Ut) Is et !?aW# ROODE STER KRONIEK vaa den DAG. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDËLBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 13 FEBRUARI 1939. No. 37. 'n Moment geleden stakliij er zijn pijpje bij op - en hij is er wèg van! Meteen wèg van het hoogste rookgenotNiemeijer's Roode Ster100 Geur NIEMEIJER'S 6, 10 en 13 ct. per half ons VKIxX* Zeldzaam zacht en licht in de pijpt SCHADUWEN AAN DE KUST. Het Negende solistenconcours van den Bond van Harmonie- en Fanfarevereenigingen. Het terrorisme der Iersche heethoofden. „Toen de volgegeten Engelschen aan hun rijkbeladen ontbijttafels gezeten het nieuws van de bomaanslagen lazen, schrok ken zij zoo, dat de biefstukken van hun vorken vielen", aldus schreef onlangs het nat.-soc. Duitsche dagblad „Angrlff" bij de gelegenheid van de eerste terroristische da den in Groot-Brittannië, die in de laatste weken zooveel opzien in de wereld hebben verwekt. Afgezien van het feit dat de journalisten van de „Angriff" er lichte lijk verouderde ideeën op na schijnen te houden betreffende het gebruikelijke, Brit- sche ochtendvoer, getuigen ook de beschrij vingen van de Engelsche reactie op de bomaanslagen van aanzienlijke overdrijving. De slachtoffers van genoemde aanslagen mogen een begrijpelijke neiging hebben getoond om zich in hun kauwgom te ver slikken, maar dat het Engelsche volk als geheel zich over deze nieuwe uitbarsting van Iersche heethoofdigheid bijzonder druk heeft gemaakt is onmogelijk vol te houden. De reden voor deze betrekkelij ke onverschilligheid is van verschil lenden aard. De voornaamste is echter wei dat men er zich algemeen rekenschap van geeft dat de aanslagen het werk zijn van een groep fanatici, en als zoodoende gee nerlei politieke beteekenis hebben, noch kunnen hebben. Daarbij komt dat Engelana al meer dan drie eeuwen den tijd heeft gehad om aan de Iersche heethoofdigheid gewend te raken. Deze twee factoren ver klaren waarom het publiek in zijn geheel de nieuwe terreur, hoe gevaarlijk zij ook zoo kunnen worden, niet al te zwaar op vat. Om deze houding, en het ontbreken van eenige politieke beteekenis in de bomaan slagen, goed te begrijpen dient men zich de huidige positie tusschen Engeland en Ierland en den historischen achtergrond hiervan klaar voor oogen te stellen. Leefden wij nog in 1919, of zelfs in 1937, dan zou een uitbraak van Iersch terro risme zooals zich nu weer in de laatste dagen heeft doen gelden, heel wat meer zorg hebben gebaard. Engeland leefde in beide genoemde tijden nog op een voet van gewapende vrede met Ierland. Het Anglo-Iersch verdrag van 1922 en het nieu we verdrag van het vorige jaar hebben echter tot een zoodanige verbetering van de betrekkingen tusschen de twee landen geleid, dat de nieuwe pogingen de Engel sche regeering met geweld te intimideeren bij de overgroote meerderheid van het Iersche volk, en alle verantwoordelijke po litici, nog slechts weerzin opwekken. Ier land heeft immers, sinds het verdrag van 1938 waarin de laatste overblijfselen van de Engelsche souvereiniteit werden op geruimd, op een punt na niets meer van Engeland te verlangen. Dat eene punt, de aansluiting van het nog onder Engelsche souvereiniteit staande graafschap Ulster, het N.W. deel van Ierland bij de nieuwe Iersche republiek, is ongetwijfeld belang rijk, maar ook een zoo hartstochtelijk voorvechter van de Iersche vrijheid en de Iersche eenheid als De Valera heeft nooit eenig teeken gegeven dat hij het probleem van de vereeniging van Ierland langs een anderen dan vreedzamen weg zou willen oplossen. Dat De Valera zelf al even weinig sympathie voor het werk der terroristen voelt als de meerderheid van zijn volk is ten duidelijkste gebleken uit een verklaring die hij op 7 Februari in de Iersche volksvergadering heeft afgelegd, waarin hij nieuwe maatregelen aankon digde om de regeering in