MIDDELBURGSCHE COURANT GOESCHE COURANT) De Nota van Minister Goseling in de zaak Oss. De twee geestelijken. Gunstig oordeel over de Ossche gemeentepolitie. LEGER EN VLOOT. SmUENUND. Deensche vooikeur vóór de Fokker G 1. HaSfziek - Hangerig NUMMER 88. TWEES BLADEN. DONDERDAG Dagblad. Uitg.N.V. De Middelburgsche Crt. Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139; te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct. 2 FEBR. 1959. EERSTE BLAD. 182e JAARG. Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeetingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten en dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct. Verschenen is de nota van den minister van justitie mr. Goseling, betreffende de feiten en omstandigheden, op grond waar van op f April ruórf aan de urigade der Koninklijke marechaussee te Oss is gelast zich tijdelijk van opsporingsdiensten te onthouüen, en betreffende eenige daarme de samenhangende aangelegenheden Het stuk bevat, met inbegrip van de bijvoeg sels, 93 folio-bladzijden druks. Aangezien het belang van deze nota grootendeels ge legen is in haar gedetailleerde documen tatie over de verschillende, onder den ver zamelnaam „de kwestie Oss' bekende, gevallen, is het niet wel doenlijk een ex cerpt op te stellen, dat op volledigheid kan bogen. Wij zijn gedwongen ons te beper ken tot een korte inhoudsopgave van het door den minister in de nota vervatte ma teriaal. De constructie der nota sluit aan bij de drie punten, welke in de motie Albarda- Oud van 22 Juni 1938 waren opgenomen: I. de feiten en de omstan ngneden, op grond waarvan de minister van justitie op 1 Apri'l 1938 aan de brigade der Kon Marechaussee te Oss de (lees: uitoefening van de) opsporingsbevoegdheid tijdelijk heeft doen ontnemen; H. het oordeel der regeering over het beleid van de gemeentelijke politie te Oss; III. al datgene, wat de minister van justitie verder in verband met een en an der van belang acht. Ontneming uitoefening opspo ringsbevoegdheid. De beschouwingen over het eerste punt van de motie beslaan 45 bladzijden. De minister zegt dat het bevel aan den Bos- schen procureur-generaal, waarbij hij ge lastte, dat de Ossche brigade zich behou dens uitdrukkelijken last van den p g. van ieder opsporingsonderzoek moest ont houden en binnenkomende aangiften moest doorgeven aan de gemeentepolitie, aan de leden der brigade niet de qualiteit van opsporingsambtenaar ontnam. Op last van den p g. zouden zij opsnoringsonderzoek kunnen instellen en aangifte in onvangst kunnen nemen. Het optreden tegenover de gemeente Oss. Wat het optreden der brigade in zaken betreffende de gemeente Oss uit het jaar 1937 betreft schrijft de minister, dat in enkele kleine zaken de leden der brigade onderzoeken tegen gemeente-organen had den ingesteld, welke niet tot bet eonsta- teeren van een strafbaar feit leidden, be halve in één geval, waarin het sir ai baai- feit reeds vast stond, voordat de mare chaussee zich er mee bemoeide. In deze periode speelde zich de taak der zgn. jeugdwerkloozen-fraude af. Van het dossier dezer zaak bevat de nota uitgebreide citaten, o.m. van processen- verbaal van den onderzoekenden wacht meester. Deze wijken op eenige punten af van de lezing van den burgemeester. Met name is dit het geval in zake het door de marechaussee met den burgemeester ge pleegde overleg. De ministerieele nota zegt, dat de be trokken opsporingsambtenaren reeds in het aanvangsstadium van hun onderzoek tot 't inzicht hadden moeten komen, dat er zeker geen sprake kon zijn van ern stige