MIDDELBURGSCHE COURANT
ïP vitrei <tle
(&GOESGHE COURANT
Een opzienbarenJe verklaring van Chamberlain.
BESLUITVAARDIGHEID EN
DICTATUUR.
HMNlMLfiND.
Minister Patijn over de
betrekkingen met Duitschland.
Engeland is solidair met
Frankrijk.
Groote verrassing te Rome
Mooie handen met PuroL
Dagblad. Uitg. N.V. De Middelburgsche Crt.
Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr.28,
Telefoon Redactie 269, Administratie 139j
te GOES Turfkade Tel. 17. Postgiro 43255.
Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes
f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week
abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct.
Lijdt de democratie inderdaad
besluiteloosheid
Men schrijft ons:
Binnen een jaar tijd hebben de dictatuur-
landen groote overwinningen behaald op de
democratisch geregeerde landen: Oosten
rijk, Tsjechoslovakije, Barcelona zij vie
len achtereenvolgens als rijpe vruchten in
de schoot van Berlijn en Rome. Het behoeft
nauwelijks betoog, dat deze gang van zaken
de wereld verontrust en menigeen z'ch gaat
afvragen, of de democratie het op den duur
niet tegenover de dictatuur zal afleggen.
Men klaagt, dat de democratische regee
ringen niet over de noodige besluitvaardig
heid beschikken en dódrom bij de dictaturen
zouden achterstaan. Dat zou dan speciaal
ook op economisch' gebied gelden.
Wij zijn het met deze opvattingen niet
eens. Tijdelijk moge geweld, of dreiging met
geweld, het van rustig overleg tusschen re
geering en parlement winnen, op den duur
ontaardt elke dictatuur, om met den Zwit
ser Burckhardt te spreken, in het „abso
luut booze", waartegenover zich allianties
zullen vormen, waarvan wij het bestaan op
het oogenblik nog niet vermoeden.
Weliswaar wil Chamberlain nog niet er
kennen, zoo merkte prof. Foerster, de ook
ten onzent welbekende Duitsche paedagoog,
in een onlangs te Bazel voor de Europa-
Union gehouden rede op, dat er „met vul
kanen en law'nes" niet onderhandeld kan
worden en wil hij evenmin toegeven, dat
„de stap van de Pruisische grenadiers die
van het Duitsche volk geworden is", maar
In weerwil van dat alles zal de Brit-
sche vitaliteit zich niet buigen laten en op
het beslissende moment aanwezig blijken te
zijn. Men denke aan het nauwer wordende
contact tusschen Engeland en Amerika,
maar bovenal aan het groeiende inzicht bij
het Engelsche volk, dat persoonlijke vrijheid
en menschelijkheid het ifundament van alle
fundamenten vormen, waarop de moreele
kracht van de menschheid zich weer zal
verheffen; het is een kracht, die het „van
de barbarij zal winnen, als het ooit tot een
eindstrijd' tusschen beschaving en bruut ge
weld mocht komen".
Inderdaad vragen ook wfl ons af, wat de
wereld er bij gewonnen zou hebben, indien
er in September slechts dictators tegenover
dictators zouden hebben gestaan. Dit nu
geldt n'et alleen in politiek opzicht, maar
ook raet betrekking tot de economische ver
houdingen. Is het wel zoo'n nadeel, dat de
regeeringen het in de democratische landen
nog niet geheel voor het zeggen hebben,
dat men niet altijd terstond tot besluiten
kan komen, omdat de parlementen te veel
babbelen en te weinig handelen? Is het wel
zoo'n nadeèl, dat men veelal zelfs in het
geheel niet tot een besluit komt? Wij ge-
looven het niet, want kenmerkend voor be
sluiten is dat zij niet zelden overijld wor
den genomen. De gevolgen zijn dan veelal
onherstelbaar. Niemand zal ontkennen, dat
ook in Nederland de vrijhandel niet meer
ongerept aanwezig is. Wat zou er evenwel
van den vrijhandel zijn overgebleven, in
dien er eens geen remmende volksvertegen
woordiging had bestaan?
Het is waar, ook in het bedrijfsleven ken
nen wij de dictatuur, in zooverre de leiding
van zelfs groote bedrijven geheel bij enkele
personen berust. Dat is evenwel iets anders
dan overheidsmacht over het bedrijfsleven.
