MIDDELBURGSCHE COURANT
GOESCHE COURANT)
De Nota van Minister Goseling
in de zaak Oss.
De twee geestelijken.
Gunstig oordeel over de
Ossche gemeentepolitie.
LEGER EN VLOOT.
SmUENUND.
Deensche vooikeur vóór de
Fokker G 1.
HaSfziek - Hangerig
NUMMER 88. TWEES BLADEN. DONDERDAG
Dagblad. Uitg.N.V. De Middelburgsche Crt.
Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28,
Telefoon Redactie 269, Administratie 139;
te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255.
Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes
2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week
abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct.
2 FEBR. 1959. EERSTE BLAD. 182e JAARG.
Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden
mededeetingen 60 ct p. r. Bij contract lager.
Tarief op aanvraag. Familieberichten en
dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine
Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij
vooruitbetaling. Brieven, of adres bureau
v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct.
Verschenen is de nota van den minister
van justitie mr. Goseling, betreffende de
feiten en omstandigheden, op grond waar
van op f April ruórf aan de urigade der
Koninklijke marechaussee te Oss is gelast
zich tijdelijk van opsporingsdiensten te
onthouüen, en betreffende eenige daarme
de samenhangende aangelegenheden Het
stuk bevat, met inbegrip van de bijvoeg
sels, 93 folio-bladzijden druks. Aangezien
het belang van deze nota grootendeels ge
legen is in haar gedetailleerde documen
tatie over de verschillende, onder den ver
zamelnaam „de kwestie Oss' bekende,
gevallen, is het niet wel doenlijk een ex
cerpt op te stellen, dat op volledigheid kan
bogen. Wij zijn gedwongen ons te beper
ken tot een korte inhoudsopgave van het
door den minister in de nota vervatte ma
teriaal.
De constructie der nota sluit aan bij de
drie punten, welke in de motie Albarda-
Oud van 22 Juni 1938 waren opgenomen:
I. de feiten en de omstan ngneden, op
grond waarvan de minister van justitie
op 1 Apri'l 1938 aan de brigade der Kon
Marechaussee te Oss de (lees: uitoefening
van de) opsporingsbevoegdheid tijdelijk
heeft doen ontnemen;
H. het oordeel der regeering over het
beleid van de gemeentelijke politie te
Oss;
III. al datgene, wat de minister van
justitie verder in verband met een en an
der van belang acht.
Ontneming uitoefening opspo
ringsbevoegdheid.
De beschouwingen over het eerste punt
van de motie beslaan 45 bladzijden. De
minister zegt dat het bevel aan den Bos-
schen procureur-generaal, waarbij hij ge
lastte, dat de Ossche brigade zich behou
dens uitdrukkelijken last van den p g.
van ieder opsporingsonderzoek moest ont
houden en binnenkomende aangiften moest
doorgeven aan de gemeentepolitie, aan de
leden der brigade niet de qualiteit van
opsporingsambtenaar ontnam. Op last van
den p g. zouden zij opsnoringsonderzoek
kunnen instellen en aangifte in onvangst
kunnen nemen.
Het optreden tegenover de gemeente
Oss.
Wat het optreden der brigade in zaken
betreffende de gemeente Oss uit het jaar
1937 betreft schrijft de minister, dat in
enkele kleine zaken de leden der brigade
onderzoeken tegen gemeente-organen had
den ingesteld, welke niet tot bet eonsta-
teeren van een strafbaar feit leidden, be
halve in één geval, waarin het sir ai baai-
feit reeds vast stond, voordat de mare
chaussee zich er mee bemoeide.
In deze periode speelde zich de taak
der zgn. jeugdwerkloozen-fraude af. Van
het dossier dezer zaak bevat de nota
uitgebreide citaten, o.m. van processen-
verbaal van den onderzoekenden wacht
meester. Deze wijken op eenige punten af
van de lezing van den burgemeester. Met
name is dit het geval in zake het door de
marechaussee met den burgemeester ge
pleegde overleg.
De ministerieele nota zegt, dat de be
trokken opsporingsambtenaren reeds in
het aanvangsstadium van hun onderzoek
tot 't inzicht hadden moeten komen, dat
er zeker geen sprake kon zijn van ern
stige fraudes en dat groote voorzichtigheid
en terughoudendheid geboden was.
