K ZONDAGSBLAD of der Zotheid 1 NAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COURANT, De i 28 Jan. 1939 ZEEUWSCHE KRONIEK. DAEGELIKSE DIENGEN. DAMMEN EN SCHAKEN. UIT DE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR Probleem of Puzzele. Probleem en Puzzle; twee woorden uit den vreemde tot ons gekomen, maar zonder eenlg bezwaar genaturaliseerd. Langs om wegen kwam het Grieksche wetenschappe lijke woord in Nederland; vanuit den En gelsehen speelgoedwinkel reisde de Puzzle naar ons vaderland. Er is groot verschil in de beteekenis, die deze twee woorden gaandeweg bij ons ver kregen hebben. Het probleem tillen wij zwaarder dan de puzzle. Voor het probleem zet men zich met peinzenden geest; de hand steunt het hoofd, alsof het te zwaar werd van al het denken. De puzzle vat men aan met een tikje overmoed: dat spelletje zullen wij eens even oplossen. Ja, ik zou mij daardoor laten kennen; een beetje han digheid en de puzzle is opgelost. Wij zouden het ook zóó kunnen typeeren: het probleem hoort thuis in de studeerkamer; de puzzle is in de huiskamer het best op haar plaats. Misschien ook doen velen met het woord probleem te gewichtig. Als met het woord conferentie. Als te Genève, te München, te Rome mannen, die de wereldleiding in han den hebben, samen spreken, samen een uit weg uit moeilijkheden zoeken, dan is dat een conferentie. In dit woord ligt iets heel gewichtigs. Of ook, wanneer op geestelijk gebied diep-denkende en goed-willende, ernstig-geloovende menschen met elkander spreken over de dingen die des geestes zijn, dan geven wij aan zulk een samenkomst gaarne en zonder bezwaar den naam con ferentie. Als echter onder een kopje koffie aan een restaurant-tafeltje twee zakenlie den een en ander met elkander verhande len, dan is dat ook al noemt men dat gaarne zoo geen conferentie. Waarom wij dit zeggen? Wel, omdat er een streven is in onzen tijd om een puzzle heel deftig aan te kleeden, zoodat zij er als een probleem uitziet. Dat is verkeerd en de gevolgen kunnen niet uit blijven. En blijven nu reeds niet uit. Onze tijd is zwaar van problemen. Op al lerlei gebied. Nationaal en internationaal. Economisch en sociaal. Wijsgeerig en gods dienstig. Op het gebied van oorlog en vre de. Waar men het ook aanvat, van welken kant men het ook benadert steeds zien wij de problemen. En op ieder gebied weer zijn de knappe mannen bezig om de oplossing van die pro blemen te zoeken. Als zij meenen die ge vonden te hebben verschijnen lange of kor te publicaties. Er wordt getoetst, nage- vischt. Inderdaad aan al deze problemen wordt in den breede alle eer aangedaan. Uit dit alles blijkt zeker, dat een probleem iets is van de eerste grootte, dat inderdaad waard is aan allen kant zeer ernstig geno men te worden. Het is juist daarom, dat men van de puzz les geen problemen moet maken. Daardoor wordt het leven nog moeilijker, nog inge wikkelder en wordt velen levensvreugde nog meer getemperd dan reeds het geval is. Men vindt dit alles te vaag gezegd en wil gaarne een sprekend voorbeeld? Wij behoe ven dat niet schuldig te blijven. Door het tekort aan arbeidskrachten in Duitschland moeten de Duitsche dienstmeis jes naar haar vaderland terugkeeren.