Immers in het particuliere bedrijf zijn het
ter zake kundige leiders, wier geheele be
staan staat en valt met het door hen ge
leide bedrijf en die ook de eenige instanties
zijn, welke de financieele en moreele ver
antwoordelijkheid voor den gang van zaken
dragen. Zoodra de Overheid zich echter met
het -bedrijfsleven bemoeit, ontstaat nolens
volens de bureaucratie. De ambtenaar moet
zich noodgedwongen met zaken bemoeien,
waarvan hij geen verstand, of althans te
weinig verstand heeft om de gevolgen van
zijn daden te overzien. De ambtenaar, en
noet hem de staat, draagt een abstracte en
algemeene verantwoordelijkheid, met dit
gevolg dat het niet meer levende personen
zijn, die de zaken leiden, maar een onont
warbaar complex van koninklijke besluiten
en andere administratieve regelingen.
Hoe ver het daarmede helaas ook in Ne
derland 'S gekomen, beeft de directeur van
de Dordtsche Biscuitfabriek Victoria on
langs nog in het Pcht gesteld. De crisiswet-
gevinsr ;s 700 ingewikkeld geworden, zeide
hp, dat zelfs vele deskundigen, die aan de
o standkoming hebben medegewerkt, er
niet wegwip meer in zijn. Men praat er
liever niet over. En toch is Nederland nog
een dorado van vrijhandel; vergeleken met
Duitschland en Italië, verhoudt de Over
heidsbemoeiing, waartegen wij in Nederland
zoo'n strnd voeren, zich ten onzent tot die
in de landen van de dictatuur, als een mols
hoop tot den Mont Blanc.
Nederland behoort, aldus de voorzitter
van den Nederlandschen Nijverheidsraad in
een onlangs gehouden rede, nog steeds tot
de meest bevoorrechte landen, wat .betreft
de vrijheid van gedachtenuiting en een hoog
ontwikkelden gemeenschapszin. Deze inner^
lijke kracht werkt in de nijverheid en daar
om achtte de heer Zaalberg het wel zeer te
betreuren, dat ook wij ons steeds meer
scharen aan de zijde van de ophoogers der
fariefmuren. Aan de „planziekte" zijn ook
wij niet ontkomen. Het kenmerkende daar
van is, dat men iets begint, dat financieel
®n economisch niet past in de tegenwoor
dige omstandigheden.
Wij zijn het daarmede volmaakt eens, al
wnien wij geen oogenblik ontkennen, dat
kleine landen als Nederland, België en
Zwitserland meer en meer op zichzelf wor
den aangewezen. Wanneer wp dat evenwel
ei kennen, dan klemt temeer de eisch om
elkaar te steunen instede van elkaar te be-
strpden. Vooral in Nederland is de tegen
stelling tusschen vrijhandelaren en protec-
nooistcn veel minder scherp dan men veel-
7 FEBB. MS». EERSTE BLAD. 182e JAAR».
SSS® NUMMER 38. TWEE BLADEN. DINSDAG r^—t
al op grond van de elkaar bestrijdende par
tijen aanneemt. Nog onlangs schreef een
Zwitsersch blad, en wp hebben dat met
vreugde gelezen, dat in Nederland de vrp-
handelsgedachte nog levend was en Zwit
serland in dit opzicht een voorbeeld aan ons
kon nemen. Waarom, zoo merkte het blad
op, zouden de kleine landen zich niet nau
wer aaneensluiten, met de wetenschap, dat
hun werkelijk nog aanwezige vrijheid een
ontzaglijk voordeel biedt tegenover de
groote landen, d e niet meer neutraal in de
wereld kunnen staan?
„Het zij toegegeven, dat de voordeelen
van den vrijhandel het grootst zijn, wanneer
dit stelsel algemeen wordt toegepast,maar
zij verdwijnen daarom niet", zoo zeide de
voorzitter van de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel onlangs, „met de alge
meenheid van den vrijen handel". Zoo is
het.- Wii worden wat al te sentimenteel. De
protectionist wordt al boos, wanneer hij 't
woord vrijhandel hoort uitspreken en de
vrijhandelaar, als men hem met bescher
mende maatregelen aan boord komt. Men
krpgt tranen in de oogen, alleen reeds bp
het zien van uien!