staat te stellen haar gezag te handhaven. Tegen wie die maatregelen bedoeld zijn, is niet aan twijfel onderhevig, ook al heeft De Valera vermeden te zeggen uit welken hoek 't regeeringsgezag werd be dreigd. Het zijn de extremistische leden van de reeds sinds 1922 onwettig verklaar de Irish Republican Army, en het zijn, naar wel met zekerheid mag worden aangenomen, deze elementen die verant woordelijk zjjn voor de bomaanslagen in Engeland etc. Het is derhalve duidelijk, dat deze wan daden een heel ander karakter dragen dan de tallooze moorden, bomaanslagen en schietpartijen die tot 1922 zooveel bloedige paginas in de geschiedenis van de Engelsch- Iersche betrekkingen hebben geschre ven. Deze laatsten, ook al waren zij de da den van extremisten, waren niette min symptomen van de nationale wor steling voor de Iersche vrijheid; de jong Naar het Engelsch van J. Jefferson Farjeon. 55). Maar mijnheer Griddle maakte er zich geen zorg over. Zooals gezegd had, was hij zestig, en daar hij reeds risico's genomen had op z'n twintigste, toen zijn heele leven nog voor hem lag, was hij zelfs nog meer bereid die te nemen op z'n zestigste, toen het grootste gedeelte van zijn leven reeds achter hem lag. Eens zou hij toch gevan gen genomen worden. Wie werd dat niet? Waarom geen rots, of een gekuifde golf? Die waren niets vreeselijker dan een bed. Het mysterie van dood en leven schoot door hem heen het boeiende mysterie, het gevreesde mysterie, het ontstellende mystrie Dood, de groote duisternis, waar hij nu heen ging; leven, de kleine, lachende schuimspiegeltjes, die kwamen en gingen, schitterend en trots en voor een moment overwinnend, maar het volgende oogenblik weg om door andere ontelbare gevolgd te worden. Wie zou ten slotte overwinnaar zijn, de duisternis of het licht? Dat was het mysterie, dat iemand bezig houdt, het my sterie, waar al de andere kleinere mysteries bij in 't niet vallen. Een vreemde blijheid kwam over mijn heer Griddle, gedeeltelijk de schuld van de lichamelijke reacties van het oogenblik en gedeeltelijk van de innerlijke voldoening over de activiteit na dagen van wachten en passiviteit. Hij kende de klippen en rotsen niet. Alles wat hij wist, was, hoe je een motorboot moest hanteeren. Het noodlot ste aanslagen daarentegen zijn slechts uitingen van een typische groep Iersche fanatici die, voorzoover het zich op het oogenblik laat aanzien, geenerlei steun bij de meerderheid van het Iersche volk ondervinden. Kortom, mosterd na den maaltijd! Of deze groep over voldoende middelen en organisatie beschikt om wer kelijk gevaarlijk te worden is moeilijk te zeggen. Aan den eencn kant schijnt hun op treden uitermate amateuristisch. Daar is bv. het befaamde ultimatum dat zij vier dagen voor den eersten bomaanslag, in de Londensche wijk Southwark, aan Lord Ha lifax toezonden. In dit ultimatum kwam de volgende passage voor: „De regeering van de Iersche republiek is van meening dat vier dagen Uw vegeering voldoenden tijd geven om haar bedoelingen omtrent de ontruiming van Ierland kenbaar te maken. Onze regeering behoudt zich het recht voor zonder verdere waarschuwin gen de noodige maatregelen te nemen indien bij het aflwopen van dezen termijn onze eischen niet ingewilligd zijn." Men krijgt bij het lezen van dit merkwaardige document, welks opstellers niet schromen zich voor de Iersche regeering uit te geven, eerder den indruk van een stel schooljon gens die oorlogje spelen, dan van een orga nisatie van politieke terroristen, die voor niets terugdeinzen om hun doel te berei ken. Aan den anderen kant wijst een docu ment dat in handen van de politie is ge vallen op verbluffend uitgebreide plannen om de Engelsche regeering door een serie systematische aanslagen tot capitulatie te dwingen. Volgens dit plan zouden niet al leen alle officieele gebouwen en openbare bedrijven (zooals ondergrondsche