Ut) Is et !?aW#
ROODE STER
KRONIEK vaa den DAG.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDËLBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 13 FEBRUARI 1939. No. 37.
'n Moment geleden stakliij er zijn pijpje bij op -
en hij is er wèg van! Meteen wèg van het hoogste
rookgenotNiemeijer's Roode Ster100 Geur
NIEMEIJER'S
6, 10 en 13 ct.
per half ons
VKIxX*
Zeldzaam zacht en licht in de pijpt
SCHADUWEN AAN DE KUST.
Het Negende solistenconcours
van den Bond van Harmonie-
en Fanfarevereenigingen.
Het terrorisme der Iersche
heethoofden.
„Toen de volgegeten Engelschen aan
hun rijkbeladen ontbijttafels gezeten het
nieuws van de bomaanslagen lazen, schrok
ken zij zoo, dat de biefstukken van hun
vorken vielen", aldus schreef onlangs het
nat.-soc. Duitsche dagblad „Angrlff" bij de
gelegenheid van de eerste terroristische da
den in Groot-Brittannië, die in de laatste
weken zooveel opzien in de wereld hebben
verwekt. Afgezien van het feit dat de
journalisten van de „Angriff" er lichte
lijk verouderde ideeën op na schijnen te
houden betreffende het gebruikelijke, Brit-
sche ochtendvoer, getuigen ook de beschrij
vingen van de Engelsche reactie op de
bomaanslagen van aanzienlijke overdrijving.
De slachtoffers van genoemde aanslagen
mogen een begrijpelijke neiging hebben
getoond om zich in hun kauwgom te ver
slikken, maar dat het Engelsche volk als
geheel zich over deze nieuwe uitbarsting
van Iersche heethoofdigheid bijzonder
druk heeft gemaakt is onmogelijk vol te
houden. De reden voor deze betrekkelij
ke onverschilligheid is van verschil
lenden aard. De voornaamste is echter wei
dat men er zich algemeen rekenschap van
geeft dat de aanslagen het werk zijn van
een groep fanatici, en als zoodoende gee
nerlei politieke beteekenis hebben, noch
kunnen hebben. Daarbij komt dat Engelana
al meer dan drie eeuwen den tijd heeft
gehad om aan de Iersche heethoofdigheid
gewend te raken. Deze twee factoren ver
klaren waarom het publiek in zijn geheel
de nieuwe terreur, hoe gevaarlijk zij ook
zoo kunnen worden, niet al te zwaar op
vat.
Om deze houding, en het ontbreken van
eenige politieke beteekenis in de bomaan
slagen, goed te begrijpen dient men zich
de huidige positie tusschen Engeland en
Ierland en den historischen achtergrond
hiervan klaar voor oogen te stellen.
Leefden wij nog in 1919, of zelfs in 1937,
dan zou een uitbraak van Iersch terro
risme zooals zich nu weer in de laatste
dagen heeft doen gelden, heel wat meer
zorg hebben gebaard. Engeland leefde in
beide genoemde tijden nog op een voet
van gewapende vrede met Ierland. Het
Anglo-Iersch verdrag van 1922 en het nieu
we verdrag van het vorige jaar hebben
echter tot een zoodanige verbetering van
de betrekkingen tusschen de twee landen
geleid, dat de nieuwe pogingen de Engel
sche regeering met geweld te intimideeren
bij de overgroote meerderheid van het
Iersche volk, en alle verantwoordelijke po
litici, nog slechts weerzin opwekken. Ier
land heeft immers, sinds het verdrag van
1938 waarin de laatste overblijfselen van
de Engelsche souvereiniteit werden op
geruimd, op een punt na niets meer van
Engeland te verlangen. Dat eene punt, de
aansluiting van het nog onder Engelsche
souvereiniteit staande graafschap Ulster,
het N.W. deel van Ierland bij de nieuwe
Iersche republiek, is ongetwijfeld belang
rijk, maar ook een zoo hartstochtelijk
voorvechter van de Iersche vrijheid en
de Iersche eenheid als De Valera heeft
nooit eenig teeken gegeven dat hij het
probleem van de vereeniging van Ierland
langs een anderen dan vreedzamen weg zou
willen oplossen. Dat De Valera zelf al
even weinig sympathie voor het werk der
terroristen voelt als de meerderheid van
zijn volk is ten duidelijkste gebleken uit
een verklaring die hij op 7 Februari in de
Iersche volksvergadering heeft afgelegd,
waarin hij nieuwe maatregelen aankon
digde om de regeering in staat te stellen
haar gezag te handhaven.