Democratie en vrijhandel zijn moeilijk
onder woorden te brengen begrippen. Men
zou ze misschien nog het best kunnen aan
duiden met „de macht der trad'tie". Ook
daaraan kan geen weldenkend, en dus vrij
denkend, mensch zich onttrekken. Welnu,
Nederland heeft een traditie hoog te hou
den en de hemel behoede ons er voor, dat
wij onzen traditioneelen vrijhandelsgeest
zouden opofferen aan de zoozeer geprezen
besluitvaardigheid van de autoritaire re
geeringen, die er óók een traditie op na
houden, maarmet het stemrecht van
een overledene.
Voor onze defensie,
Volgens een gisteren gepubliceerde lijst
van verantwoording van de vrijwillige bij
dragen voor de versterking van de defen
sie is tot nu toe in totaal ontvangen
137,634.
DE SPELLINGKWESTIE.
Een wetsontwerp gereed.
De minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen deelt in zijn memorie vap
antwoord aan de Eerste Kamer óver de
begrooting van zijn departement over de
spelling o.m. het volgende mede:
Het betoog, dat de spelling-1934 dient
te worden gehandhaafd en algemeen inge
voerd, wordt in liet voorloopig verslag
met name gesteund door vier argumenten.
Ten eerste zou deze spelling een voor
uitgang beteekenen en mag de klok niet
worden teruggezet. De minister is over
tuigd, dat met betrekking tot geslacht en
voornaamwoord de spelling-1934 voor de
taal een achteruitgang beteekent. Hij
De belangrijkste conferentie is die,
welke men aan het einde van den dag
met zijn geweten houdt.
neemt haar dus niet voor zijn rekening;
gezwegen nog van de noouzakehjKiie.u
dat te dezer zake een nauwe samenwerking
met België wordt verkregen en in stand
gehouden.
Ten tweede zouden de kinderen volgens
de xegels-1934 onderwezen zyn en is een
Vrijziging daarin uit onderw ijs-oogpunt on
verdedigbaar. Dit argument mist kracht
Ook vroeger hebben wijzigingen plaats
gehad, die toén dus wel mogelijk waren;
Vooral is de stelling orijuist, dat de kin
deren sinds 1934 den naamvalsuitgang
niet meer hebben leereh gebruiken. Im
mers wordt in regel 5 van het in dat jaai
tot stand gekomen Kon. besluit voorge
schreven, dat de buigingsuitgang n ge
bruikt wordt „bij het lidwoord, het voor
naamwoord en het bijvoeglijk naamwoord,
in het enkelvoud, bij de namen van man
nelijke personen en van dieren, die uit
sluitend een mannelijk individu aandui
den."
Alle kinderen hebben dus geleerd, den
invloed van het geslacht op lidwoord,
voornaamwoord en bijvoeglijk naamwoord
te kennen en toe te passen.
Ten derde zouden' de onderwijskrachten
voorstander zijn van de spelling-1934. Deze
bewering is in haar algemeenheid onjuist;
zoowel onder de onderwijzers als onder
de leeraren wordt ook een andere overtui
ging aangetroffen en bij hun eigen sehrif-
telpken arbeid toegepast.
Aangezien de regels 1 tot 3 ruimte lie-^
ten voor twijfel, heeft de minister aan de
commissie-Fockema-Andreae verzocht hem
allereerst op dit terrein van voorlichting
te dienen. Het rapport, dat reeds ontvan
gen is en in het algemen duidelijke lijnen
trekt, liet intusschen nog enkele vragen
open, waaromtrent de minister spoedig
een nader rapport verwacht. Alsdan zal
een wijziging van het Koninklijk besluit
bevorderd worden in den geest, als reeds
bij de memorie van antwoord aan de
eerste Kamer op 9 April 1938 is kenbaar
gemaakt.
Een wetsontwerp met betrekking tot
de schrijfwijze der Nederlandsche taal is
gereed en wordt thans, aangezien het ook
voor het rijk over zee zal gelden, toege
zonden aan de daartoe aangewezen instan
ties in Nederlandsch Oost-Indië, Suriname
en Curasao.
Dat tegen een regeling bij Koninklijk
besluit, die van de als wettelijk erkende
spelling afwijkt en niet op een wet be
rust, bezwaren kunnen worden ingebracht,
heeft de regeering ten vorige jare erkend;
maar zij achtte en acht ook thans nog
een voortgaan op den bereids in 1934 in
geslagen weg in afwachting van de tot
stand te brengen wet voorshands geboden,
zulks om door een conservatoiren maatre
gel de verwarring niet te vergrooten en
om niet uoor het scneppen \au een va
cuum nieuwe onzekerheid te doen ont
staan.