spoorwe gen, gas- en electriciteitsmaatschappjjen, enz.) de attenties van de terroristen ont vangen, maar zou Engeland's geheele in dustrieels apparaat, overal waar een bom aanslag een kans van succes zou kunnen hebben, aangevallen worden. Ja, zelfs het Nationale Register dat Engeland sinds kort heeft ingesteld zou onwerkzaam ge maakt worden door de gebouwen waarin de administratie hiervan is gevestigd te vernietigen. Men ziet, de heeren waren niet van plan het op een goedkoopje te doen. Juist deze uitgebreidheid van hun plannen zou echter ook kunnen worden opgevat als een teeken dat men hier met een stel fantasten te doen heeft wier heethoofdig enthousiasme hen een gemak kelijke prooi voor de politie zal maken. Hoe dit ook zij, de autoriteiten hebben wijselijk besloten het zekere voor het on zekere te nemen en het werk van de nieu we terroristen niet en bagatelle op te vatten. Honderden politiemannen, die voor dit doel speciaal gewapend zijn met revolvers (inplaats van de gebruikelijke stok, die normaliter het eenige wapen van de Engelsche politie vormt), zijn onmid dellijk een intensieve campagne begonnen om de daders van de aanslagen op te sporen en de verdere uitvoering van hun plannen te verijdelen. Het mag tot Tiun eer gezegd worden dat zij er reeds spoe dig in geslaagd zijn een aanzienlijk aantal lieden, wier medeplichtigheid nauwelijks twijfelachtig schijnt, te arresteeren. Tege lijkertijd worden alle openbare gebouwen door speciale patrouilles bewaakt, terwijl in de ondergrondsche spoorwegen even eens een scherp toezicht wordt gehouden dat zélfs zoo ver gaat, dat passagiers die een valies aan de garderobe willen afge ven herhaaldelijk gevraagd worden den inhoud te toonen. Ook de Iersche politie zit niet stil en verleent op alle mogelijke wijzen haar medewerking, om de schuldi gen ten spoedigste te boek te stellen. Het is onder deze omstandigheden volkomen natuurlijk dat er van eenige opwinding, laat staan paniek, over de „terreur" on der het Engelsche volk geen sprake is, en dat de biefstukken, (die dit volk ove rigens 's ochtends niet eet) rotsvast op hun vorkje gezeten, ongehinderd hun reis van het ontbijtbord naar den volksmond vol brengen. HET AUTOBUSWETJE REEDS AFGEKONDIGD. Zaterdag is uitgegeven Staatsblad no. 521, wet van 11 Februari 1939, tot aanvulling en wijziging van de afdeelingen 9 en 10 der wet van 29 November 1935 (Staatsblad no. 685), tot verlaging van de openbare uitga ven (met het oog op paragraaf 47 der wet: coördinatie van het verkeer). had zijn naam evenwel nog niet geroepen, en binnen een paar minuten was dat spe ciale gevaar hem duidelijk, en worstelde hij met het schuim. „Waar zal ik morgen zijn?" vroeg hij 't schuim, toen het in zijn boot stroomde en hem doorweekte. „Kun je me dat niet ver klappen? Of zal ik vragen moeten beant woorden in een politieposthuis? Of zal ik net als nu zijn maar met vijftig duizend in mijn zak?" Hij wist vaag, waar de riviermonding was. Hij was dikwijls voorbij het huisje ge komen op zijn vele zwerftochten. Naar het Oosten begon het grijs te worden. De dage raad was op komst. Geholpen door de schemering, nam hij zijn koers. De wind was te frisch om be haaglijk te zijn, toch had hij er nu plezier in. Hij wist, dat, wat voor moeilijkheden hij ook nog zou ontmoeten, dat ze kleiner, ge ringer zouden zijn, dan hij zou hebben te doorstaan, wanneer hij door een boot van het wrak gevolgd zou worden. Mits hij de riviermonding kon bereiken, rekende hij op een voordeel van minstens een half uur. Juist toen de duisternis ging verdwijnen, zag hij het punt, waarnaar hij zocht en snel veranderde hij van koers. Binnen vijf mi nuten voer hij de rivier op. En twee minu ten later lag de boot gemeerd en sprong hij er uit. Hij keek naar de hut. Zij was in duister nis gehuld. „Mironneau!" riep hij zacht. Hij liep naar de hut