fraudes en dat groote voorzichtigheid en terughoudendheid geboden was. Door de ongefundeerde meening welke bij de hooflfiguren der Ossche brigade leefde, dat bij de gemeente Oss allerlei misdrijven werden gepleegd, waarin de brigade opheldering behoorde te brengen, kwam de brigade, volgens de nota, tot een onjuiste houding tegenover den burgemees ter, zoodat met reden op 15 November 1937 het bevel dat de brigade zich van onderzoek in aangelegenheden waarin de gemeente Oss en haar organen waren be trokken had te onthouden, werd gegeven. Omtrent de zaak van den makelaar bankier en assurantie-bezorger van den H. zegt de minister in zijn nota, al zou dan, zooals van marechaussee-zijde wordt beweerd, meer materiaal voorhanden ge weest zijn, dit daargelaten nog, dat vol doende is komen vast te staan, dat er ook overigens geen serieus materiaal was niets afdoet aan het feit, dat overijld in gegrepen is op daartoe onvoldoende gron den, hetgeen getuigt van weinig beleid De minister verwijst naar eenige als bijvoegsels opgenomen persartikelen, waar van hij het opvallend noemt, dat zij, toen het nieuws van de arrestatie zich nog maar nauwelijks kon hebben verspreid, tot in alle kleinigheden wisten te vertel len, aan welke vergrijpen Van den H. zich zou hebben schuldig gemaakt, terwijl deze „hoogst voorbarige" persberichten in we zen geheel hetzelfde bevatten als leefde in de bij de brigade heerschende voor stelling van zaken Een en ander gaf aan leiding tot het ernstige vermoeden, dat zoo de bedoelde artikelen al niet geïnspireerd waren, zij toch waren samengesteld met behulp van van de politie verkregen gege vens. Alles samengenomen is de conclusie van den minister, dat in de zaak Van den H. door personeel van de brigade Oss licht vaardig, onoordeelkundig en ondoordacht was te werk gegaan. Aan de zaak van de beide geestelijken worden uitvoerige beschouwingen gewijd. Na vermelding van eenige feiten be spreekt de nota de rapporten door wacht meester De G. tegen pastoor B. en tegen pastoor V. opgemaakt, bevattende de door den wachtmeester afgenomen verhooren. De in deze rapporten opgenomen getui genverklaringen bleken geen enkele aan wijzing in de richting van eenig strafbaar feit te bevatten. De nota bevat voorts lange citaten uit het proces-verbaal van het verhoor van wachtmeester De G op 26 Maart ten par- kette van den procureur-generaal. Uit hetgeen in dit proces-verbaal is vervat trekt de minister de volgende conclusie» Inzake pastoor B.: Dat de wachtmeester tegen dezen geestelijke een uitgebreid on derzoek instelde, zonder dat er eenige aan wijzing bestond, dat de pastoor een straf baar feit had gepleegd, daar toch de ge ruchten over diens „moreele misdragin gen" alle feiten betroffen, welke ge lijk ook bevestiging vindt in de betrekke lijke rapporten en in de verklaring van den wachtmeester zelf zoo zg al ge pleegd mochten zijn niet strafbaar waren, behoudens de feiten, welke volgens me vrouw Z. zouden zijn gepleegd met me vrouw X. dat de wachtmeester ten aanzien van de mededeelingen van mevrouw Z. had moeten bedenken, dat, gelet óp hetgeen hij wist omtrent de antecedenten van deze vrouw, haar gezindheid jegens pastoor B en de wijze waaron zij h*>»r wetemsehan zou hebben verkregen, aanleiding bestond tot groot voorbenoud en ugzoimere voor zichtigheid; dat hem, wanneer hij zich in d(f eerste plaats op de hoogte gesteld had van den leeftijd van mevrouw X., aanstonds moest zijn gebleken, dat, indien te haren op zichte strafbare feiten zouden zijn ge pleegd, als waarvan sprake