K ZONDAGSBLAD
of der Zotheid 1
NAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COURANT,
De i
28 Jan. 1939
ZEEUWSCHE KRONIEK.
DAEGELIKSE DIENGEN.
DAMMEN EN SCHAKEN.
UIT DE MIDDELBURGSCHE
COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR
Probleem of Puzzele.
Probleem en Puzzle; twee woorden uit
den vreemde tot ons gekomen, maar zonder
eenlg bezwaar genaturaliseerd. Langs om
wegen kwam het Grieksche wetenschappe
lijke woord in Nederland; vanuit den En
gelsehen speelgoedwinkel reisde de Puzzle
naar ons vaderland.
Er is groot verschil in de beteekenis, die
deze twee woorden gaandeweg bij ons ver
kregen hebben. Het probleem tillen wij
zwaarder dan de puzzle. Voor het probleem
zet men zich met peinzenden geest; de
hand steunt het hoofd, alsof het te zwaar
werd van al het denken. De puzzle vat men
aan met een tikje overmoed: dat spelletje
zullen wij eens even oplossen. Ja, ik zou
mij daardoor laten kennen; een beetje han
digheid en de puzzle is opgelost. Wij zouden
het ook zóó kunnen typeeren: het probleem
hoort thuis in de studeerkamer; de puzzle
is in de huiskamer het best op haar plaats.
Misschien ook doen velen met het woord
probleem te gewichtig. Als met het woord
conferentie. Als te Genève, te München, te
Rome mannen, die de wereldleiding in han
den hebben, samen spreken, samen een uit
weg uit moeilijkheden zoeken, dan is dat
een conferentie. In dit woord ligt iets heel
gewichtigs. Of ook, wanneer op geestelijk
gebied diep-denkende en goed-willende,
ernstig-geloovende menschen met elkander
spreken over de dingen die des geestes zijn,
dan geven wij aan zulk een samenkomst
gaarne en zonder bezwaar den naam con
ferentie. Als echter onder een kopje koffie
aan een restaurant-tafeltje twee zakenlie
den een en ander met elkander verhande
len, dan is dat ook al noemt men dat
gaarne zoo geen conferentie.
Waarom wij dit zeggen? Wel, omdat er
een streven is in onzen tijd om een puzzle
heel deftig aan te kleeden, zoodat zij er als
een probleem uitziet.
Dat is verkeerd en de gevolgen kunnen
niet uit blijven. En blijven nu reeds niet
uit.
Onze tijd is zwaar van problemen. Op al
lerlei gebied. Nationaal en internationaal.
Economisch en sociaal. Wijsgeerig en gods
dienstig. Op het gebied van oorlog en vre
de. Waar men het ook aanvat, van welken
kant men het ook benadert steeds zien
wij de problemen.
En op ieder gebied weer zijn de knappe
mannen bezig om de oplossing van die pro
blemen te zoeken. Als zij meenen die ge
vonden te hebben verschijnen lange of kor
te publicaties. Er wordt getoetst, nage-
vischt. Inderdaad aan al deze problemen
wordt in den breede alle eer aangedaan.
Uit dit alles blijkt zeker, dat een probleem
iets is van de eerste grootte, dat inderdaad
waard is aan allen kant zeer ernstig geno
men te worden.
Het is juist daarom, dat men van de puzz
les geen problemen moet maken. Daardoor
wordt het leven nog moeilijker, nog inge
wikkelder en wordt velen levensvreugde
nog meer getemperd dan reeds het geval is.
Men vindt dit alles te vaag gezegd en wil
gaarne een sprekend voorbeeld? Wij behoe
ven dat niet schuldig te blijven.
Door het tekort aan arbeidskrachten in
Duitschland moeten de Duitsche dienstmeis
jes naar haar vaderland terugkeeren.^ Er
zal daardoor een gebrek aan vrouwelijk
huispersoneel ontstaan. Het schijnt, dat ve
le Nederlandsche huisvrouwen in zak en
asch zitten en men spreekt van een dienst
bodenprobleem.
Maar is dat nu een probleem? Inderdaad
het is een lastig geval; een perikel, waar
onder in den loop der jaren honderden
huisvrouwen geleden hebben. Men kan hon
derd en meer debetposten op rekening
daarvan boeken. Maar er zijn toch tusschen
hemel en aarde dingen, toestanden, verwik
kelingen, die duizendmaal erger zijn.