^ Er zal daardoor een gebrek aan vrouwelijk huispersoneel ontstaan. Het schijnt, dat ve le Nederlandsche huisvrouwen in zak en asch zitten en men spreekt van een dienst bodenprobleem. Maar is dat nu een probleem? Inderdaad het is een lastig geval; een perikel, waar onder in den loop der jaren honderden huisvrouwen geleden hebben. Men kan hon derd en meer debetposten op rekening daarvan boeken. Maar er zijn toch tusschen hemel en aarde dingen, toestanden, verwik kelingen, die duizendmaal erger zijn. Wij grijpen even terug op wat wij in den aanvang zeiden: voor het probleem zet men zich met peinzenden geest; de hand steunt het hoofd alsof het te zwaar werd van het denken. De puzzle vat men aan met een tikje overmoed: dat spelletje zullen wij eens even oplossen. Wij geven geen raad, maar denken toch, dat er wel een weg te vinden is om in dezen nood te voorzien. Mits ook, men het niet te zwaar ziet; van de puzzle geen probleem maakt. Wij zouden voorbeeld aan voorbeeld kun nen rijgen om de juistheid van wat wij schreven te bewijzen. En hoevelen levens blijheid gaat in die „problemen" onder, ge lijk de wereld onzer dagen zoo heel veel vreugde mist, omdat er zooveel werkelijke problemen zijn, die zwaar op de wereld drukken. Er zijn heusch olifanten genoeg, men hoeft de muggen niet tot olifanten te promoveeren. Wie nu de kunst verstaat om een olifant een olifant en een mug een mug; een pro bleem een probleem en een puzzle een puzzle te laten, die ziet de dingen zuiver. Die zal niet lijden aan ongefundeerde blij heid; evenmin aan ongerechtvaardigde de pressie. Die zal nuchter blijven en het goe de genieten, omdat het goed is en den te genspoed bestrijden, omdat die tegenspoed is. Hoeveel zwarigheid er in een leven is er is toch altijd nog goeds genoeg, dat dank baar gewaardeerd en met blijdschap geno ten mag worden. J. Nagel. EEN VREEMDE DOODE. De stad Zieriksee werd in den loop der tijden vaak door rampen bezocht. Nu eens was het een hevige brand, die een gi oo deel van de stad in de asch legde, dan was het de pest, die eenige duizenden menschen in korten tijd ten grave deed dalen. Ook voor andere onheilen bleef de stad niet ge spaard, zooals gebrek aan levensmiddelen, vooral aan brood, vroeger het allervoor naamste voedsel, daar men nog geen aard appels kende. In den voorzomer van het jaar 1557 was op de eilanden Schouwen en Duiveland en niet het minst in de stad Zieriksee de tar we schaarsch geworden. Het gevolg hier van was, dat de prijs ontzettend opliep en wel zoodanig, dat het brood zelfs voor den burgerman moeilijk te betalen was. De pest eischte reeds veel offers. Zij sloeg begeerig haar klauwen uit naar de ver zwakte lichamen dergenen, die zich niet "voldoende konden voéden. Was de prijs der tarwe anders gemiddeld 10 12 schellingen 3 S. 3.60) de zeeve of zak, in Mei was zij reeds opgeloopen tot 31 schellingen 9.30) en in Juni zelfs tot 52 schellingen 15.60). Bij deze prijzen houde men in het oog, dat het geld vroeger zeker 3 maal zooveel waarde had dan thans. Opdat geen brood uit de stad zou worden vervoerd, stelde de vroedschap aan elke poort een wacht om dat te beletten. Het gelukte echter aan een slimmen boer uit Duiveland om de wacht te verschalken en met een mooi aantal brooden ongehin derd uit de stad te komen. Hij pakte zoo veel brooden als hij kon in een doodkist, zette deze op zijn wagen en reed langzaam met een quasi bedrukt gezicht naar de poort. Bij de wacht gekomen vertelde hij, dat hij op zijn wagen het lijk had van een afgestorven vriend, die hem verzocht had buiten de stad te worden begraven. Daar vooral in dien tijd dat meer voor kwam, werd de boer door de wacht ge loofd en kon hij ongehinderd passeeren. Ai zal hü deze truc niet voor de tweede maai hebben kunnen uithalen, hij was nu