Aardrijkskundige namen.
De vraag, hoe de aardrijkskundige na
men in Nederland zullen worden gespeld
staat allereerst ter beoordeeling van den
minister van binnenlandsche zaken. Van
hem is dan ook uitgegaan een brief om
trent het al of niet volgen van de schrijf
wijze, die is voorgesteld in de „Lijst dei
aardrijkskundige namen van Nederland
verschenen tën jare 1936. Over de juridi
sche vragen, die hier rijzen, heeft de com
missie-Fockema-Andreae 'een advies uit
gebracht, dat de minister in handen van
zijn ambtgenoot van binnenlandsche zaken
heeft gesteld.
Omtrent den invloed, dien een gewijzigd
voorbeeld kan hebben voor woorden, die
van aardrijkskundige namen zijn afgeleid
en geen deel van dien naam uitmaken,
evenals voor de buitenlandscne namen van
zeeën, rivieren, steden, enz., heeft dezelf
de commissie een advies uitgebracht,
waarmede de minister bij het ontwerpen
van het gewijzigde Kon. besluit rekening
houdt.
Aan de memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer inzake de begrooting van
buitenlandsche zaken, ontleenen wij het vol
gende:
Het belang van goede betrekkingen met
Duitschland met nadruk door eenige leden
(de N.S.B.-ers Red.) bepleit, behoefde de
regeering zeker niet te worden voorgehou
den. Zij is er zich ten volle van bewust, dat,
afgescheiden van overwegingen van inter
nationaal gemeenschapsgevoel, hetwelk ook
in ons volk als traditie leeft, Nederland's
zakelijke positie in de wereld te allen tijde
zoowel waarborg als beweegreden zal vor
men voor het streven naar een goede ver
standhouding tot andere mogendheden en
met name ook tot Duitschland. Dat omge
keerd dit streven ten opzichte van Neder
land ook aan Duitsche zijde bestaat, zag
de regeering met voldoening en waardee
ring bevestigd in de jongste rede van rijks
kanselier Hitier.
Evenzeer overbodig was het dan ook van
den kant der bovenbedoelde leden er op aan
te dringen „dat van de zijde der regeering
zou worden tegengegaan al datgene wat die
betrekkingen kan vertroebelen". Dat be
doelde leden, ter motiveering van dién aan
drang (welke overigens alleen betrekking
kan hebben op datgene, wat dé regeering
zou vermogen tegen te gaan), wijzen op den
indruk, welken het verbod van den Neder-
landsch-Duitschen voetbalwedstrijd te Rot
terdam in de Duitsche pers gemaakt heeft,
getuigt niet van begrip voor het toch zoo
duidelijk aangewezen standpunt dat de Ne-
Reuter meldt uit Londen: Chamberlain
heeft gistermiddag in het Lagerhuis mede
gedeeld, dat een op 26 Januari j.l. door den
Franschen minister Bonnet in de Fransche
Kamer afgelegde verklaring inzake de Brit
sche en Fransche strijdkrachten in geval
van oorlog in volkomen overeenstemming
is met de opvattingen der Britsche regee
ring.
Chamberlain voelde zich verplicht duide
lijk te maken, dat de overeen
stemming van belangen,
w a a r b ij Frankrijk en G r.-
Brittannië beiden betrok
ken zijn, zoodanig is, dat
eenige bedreiging van vi
tale belangen van Frank-
krijk, van welke zjjde ook,
onmiddellijk een samen
werking van Groot-Brit-
tannië zal te voorschijn
roepen.
Nader wordt gemeld:
Chamberlain heeft in het Lagerhuis in
antwoord op een vraag nog medegedeeld,
dat, volgens de inlichtingen, waarover hij
beschikt, de door Bonnet op 26 Januari in
de Fransche Kamer afgelegde verklaring,
was, dat in geval van een
oorlog, waarbij beide lan
den betrokken zouden zijn
alle strijdkrachten van
Groot-Brittannië ter be
schikking zouden staan
van Frankrijk, zooals alle
strijdkrachten van Frank-
rijk ter beschikking staan
van Groot-Brittannië.