Wij grijpen even terug op wat wij in den
aanvang zeiden: voor het probleem zet men
zich met peinzenden geest; de hand steunt
het hoofd alsof het te zwaar werd van het
denken. De puzzle vat men aan met een
tikje overmoed: dat spelletje zullen wij
eens even oplossen. Wij geven geen raad,
maar denken toch, dat er wel een weg te
vinden is om in dezen nood te voorzien.
Mits ook, men het niet te zwaar ziet; van
de puzzle geen probleem maakt.
Wij zouden voorbeeld aan voorbeeld kun
nen rijgen om de juistheid van wat wij
schreven te bewijzen. En hoevelen levens
blijheid gaat in die „problemen" onder, ge
lijk de wereld onzer dagen zoo heel veel
vreugde mist, omdat er zooveel werkelijke
problemen zijn, die zwaar op de wereld
drukken. Er zijn heusch olifanten genoeg,
men hoeft de muggen niet tot olifanten te
promoveeren.
Wie nu de kunst verstaat om een olifant
een olifant en een mug een mug; een pro
bleem een probleem en een puzzle een
puzzle te laten, die ziet de dingen zuiver.
Die zal niet lijden aan ongefundeerde blij
heid; evenmin aan ongerechtvaardigde de
pressie. Die zal nuchter blijven en het goe
de genieten, omdat het goed is en den te
genspoed bestrijden, omdat die tegenspoed
is. Hoeveel zwarigheid er in een leven is
er is toch altijd nog goeds genoeg, dat dank
baar gewaardeerd en met blijdschap geno
ten mag worden.
J. Nagel.
EEN VREEMDE DOODE.
De stad Zieriksee werd in den loop der
tijden vaak door rampen bezocht. Nu eens
was het een hevige brand, die een gi oo
deel van de stad in de asch legde, dan was
het de pest, die eenige duizenden menschen
in korten tijd ten grave deed dalen. Ook
voor andere onheilen bleef de stad niet ge
spaard, zooals gebrek aan levensmiddelen,
vooral aan brood, vroeger het allervoor
naamste voedsel, daar men nog geen aard
appels kende.
In den voorzomer van het jaar 1557 was
op de eilanden Schouwen en Duiveland en
niet het minst in de stad Zieriksee de tar
we schaarsch geworden. Het gevolg hier
van was, dat de prijs ontzettend opliep en
wel zoodanig, dat het brood zelfs voor den
burgerman moeilijk te betalen was.
De pest eischte reeds veel offers. Zij sloeg
begeerig haar klauwen uit naar de ver
zwakte lichamen dergenen, die zich niet
"voldoende konden voéden.
Was de prijs der tarwe anders gemiddeld
10 12 schellingen 3 S. 3.60) de zeeve
of zak, in Mei was zij reeds opgeloopen tot
31 schellingen 9.30) en in Juni zelfs tot
52 schellingen 15.60). Bij deze prijzen
houde men in het oog, dat het geld vroeger
zeker 3 maal zooveel waarde had dan
thans.
Opdat geen brood uit de stad zou worden
vervoerd, stelde de vroedschap aan elke
poort een wacht om dat te beletten.
Het gelukte echter aan een slimmen boer
uit Duiveland om de wacht te verschalken
en met een mooi aantal brooden ongehin
derd uit de stad te komen. Hij pakte zoo
veel brooden als hij kon in een doodkist,
zette deze op zijn wagen en reed langzaam
met een quasi bedrukt gezicht naar de
poort. Bij de wacht gekomen vertelde hij,
dat hij op zijn wagen het lijk had van een
afgestorven vriend, die hem verzocht had
buiten de stad te worden begraven.
Daar vooral in dien tijd dat meer voor
kwam, werd de boer door de wacht ge
loofd en kon hij ongehinderd passeeren. Ai
zal hü deze truc niet voor de tweede maai
hebben kunnen uithalen, hij was nu voorloo-
pig uit den nood.
Anderen kochten een brood in de stad,
bonden het op hun hoofd en zwommen er
mede over de gracht.
Door aanvoer van elders begon de prijs
der tarwe spoedig te dalen. Op het laatst
van Juli was hij tot de helft verminderd om
kort daarna weer voor de gewone markt
te worden verkocht.