Tegen wie die maatregelen bedoeld zijn,
is niet aan twijfel onderhevig, ook al
heeft De Valera vermeden te zeggen uit
welken hoek 't regeeringsgezag werd be
dreigd. Het zijn de extremistische leden
van de reeds sinds 1922 onwettig verklaar
de Irish Republican Army, en het zijn,
naar wel met zekerheid mag worden
aangenomen, deze elementen die verant
woordelijk zjjn voor de bomaanslagen in
Engeland etc.
Het is derhalve duidelijk, dat deze wan
daden een heel ander karakter dragen
dan de tallooze moorden, bomaanslagen en
schietpartijen die tot 1922 zooveel bloedige
paginas in de geschiedenis van de Engelsch-
Iersche betrekkingen hebben geschre
ven. Deze laatsten, ook al waren zij de da
den van extremisten, waren niette
min symptomen van de nationale wor
steling voor de Iersche vrijheid; de jong
Naar het Engelsch van
J. Jefferson Farjeon.
55).
Maar mijnheer Griddle maakte er zich
geen zorg over. Zooals gezegd had, was hij
zestig, en daar hij reeds risico's genomen
had op z'n twintigste, toen zijn heele leven
nog voor hem lag, was hij zelfs nog meer
bereid die te nemen op z'n zestigste, toen
het grootste gedeelte van zijn leven reeds
achter hem lag. Eens zou hij toch gevan
gen genomen worden. Wie werd dat niet?
Waarom geen rots, of een gekuifde golf?
Die waren niets vreeselijker dan een bed.
Het mysterie van dood en leven schoot
door hem heen het boeiende mysterie,
het gevreesde mysterie, het ontstellende
mystrie Dood, de groote duisternis, waar
hij nu heen ging; leven, de kleine, lachende
schuimspiegeltjes, die kwamen en gingen,
schitterend en trots en voor een moment
overwinnend, maar het volgende oogenblik
weg om door andere ontelbare gevolgd te
worden. Wie zou ten slotte overwinnaar
zijn, de duisternis of het licht? Dat was het
mysterie, dat iemand bezig houdt, het my
sterie, waar al de andere kleinere mysteries
bij in 't niet vallen.
Een vreemde blijheid kwam over mijn
heer Griddle, gedeeltelijk de schuld van de
lichamelijke reacties van het oogenblik en
gedeeltelijk van de innerlijke voldoening
over de activiteit na dagen van wachten en
passiviteit. Hij kende de klippen en rotsen
niet. Alles wat hij wist, was, hoe je een
motorboot moest hanteeren. Het noodlot
ste aanslagen daarentegen zijn slechts
uitingen van een typische groep Iersche
fanatici die, voorzoover het zich op het
oogenblik laat aanzien, geenerlei steun bij
de meerderheid van het Iersche volk
ondervinden. Kortom, mosterd na den
maaltijd! Of deze groep over voldoende
middelen en organisatie beschikt om wer
kelijk gevaarlijk te worden is moeilijk te
zeggen. Aan den eencn kant schijnt hun op
treden uitermate amateuristisch. Daar is
bv. het befaamde ultimatum dat zij vier
dagen voor den eersten bomaanslag, in de
Londensche wijk Southwark, aan Lord Ha
lifax toezonden. In dit ultimatum kwam
de volgende passage voor: „De regeering
van de Iersche republiek is van meening
dat vier dagen Uw vegeering voldoenden
tijd geven om haar bedoelingen omtrent
de ontruiming van Ierland kenbaar te
maken. Onze regeering behoudt zich het
recht voor zonder verdere waarschuwin
gen de noodige maatregelen te nemen
indien bij het aflwopen van dezen termijn
onze eischen niet ingewilligd zijn." Men
krijgt bij het lezen van dit merkwaardige
