cacaomassa uit de ma
chine. Uit deze cacaomassa wordt chocola
de gemaakt, maar ook cacao. Ik had geen
tijd om naar beide bereidingen te kijken,
of liever gezegd, mijn begeleider had niet
zoveel tijd, daarom besloten we om alleen
naar de chocoladebereiding te kijken.
Met suiker en nog andere ingrediënten,
voor melkchocolade wordt er melkpoeder
ingedaan, wordt de cacaomassa nu ver
mengd. Dat vermengen moet heel goed ge
beuren, want ik denk niet, dat je het lek
ker zou vinden om allerlei losse stukjes te
proeven. Daarna gaat 't door schudmachi
nes, die steeds in de rondte draaien en heen
en weer schudden, zodat werkelijk alle
verschillende bestanddelen over de hele
stof verdeeld worden. De walsen waarin
dat gebeurt zijn van graniet, dat is een
heel hard soort steen, zoals je wel zult we
ten. En vanuit die walsen loopt de choco
lademassa vanzelf in de verschillende vor
men. Die vormen lopen weer over een
schudmachine en dansen daarbij vrolijk
door elkaar. Als ze zo nog eens helfemaal
door elkaar zijn geschud komen ze in een
kamer waar ze worden afgekoeld en daar
na kan de chocolade uit de vormen wor
den genomen.
De losse stukken chocolade komen nu in
pakmachines en krijgen daar de mooie om
hulsel. Per dag maakt die fabriek, die ik
bezocht 200.000 stukken chocolade! Lijkt
je dat niet heerlijk?
Jetteke zat met grote ogen te kijken.
Dat had ze toch nooit geweten, dat er zo
veel met de cacaobonen moest gebeuren,
voor ze chocolareepen worden en dat er
zo ongelooflijk veel repen tegelijk werden
gemaakt, nee, dat was helemaal iets gewel
digs!
„Ik heb ook nog even in de bonbonafdee-
ling gekeken", ging oom Hans verder.
Daar werken ook heel veel mensen. Over
een lopende band komen de kleine bon
bons aanglijden en worden dan in allerlei
verschillende papiertjes gedaan. Het is een
erg feestelijk gezicht om al die kleurige
chocolaadjes langs te zien glijden. Je kunt
je indenken, hoe druk de mensen het in
de fabriek hebben, als er een feest op
komst is, zoals Sint Nicolaas of Kerstmis.
Dan werken de fabrieken op volle kracht.
Zou jij het niet leuk vinden, als je eens
door een chocoladefabriek mocht lopen en
overal, wat je maar wilde, mocht proeven?
VOOR ONZE KNUTSELAARS.
Ja, dat, was ook wel erg jammer. Jan
tje had op zijn derde verjaardag een stok
paardje gekregen en nu, twee weken later,
was het kapot. Het was heel goed te be
grijpen, dat Jan daarom moest huilen. Zijn
stokpaard was zijn liefste stuk speelgoed.
Hij had vergeten het paard voor hij naar
bed ging op te bergen en toen vader in
de donkere gang kwam, had hij erop ge
trapt. En daar kunnen stokpaarden nu
eenmaal niet tegen!
Toen Jantje het de volgende dag hoorde
begon hij vreselijk te huilen. Het was ook
erg zielig voor hem, dat het nieuwe paard
direct al kapot was, maar er was niets aan
te doen en Jan moest nu maar met iets
anders gaan spelen.
Toen Paul die middag thuiskwam, ver
telde Jantje direct wat er was gebeurd.
Hij vroeg of Paul het paard kon maken,
maar dat was onmogelijk, want het was he
lemaal kapot. „Nee jong, dat gaat niet
meer", zei Paul. „Maar ik weet iets an
ders. Ik zal een nieuw paard voor je ma
ken, vind je dat goed?" Jan keek zijn gro
ten broer zo bijgelovig aan, dat deze erom
moest lachen. „Vind je dat leuk, Jantje?
Dan zal ik er morgenmiddag aan beginnen
en ik zal het nog veel mooier maken, dan
het vorige".