WOLVEN IN ZEELAND.
Daar ons gewest deel voor deel uit en
door de zee is ontstaan, heeft het van af
de vroegste tijden er geheel anders uitge
zien dan het overige deel van ons land. Er
waren dus geen groote bosschen, waar het
wild gedierte, zooals wilde zwijnen, herten,
wolven enz. leefden.
En toch zijn er, zelfs verscheidene
eeuwen, nadat deze lage landen aan de
zee bewoond werden, wolven in Zeeland
geweest. In de 17de eeuw nog kwamen de-1
z« dieren sommige deelen van ons gewest
onveilig maken. Als altijd deden zij dat
's winters, als zij, door den honger gedre
ven, bewoonde plaatsen opzoeken.
Wij zeiden reeds, dat Zeeland nooit geen
uitgestrekte bosschen heeft gehad, waarin
zij zich des zomers schuil kunnen houden
en voldoende voedsel vinden. De wolven
kwamen dan ook uit de aangrenzende stre
ken, zooals uit Brabant en uit Vlaanderen.
Zoo is in de rekeningen van S c h e r -
p e n i s s e van het jaar 1603 te lezen, dat
door de wolfjagers van Poortvliet
drie wolven waren gevangen. Ook had in
't zelfde jaar mr. Gabriel een wolf onder
Sint-Maartensdijk gedood.
Hoe waren die dieren op het eiland Tolen
gekomen? Door den strengen winter was
de Eendracht dicht gevroren en zoo waren
de wolven over het ijs gekomen.
De besturen van de stad Tolen en van de
dorpen op het eiland hadden premies uit
geloofd voor het dooden van wolven. Elk
moest hieraan zijn deel betalen. Zoo was
de portie van Scherpenisse in de premie,
betaald aan de wolfjagers van Poortvliet,
20 sch of 6 gulden en aan genoemden mr.
Gabriel 14 sch 7 gr. of 4.37%.
In denzelfden winter van het jaar 1603
kwamen er ook wolven voor in het tegen
woordige Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen.
Uit de landsrekeningen van den V r ij e
van Sluis blijkt, dat toen niet minder
dan elf oude en veertien jonge wolven wa
ren gevangen. Ook hier had de overheid
geld uitgeloofd voor het dooden van die
dieren. Zij waren afkomstig uit de bos
schen van het naburige Vlaanderen. Dat
vroeger in deze streek veel wolven ge
weest zijn, zegt ons de geschiedenis van het
oude Oostburg. Tijdens de Spaansche troe
belen was deze streek zoo verwoest en ver
laten, dat er wolven hun dorst konden les-
schen in de waterputten op de markt.
In 1757 kwamen in Noord-Brabant ook
nog wolven voor.
DUBBELE MOORD OP DE HOFSTEDE
ZOETENDALE TE SEROOSKERKE
(WALCHEREN).
Het is nog niet zooveel tientallen jaren
geleden, dat er op Walcheren in den hooi
tijd gebrek was aan maaiers. Dan kwamen
er uit andere streken arbeiders, die enkele
weken volop hun werk hadden. Zij over
nachtten in de schuren en kregen van den
boer, voor wien zij maaiden, den kost.
Zoo waren in den zomer van liet jaar
1761 te Serooskerke (W.) maaiers geweest
afkomstig uit het tegenwoordige Belgische
Brabant. Er hadden toen ook personen ge
werkt op de hofstede Zoetendale, destijds
ruim 100 gemeten groot. Een van hen, een
zekere Anthony Jansse, had
het doen en laten van de pas gehuwde be
woners der boerderij met minder goede
bedoelingen gevolgd. Tijdens den maaitijd
kon hij echter zijn boos plan niet ten uit
voer brengen. Hü zou later alleen terug
komen. Dit was in September. Hü wist,
dat de „groote" en de „kleine" meid
's morgens vroeg de koeien in de weide gin
gen melken. Ook was de boer met zün
werkvolk dan reeds naar het land. Op dat
oogenblik was alleen zün 22 jarige vrouw
WillemüntjeColün thuis. Ook
Staerten en óoren.