voorloo- pig uit den nood. Anderen kochten een brood in de stad, bonden het op hun hoofd en zwommen er mede over de gracht. Door aanvoer van elders begon de prijs der tarwe spoedig te dalen. Op het laatst van Juli was hij tot de helft verminderd om kort daarna weer voor de gewone markt te worden verkocht. WOLVEN IN ZEELAND. Daar ons gewest deel voor deel uit en door de zee is ontstaan, heeft het van af de vroegste tijden er geheel anders uitge zien dan het overige deel van ons land. Er waren dus geen groote bosschen, waar het wild gedierte, zooals wilde zwijnen, herten, wolven enz. leefden. En toch zijn er, zelfs verscheidene eeuwen, nadat deze lage landen aan de zee bewoond werden, wolven in Zeeland geweest. In de 17de eeuw nog kwamen de-1 z« dieren sommige deelen van ons gewest onveilig maken. Als altijd deden zij dat 's winters, als zij, door den honger gedre ven, bewoonde plaatsen opzoeken. Wij zeiden reeds, dat Zeeland nooit geen uitgestrekte bosschen heeft gehad, waarin zij zich des zomers schuil kunnen houden en voldoende voedsel vinden. De wolven kwamen dan ook uit de aangrenzende stre ken, zooals uit Brabant en uit Vlaanderen. Zoo is in de rekeningen van S c h e r - p e n i s s e van het jaar 1603 te lezen, dat door de wolfjagers van Poortvliet drie wolven waren gevangen. Ook had in 't zelfde jaar mr. Gabriel een wolf onder Sint-Maartensdijk gedood. Hoe waren die dieren op het eiland Tolen gekomen? Door den strengen winter was de Eendracht dicht gevroren en zoo waren de wolven over het ijs gekomen. De besturen van de stad Tolen en van de dorpen op het eiland hadden premies uit geloofd voor het dooden van wolven. Elk moest hieraan zijn deel betalen. Zoo was de portie van Scherpenisse in de premie, betaald aan de wolfjagers van Poortvliet, 20 sch of 6 gulden en aan genoemden mr. Gabriel 14 sch 7 gr. of 4.37%. In denzelfden winter van het jaar 1603 kwamen er ook wolven voor in het tegen woordige Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Uit de landsrekeningen van den V r ij e van Sluis blijkt, dat toen niet minder dan elf oude en veertien jonge wolven wa ren gevangen. Ook hier had de overheid geld uitgeloofd voor het dooden van die dieren. Zij waren afkomstig uit de bos schen van het naburige Vlaanderen. Dat vroeger in deze streek veel wolven ge weest zijn, zegt ons de geschiedenis van het oude Oostburg. Tijdens de Spaansche troe belen was deze streek zoo verwoest en ver laten, dat er wolven hun dorst konden les- schen in de waterputten op de markt. In 1757 kwamen in Noord-Brabant ook nog wolven voor. DUBBELE MOORD OP DE HOFSTEDE ZOETENDALE TE SEROOSKERKE (WALCHEREN). Het is nog niet zooveel tientallen jaren geleden, dat er op Walcheren in den hooi tijd gebrek was aan maaiers. Dan kwamen er uit andere streken arbeiders, die enkele weken volop hun werk hadden. Zij over nachtten in de schuren en kregen van den boer, voor wien zij maaiden, den kost. Zoo waren in den zomer van liet jaar 1761 te Serooskerke (W.) maaiers geweest afkomstig uit het tegenwoordige Belgische Brabant. Er hadden toen ook personen ge werkt op de hofstede Zoetendale, destijds ruim 100 gemeten groot. Een van hen, een zekere Anthony Jansse, had het doen en laten van de pas gehuwde be woners der boerderij met minder goede bedoelingen gevolgd. Tijdens den maaitijd kon hij echter zijn boos plan niet ten uit voer brengen. Hü zou later alleen terug komen. Dit was in September. Hü wist, dat de „groote" en de „kleine" meid 's morgens vroeg