Zo begon Paul de volgende middag aan
het nieuwe stokpaardje. Hij had een stevi
ge houten plank opgezocht van ongeveer
3 cm dik en 30 bij 30 cm groot. Hierop
tekende hij de omtrek van een paardekop
en zaagde de kop toen uit. Om de teugels
hoefde hij zich nog niet te bekommeren,
maar wel zaagde hij een smalle gleuf (d)
waar later de stok in moest komen. Toen
zocht hij een oude bezemsteel en paste die
in de gleuf. De gleuf was nu iets te smal
en daarom zaagde Paul er nog een stukje
uit. Met hele goede lijm, maakte hij de
stok toen aan de kop vast. Maar nu zat
de kop nog niet vast genoeg en daarom
maakte hij eerst de kanten van de steel
gelijk met de zijkanten van de paardekop
en spijkerde toen nog twee kleine plankjes
(op de tekening zijn ze door stippellijn
tjes aangegeven) tegen de kop, zodat de
stok nu heel stevig vast kwam te zitten.
Daarna boorde hij een gat door de neus
van het paard en trok daar de teugels
doorheen. Nu begon het werkelijk al een
beetje te lijken, maar het echte kunst
werk begon eigenlijk pas. Dat was het be
schilderen van het paard. Want het moest
natuurlijk op een echt paard lijken. Daar
om tekende Paul eerst voorzichtig de ver
schillende lijnen op de kop en schilderde
ze daarna met verf over.
Hij liet het nieuwe stokpaard niet aan
Jantje zien, voor het helemaal klaar was,
maar de volgende dag, toen het paard goed
droog was, nam hij het mee naar beneden
en gaf het aan Jan. Die kon niets zeggen
van verbazing, zo mooi vond hjj het. En
dat Paul dat zelf gemaakt had, dat begreep
hij helemaal niet. Hij vergat meteen, dat
hij eerst een ander paard had, dat kapot
was gegaan en reed even later vrolijk door
de kamers op dit mooie, nieuwe stokpaard
je!
OPLOSSINGEN RAADSELS.
De oplossingen van de raadsels der vori
ge week zijn:
1. lor, por, dor.
2. Gent, Loo, lip, taai. Politieagent.
3. Alkmaar.
4. Eigen haard is goud waard.
RAADSELS.
1. Willemseri had een grote autogarage.
Op een dag kwam er een man bij hem,
die een vreemde taal sprak. Willem-
sen begreep niet, wat de man van
hem wilde, maar toen hjj zijn naam
kaartje had gezien, begreep hjj het
meteen. Weten jullie het ook? Op het
naamkaartje stond:
Ixat Rueffuach.
2. Het geheel bestaat uit twee delen en
een staart. Het is de naam van een
zeer bekend schilder.
Het eerste deel zit aan elke fiets.
Het twede deel ontstaat door vuur.
De staart is één enkele medeklinker.
3. Het geheel is een woord van 10 let
ters en stelt iemand voor, die schil
dert, beeldhouwt enz.
1, 10, 9, 9, 3 krjjgen we water uit.
1, 2, 4, 5 ligt bjj elke zee.
6, 7 is een voegwoord.
1, 8, 10 is een wagen.
Jetteke's ogen glansden al bij het idee
Stel je voor, dat ze net zoveel bonbons
mocht eten, als ze maar wilde! Wat zou
dat heerlijk zijn!
Die nacht droomde Jetteke van lange
banden, waar heel veel bonbons op lagen
en ze rolden zo vlug langs haar weg, dat
ze er niet één kon grijpen. Ze holde er
achteraan, maar het lukte haar niet er
een te pakken. De tranen liepen over haar
wangen van spijt en ergernis en toen op
eensstond de band stil en kon ze net
zoveel eten, als ze maar wilde!
Hier zien jullie een kruiswoordreedsel,
waarvan de woorden allemaal 2 of 3 let
ters hebben. Het is dan ook niet erg moei
lijk, want het zijn allemaal eenvoudige
woorden.
Horizontaal.
1. is iets dat goed kan rollen.
2. zit op ieder huis.
5. een ander woord voor: reed
7. een soort slee.
8. een jongensnaam.
10. een soort vis.
11. een lidwoord.
12. heb je nodig om te wassen.
14. een soort groente.
16. een dier, dat vooral veel in Indië voor
komt.
18. een jongensnaam.
20. een voegwoord.
21. een meisjesnaam.
22. het eerste woord van veel sprookjes.
25. is in een kast of tafel.
27. een meisjesnaam.
28. is bij bijna iedere buitendeur.
Verticaal.
1. een dier met horens.
2. kan je iets in opbergen.
3. doctorstitel.
4. een dier, dat we allemaal kennen.
6. kan de naaister een jurk van maken.
7. een ander woord voor: indien.
9. een dier, dat ook wel eens voor een
wagen wordt gespannen.
13. een familielid.
15. schrijven we op op school.
16. een afgekorte meisjesnaam.
17. is erg gezond en eten vooral kleine
kinderen.