was-, deze fei ten noodzakelijk reeds lang moesten zijn verjaard, zoodat een onderzoek geen zin had; dat hij niettemin mevrouw X. is gaan hooren, daarbij riskeerend, dat hij het hu welijksgeluk en de gemoedsrust van deze vrouw en haar gezin ernstig zou versto ren; dat in dit gehele onderzoek geen „ver dachte" gehoord werd en wel omdat er ten slótte geen „verdachte" bleek te zijn; dat het onderzoek plaats had op zooda nige wijze de verklaringen der getuigen werden uitgewerkt, aan deze voorgelegen en door haar onderteekend dat geen andere indruk kon ontstaan dan dat de pastoor verdacht werd van misdrijven welke vermeendelijk aanwezige omstandig heid uiteraard wereldkundig moest wor den; dat de wachtmeester zijn beleid te dezen gerechtvaardigd achtte op tweeërlei grond t.w.: Ie. Dat het hier een geestelijke betrof, wien moreele misdragingen bijzonder ern stig moeten worden aangerekend, hetgeen moeilijk anders geïnterpreteerd kan wor den, dan in dezen zin, dat de wachtmees ter van meening was, dat niet-strafbare onbetamelijke gedragingen, welke door geestelijken van eenigerlei gezindte ge pleegd zouden zijn het onderwerp van) po- litionaire onderzoekingen behooren uit te maken. 2e. Dat het onderzoeken van verjaarde strafbare feiten en van niet strafbare fei ten bevorderlijk kan zijn aan de ontdek king van niet-verjaarde strafbare feiten. In de zaak van pastoor V.: dat omtrent oude feiten waarvan geen bewijs was verkregen, en waarvan het eene verjaard was, thans wel bezwarende verklaringen werden afgelegd, doch door getuigen, die vroeger en ontlastende ver klaring hadden afgelegd hetgeen niet vermeld werd, noch mondeling (volgens de verklaring van den subsituut officier van justitie), noch ook, zooals voor de hand zou hebben gelegen, in het nieuwe verbaal zelf; dat een „onwillige" getuige, teneinde hem tot een andere verklaring te bren gen, gedurende geruimen tijd geconfron teerd werd met een zeer ongunstig be kend staand persoon, die destijds de eeni ge was, die een voor den pastoor bezwa rende verklaring had afgelegd; dat de wachtmeester ovër was gegaan tot het hooren van een nieuwe reeks ge tuigen, zonder dat er één aanwijzing be stond, dat de pastoor eenig nieuw straf baar feit zou hebben gepleegd of die ge tuigen daarover iets zouden kunnen ver klaren; dat geen „verdachte" werd gehoord. Op geheel onvoldoende gronden waren twee personen, aldus de nota, publiekelijk gestempeld tot verdachten van misdrijven, die hun zeer zwaar zouden moeten wor- ,den aangerekend. Noodeloos was het ge zinsleven van anderen in de waagschaal gesteld. Dat er wel strafbare feiten door de geestelijken zouden zijn gepleegd, was een op niets berustende particuliere over tuiging van den wachtmeester. De genomen maatregel in het licht der feiten, omstandigheden en gedragingen dan overziende, merkt de minister op, een be straffing der brigade of een schorsing niet te hebben gewild en geen oogenblik te hebben gedacht aan ontslag wegens onge schiktheid. Wel achtte hij het noodzake lijk dat de leden der brigade uit de sfeer waarin zij verstrikt waren geraakt, wer den weggenomen. Hij achtte het bovendien noodzakelijk dat de te verplaatsen ambte naren hun opsporingsonderzoekingen te Oss zouden staken omdat hij niet mocht riskeeren dat nog anderen het slachtof fer werden van hun onevenwichtige ambts uitoefening. Meer heeft de minister niet beoogd en het is geen oogenblik zijn wensch geweest wien dan ook persoonlijk of het wapen der Koninklijke Marechaus see als zoodanig te treffen. De maatregel is tegen de