de koeien in de weide gin gen melken. Ook was de boer met zün werkvolk dan reeds naar het land. Op dat oogenblik was alleen zün 22 jarige vrouw WillemüntjeColün thuis. Ook Staerten en óoren. Noe bin 'k effenof blie-e, da' de rech'- banke menêer De Grooff vrie-'esproken eit, omdat 'n dat kacheltje een stiksje van z'n staert 'ekapt Ik wil 't er noe nie' over wat a vóór of tegen dat ofkappen is, maer ik zag daer in de toekomste nog arege diengen uut vortkomme. Wan', a de rech'-banke 'ezeid „dat koepeeren is strafbaer", dan dae' nae' mien gedachten wer is wat ergs uut vort kunne komme: zelfst wer een kab- benetskrizis. Ik zó 'edocht: dat ofkappen van een staert van een bêest doe zêer, dus dat is mis-'andelienge en dus strafbbaer. Oevee' zêer, dae' kan een méns nie' over oordêele, omdat 'n gin staert eit. Mae' dan moste ze in 't vervolg ok van de óoren van de verksjes ofbluve, weet je. Me wete oallemaele wé', da' tegenwooreg de verksjes 'emerkt motte worre, mae' dae' bin meschien een 'êelen 'óop ménsen, die a nie' wete', oe a dat merken eigeluk in z'n werk gaet. Dat wi' 'k dan noe 'ier is vertelle'. Je mot dan wete, a' de verksjes zö 'n weke of vuve bin'k mot êest nog zegge: voe' ët de verksjes vuuf daegen bin, mot den eigenaar van 't moederverke een kaarte schrieve nae' de sikkeretarus van de kriezusbewe- gege, dat: moeder keu voorspoedig afijn, je begriept de rest wè'; je leest 't soms ok in de affertensies. Om vadder te gaen: a' de biggetjes zö 'n weke of vuve bin, dan komt er een verkens- merken mie' een paer tangen en een pot mie' zwart spul; 't lieken wè' modder. ,,'k Komme de verksjes merreke". „Zö, da' 's góed". 't Bêestje wordt op-'epakt, brulle gin ge brek, en je 'oudt het op jen errem. Dan ligt het stille, en 't merken begunt. In 't lienkeröore wor' een drukknoppe 'eponst. Die ku' je 't beste vérgelieke mie' de be kende jonggezelleknoppen. Je weet wè, die knoppen, die a óns, venters, zelft an óns broek zette, a' me een bitje ruzie 'ehad mee 't ouwe mènse, en a' me dan nie' wille vraege: „toe, zet is een knoppe an m'n broek". Die knoppe in zö 'n verkensóore ei nog dat bezwaer, dat 't bêest dae' laeter nogal is ergenst mee achter bluuf 'ange; en dan wordt 'n der natuurlik uut-'esnokt. 't Rechteröore ondergae' wee' een andere bewerkege. Daer ei de merker een andere tange voe'. Dat is ter êen mie ruim veer- teg scherpe pinnen, wan' dat mot een let ter en een paer siefers voorstelle. Dus: druk op de tange en 't staet er in. 'Ouw jen óoren mae' toe! En dan worre toe be- slUut die veerteg wóndjes flienk in-'esmaerd mie' dat zwarte spul, wan' dat merk mö' dudelik zichtbaer weze, en dè' 's waer: 't gaet er nooit meer uut. En ja, dan bin me klaer, behalve dan dat den baes van 't bêestje nog een kwartje mö' betaele; voe' ieder keutje. Noe zei 'k zö even: over de piene bie 't blokstaerten kun me nie' oordeele, maer, over piene in ons ooren, ja, dae'' kun me over meepra- te. Te missen uut m'n schooltied weet ik nog maer oal te goed, da' een öore een 'êel gevoeleg lichaemsdêel is. Dus, om noe te besluten mee 't geen daer k 'k mee begonne bin: a' noe menister Steenberghe zeit: „verksjes merreke", en menister Goseling zei: ,,'t is dieremis-'ande- lienge". Wat dan? dan zou toch den êenen of den aren toe motte geve, anders kwam der nog een krizus bie, en die me a' mêer as genoegt, 'k Dienke dae'-van toch da' menister Goseling 't z^u motte verspe- le', wan', a' 'k zö de verkenspriezen bekie- ke, me der zéker genoegt en een andere