MIDDELBURGSCHE COURANT ïP vitrei <tle (&GOESGHE COURANT Een opzienbarenJe verklaring van Chamberlain. BESLUITVAARDIGHEID EN DICTATUUR. HMNlMLfiND. Minister Patijn over de betrekkingen met Duitschland. Engeland is solidair met Frankrijk. Groote verrassing te Rome Mooie handen met PuroL Dagblad. Uitg. N.V. De Middelburgsche Crt. Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr.28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139j te GOES Turfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct. Lijdt de democratie inderdaad besluiteloosheid Men schrijft ons: Binnen een jaar tijd hebben de dictatuur- landen groote overwinningen behaald op de democratisch geregeerde landen: Oosten rijk, Tsjechoslovakije, Barcelona zij vie len achtereenvolgens als rijpe vruchten in de schoot van Berlijn en Rome. Het behoeft nauwelijks betoog, dat deze gang van zaken de wereld verontrust en menigeen z'ch gaat afvragen, of de democratie het op den duur niet tegenover de dictatuur zal afleggen. Men klaagt, dat de democratische regee ringen niet over de noodige besluitvaardig heid beschikken en dódrom bij de dictaturen zouden achterstaan. Dat zou dan speciaal ook op economisch' gebied gelden. Wij zijn het met deze opvattingen niet eens. Tijdelijk moge geweld, of dreiging met geweld, het van rustig overleg tusschen re geering en parlement winnen, op den duur ontaardt elke dictatuur, om met den Zwit ser Burckhardt te spreken, in het „abso luut booze", waartegenover zich allianties zullen vormen, waarvan wij het bestaan op het oogenblik nog niet vermoeden. Weliswaar wil Chamberlain nog niet er kennen, zoo merkte prof. Foerster, de ook ten onzent welbekende Duitsche paedagoog, in een onlangs te Bazel voor de Europa- Union gehouden rede op, dat er „met vul kanen en law'nes" niet onderhandeld kan worden en wil hij evenmin toegeven, dat „de stap van de Pruisische grenadiers die van het Duitsche volk geworden is", maar In weerwil van dat alles zal de Brit- sche vitaliteit zich niet buigen laten en op het beslissende moment aanwezig blijken te zijn. Men denke aan het nauwer wordende contact tusschen Engeland en Amerika, maar bovenal aan het groeiende inzicht bij het Engelsche volk, dat persoonlijke vrijheid en menschelijkheid het ifundament van alle fundamenten vormen, waarop de moreele kracht van de menschheid zich weer zal verheffen; het is een kracht, die het „van de barbarij zal winnen, als het ooit tot een eindstrijd' tusschen beschaving en bruut ge weld mocht komen". Inderdaad vragen ook wfl ons af, wat de wereld er bij gewonnen zou hebben, indien er in September slechts dictators tegenover dictators zouden hebben gestaan. Dit nu geldt n'et alleen in politiek opzicht, maar ook raet betrekking tot de economische ver houdingen. Is het wel zoo'n nadeel, dat de regeeringen het in de democratische landen nog niet geheel voor het zeggen hebben, dat men niet altijd terstond tot besluiten kan komen, omdat de parlementen te veel babbelen en te weinig handelen? Is het wel zoo'n nadeèl, dat men veelal zelfs in het geheel niet tot een besluit komt? Wij ge- looven het niet, want kenmerkend voor be sluiten is dat zij niet zelden overijld wor den genomen. De gevolgen zijn dan veelal onherstelbaar. Niemand zal ontkennen, dat ook in Nederland de vrijhandel niet meer ongerept aanwezig is. Wat zou er evenwel van den vrijhandel zijn overgebleven, in dien er eens geen remmende volksvertegen woordiging had bestaan? Het is waar, ook in het bedrijfsleven ken nen wij de dictatuur, in zooverre de leiding van zelfs groote bedrijven geheel bij enkele personen berust. Dat is evenwel iets anders dan overheidsmacht over het bedrijfsleven. Immers in het