Noe bin 'k effenof blie-e, da' de rech'-
banke menêer De Grooff vrie-'esproken
eit, omdat 'n dat kacheltje een stiksje van
z'n staert 'ekapt
Ik wil 't er noe nie' over wat a vóór
of tegen dat ofkappen is, maer ik zag daer
in de toekomste nog arege diengen uut
vortkomme. Wan', a de rech'-banke 'ezeid
„dat koepeeren is strafbaer", dan dae'
nae' mien gedachten wer is wat ergs uut
vort kunne komme: zelfst wer een kab-
benetskrizis.
Ik zó 'edocht: dat ofkappen van een
staert van een bêest doe zêer, dus dat is
mis-'andelienge en dus strafbbaer. Oevee'
zêer, dae' kan een méns nie' over oordêele,
omdat 'n gin staert eit.
Mae' dan moste ze in 't vervolg ok van
de óoren van de verksjes ofbluve, weet je.
Me wete oallemaele wé', da' tegenwooreg
de verksjes 'emerkt motte worre, mae' dae'
bin meschien een 'êelen 'óop ménsen, die a
nie' wete', oe a dat merken eigeluk
in z'n werk gaet. Dat wi' 'k dan
noe 'ier is vertelle'. Je mot dan
wete, a' de verksjes zö 'n weke of vuve
bin'k mot êest nog zegge: voe' ët de
verksjes vuuf daegen bin, mot den eigenaar
van 't moederverke een kaarte schrieve
nae' de sikkeretarus van de kriezusbewe-
gege, dat: moeder keu voorspoedig
afijn, je begriept de rest wè'; je leest 't
soms ok in de affertensies.
Om vadder te gaen: a' de biggetjes zö 'n
weke of vuve bin, dan komt er een verkens-
merken mie' een paer tangen en een pot
mie' zwart spul; 't lieken wè' modder.
,,'k Komme de verksjes merreke".
„Zö, da' 's góed".
't Bêestje wordt op-'epakt, brulle gin ge
brek, en je 'oudt het op jen errem. Dan
ligt het stille, en 't merken begunt. In 't
lienkeröore wor' een drukknoppe 'eponst.
Die ku' je 't beste vérgelieke mie' de be
kende jonggezelleknoppen. Je weet wè, die
knoppen, die a óns, venters, zelft an óns
broek zette, a' me een bitje ruzie 'ehad
mee 't ouwe mènse, en a' me dan nie' wille
vraege: „toe, zet is een knoppe an m'n
broek". Die knoppe in zö 'n verkensóore ei
nog dat bezwaer, dat 't bêest dae' laeter
nogal is ergenst mee achter bluuf 'ange;
en dan wordt 'n der natuurlik uut-'esnokt.
't Rechteröore ondergae' wee' een andere
bewerkege. Daer ei de merker een andere
tange voe'. Dat is ter êen mie ruim veer-
teg scherpe pinnen, wan' dat mot een let
ter en een paer siefers voorstelle. Dus:
druk op de tange en 't staet er in. 'Ouw
jen óoren mae' toe! En dan worre toe be-
slUut die veerteg wóndjes flienk in-'esmaerd
mie' dat zwarte spul, wan' dat merk mö'
dudelik zichtbaer weze, en dè' 's waer: 't
gaet er nooit meer uut.
En ja, dan bin me klaer, behalve dan
dat den baes van 't bêestje nog een kwartje
mö' betaele; voe' ieder keutje. Noe zei 'k
zö even: over de piene bie 't blokstaerten
kun me nie' oordeele, maer, over piene in
ons ooren, ja, dae'' kun me over meepra-
te. Te missen uut m'n schooltied weet ik
nog maer oal te goed, da' een öore een
'êel gevoeleg lichaemsdêel is.
Dus, om noe te besluten mee 't geen
daer k 'k mee begonne bin: a' noe menister
Steenberghe zeit: „verksjes merreke", en
menister Goseling zei: ,,'t is dieremis-'ande-
lienge". Wat dan? dan zou toch den êenen
of den aren toe motte geve, anders kwam
der nog een krizus bie, en die me a'
mêer as genoegt, 'k Dienke dae'-van toch
da' menister Goseling 't z^u motte verspe-
le', wan', a' 'k zö de verkenspriezen bekie-
ke, me der zéker genoegt en een andere
meniere om 't aantal verkens te regelen,
anders dan mie' merken, g'löok moeilik
te vinden is. Schetse za' ok nie' gae', wan' 't
êene verke is net eender as 't andere en
ègauw oallemaele ze een krulle in d'r
staert. En toe besluut wi' 'k 'ier nog,
as man van de praktijk, meedêele, spe
ciaal voe de dames van de dierebescherme
ge, dat die krulle der van selleft in komt.