meniere om 't aantal verkens te regelen, anders dan mie' merken, g'löok moeilik te vinden is. Schetse za' ok nie' gae', wan' 't êene verke is net eender as 't andere en ègauw oallemaele ze een krulle in d'r staert. En toe besluut wi' 'k 'ier nog, as man van de praktijk, meedêele, spe ciaal voe de dames van de dierebescherme ge, dat die krulle der van selleft in komt. Oe beter een verreke 't eit, 'oe mooier krulle. Anders zouwe ze soms dienke, da' me die krulle der indraaie mie' zö'n werme tange, en dat is glad gin waer. Ad Interim. lUJIilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllllilllllllllllllllllllllllIllillllllllllllllllJ was bü haar een kind van haar zuster, een jongetje van vijf jaar. Met een bül gewapend wist Jansse het woonhuis binnen te komen. Op een gruwe- lüke wüze heeft hij eerst de boerin ver' moord en daarna ook het kind, dat nog te bed lag. Vervolgens wist hü zich meester te maken van ongeveer 900. Het is niet bekend, of de verdenking da- delijk op hem viel. In elk geval gelukte het hem Walcheren en Zeeland veilig te verlaten en in Brabant te komen. Het gerechtelük onderzoek wees ten laat ste uit, dat hij alleen de dader moest zijn geweest. Een officier uit Middelburg trok er op uit en ontdekte hem tusschen de ste den Antwerpen en Lier en leverde hem aan 't gerecht aldaar over. De regeering van Vere, als zünde halsheer van het noordelük deel van Walcheren èn dus de rechtspraak uitoefenende, verzocht aan de regeering. van Brabant om den moordenaar aan haar uit te leveren. Hier op werd afwüzend beschikt. Toch ontging de wreedaard zijn welverdiende straf niet. Door den drossaart van Brabant werd Jans se veroordeeld om te worden geradbraakt met dezelfde bül, door hem gebruikt om de moorden te bedrüven. Het vonnis werd in Februari 1762 voltrokken. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Illl Datgene, waarin groote menschen klein kannen zfjn. Het is een prettig gevoel, te weten dat je iemand in je macht hebt. En hoe minder menschen je in werkelijkheid in je macht hebt, hoe liever je het dien paar ongelukkigen inpepert, die tenminste het on geluk hebben daarvoor in de termen te val len. Vandaar de bekende feldwebel-toon. Vandaar de hautaine houding van het chef- je; büv. van den portier, die drie loopjon gens onder zich heeft en hen nu en dan monstert zooals Napoleon het zjj n troe pen deed en hen toebuldert zooals Napo leon het wel uit zün hoofd zou hebben ge laten. En vandaar ook het genus „afschrü- vers", d.w.z. dames en heeren, die om ieder wissewasje, geschilletje of gekrenktheidje hun vereeniging, hun courant, hun omroep met den banbliksem van hun toorn treffen door ze „af te schrijven". Zü hanteeren dit eenige economische wapen, waarover ze tegenover zulke machtige lichamen be schikken, met een duivelsche vreugde, met een animo(Dit herinnert mü aan een abonné die eens schreef: „Ik lees uw cou rant steeds met de grootste animositeit". Hü dacht dat animo, net als steno, een soort gemoedelüke afkorting was). Maar laat ik niet afdwalen; afschrüvers, zei ik, hanteeren met zulk een animo het eenige middel dat ze hebben om het voorwerp van hun woede te „peeën", dat men hun na men soms tien maal in een jaar in de re gisters tegenkomt. Want een nadeel van het bedanken voor vereenigingen en cou ranten is, dat men daarna, gelijk een wesp die zijn steek heeft toegebracht geen angel meer heeft, en eerst wéér lid of abonné moet worden om het genot van het nadeel-berokkenen daarna opnieuw