particuliere bedrijf zijn het ter zake kundige leiders, wier geheele be staan staat en valt met het door hen ge leide bedrijf en die ook de eenige instanties zijn, welke de financieele en moreele ver antwoordelijkheid voor den gang van zaken dragen. Zoodra de Overheid zich echter met het -bedrijfsleven bemoeit, ontstaat nolens volens de bureaucratie. De ambtenaar moet zich noodgedwongen met zaken bemoeien, waarvan hij geen verstand, of althans te weinig verstand heeft om de gevolgen van zijn daden te overzien. De ambtenaar, en noet hem de staat, draagt een abstracte en algemeene verantwoordelijkheid, met dit gevolg dat het niet meer levende personen zijn, die de zaken leiden, maar een onont warbaar complex van koninklijke besluiten en andere administratieve regelingen. Hoe ver het daarmede helaas ook in Ne derland 'S gekomen, beeft de directeur van de Dordtsche Biscuitfabriek Victoria on langs nog in het Pcht gesteld. De crisiswet- gevinsr ;s 700 ingewikkeld geworden, zeide hp, dat zelfs vele deskundigen, die aan de o standkoming hebben medegewerkt, er niet wegwip meer in zijn. Men praat er liever niet over. En toch is Nederland nog een dorado van vrijhandel; vergeleken met Duitschland en Italië, verhoudt de Over heidsbemoeiing, waartegen wij in Nederland zoo'n strnd voeren, zich ten onzent tot die in de landen van de dictatuur, als een mols hoop tot den Mont Blanc. Nederland behoort, aldus de voorzitter van den Nederlandschen Nijverheidsraad in een onlangs gehouden rede, nog steeds tot de meest bevoorrechte landen, wat .betreft de vrijheid van gedachtenuiting en een hoog ontwikkelden gemeenschapszin. Deze inner^ lijke kracht werkt in de nijverheid en daar om achtte de heer Zaalberg het wel zeer te betreuren, dat ook wij ons steeds meer scharen aan de zijde van de ophoogers der fariefmuren. Aan de „planziekte" zijn ook wij niet ontkomen. Het kenmerkende daar van is, dat men iets begint, dat financieel ®n economisch niet past in de tegenwoor dige omstandigheden. Wij zijn het daarmede volmaakt eens, al wnien wij geen oogenblik ontkennen, dat kleine landen als Nederland, België en Zwitserland meer en meer op zichzelf wor den aangewezen. Wanneer wp dat evenwel ei kennen, dan klemt temeer de eisch om elkaar te steunen instede van elkaar te be- strpden. Vooral in Nederland is de tegen stelling tusschen vrijhandelaren en protec- nooistcn veel minder scherp dan men veel- 7 FEBB. MS». EERSTE BLAD. 182e JAAR». SSS® NUMMER 38. TWEE BLADEN. DINSDAG r^—t al op grond van de elkaar bestrijdende par tijen aanneemt. Nog onlangs schreef een Zwitsersch blad, en wp hebben dat met vreugde gelezen, dat in Nederland de vrp- handelsgedachte nog levend was en Zwit serland in dit opzicht een voorbeeld aan ons kon nemen. Waarom, zoo merkte het blad op, zouden de kleine landen zich niet nau wer aaneensluiten, met de wetenschap, dat hun werkelijk nog aanwezige vrijheid een ontzaglijk voordeel biedt tegenover de groote landen, d e niet meer neutraal in de wereld kunnen staan? „Het zij toegegeven, dat de voordeelen van den vrijhandel het grootst zijn, wanneer dit stelsel algemeen wordt toegepast,maar zij verdwijnen daarom niet", zoo zeide de voorzitter van de Amsterdamsche Kamer van Koophandel onlangs, „met de alge meenheid van den vrijen handel". Zoo is het.