Oe beter een verreke 't eit, 'oe mooier
krulle.
Anders zouwe ze soms dienke, da' me die
krulle der indraaie mie' zö'n werme tange,
en dat is glad gin waer.
Ad Interim.
lUJIilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllllilllllllllllllllllllllllIllillllllllllllllllJ
was bü haar een kind van haar zuster, een
jongetje van vijf jaar.
Met een bül gewapend wist Jansse het
woonhuis binnen te komen. Op een gruwe-
lüke wüze heeft hij eerst de boerin ver'
moord en daarna ook het kind, dat nog te
bed lag. Vervolgens wist hü zich meester
te maken van ongeveer 900.
Het is niet bekend, of de verdenking da-
delijk op hem viel. In elk geval gelukte
het hem Walcheren en Zeeland veilig te
verlaten en in Brabant te komen.
Het gerechtelük onderzoek wees ten laat
ste uit, dat hij alleen de dader moest zijn
geweest. Een officier uit Middelburg trok
er op uit en ontdekte hem tusschen de ste
den Antwerpen en Lier en leverde hem
aan 't gerecht aldaar over.
De regeering van Vere, als zünde halsheer
van het noordelük deel van Walcheren èn
dus de rechtspraak uitoefenende, verzocht
aan de regeering. van Brabant om den
moordenaar aan haar uit te leveren. Hier
op werd afwüzend beschikt. Toch ontging
de wreedaard zijn welverdiende straf niet.
Door den drossaart van Brabant werd Jans
se veroordeeld om te worden geradbraakt
met dezelfde bül, door hem gebruikt om de
moorden te bedrüven. Het vonnis werd in
Februari 1762 voltrokken.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
Illl
Datgene, waarin groote menschen
klein kannen zfjn.
Het is een prettig gevoel, te weten dat je
iemand in je macht hebt. En hoe minder
menschen je in werkelijkheid in
je macht hebt, hoe liever je het dien paar
ongelukkigen inpepert, die tenminste het on
geluk hebben daarvoor in de termen te val
len. Vandaar de bekende feldwebel-toon.
Vandaar de hautaine houding van het chef-
je; büv. van den portier, die drie loopjon
gens onder zich heeft en hen nu en dan
monstert zooals Napoleon het zjj n troe
pen deed en hen toebuldert zooals Napo
leon het wel uit zün hoofd zou hebben ge
laten. En vandaar ook het genus „afschrü-
vers", d.w.z. dames en heeren, die om ieder
wissewasje, geschilletje of gekrenktheidje
hun vereeniging, hun courant, hun omroep
met den banbliksem van hun toorn treffen
door ze „af te schrijven". Zü hanteeren dit
eenige economische wapen, waarover ze
tegenover zulke machtige lichamen be
schikken, met een duivelsche vreugde, met
een animo(Dit herinnert mü aan een
abonné die eens schreef: „Ik lees uw cou
rant steeds met de grootste animositeit".
Hü dacht dat animo, net als steno, een
soort gemoedelüke afkorting was). Maar
laat ik niet afdwalen; afschrüvers, zei ik,
hanteeren met zulk een animo het eenige
middel dat ze hebben om het voorwerp van
hun woede te „peeën", dat men hun na
men soms tien maal in een jaar in de re
gisters tegenkomt. Want een nadeel van
het bedanken voor vereenigingen en cou
ranten is, dat men daarna, gelijk een wesp
die zijn steek heeft toegebracht geen
angel meer heeft, en eerst wéér lid of
abonné moet worden om het genot van het
nadeel-berokkenen daarna opnieuw te kun
nen smaken.
Deze zure beschouwingen hebben haar
ontstaan te danken aan een verrassende
mededeeling van den heer F. V. Valstar,
onzen tomatensoepdictator, 's Rüks toma
tensoep boekt enorme successen maar
een juffrouw uit Rotterdam heeft een brief
kaart gestuurt aan de A.V.R.O. en daarin
meegedeeld, dat de tomatensoep in blik
haar zóó slecht is bekomen, dat zü bedank
te voor het lidmaatschap van de A.V.R.O.
en voor haar abonnement op de Radiobo
de.