Dit, aldus Chamberlain, is in volledige
overeenstemming met de opvattingen der
Britsche regeering. Het is onmogelijk in
bijzonderheden alle hypothetische gevallen
'ia te gaan, welke zich zouden kunnen voor
doen, doch ik voel mij verplicht duidelijk te
maken, dat de solidariteit van belangen,
waarbij Frankrijk en Groot-Brittannië bei
den betrokken zijn, zoodanig is, dat iedere
bedreiging van vitale* belangen van Frank
rijk, van welke zijde zij ook moge komen,
een directe samenwerking van dit land zal
te voorschijn roepen".
Voldoening te Parijs.
Havas meldt uit Parijs: Zoodra de verkla
ring, die Chamberlain in het Lagerhuis
heeft afgelegd, in de wandelgangen van de
Fransche Kamer bekend was geworden,
werd zij met levendige voldoening bespro
ken. De woorden van Chamberlain wer
den gezien als een zeer duidelijk antwoord
op de artikelen der Italiaansche pers, waar
in de laatste dagen de nauwe solidariteit in
twijfel werd getrokken tusschen Engeland
en Frankrijk. Men is het er over eens, dat
de woorden van Chamberlain, evenals die
van Roosevelt, welker algemeene beteeke-
nis niet gedementeerd is, een doeltreffen
de bijdrage vormen voor de vredespolitiek
der groote democratiën. Zoo verklaarde
Mistier, de voorzitter van de kamercommis
sie van buitenlandsche zaken: „De woorden
van den Britschen premier komen te rechter
tijd alle vredespogingen verrijken, die de
beide regeeringen in gemeenschappelijk
overleg hebben ondernomen". Berenger, de
voorzitter van de Senaatscommissie voor
buitenlandsche zaken, verklaarde: „Ik kan
de verklaringen slechts goedkeuren van een
zoo bezadigd, zoo omzichtig staatsman als
Chamberlain, die terwijl hij een oprecht en
doelmatig werker is voor den Europeeschen
vrede, ook voor Frankrijk en de gedachten,
die het in de wereld vertegenwoordigt, een
veilig vriend en hecht bondgenoot is".
Reuter meldt uit Rome:
De verklaring die Chamberlain in het
Lagerhuis heeft afgelegd, is een groote ver
rassing gebleken voor Italiaansche politie
ke kringen, die haar beschouwen als een
duidelijker omlijnde uitdrukking van de
eenheid van belangen tusschen Groot Brit-
tanje en Frankrijk dan eenig Britsch pre
mier ooit tevoren heeft uitgesproken.
Van bepaalde zijde werd ongemerkt, dat
de verklaring gelijkwaardig is aan een aan
kondiging van een militaire bondgenoot
schap, even bindend als dat, hetwelk door
Hitler is afgekondigd tusschen Duitschland
en Italië. In feite zijn vele politieke waar
nemers van oordeel, dat de verklaring den
bodem inslaat van het geloof, dat steeds
in Italië heeft bestaan, n.l., dat nooit een
toezegging van militairen steun door Groot
Brittanje aan Frankrijk was gegeven.
Officieele kringen weigeren eenig com
mentaar te geven. Zij verklaren slechts: Ita-
lië's natuurlijke aspiraties bedreigen de vi
tale belangen van geen enkel land". Het
groote publiek wist vanochtend nog niets
van wat Chamberlain gezegd heeft, aange
zien het eenige dagblad, dat zijn verklaring
publiceerde, het orgaan van het Vaticaan
was, de Osservatore Romano.
De Daily Telegraph over de
verklaring.
De Daily Telegraph schrijft in een
hoofdartikel over de verklaring, welke
Chamberlain in het Lagerhuis heeft afge
legd inzake de solidariteit tusschen Enge
land en Frankrijk: Van nu af aan, kan
nergens meer de mogelijkheid van twijfel
bestaam De jongste verklaring is ook om
andere redenen op tijd. Ia belanghebben
de buitenlandsche kringen heeft men steeds
de hoop gekoesterd, dat tusschen Engeland
en Frankrijk een wig zou kunnen worden
gedreven. Propagandisten hebben iedere
gelegenheid te baat genomen om den in
druk te wekken, dat Engeland Frankrijk in
den steek zou laten. Er kon de zaak van
den vrede geen beteren dienst worden bewe
zen, dan deze tendentieuze activiteit iede-
ren grond te ontnemen. Het is thans voor
iedereen duidelijk, dat de banden tusschen
Engeland en Frankrijk nauwer zijn dan
ooit te voren en dat in het bijzonder hun
wederzijdsche verplichtingen veel welom-
ljjnder zijn dan in 1914.