document, welks opstellers niet schromen
zich voor de Iersche regeering uit te geven,
eerder den indruk van een stel schooljon
gens die oorlogje spelen, dan van een orga
nisatie van politieke terroristen, die voor
niets terugdeinzen om hun doel te berei
ken. Aan den anderen kant wijst een docu
ment dat in handen van de politie is ge
vallen op verbluffend uitgebreide plannen
om de Engelsche regeering door een serie
systematische aanslagen tot capitulatie te
dwingen. Volgens dit plan zouden niet al
leen alle officieele gebouwen en openbare
bedrijven (zooals ondergrondsche spoorwe
gen, gas- en electriciteitsmaatschappjjen,
enz.) de attenties van de terroristen ont
vangen, maar zou Engeland's geheele in
dustrieels apparaat, overal waar een bom
aanslag een kans van succes zou kunnen
hebben, aangevallen worden. Ja, zelfs het
Nationale Register dat Engeland sinds
kort heeft ingesteld zou onwerkzaam ge
maakt worden door de gebouwen waarin
de administratie hiervan is gevestigd te
vernietigen. Men ziet, de heeren waren
niet van plan het op een goedkoopje te
doen. Juist deze uitgebreidheid van hun
plannen zou echter ook kunnen worden
opgevat als een teeken dat men hier met
een stel fantasten te doen heeft wier
heethoofdig enthousiasme hen een gemak
kelijke prooi voor de politie zal maken.
Hoe dit ook zij, de autoriteiten hebben
wijselijk besloten het zekere voor het on
zekere te nemen en het werk van de nieu
we terroristen niet en bagatelle op te
vatten. Honderden politiemannen, die
voor dit doel speciaal gewapend zijn met
revolvers (inplaats van de gebruikelijke
stok, die normaliter het eenige wapen van
de Engelsche politie vormt), zijn onmid
dellijk een intensieve campagne begonnen
om de daders van de aanslagen op te
sporen en de verdere uitvoering van hun
plannen te verijdelen. Het mag tot Tiun
eer gezegd worden dat zij er reeds spoe
dig in geslaagd zijn een aanzienlijk aantal
lieden, wier medeplichtigheid nauwelijks
twijfelachtig schijnt, te arresteeren. Tege
lijkertijd worden alle openbare gebouwen
door speciale patrouilles bewaakt, terwijl
in de ondergrondsche spoorwegen even
eens een scherp toezicht wordt gehouden
dat zélfs zoo ver gaat, dat passagiers die
een valies aan de garderobe willen afge
ven herhaaldelijk gevraagd worden den
inhoud te toonen. Ook de Iersche politie
zit niet stil en verleent op alle mogelijke
wijzen haar medewerking, om de schuldi
gen ten spoedigste te boek te stellen. Het
is onder deze omstandigheden volkomen
natuurlijk dat er van eenige opwinding,
laat staan paniek, over de „terreur" on
der het Engelsche volk geen sprake is,
en dat de biefstukken, (die dit volk ove
rigens 's ochtends niet eet) rotsvast op hun
vorkje gezeten, ongehinderd hun reis van
het ontbijtbord naar den volksmond vol
brengen.
HET AUTOBUSWETJE REEDS
AFGEKONDIGD.
Zaterdag is uitgegeven Staatsblad no. 521,
wet van 11 Februari 1939, tot aanvulling
en wijziging van de afdeelingen 9 en 10 der
wet van 29 November 1935 (Staatsblad no.
685), tot verlaging van de openbare uitga
ven (met het oog op paragraaf 47 der wet:
coördinatie van het verkeer).
had zijn naam evenwel nog niet geroepen,
en binnen een paar minuten was dat spe
ciale gevaar hem duidelijk, en worstelde hij
met het schuim.