Kük, daar hebt u nu zoo'n voorbeeld.
Het is voor een buitenstaander uitermate
moeilük na te gaan, waar de diepe oorzaak
van zoo'n drama ligt. Om de een of andere
reden moest ze iemand dwarszitten, en dan
is het een prettige ontdekking dat je de
A.V.R.O. in je macht hebt. De juffrouw is
gewoon uitgegleden in de tomatensoep
maar waardoor?
Ze had misschien dien dag een standje
van haar man gehad, alleen doordat die
weer een standje van zpn chef had gekre
gen, die op zijn beurt ruzie met zün vrouw
had gehad, gevolg van een grooten mond
die deze dame had gekregen van haai
dienstmeisje, dat willicht nerveus was ge
weest door gehakketouw met haar galant,
die op haar zpn slechte bui ontlaadde, ver
oorzaakt door een van de duizend tegenval
lers die nu eenmaal een slechte bui kunnen
veroorzakenWie weet, misschien buik-
pyn van tomatensoep!
Wat de A.V.R.O. ermee te maken had,
blüft eenigszins onopgehelderd, tenzij de
juffrouw uit Rotterdam zóó kwaad is ge
worden van het tomatenvocht, dat ze hee-
lemaal geen Vogt meer kan zien. Maar het
gaat werkelijk te ver, altüd redelijke mo
tieven te willen vinden daar is de we
reld heusch niet naar, en wij vragen ook
niet, waarom de bliksem juist inslaat waar
hij inslaat.
Het eenige wat wü zouden kunnen doen,
is: de onredelükheid een beetje reglemen
teeren, door vaste gewoonten aan te ne
men:
Als wij den trein net missen, trappen wij
iemand héél hard op z'n teenen.
Als onze effecten in waarde dalen, wei
geren wij ons dienstmeisje alle extra vrpe-
avonden.
Krijgen wü geen antwoord op een belang
rijke sollicitatie, dan steken wü een sigaar
op in een coupé niet-rooken en schelden
iedereen uit die er een aanmerking op
maakt.
Wordt de jaarlü'ksche verhooging overge
slagen, dan alarmeeren wij voor de grap de
brandweer.
En vooruit als de tomatensoep niet
smaakt, dan bedanken wü voor de A.V.R.O.
P.S. Volgens de laatste berichten had de
juffrouw de tomatensoep zelfs nooit g e -
p r o e f d Hiermede vervalt al het voor
afgaande, dat u dus ais niet geschreven ge
lieve te beschouwen.
E. Rasmus.
VARIA.
EEN PROSPECTUSVERZAMELING.
Er bestaan de meest verschillende soor
ten verzamelingen. Een postzegelverzame
ling is wel een van de gewoonste.
In Buffalo in Amerika heeft een zekere
meneer Scranton een museum van reis-
prospectussen aangelegd. Hü heeft al meer
dan 150.000 exemplaren, die genummerd
zün, zodat hü ze direct volgens een kaart
systeem kan vinden. Vooral heeft hü er
veel uit de tropen. Hü voert er een brief
wisseling voor over de heele wereld en het
neemt al zijn tüd in beslag. Tüd om zelf
eens te gaan küken, hoe het er op die
vreemde plaatsen uitziet, heeft bü niet!
HOE KERES VAN LOEVENFISH WON.
De partij tusschen Loevenfish en Keres,
gespeeld in de 9e ronde verliep als volgt:
Wit: LOEVENFISH; Zwart: KERES.
0 SPaansch.
1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6
3. Lflb5 a7a6
De Morphyverdediging der Spaansche
partij met den terugtocht van den looper
4, Lb5a4 PgS—f6 5. 0—0 Lf8—e7
De gesloten verdediging
6. Tfl—el b7b5 7. La4—b3 d7—d6
8. c2c3 00
Alles nog theorie. Tegenwoordig wordt
vaak gespeeld 8Pc6a5 in het
A.V.R.O.-tournooi paste Reshevsky dit in
de negende ronde tegen Fine toe, terwijl
Flohr het in de elfde ronde tegen Aljechin
deed.
9. a2a4
Meer gebruikelük is d4, waarna zwart
het beste voorzet met Lg4, gevolgd door
10. Le3. (YatesBogoljubov New York
1924). In de Spaansche partij is het pro
bleem of a2a4 gespeeld moet worden en
wanneer buitengewoon lastig te beant
woorden.
