'AKKERTJE
tm
KR8NIEK vaa den DAG.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 10 JANUARI 1939. No. 8.
„ABSURDE
CRISIS-HEFFINGEN"?
MIDDELBURG.
VLISSINGEN.
JUBILEUM KUST ARTILLERIE,
Neem dadelijk
als de Griep U grijpt!
1 of 2 "Akkertjes", direct genomen,
stuiten dien aanval. Die nare hoofd
pijn, dat grieperige, rillerige gevoel
en die opkomende koorts verdwijnen.
Per koker van 13 stuks -12 stuivers.
Per doos van 2 stuks - 2 stuivers.
SCHADUWEN AAN DE KUST.
In het „Amsterdamsch Effec
tenblad" troffen wij een beschouwing
aan over „Absurde crisisheffingen op
grondstoffen bij de biscuitfabriek Victo
ria". Ondanks het feit, dat de nadruk
van dit artikel, zooals er onder staat, ver
boden is, zullen wij ons veroorloven, het
hier over te nemen; de redactie van dat
blad schijnt op de paden van het journa
listieke auteursrecht niet recht thuis te
zijn!
Het artikel zelf is belangrijk, omdat het
in een landbouwprovincie als dg onze
nuttig kan zijn, de keerzijde der medaille
van de zgn. landbouwcrisisheffingen niet
uit het oog te verliezen.
Het blad schrijft dan:
„Wij hebben er meermalen op gewezen
dat de biscuitfabricage hier te lande ab
surd hooge crisisheffingen moet opbren
gen, welke een gezonde ontplooiing en een
behoorlijke rentabiliteit voor deze branche
nagenoeg onmogelijk maken.
In een bijeenkomst met het personeel
heeft de directie van de Biscuitfabriek
„Victoria" over deze kwestie cijfers en
feiten vermeld, die een schril licht werpen
op de onmogelijke verhoudingen, welke
door de crisisheffingen voor vele geledin
gen van het bedrijfsleven zijn geschapen.
Wij ontleenen daaraan het volgende:
De grondstoffen van de biscuitfabricage
bestaan nagenoeg uitsluitend uit land
bouw- en zuivelproducten en moeten wor
den aangeschaft tegen veel hoogere prij
zen dan de natuurlijke marktprijs.
De 3 hoofdgrondstoffen zgn bloem, sui
ker en vet. De wereldprijs van bloem is
3.50. Victoria moet hiervoor betalen 10
per 100 kg; de wereldprijs van suiker is
5.75 per 100 kg; aan accijns en heffingen
komen daarbovenop 33.90 per 100 kg.
Met het artikel vet is het welhaast nog
erger gesteld, wegens de speciale regelin
gen in verband met de zg. vetconventie, dit
jaar in werking gesteld.
De normale prijs van cocosvet bijv. zon
der belasting is 19; in de landen buiten
Nederland 15, doch de regeering verbood
aankoop van vet in het buitenland.
Door toedoen van de regeering zijn de
vetproducenten bijeen gekomen. Zij heb
ben uitgemaakt, dat de vetfabrieken te
weinig aan het artikel verdienen en hun
verkoopprijs van ongeveer 15 hebben ze
gebracht op 19. Daar komt nog boven
op 36 crisisheffing.
Aldus moeten de vetten, die zonder las
ten in het buitenland 15 kosten, met
51 worden betaald plus nog eens 4
door de conventie er op gezet.
De vetfabrikanten zelf voelen wel, dat
de extra 4 niet onder alle omstandighe
den in rekening kunnen worden gebracht.
De vetverbruikers krijgen vetprijs
couranten van hun leveranciers met 2
vetprijzen er op. De hooge prijs, waar 4
in berekend is, dient voor de biscuitfabri
kanten, door andere groepen van afne
mers is de prijs 4 lager gesteld.
Victoria heeft er zich tevergeefs tegen
verzet, dat zij voor vet als grondstof den
hoogsten prijs moet betalen en dan nog
36 belasting.
De directie wees er voorts op, dat zij
telkens weer personen ontmoet, die ten
nauwste betrokken zijn bij de totstandko
ming der wettelijke bepalingen en feite
lijk zoo ongeveer niets afwisten van de
bestaande besluiten.
Verbaasd luisteren zij dan toe, maar
vinden tenslotte de kwestie te ingewik
keld, om er zich verder in te verdiepen.