„Waar zal ik morgen zijn?" vroeg hij 't
schuim, toen het in zijn boot stroomde en
hem doorweekte. „Kun je me dat niet ver
klappen? Of zal ik vragen moeten beant
woorden in een politieposthuis? Of zal ik
net als nu zijn maar met vijftig duizend
in mijn zak?"
Hij wist vaag, waar de riviermonding
was. Hij was dikwijls voorbij het huisje ge
komen op zijn vele zwerftochten. Naar het
Oosten begon het grijs te worden. De dage
raad was op komst.
Geholpen door de schemering, nam hij
zijn koers. De wind was te frisch om be
haaglijk te zijn, toch had hij er nu plezier
in. Hij wist, dat, wat voor moeilijkheden hij
ook nog zou ontmoeten, dat ze kleiner, ge
ringer zouden zijn, dan hij zou hebben te
doorstaan, wanneer hij door een boot van
het wrak gevolgd zou worden. Mits hij de
riviermonding kon bereiken, rekende hij op
een voordeel van minstens een half uur.
Juist toen de duisternis ging verdwijnen,
zag hij het punt, waarnaar hij zocht en snel
veranderde hij van koers. Binnen vijf mi
nuten voer hij de rivier op. En twee minu
ten later lag de boot gemeerd en sprong hij
er uit.
Hij keek naar de hut. Zij was in duister
nis gehuld.
„Mironneau!" riep hij zacht.
Hij liep naar de hut toe, langzaam, voor
zichtig. Niets bewoog zich.
„Mironneau!" riep hij opnieuw.
Een gedaante rees op van den grond, wan
De eerste dag in elk opzicht
een daverend succes.
Zaterdag werd in de zalen van „St. Joris"
te Middelburg het eerste deel van het ne
gende solistenconcours van den Bond van
Harmonie- en Fanfare-vereenigingen in
Zeeland gehouden. Het is een overweldigend
succes geworden. Van de 80 nummers, die
dezen dag uitgevoerd moesten worden, lie
ten slechts 3 solisten en 1 duo verstek gaan,
terwijl 1 solist van het tweede deel reeds nu
optrad, zoodat 77 nummers de revue pas
seerden. Een aantal, dat moeilijk meer
voor uitbreiding vatbaar is!
Des morgens om 11 uur werd het con
cours door den voorzitter, den heer C. Flip
te Wissekerke, geopend en zonder maar een
minuut te verspillen heeft men tot des
avonds 6 uur onafgebroken doorgewerkt!
Men was toen tot de afdeeling Uitmuntend
heid genaderd, zoodat voor den avond nog
een programma van niet minder dan 22
nummers overbleef, waarmede om 7 uur
weer begonnen werd. In de hoogste afdee
lingen waren alle solisten present en hier
werden dikwijls zeer groote nummers uit
gevoerd, zoodat slechts een kwartier vóór
middernacht restte, toen de laatste uitsla
gen bekend gemaakt werden en voorzitter
Fiipse, alvorens zijn moeilijke thuisreis met
zijn mede-eilandbewoners te aanvaarden,
nog tijd vond om een slotwoord te spreken,
waarbij hij allen dank bracht en opwekte
tot een bezoek aan den tweeden dag.
Wij hopen in den loop dezer week nog
een meer gedetailleerde bespreking te ge
ven, doch reeds thans willen wij niet nala
ten te vermelden dat de prestaties op een
peil stonden, dat den minder goeden indruk
van het vorig jaar volkomen teniet deed.
In geen der afdeelingen werden bepaald
slechte prestaties geleverd, zoodat geen
enkele 3e prijs werd toegekend. De solisten
blijken de les van het vorig jaar duchtig ter
harte te hebben genomen. In de hoogste af
deelingen bewogen de solisten zich wel op
een zeer hoog peil, zoodat, ondanks het
late uur en den langen dag, de aandacht
geen moment verslapte. Een groot aantal
eerste prijzen met lof waren hier dan ook
bij de uitslagen.