9. b5b4
Een goed antwoord. In de eerste plaats
kan nu de c-pion opgespeeld worden, ter-
wü'I het gevolg is, dat wit op den dame
vleugel bitter weinig kan uitrichten, on
danks het feit, dat zpn stukken meeren-
deels daar geposteerd staan.
10. d2d4 e5xd4 11. c3xd4 Lc8—g4
12. Lel—e3 Pc6a5 13. Lb3—c2 c7—c5
14. b2b3 Pf6d7
Het paard staat op d7 veel beter, terwijl
het veld f6 voor den looper wordt vrüge-
maakt.
15. Pbld2 Le7—f6 16. Ddl—bl
De bedoeling is duidebjk. Pf3 staat niet
meer geopend, terwijl e4e5 dreigt met
pionverlies op h7. Tevens zou wit dan een
vrüer spel verkrügen.
16h7h6 17. Tal—a2 Pa5—c6
De druk op d4 wordt steeds grooter.
18. Le3ff
Als compensatie voor het verlies van den
d-pion wil wit d6 veroveren. Hij stort zich
echter in een gevaarlük avontuur. Keres
weet dit prachtig uit te buiten en het eer
ste resultaat is, dat zwart's koningsstelling
verzwakt wordt.
18Lg4xf3 19. Pd2xf3 Pc6xd4
20. Lf4xd6 Pd4xf3t 21. g2xf3
t
Keres is in zün opzet geslaagd. Wit's ko-
ningssteling is zeer verzwakt en in het
verdere verloop van de partü buit-de Esth-
lander dit nog meer uit.
2 1Lf6e5
Fijntjes gespeeld. De Esthlander offert
de kwaliteit met de bedoeling een beslissen-
den aanval op den koningsvleugel te onder
nemen. Loewenfisch had wellicht beter ge
daan niet op dit offer in te gaan.
22. Ld6xf8
Na 22. Le5: wordt f3 het eerst bedreigd.
Ook dan toch heeft zwart groote moge-
Ipkheden op den koningsvleugel. Het ver
dere gedeelte van de partü behandelt Keres
met een virtuositeit, welke zoo vaak be
wondering heeft afgedwongen. Door de on
gunstige positie van de dame en den toren
van wit heeft Keres vrü spel op den ande
ren vleugel.
2 2Dd8h4 23. Lc2—d3 Dh4xh2t
24. Kglfl Pd7 X f8
De d-Iijn is voor den toren vrijgekomen,
terwül zwart's paard nu betere velden ter
beschikking krügt.
25. Kfle2 Pf8e6 26. Ld3—c4 Pe6—f4t
27. Ke2—dl Ta8—d8t 28. Le4d5 Dh2—g2
Het begin van het einde.
29. Ta2d2 Dg2xf3t 30. Kdl—c2 Pf4xd5
31. e4xd5 Le5c3 32. Tel—e3 Df3—f5t
33. Td2d3 Df5xf2t 34. Kc2—dl f7—f5!
Beslissend.
35. Dbl—cl f5—f4 36. Te3—e7 Td8—d6
37. Te7—e6 Td6xe6 38. d5xe6 Df2—el
39. Kdlc2 Dele2t Wit geeft het op.
4e week 1889.
Heden overleed Johan Coenraad Al-
torffer, een der oprichters van de firma J.
C. en W. Altorffer, een voortzetting van de
door hun vader en grootvader reeds in 1784
gevestigde zaak.
Naar men meldt, besloot de synode
der Chr. Ger. kerk geen verbond te slui
ten met de partü der doleerenden.
Ook is besloten dat de theologische school
te "Kampen zal gevestigd blijven.
In het district Tolen werd bij de her
stemming tot lid der Provinciale Staten ge
kozen de heer A. Hollestelle (A.) met 600
stemmen.
De heer N. Polderman (L.) verkreeg er
437.
In Goes werden als raadsleden gekozen
de heeren G. H. Kakebeeke (L.) met 338
stemmen en S. J. J. de Jonge Mulock Hou
wer (L.) met 310 stemmen.
De stoomwasscherü Maria Johanna te
Vlissingen staat, in brand.
Om half zeven brak de brand uit en in
een oogwenk stond het hopfdgebouw in
vlammen.