18. krijg je van den dokter.
19. de vierde naamval van een pers. voor
naamwoord.
20. een telwoord.
23. is opgerold goed, papier enz.
24. een lengtemaat.
26. de beginletters van het alphabet.
In het geweldige grote Krüger-Nationaal-
Park in het Noord-Oosten van Transvaal
leven de dieren in vrijheid en moeten de
mensen, die naar hen willen kijken ach'
ter de tralies staan. Alle soorten dieren,
die in Afrika voorkomen, komen ook in
dit dierenpark voor en ze leven er pre
cies even vrij als in de wildernis. Elk jaar
komen heel veel mensen naar het park
en trekken er dan 'n paar dagen doorheen
om de dieren goed te kunnen bekijken. Ze
slapen in kleine huizen, die met hoge tralie,
hekken zijn omheven. De autobussen waar.
in de mensen reizen moeten ook op bij
zondere manieren beschermd worden, want
de kans bestaat altijd, dat er plotseling een
dier op je weg komt, dat weigert opzij te
gaan en liever eens wil kijken wat er voor
bijzonders in de auto zit!
Toch gebeurt het heel weinig, dat een
mens wordt aangevallen in het park. De
meeste dieren zijn schuw voor de mensen
en als het niet beslist noodzakelijk is, wa
gen ze zich niet in hun nabijheid.
Maar op een keer gebeurde er iets vre
selijks. De meeste opzichters in het park
zijn volwassen mannen, die heel goed met
de dieren konden omgaan. Nu was er een
kleine, inlandse jongen van 15 jaar, Mazu-
ka heette hij, die gevraagd had of hij ook
oppasser in het park mocht worden. Hij
hield zoveel van dieren en hij zou erg
voorzichtig zijn. Het was altijd zijn groot
ste verlangen geweest om in het Krüger
Park te mogen werken. Zo werd voor Mo-
zuka een uitzondering gemaakt en kreeg
hij een aanstelling als opzichter in het gro
te park. Hij toonde al gauw, dat hij veel
moed bezat en dat hij helemaal niet bang
was. Hij moest elke dag door het oerwoud
en het struikgewas lopen om de dieren te
controleren en op te geven, als er één ge
storven was. Natuurlijk was hij bij die
inspectietochten zwaar gewapend. Op een
keer liep hij weer door het bos en hij had
al een flink stuk gelopen, toen hij plot
seling bij een kleine open plek kwam. Hij
stak erover heen, maar toen hij aan de
andere kant weer in het bos wilde gaan,
zag hij tot zijn grote schrik, dat hij door
een hele leeuwenfamilie omringd was
Er zijn heel veel leeuwen in het dierenpark
en het zijn allemaal prachtige grote dieren.
De leeuwin brulde nijdig tegen Mazuka
en ieder, die iets van leeuwen afwist, zou
begrepen hebben, dat dat gebrul een
waarschuwing was. Dat begreep Mazuka
ook direct en daarom begon hij heel lang
zaam achteruit te lopen. Hij wist, dat hij
zich vooral niet moest haasten, en niet
mocht laten merken, dat hij bang was,
want dan was de kans, dat de leeuwin of
de leeuw op hem af zou springen veel gro
ter. De dieren merken direct als een mens
bang voor hen is. Stap voor stap liep hij
achteruit. De leeuwin brulde nog steeds, ze
scheen haar jongen voor dezen indringer te
willen waarschuwen. De leeuw stond erbij
en volgde met zijn fonkelende ogen elke
beweging van den kleinen inlander. Toen
plotseling stapte Mazuka met zijn voet in
een moerassige plek, hij wankelde en vie1
op de grond. Zijn geweer viel uit zijn hand
vloog met een grote boog door de lucht er
kwam een paar meter verder te liggen. Nv
lag Mazuka daar ongewapend tussen d
gro^e roofdieren.
De leeuwin scheen niet van plan te zijr
zich verder om hem te bekommeren er
trok zich terug, maar de leeuw vertrouwde
het zaakje niet langer en schoot op den
jongen toe. Hij sloeg zijn grote klauwen
in de arm van Mazuka en beet hem eens
stevig in zijn onderarm, Mazuka kon wel
brullen van pijn, maar hij wist dat elk
geluid of elke onverhoedse beweging zijn
dood kon betekenen en daarom klemde hp
zijn tanden op elkaar en probeerde zich
uit de greep van den leeuw los te maken.
Hjj rolde van zijn ene zij op zijn andere
en slaagde er eindelijk in zijn arm te be
vrijden. Maar wat zag die arm er uit! De
leeuw had hem flink te pakken gehad.