geheele brigade genomen om dat de onjuiste gedragingen moesten wor den gezien als symptomen van een by die brigade heerschenden geest. Nieuwe feiten na 1 April 1938? Tenslotte wordt in de nota de vraag gesteld, of er na 1 April 1938 nieuwe feiten Geen mensch is te goed om te hel pen en geen mensch is te kwaad om geholpen te worden. zijn gebleken, welke hebben uitgewezen dat de maatregel door den minister ten on rechte zou zijn genomen. De minister zegt daarvan het volgende: ,Het komt mij voor, dat, afgezien van de omstandigheid, dat bü onderzoek gee bewijs is verkregen van de mishandeling van den arbeider W. welke mishandeling ik echter ook nimmer als vaststaande heb voorgesteld en van eenige punten van zeer ondergeschikt belang, hier alleen in aanmerking kan komen het feit, dat de arrestatie van den makelaar-bankier Van den H. en de inbeslagneming in zijn woning en kantoor wèl met machtiging van den substituut-officier van justitie hebben plaats gehad. Op zekere hoogte bleef hier de wachtmeester verantwoorde lijk voor zijn voorlichting. Men kan in het algemeen de vraag stel len, of de subsituut-officier van justitie die tenslotte de brigade heeft laten be gaan,haar optreden niet op verschillende punten heeft gedekt. Ik hfb op 7 April reeds te kennen ge geven niet alleen verwacht en gewenscht te hebben, maar ook daarvan reeds aan stonds te hebben doen blijken, dat deze functionaris minder sterk onder den in vloed ware geweest van het kordate op treden van sommige leden der brigade. De titel van het tweede deel der nota luidt: „Het oordeel der regeering over het beleid van de gemeentelijke politie te Oss." Daarin wordt o a. gezegd: „bij het onderzoek om het geheele het der onopge helderde wandaden te ontrafelen, hebben zoowel de marechaussee als de gemeente politie gedaan wat zij maar konden om een goed resultaat te bereiken. Van den ijver van de gemeentepolitie mogen de vol gende cijfers een beeld geven. Met de groote opruiming werden 72 misdadigers aan de justitie overgeleverd, waarvan 54 door de gemeentepolitie en 18 door de ma rechaussee. Ook bij deze gelegenheid is geenszins gebleken van minderwaardigheid van het Ossche politiekorps. Ook daarna zijn ernstige tekortkomingen bij de politie der gemeente Oss niet gebleken. Burgemeester Ploegmakers. De nota zegt verder „dat de heer Ploeg makers, burgemeester van Oss zoowel bij de leden van het kabinet, die met zijn ambtsverrichtingen bemoeienis hebben als ook bij het provinciaal gouvernement be kend staat als een bekwaam, volijverig en onkreukbaar magistraat en bij de justitie als een tactvol en bekwaam hulpofficier Op verzoek van den minister van bin- nenlandsche zaken en van den minister van justitie heeft de Commissaris der Koningin in Augustus 1938 een rapport ingediend, waarin zijn inlichtingen over het gemeentebestuur van Oss zijn neerge legd. De Commissaris der Koningin bUikf lof te hebben voor het optreden van den bur gemeester op politioneel gebied. Toch heeft hij ook wel kritiek, met name on al te opt'mistische uitlatingen van den burgemeester over de criminaliteit te OSs en over de houding van den vorigen in specteur van politie. Andere opmerkingen. In het derde deel van de nota wijdt de minister o.m. beschouwingen aan zijn ver houding tot zijn ambtgenoot van defensie, waaromtrent hii betreffende het geval Oss tal van bijzonderheden mededeelt. Eenige beschouwingen wiidt de minister daarna aan de behartiging der rijkspolitie zorg en de organisatie der riiksnolitie. als mede aan het beginsel „rechtszekerheid.ven