Door de ongefundeerde meening welke
bij de hooflfiguren der Ossche brigade
leefde, dat bij de gemeente Oss allerlei
misdrijven werden gepleegd, waarin de
brigade opheldering behoorde te brengen,
kwam de brigade, volgens de nota, tot een
onjuiste houding tegenover den burgemees
ter, zoodat met reden op 15 November
1937 het bevel dat de brigade zich van
onderzoek in aangelegenheden waarin de
gemeente Oss en haar organen waren be
trokken had te onthouden, werd gegeven.
Omtrent de zaak van den makelaar
bankier en assurantie-bezorger van den
H. zegt de minister in zijn nota, al zou
dan, zooals van marechaussee-zijde wordt
beweerd, meer materiaal voorhanden ge
weest zijn, dit daargelaten nog, dat vol
doende is komen vast te staan, dat er ook
overigens geen serieus materiaal was
niets afdoet aan het feit, dat overijld in
gegrepen is op daartoe onvoldoende gron
den, hetgeen getuigt van weinig beleid
De minister verwijst naar eenige als
bijvoegsels opgenomen persartikelen, waar
van hij het opvallend noemt, dat zij, toen
het nieuws van de arrestatie zich nog
maar nauwelijks kon hebben verspreid,
tot in alle kleinigheden wisten te vertel
len, aan welke vergrijpen Van den H. zich
zou hebben schuldig gemaakt, terwijl deze
„hoogst voorbarige" persberichten in we
zen geheel hetzelfde bevatten als leefde
in de bij de brigade heerschende voor
stelling van zaken Een en ander gaf aan
leiding tot het ernstige vermoeden, dat zoo
de bedoelde artikelen al niet geïnspireerd
waren, zij toch waren samengesteld met
behulp van van de politie verkregen gege
vens.
Alles samengenomen is de conclusie van
den minister, dat in de zaak Van den H.
door personeel van de brigade Oss licht
vaardig, onoordeelkundig en ondoordacht
was te werk gegaan.
Aan de zaak van de beide geestelijken
worden uitvoerige beschouwingen gewijd.
Na vermelding van eenige feiten be
spreekt de nota de rapporten door wacht
meester De G. tegen pastoor B. en tegen
pastoor V. opgemaakt, bevattende de door
den wachtmeester afgenomen verhooren.
De in deze rapporten opgenomen getui
genverklaringen bleken geen enkele aan
wijzing in de richting van eenig strafbaar
feit te bevatten.
De nota bevat voorts lange citaten uit
het proces-verbaal van het verhoor van
wachtmeester De G op 26 Maart ten par-
kette van den procureur-generaal. Uit
hetgeen in dit proces-verbaal is vervat
trekt de minister de volgende conclusie»
Inzake pastoor B.: Dat de wachtmeester
tegen dezen geestelijke een uitgebreid on
derzoek instelde, zonder dat er eenige aan
wijzing bestond, dat de pastoor een straf
baar feit had gepleegd, daar toch de ge
ruchten over diens „moreele misdragin
gen" alle feiten betroffen, welke ge
lijk ook bevestiging vindt in de betrekke
lijke rapporten en in de verklaring van
den wachtmeester zelf zoo zg al ge
pleegd mochten zijn niet strafbaar waren,
behoudens de feiten, welke volgens me
vrouw Z. zouden zijn gepleegd met me
vrouw X.