Groote voldoening in de Fransche
pers.
Havas meldt uit Parijs: Alle Fransche
bladen zonder uitzondering brengen hulde
aan Chamberlain.
De „Jour" schrijft: Een gewaarschuwd
man als Chamberlain kent den toestand.
Hij weet welke moeilijkheden dictators heb
ben óm terug te trekken. Hij begrijpt, dat,
indien een deel van Italië zekere onbe
kookte eischen betreurt, het andere deel
ze niet kan loslaten, en daarom wijst Cham
berlain den weg aan welke niet gevolgd
moet worden.
De „Figaro" schrijft: Een zoo zuiver be
paalde houding, welke geen plaats voor on
zekerheid overlaat, kan slechts dienstig zijn
aan den vrede. Hiermede wordt een eind
gemaakt aan de actie eener buitenlandsche
pers, die haar hoop niet verborg, een breuk
te zien ontstaan in het accoord tusschen bei
de landen, en die op die hoop wellicht wie
weet wat voor avontuurlijke plannen
bouwde.
De „Petit Parisien" schrijft: De woor
den van Chamberlain beteekenen eigenlijk,
dat indien Italië met Frankrijk ruzie zou
zoeken door bijv. een ernstig incident uit te
lokken, de FranschEngelsche samenwer
king terstond in werking zou treden. Men
moet er zich in Rome dus aan ontwennen
te meenen, dat Engeland als een soort
scheidsrechter tusschen Frankrijk en Italië
zal staan. Engeland wil met Italië op vriend-
schappelijken voet blijven, maar die vriend
schap heeft tot grenzen de plichten van
bijstand jegens Frankrijk.
In de „Epoque" schrijft De Kerillis: Se
dert een vijftal dagen deinst het oorlogs-
spook weer af. Duitschland en Italië vree
zen voor een politieke constellatie als in
1914.
De „Populaire" oordeelt: Chamberlain
heeft den twee dictators duidelijk gemaakt,
dat verre van het FranschEngelsche blok
te schokken, hun vreesaanjagende manoeu
vres slechts tot uitwerking hadden, het te
versterken en op te werpen als een geduch
te hinderpaal voor hun wensch naar de he
gemonie in Europa. Wij kunnen hem slechts
vurig danken voor de bijdrage welke hij
hiermede den vrede geleverd heeft.
Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden
mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager.
Tarief op aanvraag. Familieberichten ea
dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine
Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij
vooruitbetaling. Brieven, of adres bureau
v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct.
WEERBERICHT.
Verwachting, tot morgenavond:
Verwachting tot morgenavond:
DE BILT: Zwakke tot matige Z. tot Z.W.
wind, helder tot licht bewolkt, later in bet
Westen welicht toenemende bewolking,
droog weer, weinig verandering in tempe
ratuur, des nachts lichte vorst tot tempera
tuur om het vriespunt.
UKKEL: Zwakke tot matige wind van Z.
tot Z.W. richtingen, schoon weer, plaatse
lijk nevel of mist, nachtvorst met een tem-
peratuursminimum van ongeveer 3 gr.
Wo. 8 Febr. Zon op: 7 h 32; onder: 16 h
57. Licht op: 17 h 27. Maan op: 23 h 05;
onder: 8 h 54. L.K.: 11 Februari.
Hoog- en Laairwafer te Vlieringen:
Februari
Hoogwater. Laagwatev.
Dinsdag 7 3.05 15.37 9.54 21.58
Woensdag 8 3.53 16.24 10.40 22.43
Donderdag 9 4.41 17.11 11.25 23.30
Hoog- M Laagvvater te Wemeldinge:
Februari.
H<„.ywa'er. Laagwn+T,
7 5.13 17.38 10.49 23.07
8 5.57 18.21 11.37 23.52
9 6.38 19.03 12.25
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Ze blijven er zacht en gaaf door.
Doos 30 en 60 ct.