te kun nen smaken. Deze zure beschouwingen hebben haar ontstaan te danken aan een verrassende mededeeling van den heer F. V. Valstar, onzen tomatensoepdictator, 's Rüks toma tensoep boekt enorme successen maar een juffrouw uit Rotterdam heeft een brief kaart gestuurt aan de A.V.R.O. en daarin meegedeeld, dat de tomatensoep in blik haar zóó slecht is bekomen, dat zü bedank te voor het lidmaatschap van de A.V.R.O. en voor haar abonnement op de Radiobo de. Kük, daar hebt u nu zoo'n voorbeeld. Het is voor een buitenstaander uitermate moeilük na te gaan, waar de diepe oorzaak van zoo'n drama ligt. Om de een of andere reden moest ze iemand dwarszitten, en dan is het een prettige ontdekking dat je de A.V.R.O. in je macht hebt. De juffrouw is gewoon uitgegleden in de tomatensoep maar waardoor? Ze had misschien dien dag een standje van haar man gehad, alleen doordat die weer een standje van zpn chef had gekre gen, die op zijn beurt ruzie met zün vrouw had gehad, gevolg van een grooten mond die deze dame had gekregen van haai dienstmeisje, dat willicht nerveus was ge weest door gehakketouw met haar galant, die op haar zpn slechte bui ontlaadde, ver oorzaakt door een van de duizend tegenval lers die nu eenmaal een slechte bui kunnen veroorzakenWie weet, misschien buik- pyn van tomatensoep! Wat de A.V.R.O. ermee te maken had, blüft eenigszins onopgehelderd, tenzij de juffrouw uit Rotterdam zóó kwaad is ge worden van het tomatenvocht, dat ze hee- lemaal geen Vogt meer kan zien. Maar het gaat werkelijk te ver, altüd redelijke mo tieven te willen vinden daar is de we reld heusch niet naar, en wij vragen ook niet, waarom de bliksem juist inslaat waar hij inslaat. Het eenige wat wü zouden kunnen doen, is: de onredelükheid een beetje reglemen teeren, door vaste gewoonten aan te ne men: Als wij den trein net missen, trappen wij iemand héél hard op z'n teenen. Als onze effecten in waarde dalen, wei geren wij ons dienstmeisje alle extra vrpe- avonden. Krijgen wü geen antwoord op een belang rijke sollicitatie, dan steken wü een sigaar op in een coupé niet-rooken en schelden iedereen uit die er een aanmerking op maakt. Wordt de jaarlü'ksche verhooging overge slagen, dan alarmeeren wij voor de grap de brandweer. En vooruit als de tomatensoep niet smaakt, dan bedanken wü voor de A.V.R.O. P.S. Volgens de laatste berichten had de juffrouw de tomatensoep zelfs nooit g e - p r o e f d Hiermede vervalt al het voor afgaande, dat u dus ais niet geschreven ge lieve te beschouwen. E. Rasmus. VARIA. EEN PROSPECTUSVERZAMELING. Er bestaan de meest verschillende soor ten verzamelingen. Een postzegelverzame ling is wel een van de gewoonste. In Buffalo in Amerika heeft een zekere meneer Scranton een museum van reis- prospectussen aangelegd. Hü heeft al meer dan 150.000 exemplaren, die genummerd zün, zodat hü ze direct volgens een kaart systeem kan vinden. Vooral heeft hü er veel uit de tropen. Hü voert er een brief wisseling voor over de heele wereld en het neemt al zijn tüd in beslag. Tüd om zelf eens te gaan küken, hoe het er op die vreemde plaatsen uitziet, heeft bü niet! HOE KERES VAN LOEVENFISH WON. De partij tusschen Loevenfish en Keres, gespeeld in de 9e ronde verliep als volgt: Wit: LOEVENFISH; Zwart: KERES. 0 SPaansch. 1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 Pb8—c6 3. Lflb5 a7a6 De Morphyverdediging der Spaansche partij met den terugtocht van den looper 4, Lb5a4 PgS—f6 5. 