- Wii worden wat al te sentimenteel. De protectionist wordt al boos, wanneer hij 't woord vrijhandel hoort uitspreken en de vrijhandelaar, als men hem met bescher mende maatregelen aan boord komt. Men krpgt tranen in de oogen, alleen reeds bp het zien van uien! Democratie en vrijhandel zijn moeilijk onder woorden te brengen begrippen. Men zou ze misschien nog het best kunnen aan duiden met „de macht der trad'tie". Ook daaraan kan geen weldenkend, en dus vrij denkend, mensch zich onttrekken. Welnu, Nederland heeft een traditie hoog te hou den en de hemel behoede ons er voor, dat wij onzen traditioneelen vrijhandelsgeest zouden opofferen aan de zoozeer geprezen besluitvaardigheid van de autoritaire re geeringen, die er óók een traditie op na houden, maarmet het stemrecht van een overledene. Voor onze defensie, Volgens een gisteren gepubliceerde lijst van verantwoording van de vrijwillige bij dragen voor de versterking van de defen sie is tot nu toe in totaal ontvangen 137,634. DE SPELLINGKWESTIE. Een wetsontwerp gereed. De minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen deelt in zijn memorie vap antwoord aan de Eerste Kamer óver de begrooting van zijn departement over de spelling o.m. het volgende mede: Het betoog, dat de spelling-1934 dient te worden gehandhaafd en algemeen inge voerd, wordt in liet voorloopig verslag met name gesteund door vier argumenten. Ten eerste zou deze spelling een voor uitgang beteekenen en mag de klok niet worden teruggezet. De minister is over tuigd, dat met betrekking tot geslacht en voornaamwoord de spelling-1934 voor de taal een achteruitgang beteekent. Hij De belangrijkste conferentie is die, welke men aan het einde van den dag met zijn geweten houdt. neemt haar dus niet voor zijn rekening; gezwegen nog van de noouzakehjKiie.u dat te dezer zake een nauwe samenwerking met België wordt verkregen en in stand gehouden. Ten tweede zouden de kinderen volgens de xegels-1934 onderwezen zyn en is een Vrijziging daarin uit onderw ijs-oogpunt on verdedigbaar. Dit argument mist kracht Ook vroeger hebben wijzigingen plaats gehad, die toén dus wel mogelijk waren; Vooral is de stelling orijuist, dat de kin deren sinds 1934 den naamvalsuitgang niet meer hebben leereh gebruiken. Im mers wordt in regel 5 van het in dat jaai tot stand gekomen Kon. besluit voorge schreven, dat de buigingsuitgang n ge bruikt wordt „bij het lidwoord, het voor naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord, in het enkelvoud, bij de namen van man nelijke personen en van dieren, die uit sluitend een mannelijk individu aandui den." Alle kinderen hebben dus geleerd, den invloed van het geslacht op lidwoord, voornaamwoord en bijvoeglijk naamwoord te kennen en toe te passen. Ten derde zouden' de onderwijskrachten voorstander zijn van de spelling-1934. Deze bewering is in haar algemeenheid onjuist; zoowel onder de onderwijzers als onder de leeraren wordt ook een andere overtui ging aangetroffen en bij hun eigen sehrif- telpken arbeid toegepast. Aangezien de regels 1 tot 3 ruimte lie-^ ten voor twijfel, heeft de minister aan de commissie-Fockema-Andreae verzocht hem allereerst op dit terrein van voorlichting te dienen. Het rapport, dat reeds ontvan gen is en in het algemen duidelijke lijnen trekt, liet intusschen nog enkele vragen open, waaromtrent de minister spoedig een nader rapport verwacht. Alsdan zal een wijziging van het Koninklijk besluit bevorderd worden in den geest, als reeds bij de memorie van antwoord aan de eerste Kamer op 9 April 1938 is kenbaar gemaakt. Een wetsontwerp met betrekking tot de schrijfwijze der Nederlandsche taal is gereed en wordt thans, aangezien het ook voor het rijk over zee zal gelden, toege zonden aan de daartoe aangewezen instan ties in Nederlandsch Oost-Indië, Suriname en Curasao. Dat tegen een regeling bij Koninklijk besluit, die van de als wettelijk erkende spelling afwijkt en niet op een wet be rust, bezwaren kunnen worden ingebracht, heeft de regeering ten vorige jare erkend; maar zij achtte en acht ook thans nog een voortgaan op den bereids in 