dat de wachtmeester ten aanzien van
de mededeelingen van mevrouw Z. had
moeten bedenken, dat, gelet óp hetgeen hij
wist omtrent de antecedenten van deze
vrouw, haar gezindheid jegens pastoor B
en de wijze waaron zij h*>»r wetemsehan
zou hebben verkregen, aanleiding bestond
tot groot voorbenoud en ugzoimere voor
zichtigheid;
dat hem, wanneer hij zich in d(f eerste
plaats op de hoogte gesteld had van den
leeftijd van mevrouw X., aanstonds moest
zijn gebleken, dat, indien te haren op
zichte strafbare feiten zouden zijn ge
pleegd, als waarvan sprake was-, deze fei
ten noodzakelijk reeds lang moesten zijn
verjaard, zoodat een onderzoek geen zin
had;
dat hij niettemin mevrouw X. is gaan
hooren, daarbij riskeerend, dat hij het hu
welijksgeluk en de gemoedsrust van deze
vrouw en haar gezin ernstig zou versto
ren;
dat in dit gehele onderzoek geen „ver
dachte" gehoord werd en wel omdat er
ten slótte geen „verdachte" bleek te zijn;
dat het onderzoek plaats had op zooda
nige wijze de verklaringen der getuigen
werden uitgewerkt, aan deze voorgelegen
en door haar onderteekend dat geen
andere indruk kon ontstaan dan dat de
pastoor verdacht werd van misdrijven
welke vermeendelijk aanwezige omstandig
heid uiteraard wereldkundig moest wor
den;
dat de wachtmeester zijn beleid te dezen
gerechtvaardigd achtte op tweeërlei grond
t.w.:
Ie. Dat het hier een geestelijke betrof,
wien moreele misdragingen bijzonder ern
stig moeten worden aangerekend, hetgeen
moeilijk anders geïnterpreteerd kan wor
den, dan in dezen zin, dat de wachtmees
ter van meening was, dat niet-strafbare
onbetamelijke gedragingen, welke door
geestelijken van eenigerlei gezindte ge
pleegd zouden zijn het onderwerp van) po-
litionaire onderzoekingen behooren uit te
maken.
2e. Dat het onderzoeken van verjaarde
strafbare feiten en van niet strafbare fei
ten bevorderlijk kan zijn aan de ontdek
king van niet-verjaarde strafbare feiten.
In de zaak van pastoor V.:
dat omtrent oude feiten waarvan geen
bewijs was verkregen, en waarvan het
eene verjaard was, thans wel bezwarende
verklaringen werden afgelegd, doch door
getuigen, die vroeger en ontlastende ver
klaring hadden afgelegd hetgeen niet
vermeld werd, noch mondeling (volgens
de verklaring van den subsituut officier
van justitie), noch ook, zooals voor de
hand zou hebben gelegen, in het nieuwe
verbaal zelf;
dat een „onwillige" getuige, teneinde
hem tot een andere verklaring te bren
gen, gedurende geruimen tijd geconfron
teerd werd met een zeer ongunstig be
kend staand persoon, die destijds de eeni
ge was, die een voor den pastoor bezwa
rende verklaring had afgelegd;
dat de wachtmeester ovër was gegaan
tot het hooren van een nieuwe reeks ge
tuigen, zonder dat er één aanwijzing be
stond, dat de pastoor eenig nieuw straf
baar feit zou hebben gepleegd of die ge
tuigen daarover iets zouden kunnen ver
klaren;
dat geen „verdachte" werd gehoord.
Op geheel onvoldoende gronden waren
twee personen, aldus de nota, publiekelijk
gestempeld tot verdachten van misdrijven,
die hun zeer zwaar zouden moeten wor-
,den aangerekend. Noodeloos was het ge
zinsleven van anderen in de waagschaal
gesteld. Dat er wel strafbare feiten door
de geestelijken zouden zijn gepleegd, was
een op niets berustende particuliere over
tuiging van den wachtmeester.
De genomen maatregel in het licht der
feiten, omstandigheden en gedragingen dan
overziende, merkt de minister op, een be
straffing der brigade of een schorsing niet
te hebben gewild en geen oogenblik te
hebben gedacht aan ontslag wegens onge
schiktheid. Wel achtte hij het noodzake
lijk dat de leden der brigade uit de sfeer
waarin zij verstrikt waren geraakt, wer
den weggenomen. Hij achtte het bovendien
noodzakelijk dat de te verplaatsen ambte
naren hun opsporingsonderzoekingen te
Oss zouden staken omdat hij niet mocht
riskeeren dat nog anderen het slachtof
fer werden van hun onevenwichtige ambts
uitoefening. Meer heeft de minister niet
beoogd en het is geen oogenblik zijn
wensch geweest wien dan ook persoonlijk
of het wapen der Koninklijke Marechaus
see als zoodanig te treffen. De maatregel
is tegen de geheele brigade genomen om
dat de onjuiste gedragingen moesten wor
den gezien als symptomen van een by die
brigade heerschenden geest.
Nieuwe feiten na 1 April 1938?