rechtsgeliikheid De minister erkent, dat ingrijpen van den hoogsten chef uitzondering moet blij ven, omdat on dit gebied een maatregel tot bescherming van de rechtszekerheid, den schijn zou kunnen wekken van eenige verstoring der rechtsgelijkheid. Dat neemt niet weg. dat tegen machtsoverschrijdingen onverwijld handelen geboden is in sommi ge gevallen. De minister heeft zich ook door de mogelijkheid van valschen schijn niet yan zün plicht laten afbrengen. Hij herhaalt, dat indien er ten aanzien van deze geestelijken van strafbare feiten ge bleken ware, zij denzelfden weg hadden gevolgd als iedere andere burger in Ne derland De van sommige zijden aange wakkerde twijfel hieromtrent en de onen- lijk uitgesproken aantijgingen hebben hem ten diepste gegriefd. „Niets anders heb ik betoogd (en ik durf te zeggen ook bereikt) dan de rich tige oDsnoring van strafbare feiten te bevorderen." Natuurliik zal ik in de ver dere gedachtenwisseling gaarne volle mede werking verleenen tot opheldering van hetgeen de Kamer nog van belang mocht achten" zoo besluit de minister zijn nota. Bij Kon. besluit zijn benoemd met ingang van 15 Februari 1939: bij het wapen der infanterie, tot kapitein, bij het 3e regi ment infanterie, de eerste luitenant C. F, van den Berg, van het 4e regiment infan terie; bij het 14e regiment infanterie, de eerste luitenant R. 'Helmer, van dat regi ment; tot reserve-kapitein, bij het 3e regi ment infanterie de reserve eerste luitenant P. H. van Oorschot van dat reg.; bij het 14e reg. infanterie de reserve eerste luite nant J. A. C. H. van Welzenes van het 3e reg. inf. ANTWOORD VAN H. M. DE KONINGIN AAN DE GEZAMENLIJKE JEUGD VEREENIGINGEN De gezamenlijke jeugdvereenlgingen die de boodschap ter gelegenheid van den ver jaardag van H. K. H. Prinses Beatrix on derteekenden, mochten het volgende tele gram namens H. M. de Koningin ontvan gen: ,De Koningin draagt mij op, aan alle on derteekenaars van het aan Hare Majesteit gerichte telegram haar oprechten dank te betuigen voor de toezending van de bood schap van de jeugdvereenigingen en voor de haar aangeboden gelukwenschen. Hare Majesteit waardeert bijzonder deze uiting van eensgezindheid en vaderlandsliefde. (w.g.) Van Heemstra, Particulier secretaris. TWEEDE SLACHOFFER DER EXPLOSIE TE WEESP. Naar wij vernemen, is gisternamiddag in het Burgerziekenhuis te Amsterdam, waar hij verpleegd werd, in verband met de ern stige verwondingen, bekomen bij de explo sie van 24 Januari jl. in de PhilipsVan Houten-fabrieken te Weesp, de chemicus dr. A. G. Boer, overleden. De op zoo'n tra gische wijze om het leven gekomene woon de te Bussum en was gehuwd. SCHEËPVAARTSTAGNATIE DOOR DRIJFIJS IN DE DORDTSCHE KIL. Drijfljs in het Hollandsch Diep heeft zich gedreven dpor den krachtigen zuidenwind, die vandaag woei en het opkomende water, in de Dordtsche kil opgehoopt. Het gevolg hiervan was dat voor de vele beladen en onbeladen schepen, slepen met sleepbooten grootendeels, komende uit de richting Ant werpen en Z e e 1 a n d, het binnenvaren van de Dordtsche kil onmogelijk gemaakt werd. Vele dezer schepen moesten hun toe vlucht zoeken in de haven van Moerdijk. Circa twee uur in den namiddag lagen in de tamelijk kleine haven niet minder dan dert g schepen. Steeds werd de aanvoer van schepen uit genoemde richting grooter, zoo dat een groot aantal schepen voor de Dordt sche kil moest blijven liggen. De dienstdoende ijsbrekers vermochten in de situatie geen verbetering te brengen. .VOORRAADVÖRMING. Een groote opslagplaats voor groenten en vruchten te