1934 in geslagen weg in afwachting van de tot stand te brengen wet voorshands geboden, zulks om door een conservatoiren maatre gel de verwarring niet te vergrooten en om niet uoor het scneppen \au een va cuum nieuwe onzekerheid te doen ont staan. Aardrijkskundige namen. De vraag, hoe de aardrijkskundige na men in Nederland zullen worden gespeld staat allereerst ter beoordeeling van den minister van binnenlandsche zaken. Van hem is dan ook uitgegaan een brief om trent het al of niet volgen van de schrijf wijze, die is voorgesteld in de „Lijst dei aardrijkskundige namen van Nederland verschenen tën jare 1936. Over de juridi sche vragen, die hier rijzen, heeft de com missie-Fockema-Andreae 'een advies uit gebracht, dat de minister in handen van zijn ambtgenoot van binnenlandsche zaken heeft gesteld. Omtrent den invloed, dien een gewijzigd voorbeeld kan hebben voor woorden, die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid en geen deel van dien naam uitmaken, evenals voor de buitenlandscne namen van zeeën, rivieren, steden, enz., heeft dezelf de commissie een advies uitgebracht, waarmede de minister bij het ontwerpen van het gewijzigde Kon. besluit rekening houdt. Aan de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer inzake de begrooting van buitenlandsche zaken, ontleenen wij het vol gende: Het belang van goede betrekkingen met Duitschland met nadruk door eenige leden (de N.S.B.-ers Red.) bepleit, behoefde de regeering zeker niet te worden voorgehou den. Zij is er zich ten volle van bewust, dat, afgescheiden van overwegingen van inter nationaal gemeenschapsgevoel, hetwelk ook in ons volk als traditie leeft, Nederland's zakelijke positie in de wereld te allen tijde zoowel waarborg als beweegreden zal vor men voor het streven naar een goede ver standhouding tot andere mogendheden en met name ook tot Duitschland. Dat omge keerd dit streven ten opzichte van Neder land ook aan Duitsche zijde bestaat, zag de regeering met voldoening en waardee ring bevestigd in de jongste rede van rijks kanselier Hitier. Evenzeer overbodig was het dan ook van den kant der bovenbedoelde leden er op aan te dringen „dat van de zijde der regeering zou worden tegengegaan al datgene wat die betrekkingen kan vertroebelen". Dat be doelde leden, ter motiveering van dién aan drang (welke overigens alleen betrekking kan hebben op datgene, wat dé regeering zou vermogen tegen te gaan), wijzen op den indruk, welken het verbod van den Neder- landsch-Duitschen voetbalwedstrijd te Rot terdam in de Duitsche pers gemaakt heeft, getuigt niet van begrip voor het toch zoo duidelijk aangewezen standpunt dat de Ne- Reuter meldt uit Londen: Chamberlain heeft gistermiddag in het Lagerhuis mede gedeeld, dat een op 26 Januari j.l. door den Franschen minister Bonnet in de Fransche Kamer afgelegde verklaring inzake de Brit sche en Fransche strijdkrachten in geval van oorlog in volkomen overeenstemming is met de opvattingen der Britsche regee ring. Chamberlain voelde zich verplicht duide lijk te maken, dat de overeen stemming van belangen, w a a r b ij Frankrijk en G r.- Brittannië beiden betrok ken zijn, zoodanig is, dat eenige bedreiging van vi tale belangen van Frank- krijk, van welke zjjde ook, onmiddellijk een samen werking van Groot-Brit- tannië zal te voorschijn roepen. Nader wordt gemeld: Chamberlain heeft in het Lagerhuis in antwoord op een vraag nog medegedeeld, dat, volgens de inlichtingen, waarover hij beschikt, de door Bonnet op 26 Januari in de Fransche Kamer afgelegde verklaring, was, dat in geval van een oorlog, waarbij beide lan den betrokken zouden zijn alle strijdkrachten van Groot-Brittannië ter be schikking zouden staan van