toe, langzaam, voor zichtig. Niets bewoog zich. „Mironneau!" riep hij opnieuw. Een gedaante rees op van den grond, wan De eerste dag in elk opzicht een daverend succes. Zaterdag werd in de zalen van „St. Joris" te Middelburg het eerste deel van het ne gende solistenconcours van den Bond van Harmonie- en Fanfare-vereenigingen in Zeeland gehouden. Het is een overweldigend succes geworden. Van de 80 nummers, die dezen dag uitgevoerd moesten worden, lie ten slechts 3 solisten en 1 duo verstek gaan, terwijl 1 solist van het tweede deel reeds nu optrad, zoodat 77 nummers de revue pas seerden. Een aantal, dat moeilijk meer voor uitbreiding vatbaar is! Des morgens om 11 uur werd het con cours door den voorzitter, den heer C. Flip te Wissekerke, geopend en zonder maar een minuut te verspillen heeft men tot des avonds 6 uur onafgebroken doorgewerkt! Men was toen tot de afdeeling Uitmuntend heid genaderd, zoodat voor den avond nog een programma van niet minder dan 22 nummers overbleef, waarmede om 7 uur weer begonnen werd. In de hoogste afdee lingen waren alle solisten present en hier werden dikwijls zeer groote nummers uit gevoerd, zoodat slechts een kwartier vóór middernacht restte, toen de laatste uitsla gen bekend gemaakt werden en voorzitter Fiipse, alvorens zijn moeilijke thuisreis met zijn mede-eilandbewoners te aanvaarden, nog tijd vond om een slotwoord te spreken, waarbij hij allen dank bracht en opwekte tot een bezoek aan den tweeden dag. Wij hopen in den loop dezer week nog een meer gedetailleerde bespreking te ge ven, doch reeds thans willen wij niet nala ten te vermelden dat de prestaties op een peil stonden, dat den minder goeden indruk van het vorig jaar volkomen teniet deed. In geen der afdeelingen werden bepaald slechte prestaties geleverd, zoodat geen enkele 3e prijs werd toegekend. De solisten blijken de les van het vorig jaar duchtig ter harte te hebben genomen. In de hoogste af deelingen bewogen de solisten zich wel op een zeer hoog peil, zoodat, ondanks het late uur en den langen dag, de aandacht geen moment verslapte. Een groot aantal eerste prijzen met lof waren hier dan ook bij de uitslagen. De heer Ed. Flipse te Rotterdam, die den heelen langen dag onvermoeid de presta ties beoordeeld had, kon dan ook niet na laten aan het slot zijn bewondering onder woorden te brengen. „Ik ben er buitenge woon trots op Zeeuw te zijn, na al wat ik hier vandaag gehoord heb. Hoewel ik dik wijls als jurylid, vooral in Noord-Holland optrad, heb ik iets dergelijks in de laatste jaren niet meegemaakt. De prestaties zijn meer dan buitengewoon en ik hoop dat vele directeuren van muziekvereenigingen hier aanwezig waren, opdat zij aan de solisten een voorbeeld nemen in verband met het bondsconcours op den 2en Pinksterdag. Ik wensch allen verder veel succes". Een dergelijke uitspraak van 'n gevierd en succesvol dirigent, waarin hij trouwens niet alleen staat, daar ook de heer Speets zich meermalen in dezen geest uit liet, zegt heel wat. In verband hiermede moeten wij uiting geven aan onze teleurstelling, dat zoo wei nig muziekliefhebbers, waaraan Middelburg toch zoo rijk is, dit concours bezochten. Het bezoek dat 's middags niet zoo groot was, was 't avonds zeer bevredigend. De zaal was toen geheel gevuld, doch het waren bijna uitsluitend menschen, die direct of in direct met den bond in contact staan, leden van aangesloten vereenigingen, familiele den van solisten e.d., waarvan dan nog een groot contingent van buiten de stad, tot Noord-Beveland en diep de polders van Zuid-Beveland in, toe. Komt Middelbur gers, maakt eens kennis met de eminente solisten van dezen bond. Volgende week heeft U er de kans nog toe en U zult een gang naar „St. Joris" niet bereuren. De begeleiding der solisten werd ook dit maal weer verzorgd door de heeren De Rooy te Vlissingen en Harthoorn te Goes, die zich als. steeds uitstekend van hun om vangrijke taak gekweten hebben, al brach ten vele solisten hun eigen pianiste of pi anist mede. Alvorens de uitslagen te vermelden, ge ven wij de wijze van beoordeeling. Deze geschiedt in 8 rubrieken, nl: 1. Zuiverheid, 2. Tempo. 