Tot zoover deze uiteenzettingen van de
directie van „Victoria".
Het ware te wenschen, dat de bevoegde
overheidsinstanties aan deze feiten en cij
fers eens de aandacht schonken, die zij
verdienen. De heffingen op grondstoffen
van de biscuitindustrie en verschillende
aindere branches hebben inderdaad de
grenzen der redelijkheid verre overschre
den en ondermijnen de positie van het be
drijfsleven. Dat er functionarissen blijken
te zijn, die aan de totstandkoming van
onredelijke maatregelen voor het bedrijfs
leven medewerken, zonder van de juiste
feiten op de hoogte te zijn en er zich ge
makshalve maar niet in willen verdiepen,
is dubbel pijnlijk. In die gevallen worden
de belangen van de industrie blijkbaar het
slachtoffer van een combinatie van bu
reaucratie en dilettantisme!"
DE BEVOLKING IN DE LAATSTE
25 JAAR.
Nu gisteren uit onze opgave betreffen
de de bevolking op 1 Januari jl. bleek,
dat ook 1938 weder een achteruitgang
veroorzaakte, is er zeker wel aanleiding,
weer eens een terugblik te werpen op
het verloop van het getal in de laatste 25
jaar.
Op 1 Januari 1914 was het aantal 19229,
er volgde van 1915—1918 een daling tot
resp. 18825; 18694; 18509; 18433.
Van 1918 tot 1924 een bijna voortduren
de stijging nml. 18478; 18494; 18567;
18688; 19184; 19420; waarmede het hoog
ste punt was bereikt.
Het ging nu weer bijna steeds dalen en
was in 1925: 19268; 1926: 19168; 1927:
19020; 1928: 18776; 1929: 18663; 1930:
18611; 1931: 18395; 1932: 18425; 1933:
18488; 1934: 18485; 1935: 18363; 1936:
18378; 1937: 18346; 1938: 18377 en
1939: 18305.
De volgende cijfers over de laatste 5
jaar doen zien hoe het surplus door ge
boorte en anderzijds door vertrek de cij
fers hebben beïnvloed.
In 1934 overtrof het aantal geboorten,
258; dat der sterfte 194 met 64; in 1935
waren die cijfers 245, 185 en 60; in 1936
258, 209 en 49; in 1937 261, 200 en 61
en in 1938 285, 199 en 86.
Het aantal vertrokken personen was in
1934 1043, het aantal ingekomen 857, al-
zoo meer vertrokken dan ingekomen 186;
in 1935 resp. 908, 855 en 53; 1936 1055
974, en 81; 1937 1011, 974 en 37; in 1938
1143, 982 en 158.
Ook de sport mocht op den feestdag niet
ontbreken en zoo werden we 's middags
onthaald op een voetbalwedstrijd tusschen
elftallen van de kustartillerie en van de ma
rine, op het terrein van de V. C. „Vlissin-
gen".
Overste Haarman en kapitein Van der
Slikke, en officieren van land- en zeemacht,
volgden het spel, waarbij het aan aanmoe
digingen der supporters van beide partijen
niet ontbrak. Het bleek dat in beide elftal
len eenige bekende spelers uitkwamen en
het vertoonde spel was werkelijk van goed
gehalte. We hebben in den K.N.V.B. wel
slechtere wedstrijden gezien.
De Kust toonde zich de sterkste, wat na
circa een kwartier door een fraai doelpunt
van midvoor De Kok werd beloond 10. In
de eerste helft bleef deze stand ongewijzigd.
In de tweede helft wist eerst dezelfde
speler den stand op 20 te brengen, waar
na linksbuiten Jansen een eindstand op
30 bracht. Na afloop heeft kapitein v. d
Slikke een door hem geschonken zilveren
beker aan den winnenden ploeg uitgereikt.
Daarop ging het weer naar de kazerne,
waar zoowel voor de onderofficieren als
voor de manschappen een feestmaaltijd
wachtte.
De clou van den feestdag was echter voor
den avond bewaard.