(Ingez. Med.)
derlandsche overheid, bezield met Neder
landsche opvattingen van gastvrijheid, had
in te nemen. Immers is het verbod louter
ingegeven door den ern&tigen wenschom,
door preventief ingrijpen, elke onaangena
me bejegening, welke aan gasten van Ne
derland onder den verschen indruk van bui
ten Nederland gebeurde feiten door daden
of uitingen van niet te voren aanwijsbare
individuen ten deel zou kunnen vallen, te
voorkomen.
Dat een groot aantal leden met beter be
grip voor het Nederlandsch standpunt aan
leiding heeft kunnen vinden ten dezen van
instemming met deze opvatting bhjk te ge
ven, strekt de regeering tot voldoening, te
meer, daar de motiveering van deze instem
ming getuigde van denzelfden wensch om
de betrekkingen met den buurstaat voor
verstoring te bewaren.
Wat deze leden in hun repliek aan eerst-
bedoelden opmerken over de houding dier
genen in den lande, die zich, zelfs tot in het
Nederlandsche parlement toe, beijveren, in
Duitschland verkeerde voorstellingen te
wekken ten opzichte van "de bedoelingen,
welke bij de regeerlngsmaatregelen in het
algemeen, en bij het uitvaardigen van meer-
vermeld verbod in het bijzonder, hebben
voorgezeten, heeft de volledige instemming
van den minister.
Elk weldenkende moet dit bedrijf veroor-
deelen.
Meer schade dan zjj wellicht zelf vermoe
den, doen echter ook zij, die, al dan niet
moedwillig, de grenzen overschrijden va»
de critiek, welke in een tijd van tegen el
kander botsende en elkander onderling uit
sluitende politieke ideologieën en haar prao-
tische consequenties, op zichzelf onvermij
delijk is. Jammerlijk schieten dezulken te
kort in die wijze matiging, welke juist nu
geboden is, wil ooit een normaal interna
tionaal verkeer tusschen landen en volken
zich kunnen herstellen, een ideaal, dat ah
tijd aan de regeering voor oogen zal blijven
staan.
Mogen beide groepen de regeering soms
bemoeilijken in haar onveranderd streven
om goede betrekkingen te onderhouden
met een staat, welks politieke ideologie
nu eenmaal tegengesteld is aan de Neder
landsche, zoo weet zij dat dit streven i»
overeenstemming is met het hiervoren
reeds in herinnering gebrachte interna
tionale gemeenschapsgevoel van het Ne
derlandsche volk, dat geenszins blind is
voor de omstandigheden, waaronder
Duitschland zich na de voltrekking van
het oorlogslot wederom heeft opgericht.
De regeering zal, volhardende in haar ge
dragslijn, er dan te eerder op mogen
rekenen, dat de bevoegde Duitsche orga
nen de middelen zullen bezigen, die hun
ten dienste staan, opdat in de publieke
uitingsvormen waarover men in Duitsch
land beschikt, niet voorstellingen omtrent
Nederland een plaats vinden, die niet met
de waarheid overeenstemmen, iets waar
tegen ons land even gegronde bedenkin
gen heeft als welk ander land ook. Af-
zien aan Duitsche zijde van het afgaan
op bronnen, waarvan het troebele karak
ter hekend is als uitgangspunt van daar
om onvermijdelijke onjuiste beoordeelingen,
is daarbij een eerste vereischte.
60.000 FEESTGANGERS NAAR UTRECHT.
Herdenking van het eeuwfeest
der Spoorwegen voor het per
soneel.
Naar wij vernemen zal de directie der
N.V. Nederlandsche Spoorwegen het in Sep
tember te vieren eeuwfeest ook voor 't per
soneel in al zijn geledingen niet onopge
merkt voorbij laten gaan.
Een speciaal voor dit doel samengestelde
commissie heeft reeds plannen in voorberei
ding.
Rekening houdende met de beschikbare
gelden, zal de herdenking van deze heuge
lijke gebeurtenis bestaan uit een aanbieding
aan het geheele personeel met echtgenoo-
ten van een feestdag te Utrecht.
Daarvoor komen 30.000 employees in aan
merking, zoodat de Domstad dien tijd aan
zestig duizend bezoekers(sters) gastvrijheid
zal hebben te verleenen.
Dit bezoek zal verdeeld worden over
twintig dagen, zoodat drie duizend gaste*
per dag worden verwacht.
Zij zullen telkens 's morgens officieel on&-
TUgea mi door de directie toegesproko*