De heer Ed. Flipse te Rotterdam, die den
heelen langen dag onvermoeid de presta
ties beoordeeld had, kon dan ook niet na
laten aan het slot zijn bewondering onder
woorden te brengen. „Ik ben er buitenge
woon trots op Zeeuw te zijn, na al wat ik
hier vandaag gehoord heb. Hoewel ik dik
wijls als jurylid, vooral in Noord-Holland
optrad, heb ik iets dergelijks in de laatste
jaren niet meegemaakt. De prestaties zijn
meer dan buitengewoon en ik hoop dat vele
directeuren van muziekvereenigingen hier
aanwezig waren, opdat zij aan de solisten
een voorbeeld nemen in verband met het
bondsconcours op den 2en Pinksterdag. Ik
wensch allen verder veel succes".
Een dergelijke uitspraak van 'n gevierd en
succesvol dirigent, waarin hij trouwens niet
alleen staat, daar ook de heer Speets zich
meermalen in dezen geest uit liet, zegt heel
wat. In verband hiermede moeten wij uiting
geven aan onze teleurstelling, dat zoo wei
nig muziekliefhebbers, waaraan Middelburg
toch zoo rijk is, dit concours bezochten. Het
bezoek dat 's middags niet zoo groot was,
was 't avonds zeer bevredigend. De zaal
was toen geheel gevuld, doch het waren
bijna uitsluitend menschen, die direct of in
direct met den bond in contact staan, leden
van aangesloten vereenigingen, familiele
den van solisten e.d., waarvan dan nog een
groot contingent van buiten de stad, tot
Noord-Beveland en diep de polders van
Zuid-Beveland in, toe. Komt Middelbur
gers, maakt eens kennis met de eminente
solisten van dezen bond. Volgende week
heeft U er de kans nog toe en U zult een
gang naar „St. Joris" niet bereuren.
De begeleiding der solisten werd ook dit
maal weer verzorgd door de heeren De
Rooy te Vlissingen en Harthoorn te Goes,
die zich als. steeds uitstekend van hun om
vangrijke taak gekweten hebben, al brach
ten vele solisten hun eigen pianiste of pi
anist mede.
Alvorens de uitslagen te vermelden, ge
ven wij de wijze van beoordeeling. Deze
geschiedt in 8 rubrieken, nl: 1. Zuiverheid,
2. Tempo. 3. Nuanceering, 4. Voordracht,
kelde naar hem toe en zonk ineens in zijn
armen.
„Hei, wat is dat?" riep de man uit.
„Mironneau ik ben Griddle! Griddle!"
Mironneau gaf geen antwoord maar be
woog zwakjes.
„Hou je taai!" mompelde Griddle. „Ik zal
je wat laten drinken".
Hij legde den Franschman op den grond
en hield een flesch tegen zijn lippen. De
Franschman opende zijn oogen.
„Goed goed!" knikte Griddle, hem
moed insprekend. „Gaat het al beter? Nu
heb je ze gevonden?"
Mironneau schudde langzaam zijn hoofd.
Mijnheer Griddle onderdrukte een gevoel
van teleurstelling. Maar een oogenblik la
ter herleefde zijn hoop.
„Daar binnen", mompelde Mironneau.
„Wat!" fluisterde mijnheer Griddle. „Be
doel je dat ze in het huisje zijn?" Mi
ronneau knikte. „Dan, om 's hemelswil,
men
Mironneau stak zijn hand op.
„Ik zal het je dadelijk vertellen", mur
melde hij. „Het is niet goed om er heen te
gaan voor ik alles verteld heb. Mijn hoofd,
het draait. Een oogenblik". Hij sloot zijn
oogen. „Dan zeg jij maar wat er gedaan
moet worden".
„Uitstekend best", stemde de oude heer
toe, zijn ongeduld verbergend.
Er was een stilte. Toen sprak de Fransch
man weer.
„Hoe kom je hier vroeg hij zacht. „Het
is te moeilijk om dit alles te begrijpen".
„Ik zal je mijn verhaal vertellen, terwijl
jij weer een beetje tot je zelf komt", ant
woordde Griddle fronsend. „Maar we heb
ben niet veel tijd, weet je. Ik zou liever..."
opvatting en phraseering, 5. Rhytmiek, 6.