Tegen 7 uur kwamen weer vele autoritei
ten in de Bomvrije Kazerne bijeen waar ook
spoedig de muziekkorpsen „St. Cecilia" en
„Ons Genoegen" arriveerden, gevolgd door
de besturen van alle buurtvereenigingen
met hun vaandel en ondanks den neerplas-
senden regen, omstuwd door een groote
menigte. Nadat de compagnie was opgesteld
en het geheel door twee machtige zoeklich
ten was belicht, trad de vice-voorzitter van
de B.V.B. „Oranje en Vlissingen" de heer
A. Schout naar voren om den garnizoens
commandant namens de geheele Vlissing-
sche bevolking die, mede dank zij den ka
pitein mr. Van der Slikke, zoo geheel mee
leeft met het garnizoen, te complimentee
ren met dit jubileum. De Vlissingsche be
volking heeft echter gemeend, aldus spr.
het niet alleen bij schoone woorden te moe
ten laten, doch biedt als blijvend aanden
ken een electrische klok voor de nieuwe
kazerne aan.
Na het Wilhelmus, dankte majoor Haar
man voor deze spontane daad van de Vlis
singsche bevolking, spr. stelde voor een
driewerf hoera voor kapitein v. d. Slikke
uit te brengen, waarop een donderende ova
tie volgde.
De reserve kapitein Louwerse heeft daar
na namens de reserve-officieren de compag
nie twee klaroenen aangeboden. Na deze
plechtigheid marcheerde de compagnie ach-
(Ingez. Med.)
ter de muziek naar het Grand Hotel „Bri-
tnnia", waar wederom de burgemeester, de
marinecommandant, commandant van ma-
rechaussée enz., benevens besturen van di
verse militaire en burgervereenigingen aan
wezig waren. Met klaroengeschal werd de
avond geopend, waarna zoowel kapitein v.
d. Slikke als burgemeester Van Woelderen
hebben gesproken. Een programma, uitge
voerd door eigen krachten en bestaande uit
tóoneel, zang en gymnastiek, waarbij de
vroolijke noot overheerschte heeft de circa
800 bezoekers tot in de kleine uurtjes be
ziggehouden.
JOODSCHE VLUCHTELINGEN.
Zaterdag zijn wederom pl.m. 80 Joodsche
vluchtelingen, afkomstig uit verschillende
plaatsen in Duitschland, van hier met het
stoomschip „Westerland" van de Red Star
Line naar Amerika vertrokken.
Een gezin van 10 personen, een Joodsche
familie uit Weenen, dat reeds een tiental
dagen hier vertoefde, en eigenlijk met een
vorige boot had moeten vertrekken, kon
eerst thans afreizen. De republiek San Do
mingo, waarheen dit gezin zou gaan, had
n.l. plotseling een wet aangenomen, die
voorschrijft, dat voor iederen landverhui
zer bij een bank een waarborgsom van 500
dollar moet worden gestort, terwijl de vo
rige wetgeving luidde dat de som 58 dollar
per persoon bedroeg. De nieuwe wet is van
terugwerkende kracht, zoodat het gezin een
bedrag van 4500 dollar tekort kwam.
De Red Star Line weigerde het gezin te
vervoeren, daar men bevreesd was, dat
Amerika onder deze omstandigheden de lan
ding dezer menschen niet zou toestaan, zoo
dat de kapitein van het schip genoodzaakt
zou worden hen mee naar Europa terug
te nemen.
Het algemeen Joodsch comité, directeu
ren van banken en Nederlandsche politie
chefs hebben gezamenlijk getracht een op
lossing te vinden. Ook het Joodsche comité
te Parijs is nog in deze zaak gemengd. Ten
slotte heeft een Joodsch comité de waar
borgsom gestort, waarna het gezin Zaterdag
is kunnen vertrekken om zijn nieuwe be
stemming te volgen.
,Een 42-jarige Duitsche Joodsche koopman
moest intusschen achter blijven omdat hij
geen visum had voor Cuba waarheen hij zou
emigreeren. Hg had 1000 dollar voor een
dergelijk visum, doch inmiddels is dit bedrag
echter ook voor Cuba te weinig, daar 5000
dollar verlangd wordt. De politie heeft de
man verhoord en zal pogingen aanwenden
hem te helpen. Hg heeft slechts een tran
sito-visum voor een verblijf van 8 dagen in
ons land.
Het Fransch-Italiaansche
geschil.