Utrecht. De Vereeniging Groenten- en vruchten veiling Utrecht en omstrèkeh overweegt plannen tot-den bouw van een zeer groote en volgens de eischen der moderne koel en conserveeringstechniek ingerichte groen ten- en vruchtenopslagplaats met steun van het werkfonds. De bedoeling daarvan is aan den eenen kant de schommelingen in den aanvoer op te vangen, die samenhangen met de weersomstandigheden, aan den an deren kant voorraden te vormen voor tij den van oorlog. Utrecht is daarbij als cen traal punt gekozen van een geheel voor- zieningsgebied. De Deensche regeering heeft besloten Fokker G 1 vliegtuigen, uitgerust met 2 Bristol Mercury-motoren, in Denemarken in de staatsfabriek te doen bouwen en heeft daartoe de bouwlieentierechten van de Ne- derlandsche vl'egtuigenfabriek Fokker voor dit type aangekocht. Alvorens hiertoe over te gaan, werd de O. 1 daartoe welwillend beschikbaar gesteld door den minister van defensie, door kapt. Laerum van de Deensche militaire lucht vaart, die speciaal voor dit doel naar Am sterdam gekomen was, aan zeer intensieve en uitgebreide vliegproeven onderworpen. Met het oog op het feit, dat de G. 1 door de Deensche militaire luchtvaart in de eer ste plaats als duikbomvliegtuig zal worden gebruikt, besteedde kapt. Learum bijzon dere aandacht aan de gedragingen der ma chine gedurende het duiken. Volgens de moderne duikaanval-theorie, welke voornamelijk in de Scandinavische landen werd ontwikkeld, moet de eigenlijke duikvlucht, dus de loodrechte baan, welke de machine beschrijft, ten hoogste 1.000 m. bedragen, om de luchtafweer geen kans te geven, nauwkeurig te richten. Het spreekt vanzelf, dat de vlieger gedurende dezen zeer korten duik nog ten volle gelegenheid moet hebben het toestel in zoodanigen stand te brengen, dat zijn trefkans zoo groot mo gelijk is. Hiertoe is het b.v. noodig, dat het vliegtuig binnen deze 1.000 m. 180 gr om zijn lengteas kan worden gedraaid De tweede eisch, die wordt gesteld, is, dat aan het eind van deze 1.000 m. de ma ximum duiksnelheid een zekere snelheid niet overschrijdt, opdat de vlieger het toe stel na dezen duik in den kortst mogelijken tijd weer in normalen stand kan brengen en dientengevolge aan 't afweergeschut kan ontsnappen. Teneinde aan dezen eisch te vol doen, werd de G. 1 voorzien van duik-rem- kleppen, d'e .de maximum-snelheid tot ca. 480 km. per uur beperken. Gedurende de beproeving van kapt. Lae rum is nu gebleken, dat de G. 1, voorzien van de bovengenoemde du'k-remkleppen volkomen aan deze eischen voldoet. Dit werd ook vastgesteld door kapt. Bjuggren van de Zweedsche militaire lucht vaart, die overigens de geestelijke vader van de boven ontwikkelde duikaanval-the orie mag genoemd worden. Kapt. Bjuggren verklaart in een rapport, dat hij niet alleen de G. 1 met Mercury- motoren ten zeerste geschikt acht voor het doen van duikaanvallen, maar dat z.i. de G. 1 de eerste 2-motorige machine is, wel ke voor dit doel is te gebruiken en dat de amsterda m 'HOeBËMASTRAAT „-.4!L - STADMOUOeRSKAOS ieleloon 200UO Kamers met ontbijt vanaf 14. Eigen Garage in het Hotel. Voor Hotelgasten gratis autostalling. in i WEERBERICHT. Verwachting tot morgenavond: DE BILT: zwakke tot matige O. tot Z.O. wind, nevelig of betrokken tot gedeeltelijk bewolkt, droog weer, lichte tot matige vorst. UKKEL: Matige wind uit N.O. tot Z.O. richtingen, over het algemeen vrij' schoon weer, maar nevelig, plaatselijk betrokken en mist op het einde van den nacht, aan houdend koud, met vrij strenge nachtvorst. VrjS Febr. Zon op: 7 h 41; onder: 16 h 47. Licht op: 17 h 17. Maan op: 16 h 17. onder: 6 h 30. V.M.: 4 Febr. Hoog- en Laagwater te Vlissingen: Februari Huoav. aier. Laagwatac. Donderdag 2 11.40 5.38 18.10 Vrijdag 3 0.01 12.33 6.41 19.03 Zaterdag 4 0.52 13.20 7.33 19.49 Westkapelle is 28 min. en Domburg 23 min. vroeger; Veere 38 min. later. 