Frankrijk, zooals alle strijdkrachten van Frank- rijk ter beschikking staan van Groot-Brittannië. Dit, aldus Chamberlain, is in volledige overeenstemming met de opvattingen der Britsche regeering. Het is onmogelijk in bijzonderheden alle hypothetische gevallen 'ia te gaan, welke zich zouden kunnen voor doen, doch ik voel mij verplicht duidelijk te maken, dat de solidariteit van belangen, waarbij Frankrijk en Groot-Brittannië bei den betrokken zijn, zoodanig is, dat iedere bedreiging van vitale* belangen van Frank rijk, van welke zijde zij ook moge komen, een directe samenwerking van dit land zal te voorschijn roepen". Voldoening te Parijs. Havas meldt uit Parijs: Zoodra de verkla ring, die Chamberlain in het Lagerhuis heeft afgelegd, in de wandelgangen van de Fransche Kamer bekend was geworden, werd zij met levendige voldoening bespro ken. De woorden van Chamberlain wer den gezien als een zeer duidelijk antwoord op de artikelen der Italiaansche pers, waar in de laatste dagen de nauwe solidariteit in twijfel werd getrokken tusschen Engeland en Frankrijk. Men is het er over eens, dat de woorden van Chamberlain, evenals die van Roosevelt, welker algemeene beteeke- nis niet gedementeerd is, een doeltreffen de bijdrage vormen voor de vredespolitiek der groote democratiën. Zoo verklaarde Mistier, de voorzitter van de kamercommis sie van buitenlandsche zaken: „De woorden van den Britschen premier komen te rechter tijd alle vredespogingen verrijken, die de beide regeeringen in gemeenschappelijk overleg hebben ondernomen". Berenger, de voorzitter van de Senaatscommissie voor buitenlandsche zaken, verklaarde: „Ik kan de verklaringen slechts goedkeuren van een zoo bezadigd, zoo omzichtig staatsman als Chamberlain, die terwijl hij een oprecht en doelmatig werker is voor den Europeeschen vrede, ook voor Frankrijk en de gedachten, die het in de wereld vertegenwoordigt, een veilig vriend en hecht bondgenoot is". Reuter meldt uit Rome: De verklaring die Chamberlain in het Lagerhuis heeft afgelegd, is een groote ver rassing gebleken voor Italiaansche politie ke kringen, die haar beschouwen als een duidelijker omlijnde uitdrukking van de eenheid van belangen tusschen Groot Brit- tanje en Frankrijk dan eenig Britsch pre mier ooit tevoren heeft uitgesproken. Van bepaalde zijde werd ongemerkt, dat de verklaring gelijkwaardig is aan een aan kondiging van een militaire bondgenoot schap, even bindend als dat, hetwelk door Hitler is afgekondigd tusschen Duitschland en Italië. In feite zijn vele politieke waar nemers van oordeel, dat de verklaring den bodem inslaat van het geloof, dat steeds in Italië heeft bestaan, n.l., dat nooit een toezegging van militairen steun door Groot Brittanje aan Frankrijk was gegeven. Officieele kringen weigeren eenig com mentaar te geven. Zij verklaren slechts: Ita- lië's natuurlijke aspiraties bedreigen de vi tale belangen van geen enkel land". Het groote publiek wist vanochtend nog niets van wat Chamberlain gezegd heeft, aange zien het eenige dagblad, dat zijn verklaring publiceerde, het orgaan van het Vaticaan was, de Osservatore Romano. De Daily Telegraph over de verklaring. De Daily Telegraph schrijft in een hoofdartikel over de verklaring, welke Chamberlain in het Lagerhuis heeft afge legd inzake de solidariteit tusschen Enge land en Frankrijk: Van nu af aan, kan nergens meer de mogelijkheid van twijfel bestaam De jongste verklaring is ook om andere redenen op tijd. Ia belanghebben de buitenlandsche kringen heeft men steeds de hoop gekoesterd, dat tusschen Engeland en Frankrijk een wig zou kunnen worden gedreven. Propagandisten hebben iedere gelegenheid te baat genomen om den in druk te wekken, dat