Daladier is Zondag van zijn reis naar
Corsica," Tunis en Algiers, te Parijs terug
gekeerd, naar het uiterlijk welgemoed. De
Fransche minister-president verklaarde bij
zijn aankomst, dat de bevolking der be
zochte gebieden Frankrijk trouw is en niets
vuriger wenscht, dan dat het Fransche
volk eensgezinder zal worden, opdat het de
politieke stormen van dezen tijd beter het
hoofd zal leeren bieden. Deze verklaring
was natuurlijk een vrije paraphrase van de
afgetrokken ervaringen, welke Daladier op
deed, en men hoeft er dus niet al te veel
beteekenis aan toe te kennen. Een reis van
eeh week kan door de bank onmogelijk hét
materiaal verschaffen voor zooveel besliste
constateering, maar men stelle zich voor,
dat de Fransche minister-president gezegd
zou hebben, dat de bevolking van Corsica,
Tunis en Algiers niet veel meer van Frank
rijk moet hebben
Het ging bij deze reis volkomen om
uiterlijke manifestaties. Daladier wilde zich
laten toejuichen, betuigingen van trouw
produceeren e.t.q. Te dezen aanzien is hij
op zijn kosten gekomen. Overal waar hij
verscheen was zijn ontvangst goed geor
ganiseerd en kreeg de wereld te hooren,
dat Corsica, Tunis (en Algiers) bij Frank
rijk willen blijven, werd Italië dus indirect
te verstaan gegeven, dat het jongste Itali-
aansche irridentisme geen voedingsbodem
bij de bevolking (uitgezonderd dan bij de
Italiaansche kolonisten) zou vinden. Dit
laatste, negatieve, lijkt ons oprechter en
dus wezenlijker dan de demonstratieve
trouw aan Frankrijk. Uit andere manifes
taties dan die ter gelegenheid van Dala-
diër's rondreis, is den laatsten tijd her
haaldelijk gebleken, dat de Mohamme-
daansche wereld Italië heelemaal niet mag
lijden. Arabische hoogwaardigheidsbeklee-
dérs in Egypte stuurden manifesten de we
reld in, welke op verontwaardigden toon
Italië's kolonisatie-methoden gispten, voor
al die in Libye. De beste landerijen in dit
gebied worden aan Italiaansche kolonisten
geschonken; de autochthone Mohamme-
daansche bevolking wordt er verdrongen
en verdrukt, aldus deze verklaringen. En
Mussolini, die zich in 1937 bij zijn bezoek
aan Libye, tot „beschermer van den Islam"
proclameerde, wordt er in voorgesteld als
een verdrukker van den Islam. Weliswaar
zullen er ook Oostersche groepen zijn, die een
zekeren (anti-Engelschen) politieken steun
bij Italië zoeken, doch daar heeft de Duce
niet veel aan: het oppertunistisch karakter
dezer „vriendschap" springt maar al te zeer
in het oog.
Voor de Mohammedanen is een Fransche
overheersching inderdaad verdragelijker
dan een Italiaansche. De fascistische be-
stuursmethoden brengen van natura een
zekere hardheid mede en Italië gebruikt zijn
koloniën niet in de laatste plaats om een
bevolkingsoverschot te loozen. Er zijn ook
wel Fransche kolonisten in Noord-Afrika,
maar hun aantal zal naar alle waarschijn
lijkheid beperkt blijven: anders dan Italië
heeft Frankrijk geen bevolkingsoverschot,
integendeel, sommige deelen van het Fran
sche platteland gaven de laatste jaren een
proces van ontvolking te zien.
Wat betreft de mogelijkheid van een
Mohammedaansch verlangen naar het Ita
liaansche juk, kan men in Parijs dus wel
gerust zjjn. Arabische weerklank zal het Ita
liaansche irridentisme niet vinden in Noord-
Afrika. Het lijdt overigens geen twijfel, dat
men dit ook in Italië zelf wel bevroedt en
dat men daar, zooals reeds eerder op deze
plaats is uiteengezet, niet zoozeer de ver
werving van Corsica etc. nastreeft dan wel
andere politieke doeleinden, welke 'tot ze
kere hoogte nog verborgen worden gehou
den, doch welke moeten dienen tot verdere
versterking van Italië's positie in de Mid-
dellandsche zee, ook (en vooral wellicht)
in economisch opzicht.
In de Italiaansche pers is Daladier's reis,
gelijk men weet, een „provocatie" ge
noemd. Ze zou er alleen maar toe kunnen
strekken, het aanknoopen van onderhande
lingen tusschen Rome en Parijs, nog moei
lijker te maken dan het door de politieke
ontwikkeling sinds November reeds gewor
den was. Als men op den buitenkant der
verschijnselen blijft staren, kan deze rede
neering hout lijken te snijden. In werke
lijkheid echter staat de zaak anders.