3 springtij. Hoog- en Laagwater te Wemeldinge: Februari. Hoogwater. Laagwnt»r. Donderdag 2 0.52 13.26 6.39 19.14 Vrijdag 3 1.56 14.26 7.40 20.06 Zaterdag 4 2.53 15.18 8.27 20.51 Met Mijnhardtjes vlugge verbetering. Doos 30 en 50 ct. (Ingez. Med.) eigenschappen in duikaanval beslist gelijk waardig zijn aan die van andere, speciaal voor dat doel geconstrueerde éénmoto- r i g e duikbomvliegtuigen. Deze eigenschappen, alsmede het feit, dat de G. 1 tevens voor diverse andere doel einden kan worden gebruikt, als b.v. aan- valsvliegtuig tegen zware bomvl'etuigen, strategisch driepersoons-verkenner, normaal bomvliegtuig, enz. brachten de Deensche militaire autoriteiten er toe de G. 1 te ver kiezen boven andere buitenlanasche toestel len, die eveneens door Deensche vliegers werden beproefd, welke vliegtuigen niet, of niet in die mate, voor bovengenoemde doel"1 einden geschilft zijn. OPBOUW, UITGAANDE BOVEN ALLE VERDEELDHEID. De radiorede van H.M. Onze Geëerbiedig de Koningin en de oproep, uitgaande van de Stichting „Nationaal Centrum", ondertee kend door den Eere-Voorzitter en de Leden van den Raad van Bijstand, inhoudende een verzoek aan besturen van organisaties, ver- eenigingen en bonden om tot federatief sa menwerken te komen, zijn aanleiding voor de ondergeteekenden, een beroep te doen op hun Ambtgenooten in den lande hunne medewerking in deze te verleenen en hun adhaesie-betuiging te richten aan het Se cretariaat dier Stichting te Zeist. Zij achten het van het allergrootste be lang dat allen het streven en werk van „Nationaal Centrum" krachtig steunen. Leve de Koningin, leve het Vaderland! Mr. G. van Baren, Burgemeester van Delft. Mr. R. M. van Dusseldorp, Burgemeester van Goes. M. Fernhout, Burgemeester van Middelburg. J. de Jong Saakes, Burgemeester van Harderwijk. Mr. F. van Lanschot, Burgemeester van 's-Hertogenbosch. A. J. W. Monnik, Burgemeester van Aalten. Mr. P. J. Oud, Burgemeester van Rotterdam. Mr. Dr. G. A. ter Pelkwijk, Burgemeester van Utrecht. Mr. A. J. Komijn, Burgemeester van Winschoten. J. A. H. Steinweg, Burgemeester van Nijmegen. Mr. W. A. J. Visser, Burgemeester van Soest. Baron Weichs de Wenne, Burgemeester van Wanssum. Jeugdige insluiper aangehouden. Gistermiddag kwam een der bewoners van een benedenwoning in de Vrolikstraat te Amsterdam thuis, toen plotseling uit de gangkast een jongen te voorschijn schoot, die haastig de beenen nam en op zijn voor het huis staande fiets er van door ging. De bewoner ging den jongen na, doch raakte hem bij de achtervolging kwijt. Vanmorgen hebben rechercheurs den jongen een veertienjarigen rijwielhersteller, in zijn woning in Zuid aangehouden. Uit de woning wordt niets vermist. De jongen is blijkbaar tijdig bij zijn werk gestoord. Oplichter aangehouden. De recherche te Groningen heeft aange houden den 28-jarigen S. H. B., aldaar, een oude bekende van de justitie en van de po litie, die verscheidene garagehouders, bij wie hij auto's huurde, voor belangrijke be dragen heeft opgelicht. STAATSLOTERIJ. (Trekking van heden). 1000: 3401 12347 400: 12248 15033 17798 20273 200: 1937 12132 1769 18794 20182 10326 100: 1076 5189 6236 9540 10268 11977 12339 19511 20172 21000.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 1