Tenslotte wordt in de nota de vraag
gesteld, of er na 1 April 1938 nieuwe feiten
Geen mensch is te goed om te hel
pen en geen mensch is te kwaad om
geholpen te worden.
zijn gebleken, welke hebben uitgewezen dat
de maatregel door den minister ten on
rechte zou zijn genomen. De minister zegt
daarvan het volgende:
,Het komt mij voor, dat, afgezien van
de omstandigheid, dat bü onderzoek gee
bewijs is verkregen van de mishandeling
van den arbeider W. welke mishandeling
ik echter ook nimmer als vaststaande
heb voorgesteld en van eenige punten
van zeer ondergeschikt belang, hier alleen
in aanmerking kan komen het feit, dat
de arrestatie van den makelaar-bankier
Van den H. en de inbeslagneming in zijn
woning en kantoor wèl met machtiging
van den substituut-officier van justitie
hebben plaats gehad. Op zekere hoogte
bleef hier de wachtmeester verantwoorde
lijk voor zijn voorlichting.
Men kan in het algemeen de vraag stel
len, of de subsituut-officier van justitie
die tenslotte de brigade heeft laten be
gaan,haar optreden niet op verschillende
punten heeft gedekt.
Ik hfb op 7 April reeds te kennen ge
geven niet alleen verwacht en gewenscht
te hebben, maar ook daarvan reeds aan
stonds te hebben doen blijken, dat deze
functionaris minder sterk onder den in
vloed ware geweest van het kordate op
treden van sommige leden der brigade.
De titel van het tweede deel der nota
luidt: „Het oordeel der regeering over
het beleid van de gemeentelijke politie te
Oss." Daarin wordt o a. gezegd: „bij het
onderzoek om het geheele het der onopge
helderde wandaden te ontrafelen, hebben
zoowel de marechaussee als de gemeente
politie gedaan wat zij maar konden om
een goed resultaat te bereiken. Van den
ijver van de gemeentepolitie mogen de vol
gende cijfers een beeld geven. Met de
groote opruiming werden 72 misdadigers
aan de justitie overgeleverd, waarvan 54
door de gemeentepolitie en 18 door de ma
rechaussee. Ook bij deze gelegenheid is
geenszins gebleken van minderwaardigheid
van het Ossche politiekorps. Ook daarna
zijn ernstige tekortkomingen bij de politie
der gemeente Oss niet gebleken.
Burgemeester Ploegmakers.
De nota zegt verder „dat de heer Ploeg
makers, burgemeester van Oss zoowel bij
de leden van het kabinet, die met zijn
ambtsverrichtingen bemoeienis hebben als
ook bij het provinciaal gouvernement be
kend staat als een bekwaam, volijverig en
onkreukbaar magistraat en bij de justitie
als een tactvol en bekwaam hulpofficier
Op verzoek van den minister van bin-
nenlandsche zaken en van den minister
van justitie heeft de Commissaris der
Koningin in Augustus 1938 een rapport
ingediend, waarin zijn inlichtingen over
het gemeentebestuur van Oss zijn neerge
legd.
De Commissaris der Koningin bUikf lof
te hebben voor het optreden van den bur
gemeester op politioneel gebied. Toch
heeft hij ook wel kritiek, met name on
al te opt'mistische uitlatingen van den
burgemeester over de criminaliteit te OSs
en over de houding van den vorigen in
specteur van politie.
Andere opmerkingen.
In het derde deel van de nota wijdt de
minister o.m. beschouwingen aan zijn ver
houding tot zijn ambtgenoot van defensie,
waaromtrent hii betreffende het geval
Oss tal van bijzonderheden mededeelt.
Eenige beschouwingen wiidt de minister
daarna aan de behartiging der rijkspolitie
zorg en de organisatie der riiksnolitie. als
mede aan het beginsel „rechtszekerheid.ven
rechtsgeliikheid
De minister erkent, dat ingrijpen van
den hoogsten chef uitzondering moet blij
ven, omdat on dit gebied een maatregel
tot bescherming van de rechtszekerheid,
den schijn zou kunnen wekken van eenige
verstoring der rechtsgelijkheid. Dat neemt
niet weg. dat tegen machtsoverschrijdingen
onverwijld handelen geboden is in sommi
ge gevallen. De minister heeft zich ook
door de mogelijkheid van valschen schijn
niet yan zün plicht laten afbrengen. Hij
herhaalt, dat indien er ten aanzien van
deze geestelijken van strafbare feiten ge
bleken ware, zij denzelfden weg hadden
gevolgd als iedere andere burger in Ne
derland De van sommige zijden aange
wakkerde twijfel hieromtrent en de onen-
lijk uitgesproken aantijgingen hebben
hem ten diepste gegriefd.