Klankgehalte (stemming), 7. Techniek (en
samenspel voor-ensembles) en 8. Keuze van
het nummer, met toepassing van het 10-
puntenstelsel. Het maximum aantal punten
bedraagt dus 80.
Een derde prijs wordt behaald met
minstens 48 punten. Een tweede prijs wordt
behaald met minstens 56 punten; Een eer
ste prijs wordt behaald met minstens 64
punten. Een eerste prijs (met lof) wordt be
haald met minstens 72 punten. Een eerste
prijs (met onderscheiding) wordt behaald
met minstens 80 punten.
De uitslagen.
Derde afdeeling solisten:
C. Rijn, clarinet te Goes, eerste prijs met
64 punten; D. de Looff, clarinet, Wissen-
kerke, eerste prijs met 64 p.; L. de Wild,
clarinet, Kats, tweede prijs met 62 p.; I.
Suurmond, saxophone-sopraan, Soeburg,
erste prijs met 66 p.; A. L. van Wallenburg,
piston, Soeburg, eerste prijs met 67 p.; Joh.
Braamse, piston, Wilhelminadorp, eerste
prijs met 67 p.; M. Steketee, piston, Kloe-
tinge, eerste prijs met 66 p.; W. van Loen-
hout, Kattendijke, eerste prijs met 64 p.;
A. Rotte, piston, Oostkapelle, tweede prijs
met 61 p.; M. de Pagter, piston, Seroosker-
ke, tweede prijs met 61 p,A. J. de Pag
ter, bugle, Soeburg, eerste prijs met 64 p.;
W. C. Kempe, bule, Wilhelminadorp, eerste
prijs met 64 p.; J. Brouwer, bugle, Seroos-
kerke, tweede prijs met 62 p.; Jac. Knuijt,
bugle, Nieuw- en Sint-Joosland, tweede
prijs met 62 p.; W. I. de Jonge, bugle, Soe
burg, tweede prijs met 62 p.; W. Wolse,
bugle, Kortgene, tweede prijs met 61 p.;
„Neen vertel", verzocht de Fransch
man, gemelijk. „Mijn hoofd ik moet we
ten. Ik wil niet langer gek zijn. Hoe weet
ik...*.?"
„In orde, hoor", interrumpeerde mijnheer
Griddle, besluitend hem zijn zin te geven.
„Toen je niet kwam opdagen, werden Ba-
retti en ik angstig. We lagen natuurlijk
over het wrak, maar we dachten, dat je je
gered had, evenals de anderen, Zelfs toen
er gesproken werd over één man, die. ge
mist werd, droomden we nog niet, dat jij
het was en niemand werd aangespoeld".
„Neen ik werd niet aangespoeld",
mompelde Mironneau grimmig.
„Daarom besloot ik tenslotte hierheen te
gaan en te zien of we het een en ander kon
den te weten komen..."
„Ik wou, dat ik dat geweten had", on
derbrak hem de Franschman. „Als ik dat
had geweten, zou het heel wat anders zijn
geweest. Was je een week geleden hier
de dag dat mijnheer Fyne verdween?"
„Neen, ik kwam juist daarna. En Baretti
ook. Ik kwam gewoon als gast en Baretti
vermomde zich als kellner en een ver
duveld slechte! Het is een knoeier, die vent.
Ik denk, dat hij zal moeten hangen, omdat
hij een moordenaar is!"
„Moordenaar!" zuchtte de Franschman
en keek schichtig naar het huis. „Probeer
de hij mijnheer Fyne te dooden
„Nee, nee! Maar we moesten een klein
ongeluk in elkaar zetten, omdat er al een
kellner in betrekking was en Luigi
Baretti die veroorzaakte een te groot
ongeluk. De ander is gestorven". Hij zweeg
en voegde er toen kinderlijk eenvoudig aan
toe: „Dat was jammer, Mironneau. Ik
(Ingez. Meded.)