3. Nuanceering, 4. Voordracht, kelde naar hem toe en zonk ineens in zijn armen. „Hei, wat is dat?" riep de man uit. „Mironneau ik ben Griddle! Griddle!" Mironneau gaf geen antwoord maar be woog zwakjes. „Hou je taai!" mompelde Griddle. „Ik zal je wat laten drinken". Hij legde den Franschman op den grond en hield een flesch tegen zijn lippen. De Franschman opende zijn oogen. „Goed goed!" knikte Griddle, hem moed insprekend. „Gaat het al beter? Nu heb je ze gevonden?" Mironneau schudde langzaam zijn hoofd. Mijnheer Griddle onderdrukte een gevoel van teleurstelling. Maar een oogenblik la ter herleefde zijn hoop. „Daar binnen", mompelde Mironneau. „Wat!" fluisterde mijnheer Griddle. „Be doel je dat ze in het huisje zijn?" Mi ronneau knikte. „Dan, om 's hemelswil, men Mironneau stak zijn hand op. „Ik zal het je dadelijk vertellen", mur melde hij. „Het is niet goed om er heen te gaan voor ik alles verteld heb. Mijn hoofd, het draait. Een oogenblik". Hij sloot zijn oogen. „Dan zeg jij maar wat er gedaan moet worden". „Uitstekend best", stemde de oude heer toe, zijn ongeduld verbergend. Er was een stilte. Toen sprak de Fransch man weer. „Hoe kom je hier vroeg hij zacht. „Het is te moeilijk om dit alles te begrijpen". „Ik zal je mijn verhaal vertellen, terwijl jij weer een beetje tot je zelf komt", ant woordde Griddle fronsend. „Maar we heb ben niet veel tijd, weet je. Ik zou liever..." opvatting en phraseering, 5. Rhytmiek, 6. Klankgehalte (stemming), 7. Techniek (en samenspel voor-ensembles) en 8. Keuze van het nummer, met toepassing van het 10- puntenstelsel. Het maximum aantal punten bedraagt dus 80. Een derde prijs wordt behaald met minstens 48 punten. Een tweede prijs wordt behaald met minstens 56 punten; Een eer ste prijs wordt behaald met minstens 64 punten. Een eerste prijs (met lof) wordt be haald met minstens 72 punten. Een eerste prijs (met onderscheiding) wordt behaald met minstens 80 punten. De uitslagen. Derde afdeeling solisten: C. Rijn, clarinet te Goes, eerste prijs met 64 punten; D. de Looff, clarinet, Wissen- kerke, eerste prijs met 64 p.; L. de Wild, clarinet, Kats, tweede prijs met 62 p.; I. Suurmond, saxophone-sopraan, Soeburg, erste prijs met 66 p.; A. L. van Wallenburg, piston, Soeburg, eerste prijs met 67 p.; Joh. Braamse, piston, Wilhelminadorp, eerste prijs met 67 p.; M. Steketee, piston, Kloe- tinge, eerste prijs met 66 p.; W. van Loen- hout, Kattendijke, eerste prijs met 64 p.; A. Rotte, piston, Oostkapelle, tweede prijs met 61 p.; M. de Pagter, piston, Seroosker- ke, tweede prijs met 61 p,A. J. de Pag ter, bugle, Soeburg, eerste prijs met 64 p.; W. C. Kempe, bule, Wilhelminadorp, eerste prijs met 64 p.; J. Brouwer, bugle, Seroos- kerke, tweede prijs met 62 p.; Jac. Knuijt, bugle, Nieuw- en Sint-Joosland, tweede prijs met 62 p.; W. I. de Jonge, bugle, Soe burg, tweede prijs met 62 p.; W. Wolse, bugle, Kortgene, tweede prijs met 61 p.; „Neen vertel", verzocht de Fransch man, gemelijk. „Mijn hoofd ik moet we ten. Ik wil niet langer gek zijn. Hoe weet ik...