„Niets anders heb ik betoogd (en ik
durf te zeggen ook bereikt) dan de rich
tige oDsnoring van strafbare feiten te
bevorderen." Natuurliik zal ik in de ver
dere gedachtenwisseling gaarne volle mede
werking verleenen tot opheldering van
hetgeen de Kamer nog van belang mocht
achten" zoo besluit de minister zijn nota.
Bij Kon. besluit zijn benoemd met
ingang van 15 Februari 1939: bij het wapen
der infanterie, tot kapitein, bij het 3e regi
ment infanterie, de eerste luitenant C. F,
van den Berg, van het 4e regiment infan
terie; bij het 14e regiment infanterie, de
eerste luitenant R. 'Helmer, van dat regi
ment; tot reserve-kapitein, bij het 3e regi
ment infanterie de reserve eerste luitenant
P. H. van Oorschot van dat reg.; bij het
14e reg. infanterie de reserve eerste luite
nant J. A. C. H. van Welzenes van het 3e
reg. inf.
ANTWOORD VAN H. M. DE KONINGIN
AAN DE GEZAMENLIJKE
JEUGD VEREENIGINGEN
De gezamenlijke jeugdvereenlgingen die
de boodschap ter gelegenheid van den ver
jaardag van H. K. H. Prinses Beatrix on
derteekenden, mochten het volgende tele
gram namens H. M. de Koningin ontvan
gen:
,De Koningin draagt mij op, aan alle on
derteekenaars van het aan Hare Majesteit
gerichte telegram haar oprechten dank te
betuigen voor de toezending van de bood
schap van de jeugdvereenigingen en voor
de haar aangeboden gelukwenschen. Hare
Majesteit waardeert bijzonder deze uiting
van eensgezindheid en vaderlandsliefde.
(w.g.) Van Heemstra,
Particulier secretaris.
TWEEDE SLACHOFFER DER EXPLOSIE
TE WEESP.
Naar wij vernemen, is gisternamiddag in
het Burgerziekenhuis te Amsterdam, waar
hij verpleegd werd, in verband met de ern
stige verwondingen, bekomen bij de explo
sie van 24 Januari jl. in de PhilipsVan
Houten-fabrieken te Weesp, de chemicus
dr. A. G. Boer, overleden. De op zoo'n tra
gische wijze om het leven gekomene woon
de te Bussum en was gehuwd.
SCHEËPVAARTSTAGNATIE DOOR
DRIJFIJS IN DE DORDTSCHE KIL.
Drijfljs in het Hollandsch Diep heeft zich
gedreven dpor den krachtigen zuidenwind,
die vandaag woei en het opkomende water,
in de Dordtsche kil opgehoopt. Het gevolg
hiervan was dat voor de vele beladen en
onbeladen schepen, slepen met sleepbooten
grootendeels, komende uit de richting Ant
werpen en Z e e 1 a n d, het binnenvaren
van de Dordtsche kil onmogelijk gemaakt
werd. Vele dezer schepen moesten hun toe
vlucht zoeken in de haven van Moerdijk.
Circa twee uur in den namiddag lagen in
de tamelijk kleine haven niet minder dan
dert g schepen. Steeds werd de aanvoer van
schepen uit genoemde richting grooter, zoo
dat een groot aantal schepen voor de Dordt
sche kil moest blijven liggen.
De dienstdoende ijsbrekers vermochten in
de situatie geen verbetering te brengen.
.VOORRAADVÖRMING.
Een groote opslagplaats voor
groenten en vruchten te Utrecht.
De Vereeniging Groenten- en vruchten
veiling Utrecht en omstrèkeh overweegt
plannen tot-den bouw van een zeer groote
en volgens de eischen der moderne koel
en conserveeringstechniek ingerichte groen
ten- en vruchtenopslagplaats met steun van
het werkfonds. De bedoeling daarvan is aan
den eenen kant de schommelingen in den
aanvoer op te vangen, die samenhangen
met de weersomstandigheden, aan den an
deren kant voorraden te vormen voor tij
den van oorlog. Utrecht is daarbij als cen
traal punt gekozen van een geheel voor-
zieningsgebied.