Engeland Frankrijk in den steek zou laten. Er kon de zaak van den vrede geen beteren dienst worden bewe zen, dan deze tendentieuze activiteit iede- ren grond te ontnemen. Het is thans voor iedereen duidelijk, dat de banden tusschen Engeland en Frankrijk nauwer zijn dan ooit te voren en dat in het bijzonder hun wederzijdsche verplichtingen veel welom- ljjnder zijn dan in 1914. Groote voldoening in de Fransche pers. Havas meldt uit Parijs: Alle Fransche bladen zonder uitzondering brengen hulde aan Chamberlain. De „Jour" schrijft: Een gewaarschuwd man als Chamberlain kent den toestand. Hij weet welke moeilijkheden dictators heb ben óm terug te trekken. Hij begrijpt, dat, indien een deel van Italië zekere onbe kookte eischen betreurt, het andere deel ze niet kan loslaten, en daarom wijst Cham berlain den weg aan welke niet gevolgd moet worden. De „Figaro" schrijft: Een zoo zuiver be paalde houding, welke geen plaats voor on zekerheid overlaat, kan slechts dienstig zijn aan den vrede. Hiermede wordt een eind gemaakt aan de actie eener buitenlandsche pers, die haar hoop niet verborg, een breuk te zien ontstaan in het accoord tusschen bei de landen, en die op die hoop wellicht wie weet wat voor avontuurlijke plannen bouwde. De „Petit Parisien" schrijft: De woor den van Chamberlain beteekenen eigenlijk, dat indien Italië met Frankrijk ruzie zou zoeken door bijv. een ernstig incident uit te lokken, de FranschEngelsche samenwer king terstond in werking zou treden. Men moet er zich in Rome dus aan ontwennen te meenen, dat Engeland als een soort scheidsrechter tusschen Frankrijk en Italië zal staan. Engeland wil met Italië op vriend- schappelijken voet blijven, maar die vriend schap heeft tot grenzen de plichten van bijstand jegens Frankrijk. In de „Epoque" schrijft De Kerillis: Se dert een vijftal dagen deinst het oorlogs- spook weer af. Duitschland en Italië vree zen voor een politieke constellatie als in 1914. De „Populaire" oordeelt: Chamberlain heeft den twee dictators duidelijk gemaakt, dat verre van het FranschEngelsche blok te schokken, hun vreesaanjagende manoeu vres slechts tot uitwerking hadden, het te versterken en op te werpen als een geduch te hinderpaal voor hun wensch naar de he gemonie in Europa. Wij kunnen hem slechts vurig danken voor de bijdrage welke hij hiermede den vrede geleverd heeft. Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten ea dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct. WEERBERICHT. Verwachting, tot morgenavond: Verwachting tot morgenavond: DE BILT: Zwakke tot matige Z. tot Z.W. wind, helder tot licht bewolkt, later in bet Westen welicht toenemende bewolking, droog weer, weinig verandering in tempe ratuur, des nachts lichte vorst tot tempera tuur om het vriespunt. UKKEL: Zwakke tot matige wind van Z. tot Z.W. richtingen, schoon weer, plaatse lijk nevel of mist, nachtvorst met een tem- peratuursminimum van ongeveer 3 gr. Wo. 8 Febr. Zon op: 7 h 32; onder: 16 h 57. Licht op: 17 h 27. Maan op: 23 h 05; onder: 8 h 54. L.K.: 11 Februari. Hoog- en Laairwafer te Vlieringen: Februari Hoogwater. Laagwatev. Dinsdag 7 3.05 15.37 9.54 21.58 Woensdag 8 3.53 16.24 10.40 22.43 Donderdag 9 4.41 17.11 11.25 23.30 Hoog- M Laagvvater te Wemeldinge: Februari. H<„.ywa'er. Laagwn+T, 7 5.13 17.38 10.49 23.07 8 5.57 18.21 11.37 23.52 9 6.38 19.03 12.25 Dinsdag Woensdag Donderdag Ze blijven er zacht en gaaf door. Doos 30 en 60 ct. (Ingez. Med.) derlandsche overheid, bezield met Neder landsche opvattingen van gastvrijheid, had in te nemen. Immers is het verbod louter ingegeven door den ern&tigen wenschom, door preventief ingrijpen, elke onaangena me bejegening, welke aan gasten van Ne derland