0—0 Lf8—e7 De gesloten verdediging 6. Tfl—el b7b5 7. La4—b3 d7—d6 8. c2c3 00 Alles nog theorie. Tegenwoordig wordt vaak gespeeld 8Pc6a5 in het A.V.R.O.-tournooi paste Reshevsky dit in de negende ronde tegen Fine toe, terwijl Flohr het in de elfde ronde tegen Aljechin deed. 9. a2a4 Meer gebruikelük is d4, waarna zwart het beste voorzet met Lg4, gevolgd door 10. Le3. (YatesBogoljubov New York 1924). In de Spaansche partij is het pro bleem of a2a4 gespeeld moet worden en wanneer buitengewoon lastig te beant woorden. 9. b5b4 Een goed antwoord. In de eerste plaats kan nu de c-pion opgespeeld worden, ter- wü'I het gevolg is, dat wit op den dame vleugel bitter weinig kan uitrichten, on danks het feit, dat zpn stukken meeren- deels daar geposteerd staan. 10. d2d4 e5xd4 11. c3xd4 Lc8—g4 12. Lel—e3 Pc6a5 13. Lb3—c2 c7—c5 14. b2b3 Pf6d7 Het paard staat op d7 veel beter, terwijl het veld f6 voor den looper wordt vrüge- maakt. 15. Pbld2 Le7—f6 16. Ddl—bl De bedoeling is duidebjk. Pf3 staat niet meer geopend, terwijl e4e5 dreigt met pionverlies op h7. Tevens zou wit dan een vrüer spel verkrügen. 16h7h6 17. Tal—a2 Pa5—c6 De druk op d4 wordt steeds grooter. 18. Le3ff Als compensatie voor het verlies van den d-pion wil wit d6 veroveren. Hij stort zich echter in een gevaarlük avontuur. Keres weet dit prachtig uit te buiten en het eer ste resultaat is, dat zwart's koningsstelling verzwakt wordt. 18Lg4xf3 19. Pd2xf3 Pc6xd4 20. Lf4xd6 Pd4xf3t 21. g2xf3 t Keres is in zün opzet geslaagd. Wit's ko- ningssteling is zeer verzwakt en in het verdere verloop van de partü buit-de Esth- lander dit nog meer uit. 2 1Lf6e5 Fijntjes gespeeld. De Esthlander offert de kwaliteit met de bedoeling een beslissen- den aanval op den koningsvleugel te onder nemen. Loewenfisch had wellicht beter ge daan niet op dit offer in te gaan. 22. Ld6xf8 Na 22. Le5: wordt f3 het eerst bedreigd. Ook dan toch heeft zwart groote moge- Ipkheden op den koningsvleugel. Het ver dere gedeelte van de partü behandelt Keres met een virtuositeit, welke zoo vaak be wondering heeft afgedwongen. Door de on gunstige positie van de dame en den toren van wit heeft Keres vrü spel op den ande ren vleugel. 2 2Dd8h4 23. Lc2—d3 Dh4xh2t 24. Kglfl Pd7 X f8 De d-Iijn is voor den toren vrijgekomen, terwül zwart's paard nu betere velden ter beschikking krügt. 25. Kfle2 Pf8e6 26. Ld3—c4 Pe6—f4t 27. Ke2—dl Ta8—d8t 28. Le4d5 Dh2—g2 Het begin van het einde. 29. Ta2d2 Dg2xf3t 30. Kdl—c2 Pf4xd5 31. e4xd5 Le5c3 32. Tel—e3 Df3—f5t 33. Td2d3 Df5xf2t 34. Kc2—dl f7—f5! Beslissend. 35. Dbl—cl f5—f4 36. Te3—e7 Td8—d6 37. Te7—e6 Td6xe6 38. d5xe6 Df2—el 39. Kdlc2 Dele2t Wit geeft het op. 4e week 1889. Heden overleed Johan Coenraad Al- torffer, een der oprichters van de firma J. C. en W. Altorffer, een voortzetting van de door hun vader en grootvader reeds in 1784 gevestigde zaak. Naar men meldt, besloot de synode der Chr. Ger. kerk geen verbond te slui ten met de partü der doleerenden. Ook is besloten dat de theologische school te "Kampen zal gevestigd blijven. In het district Tolen werd bij de her stemming tot lid der Provinciale Staten ge kozen de heer A. Hollestelle (A.) met 600 stemmen. De heer N. Polderman (L.) verkreeg er 437. In Goes werden als raadsleden gekozen de heeren G. H. Kakebeeke (L.) met 338 stemmen en S. J. J. de Jonge Mulock Hou wer (L.) met 310 stemmen. De stoomwasscherü Maria Johanna te Vlissingen staat, in brand. Om half zeven brak de brand uit en in een oogwenk stond het hopfdgebouw in vlammen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 9