De Deensche regeering heeft besloten
Fokker G 1 vliegtuigen, uitgerust met 2
Bristol Mercury-motoren, in Denemarken
in de staatsfabriek te doen bouwen en heeft
daartoe de bouwlieentierechten van de Ne-
derlandsche vl'egtuigenfabriek Fokker voor
dit type aangekocht.
Alvorens hiertoe over te gaan, werd de
O. 1 daartoe welwillend beschikbaar gesteld
door den minister van defensie, door kapt.
Laerum van de Deensche militaire lucht
vaart, die speciaal voor dit doel naar Am
sterdam gekomen was, aan zeer intensieve
en uitgebreide vliegproeven onderworpen.
Met het oog op het feit, dat de G. 1 door
de Deensche militaire luchtvaart in de eer
ste plaats als duikbomvliegtuig zal worden
gebruikt, besteedde kapt. Learum bijzon
dere aandacht aan de gedragingen der ma
chine gedurende het duiken.
Volgens de moderne duikaanval-theorie,
welke voornamelijk in de Scandinavische
landen werd ontwikkeld, moet de eigenlijke
duikvlucht, dus de loodrechte baan, welke
de machine beschrijft, ten hoogste 1.000 m.
bedragen, om de luchtafweer geen kans te
geven, nauwkeurig te richten. Het spreekt
vanzelf, dat de vlieger gedurende dezen zeer
korten duik nog ten volle gelegenheid moet
hebben het toestel in zoodanigen stand te
brengen, dat zijn trefkans zoo groot mo
gelijk is. Hiertoe is het b.v. noodig, dat
het vliegtuig binnen deze 1.000 m. 180 gr
om zijn lengteas kan worden gedraaid
De tweede eisch, die wordt gesteld, is,
dat aan het eind van deze 1.000 m. de ma
ximum duiksnelheid een zekere snelheid
niet overschrijdt, opdat de vlieger het toe
stel na dezen duik in den kortst mogelijken
tijd weer in normalen stand kan brengen en
dientengevolge aan 't afweergeschut kan
ontsnappen. Teneinde aan dezen eisch te vol
doen, werd de G. 1 voorzien van duik-rem-
kleppen, d'e .de maximum-snelheid tot ca.
480 km. per uur beperken.
Gedurende de beproeving van kapt. Lae
rum is nu gebleken, dat de G. 1, voorzien
van de bovengenoemde du'k-remkleppen
volkomen aan deze eischen voldoet.
Dit werd ook vastgesteld door kapt.
Bjuggren van de Zweedsche militaire lucht
vaart, die overigens de geestelijke vader
van de boven ontwikkelde duikaanval-the
orie mag genoemd worden.
Kapt. Bjuggren verklaart in een rapport,
dat hij niet alleen de G. 1 met Mercury-
motoren ten zeerste geschikt acht voor het
doen van duikaanvallen, maar dat z.i. de
G. 1 de eerste 2-motorige machine is, wel
ke voor dit doel is te gebruiken en dat de
amsterda m
'HOeBËMASTRAAT „-.4!L
- STADMOUOeRSKAOS
ieleloon 200UO
Kamers met ontbijt vanaf 14.
Eigen Garage in het Hotel. Voor
Hotelgasten gratis autostalling.
in i
WEERBERICHT.
Verwachting tot morgenavond:
DE BILT: zwakke tot matige O. tot Z.O.
wind, nevelig of betrokken tot gedeeltelijk
bewolkt, droog weer, lichte tot matige
vorst.
UKKEL: Matige wind uit N.O. tot Z.O.
richtingen, over het algemeen vrij' schoon
weer, maar nevelig, plaatselijk betrokken
en mist op het einde van den nacht, aan
houdend koud, met vrij strenge nachtvorst.
VrjS Febr. Zon op: 7 h 41; onder: 16 h
47. Licht op: 17 h 17. Maan op: 16 h 17.
onder: 6 h 30. V.M.: 4 Febr.
Hoog- en Laagwater te Vlissingen:
Februari
Huoav. aier. Laagwatac.