onder den verschen indruk van bui ten Nederland gebeurde feiten door daden of uitingen van niet te voren aanwijsbare individuen ten deel zou kunnen vallen, te voorkomen. Dat een groot aantal leden met beter be grip voor het Nederlandsch standpunt aan leiding heeft kunnen vinden ten dezen van instemming met deze opvatting bhjk te ge ven, strekt de regeering tot voldoening, te meer, daar de motiveering van deze instem ming getuigde van denzelfden wensch om de betrekkingen met den buurstaat voor verstoring te bewaren. Wat deze leden in hun repliek aan eerst- bedoelden opmerken over de houding dier genen in den lande, die zich, zelfs tot in het Nederlandsche parlement toe, beijveren, in Duitschland verkeerde voorstellingen te wekken ten opzichte van "de bedoelingen, welke bij de regeerlngsmaatregelen in het algemeen, en bij het uitvaardigen van meer- vermeld verbod in het bijzonder, hebben voorgezeten, heeft de volledige instemming van den minister. Elk weldenkende moet dit bedrijf veroor- deelen. Meer schade dan zjj wellicht zelf vermoe den, doen echter ook zij, die, al dan niet moedwillig, de grenzen overschrijden va» de critiek, welke in een tijd van tegen el kander botsende en elkander onderling uit sluitende politieke ideologieën en haar prao- tische consequenties, op zichzelf onvermij delijk is. Jammerlijk schieten dezulken te kort in die wijze matiging, welke juist nu geboden is, wil ooit een normaal interna tionaal verkeer tusschen landen en volken zich kunnen herstellen, een ideaal, dat ah tijd aan de regeering voor oogen zal blijven staan. Mogen beide groepen de regeering soms bemoeilijken in haar onveranderd streven om goede betrekkingen te onderhouden met een staat, welks politieke ideologie nu eenmaal tegengesteld is aan de Neder landsche, zoo weet zij dat dit streven i» overeenstemming is met het hiervoren reeds in herinnering gebrachte interna tionale gemeenschapsgevoel van het Ne derlandsche volk, dat geenszins blind is voor de omstandigheden, waaronder Duitschland zich na de voltrekking van het oorlogslot wederom heeft opgericht. De regeering zal, volhardende in haar ge dragslijn, er dan te eerder op mogen rekenen, dat de bevoegde Duitsche orga nen de middelen zullen bezigen, die hun ten dienste staan, opdat in de publieke uitingsvormen waarover men in Duitsch land beschikt, niet voorstellingen omtrent Nederland een plaats vinden, die niet met de waarheid overeenstemmen, iets waar tegen ons land even gegronde bedenkin gen heeft als welk ander land ook. Af- zien aan Duitsche zijde van het afgaan op bronnen, waarvan het troebele karak ter hekend is als uitgangspunt van daar om onvermijdelijke onjuiste beoordeelingen, is daarbij een eerste vereischte. 60.000 FEESTGANGERS NAAR UTRECHT. Herdenking van het eeuwfeest der Spoorwegen voor het per soneel. Naar wij vernemen zal de directie der N.V. Nederlandsche Spoorwegen het in Sep tember te vieren eeuwfeest ook voor 't per soneel in al zijn geledingen niet onopge merkt voorbij laten gaan. Een speciaal voor dit doel samengestelde commissie heeft reeds plannen in voorberei ding. Rekening houdende met de beschikbare gelden, zal de herdenking van deze heuge lijke gebeurtenis bestaan uit een aanbieding aan het geheele personeel met echtgenoo- ten van een feestdag te Utrecht. Daarvoor komen 30.000 employees in aan merking, zoodat de Domstad dien tijd aan zestig duizend bezoekers(sters) gastvrijheid zal hebben te verleenen. Dit bezoek zal verdeeld worden over twintig dagen, zoodat drie duizend gaste* per dag worden verwacht. Zij zullen telkens 's morgens officieel on&- TUgea mi door de directie toegesproko*

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 1