P. Braamse, bugle, Wilhelminadorp, twee
de prijs met 61 p.; J. Kaboord, bugle, Kat
tendijke, tweede prijs met 60 p.; D. Lizierse,
bugle, Kattendijke, tweede prijs met 59 p.;
C. Joosse Jz., Corhoorn te Middelburg, le
prijs met lof met 72 p.; W. Back, baryton
te Serooskerke, eerste prijs met 70 p.; J.
Adriaanse, baryton te Westkapelle, eerste
prijs met 69 p.; L. M. Heijnsdijk, baryton,
Wilhelminadorp, eerste prijs met 68 p.; J
Wisse, baryton, Kattendijke, tweede prtfa
met 63 p.; Izaak de Regt, Baryton, Wisse
kerke, tweede prijs met 63 p.; C. Markus-
se, trombone, Kortgene, tweede prijs met
62 p.; J. Eikenhout, trombone, Kats, twee
de prijs met 62 p.; C. Kramer, trombone,
Kolijnsplaat, tweede prijs met 61 p.; Joh.
Schrijver, tuba Goes, tweede prijs met 63
p.; P. Wisse, bombardon, Oostkapelle, eer
ste prijs met 67 p.; M. de Looff, bombardon,
Kortge, tweede prijs met 62 p.;
Derde afdeeling duetten:
W. Dingemanse en M. Bouwense, 2 cla-
rinetten, Kortgene, tweede prijs met 63 p.
Tweede afdeeling solisten:
C. Westerweele, clarinet, Kolijnsplaat,
eerste prijs met 65 p.; Jan Meliefste, saxo-
phone-alt, Nieuw- en Sint-Joosland, eerste
prijs met 66 p. Joh. Post, saxophone-alt,
Kortgene, tweede prijs met 63 p.; Francois
Bliek, trompet, Middelburg, tweede prijs
met 61 p.; L. Cornelisse, bugle, Middelburg,
eerste prijs met 65 p.; J. Nijsse, bugle,
Kloetinge, eerste prijs met 64 p.; Jan de
Regt, bugle, Wissekerke, tweede prijs met
60 p.; M. de Regt, baryton, Kolijnsplaat,
eerste prijs met 67 p.; D. Korzuise, trombo
ne, Kolijnsplaat, eerste prijs met 66 p.; M.
heb mij verscheidene jaren aan mijn hobby
overgegeven, en tot nu toe is het een record
geweest.
„O, het was een heel zuiver record", fluis
terde Mironneau.
Mijnheer Griddle haalde zijn schouders
op. „We nemen, maar we dooden niet",
merkte hij op. „Jij hebt de gravin niet ge
dood, een maand geleden. Je dwong haar
slechts tot het kleine ongemak om een zeer
waardevol paarlsnoer te verliezen. En de
schipbreuk van de boot, waarop je 't paarl
snoer naar ons bracht, bezorgde ons een
dergelijk ongemak. Nou, wij drieën hebben
het tot nog toe goed gemaakt, dus we mo
gen niet klagen."
„Het wrak!" mompelde Mironneau. „Ben
je daar geweest?"
„Ja zeker. Ik kom er juist vandaan", ant
woordde Griddle. „En ik veronderstel, dat
er binnen een half uur nog andere bezoe
kers van het wrak hier zullen zijn! Er is
dubbel spel gespeeld, Mironneau dat
heeft ons onzen slag bedorven. Iedereen
was nieuwsgierig geworden, zelfs de men
schen, die in 't geheel niet nieuwsgierig be
hoefden te zijn. Er is nog een mysterie ook
op dat schip
„Ja, ja, ik zal tje vertellen!" riep Mi
ronneau uit. „Na nog een slokje uit j e
flesch, ja. Er zullen anderen komen, zeg je?
Ik dacht, dat jij „de anderen" was, toen je
hier straks heen kwam". Hij nam een groo
te slok uit de flesch en zijn opgewonden
heid nam toe. „Maar dan is het niet goed
om hier langer te blijven. Dan moeten we
gaan". Hij stond plotseling op de beenen,
maar viel even snel weer neer.
(Wordt vervolgd).