Maar nu scheen de koning der wildernis
toch al genoeg te hebben gehad, want hij
draaide zich om en liep trots weg. Hij had
Mazuka niet willen doden, hij wilde al
leen maar even laten zien, dat hij niet
moest proberen om hem iets te doen, want
dat een leeuw toch altijd nog sterker is
dan een mens. Mazuka ontsnapte en nadat
hij goed verbonden en verzorgd was, lach
te hij om het geval en zei, dat dat nu een
maal bij het bestaan van een opzichter in
een groot dierenpark hoorde! „Maar" zei
hij, „niemand hoeft mij te vertellen, dat
een leeuw een gemeen dier is, dat is niet
waar! Hij pakte mij alleen maar uit zelf
verdediging, hij was bang, dat ik hem
kwaad zou doen!" En dat moesten de
oudere opzichters toegeven. Zelfs leeuwen
zijn bang voor mensen!
Meneer Kramer, de stenge wiskunde
leraar had het hele bord al met ingewik
kelde cijfers en tekeningen bedekt en de
arme jongens begrepen er niets meer van;
Ze keken elkaar wanhopig aan, alsof ze
zeggen wilden: „Zou hij nooit ophouden?"
Toen midden in al dat ernstige gecij-
fer hoorden ze tonen van een draaiorgel
buiten. Een ogenblik keek de leraar ver
wonderd op, maar toen draaide hij zich
naar de kinderen toe en tot hun grote ver
wondering zagen ze, dat hij lachte. Dat
was iets heel bijzonders, want hij lachte bij
na nooit. Toen legde hij het krijtje zelfs
neer bij het bord en wonder boven won
der ging hij naar het raam en luisterde
aandachtig naar de muziek.
„We zullen maar een kleine pauze hou
den", zei hij, „want het heeft niet veel zin
om nu verder te gaan met de sommen!"
Het leek wel alsof hij zich verontschul
digde, dat hij naar de muziek luisterde. Dat
was anders heus niet nodig geweest! Nadat
ze een beetje van hun verbazing waren
bekomen, keken ze allemaal vrolijk om
zich heen en genoten van dit buitenkans
je. Hugo neuriede zelfs het liedje al mee,
dat buiten werd gespeeld. Hans keek voor
de derde maal naar zijn horloge. Over drie
minuten was het uur om!
Precies een week later gebeurde hetzelf
de. Weer kwam onder het wiskunde uur
een draaiorgel en weer luisterde meneer
Kramer aan het raam naar de liedjes die
gespeeld werden. Niemand begreep, wat er
met hem was gebeurd, maar hij vond op
eens alles goed. Misschien haalde hij jeugd
herinneringen op of misschien had hij be
sloten om de jeugd voortaan meer toe te
geven. In ieder geval was het bijzonder
prettig en ze hoopten maar, dat het nog
lange tijd zo door zou gaan. Daarom had
den zé ook een plan gesmeed. Ze waren be
nieuwd of het zou lukken.
De derde week ging het weer zo. Weer
kwam precies op dat uur de draaiorgelman
en bleef vlak onder het raam staan spelen.
Maar de volgende week kwam het draaior
gel niet. Nu bleef meneer Kramer op het
podium zitten. Hij keek de leerlingen eens
aan en zijn ogen glansden, alsof hij een
binnenpretje had. De klas werd onrustig
Ze hadden allemaal al eens naar hun hor
loge gekeken en fluisterden hier en daar
zachtjes met elkaar.
En nu zei meneer Kramer plotseling:
„Beste jongens, ik moet jullie teleurstel
len. Vandaag zal jullie draaiorgelman niet
komen. Omdat het mijn plicht is om jullie
wiskundeles te geven en omdat ik niet ge
loof, dat al die muziekuurtjes jullie erg
ten goede komen, heb ik het salaris, dat
jullie den man gaven met een dubbeltje
verhoogd. Jullie zien, dat het geholpen
heeft. De man is niet gekomen. Ik weet
nu ook, dat jullie hier 30 cent voor over
hadden en dat wil heel wat zeggen voor
een schooljongen. Maar ik ben maar een
arme man en verzoek daarom vriendelijk,
om het salaris niet nog eens te verhogen,
want dat zou voor mij en mijn vrouw en
kinderen een grote slag zijn?"
Het bleef een seconde heel stil in de klas
en toen barstten allen in een hartelijk
lachen uit. Daarna ging meneer Kramer
door met zijn les.