Donderdag 2 11.40 5.38 18.10
Vrijdag 3 0.01 12.33 6.41 19.03
Zaterdag 4 0.52 13.20 7.33 19.49
Westkapelle is 28 min. en Domburg 23
min. vroeger; Veere 38 min. later. 3
springtij.
Hoog- en Laagwater te Wemeldinge:
Februari.
Hoogwater. Laagwnt»r.
Donderdag 2 0.52 13.26 6.39 19.14
Vrijdag 3 1.56 14.26 7.40 20.06
Zaterdag 4 2.53 15.18 8.27 20.51
Met Mijnhardtjes vlugge verbetering.
Doos 30 en 50 ct.
(Ingez. Med.)
eigenschappen in duikaanval beslist gelijk
waardig zijn aan die van andere, speciaal
voor dat doel geconstrueerde éénmoto-
r i g e duikbomvliegtuigen.
Deze eigenschappen, alsmede het feit,
dat de G. 1 tevens voor diverse andere doel
einden kan worden gebruikt, als b.v. aan-
valsvliegtuig tegen zware bomvl'etuigen,
strategisch driepersoons-verkenner, normaal
bomvliegtuig, enz. brachten de Deensche
militaire autoriteiten er toe de G. 1 te ver
kiezen boven andere buitenlanasche toestel
len, die eveneens door Deensche vliegers
werden beproefd, welke vliegtuigen niet, of
niet in die mate, voor bovengenoemde doel"1
einden geschilft zijn.
OPBOUW, UITGAANDE BOVEN ALLE
VERDEELDHEID.
De radiorede van H.M. Onze Geëerbiedig
de Koningin en de oproep, uitgaande van de
Stichting „Nationaal Centrum", ondertee
kend door den Eere-Voorzitter en de Leden
van den Raad van Bijstand, inhoudende een
verzoek aan besturen van organisaties, ver-
eenigingen en bonden om tot federatief sa
menwerken te komen, zijn aanleiding voor
de ondergeteekenden, een beroep te doen
op hun Ambtgenooten in den lande hunne
medewerking in deze te verleenen en hun
adhaesie-betuiging te richten aan het Se
cretariaat dier Stichting te Zeist.
Zij achten het van het allergrootste be
lang dat allen het streven en werk van
„Nationaal Centrum" krachtig steunen.
Leve de Koningin, leve het Vaderland!
Mr. G. van Baren,
Burgemeester van Delft.
Mr. R. M. van Dusseldorp,
Burgemeester van Goes.
M. Fernhout,
Burgemeester van Middelburg.
J. de Jong Saakes,
Burgemeester van Harderwijk.
Mr. F. van Lanschot,
Burgemeester van 's-Hertogenbosch.
A. J. W. Monnik,
Burgemeester van Aalten.
Mr. P. J. Oud,
Burgemeester van Rotterdam.
Mr. Dr. G. A. ter Pelkwijk,
Burgemeester van Utrecht.
Mr. A. J. Komijn,
Burgemeester van Winschoten.
J. A. H. Steinweg,
Burgemeester van Nijmegen.
Mr. W. A. J. Visser,
Burgemeester van Soest.
Baron Weichs de Wenne,
Burgemeester van Wanssum.
Jeugdige insluiper aangehouden.
Gistermiddag kwam een der bewoners van
een benedenwoning in de Vrolikstraat te
Amsterdam thuis, toen plotseling uit de
gangkast een jongen te voorschijn schoot,
die haastig de beenen nam en op zijn voor
het huis staande fiets er van door ging. De
bewoner ging den jongen na, doch raakte
hem bij de achtervolging kwijt.
Vanmorgen hebben rechercheurs den
jongen een veertienjarigen rijwielhersteller,
in zijn woning in Zuid aangehouden. Uit
de woning wordt niets vermist. De jongen
is blijkbaar tijdig bij zijn werk gestoord.
Oplichter aangehouden.
De recherche te Groningen heeft aange
houden den 28-jarigen S. H. B., aldaar, een
oude bekende van de justitie en van de po
litie, die verscheidene garagehouders, bij
wie hij auto's huurde, voor belangrijke be
dragen heeft opgelicht.
STAATSLOTERIJ.
(Trekking van heden).
1000: 3401 12347
400: 12248 15033 17798 20273
200: 1937 12132 1769 18794 20182 10326
100: 1076 5189 6236 9540 10268 11977
12339 19511 20172 21000.