*.?" „In orde, hoor", interrumpeerde mijnheer Griddle, besluitend hem zijn zin te geven. „Toen je niet kwam opdagen, werden Ba- retti en ik angstig. We lagen natuurlijk over het wrak, maar we dachten, dat je je gered had, evenals de anderen, Zelfs toen er gesproken werd over één man, die. ge mist werd, droomden we nog niet, dat jij het was en niemand werd aangespoeld". „Neen ik werd niet aangespoeld", mompelde Mironneau grimmig. „Daarom besloot ik tenslotte hierheen te gaan en te zien of we het een en ander kon den te weten komen..." „Ik wou, dat ik dat geweten had", on derbrak hem de Franschman. „Als ik dat had geweten, zou het heel wat anders zijn geweest. Was je een week geleden hier de dag dat mijnheer Fyne verdween?" „Neen, ik kwam juist daarna. En Baretti ook. Ik kwam gewoon als gast en Baretti vermomde zich als kellner en een ver duveld slechte! Het is een knoeier, die vent. Ik denk, dat hij zal moeten hangen, omdat hij een moordenaar is!" „Moordenaar!" zuchtte de Franschman en keek schichtig naar het huis. „Probeer de hij mijnheer Fyne te dooden „Nee, nee! Maar we moesten een klein ongeluk in elkaar zetten, omdat er al een kellner in betrekking was en Luigi Baretti die veroorzaakte een te groot ongeluk. De ander is gestorven". Hij zweeg en voegde er toen kinderlijk eenvoudig aan toe: „Dat was jammer, Mironneau. Ik (Ingez. Meded.) P. Braamse, bugle, Wilhelminadorp, twee de prijs met 61 p.; J. Kaboord, bugle, Kat tendijke, tweede prijs met 60 p.; D. Lizierse, bugle, Kattendijke, tweede prijs met 59 p.; C. Joosse Jz., Corhoorn te Middelburg, le prijs met lof met 72 p.; W. Back, baryton te Serooskerke, eerste prijs met 70 p.; J. Adriaanse, baryton te Westkapelle, eerste prijs met 69 p.; L. M. Heijnsdijk, baryton, Wilhelminadorp, eerste prijs met 68 p.; J Wisse, baryton, Kattendijke, tweede prtfa met 63 p.; Izaak de Regt, Baryton, Wisse kerke, tweede prijs met 63 p.; C. Markus- se, trombone, Kortgene, tweede prijs met 62 p.; J. Eikenhout, trombone, Kats, twee de prijs met 62 p.; C. Kramer, trombone, Kolijnsplaat, tweede prijs met 61 p.; Joh. Schrijver, tuba Goes, tweede prijs met 63 p.; P. Wisse, bombardon, Oostkapelle, eer ste prijs met 67 p.; M. de Looff, bombardon, Kortge, tweede prijs met 62 p.; Derde afdeeling duetten: W. Dingemanse en M. Bouwense, 2 cla- rinetten, Kortgene, tweede prijs met 63 p. Tweede afdeeling solisten: C. Westerweele, clarinet, Kolijnsplaat, eerste prijs met 65 p.; Jan Meliefste, saxo- phone-alt, Nieuw- en Sint-Joosland, eerste prijs met 66 p. Joh. Post, saxophone-alt, Kortgene, tweede prijs met 63 p.; Francois Bliek, trompet, Middelburg, tweede prijs met 61 p.; L. Cornelisse, bugle, Middelburg, eerste prijs met 65 p.; J. Nijsse, bugle, Kloetinge, eerste prijs met 64 p.; Jan de Regt, bugle, Wissekerke, tweede prijs met 60 p.; M. de Regt, baryton, Kolijnsplaat, eerste prijs met 67 p.; D. Korzuise, trombo ne, Kolijnsplaat, eerste prijs met 66 p.; M. heb mij verscheidene jaren aan mijn hobby overgegeven, en tot nu toe is het een record geweest. „O, het was een heel zuiver record", fluis terde Mironneau. Mijnheer Griddle haalde zijn schouders op. „We nemen, maar we dooden niet", merkte hij op. „Jij hebt de gravin niet ge dood, een maand geleden. Je dwong haar slechts tot het kleine ongemak om een zeer waardevol paarlsnoer te verliezen. En de schipbreuk van de boot, waarop je 't paarl snoer naar ons bracht, bezorgde ons een dergelijk ongemak. Nou, wij drieën hebben het tot nog toe goed gemaakt, dus we mo gen niet klagen." „Het wrak!" mompelde Mironneau. „Ben je daar geweest?" „Ja zeker. Ik kom er juist vandaan", ant woordde Griddle. „En ik veronderstel, dat er binnen een half uur nog andere bezoe kers van het wrak hier zullen zijn! Er is dubbel spel gespeeld, Mironneau dat heeft ons onzen slag bedorven. Iedereen was nieuwsgierig geworden, zelfs de men schen, die in 't geheel niet nieuwsgierig be hoefden te zijn. Er is nog een mysterie ook op dat schip „Ja, ja, ik zal tje vertellen!" riep Mi ronneau uit. „Na nog een slokje uit j e flesch, ja. Er zullen anderen komen, zeg je? Ik dacht, dat jij „de anderen" was, toen je hier straks heen kwam". Hij nam een groo te slok uit de flesch en zijn opgewonden heid nam toe. „Maar dan is het niet goed om hier langer te blijven. Dan moeten we gaan". Hij stond plotseling op de beenen, maar viel even snel weer neer. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5