De demonstratieve reis van Daladier was
feitelijk een uiting van doortastendheid.
Naar het Engelsch van
J. Jefferson Farjeon.
26).
Vijf minuten later hield Napoleon op
met roeien.
„Ik dacht iets te hooren", mompelde hij.
„Dat zijn de golfbrekers", zei Leonard.
„We zijn nu dicht bij de klippen. We zullen
nu langzaam moeten gaan".
„Bedoel je, dat we tusschen die rotsen en
klippen door moeten slingeren?"
„Ja. Maar het zal goed gaan. Zie je die
lange witte streep?"
Napoleon draaide zijn hoofd om en keek.
„Die willen we vermijden, hè?" zei hij
met een grafstem.
„Dat zullen we. Maar het spijt me niet,
dat ik die zie. Ik herken het nu, en nu weet
ik weer waar ik ben. Maar nu moet ik
mijn lantaarn gebruiken dat is vervé
lend".
„Dan zullen ze ons zeker opmerken!"
„Niet als zij beneden zijn, kerel. Daar is
kans op".
„Ja, maar veronderstel eens, dat zij ons
zien?"
„Nu, dan zien we hen ook".
„Juist. Dat kan leuk worden".
„Kop op", merkte Leonard op, naar vo
ren buigend en op de knieën van zijn met
gezel kloppend. „Tenslotte is het niet waar
schijnlijk dat zij ons zullen vermoorden!"
Napoleon slikte.
„Weet je, je bent zoo gezellig, ik zou al
tijd samen met je willen zijn", zei hij.
„Mag ik je Leonard noemen?"
HR. MS. TROMP VOOR OEFENREIS
VERTROKKEN.
Gistermiddag, klokslag twaalf uur is
een van de nieuwste aanwinsten van de
Nederlandsche oorlogsvloot de flottielje
leider „Tromp" voor een voorjaarsreis
uit de haven van de werf Wilton-Fijen-
oord te Schiedam vertrokken. Dit vertrek
geschiedde geheel onofficieel, alleen een
handjevol familieleden stond op den stei
ger om de opvarenden een laatsten groet
te brengen. De reis gaat via Lissabon,
Ponta Delgada, Casa Blanca naar Tunis
en Bordeaux, waarna de steven naar het
vaderland zal worden gewend. Men hoopt
op 30 Maart a.s. in Dén Helder aan te
komen, zoodat de reisduur ongeveer drie
maanden bedraagt.
De bemanning van den flottïeljeleider
bestaat uit 309 koppen en voor oefening
gaat een contingent van tachtig jongelui
van dé matrozenopleiding mede. Ter be
diening van het Fokker-watervliegtuig,
dat de Tromp met zich mëdevoert, is de
luitenant ter zee 2de klasse M. G. Smalt
aan de equipage toegevoegd.
DE SCHEPEN IN HET IJS BIJ
HINDELOOPEN.
Omtrent de positie van de drie benzine
schepen, die nabij Hindeloopen in het ijs
vastzitten, wordt nader gemeld, dat de
sleepboot „Tina" Zondagavond om half zes
behouden in de haven van Stavoren is te
ruggekeerd. Van de kust af zjjn thans nog
maar twee schepen, de „Leonide 7" en de
„Shell 6" waar te nemen. Zij zijn ongeveer
een kilometer in Noordelijke richting afge
dreven en tevens een kilometer dichter bij
de kust gekomen.
Van de „Leonide 1", die geladen is met
80.000 liter benzine, gasoline en petroleum,
is niets meer te zien.
Waarschijnlijk is het vaartuig geheel door
het ijs ingesloten en zoodoende aan het oog
onttrokken. De mogelijkheid is echter niet
uitgesloten, dat het schip is gezonken.
Het ligt in de bedoeling, zoodra de weers
omstandigheden zulks toelaten, opnieuw
met een sleepboot uit te varen om de sche
pen te bergen. Voorshands is dit onmogelijk
door den Zuidwesten wind, welke de vaar
geul tusschen Stavoren en Kornwerderzand
met ijsbergen heeft opgevuld. Het convooi
was bestemd voor Groningen.
Als voorzorgsmaatregel in verband met
ontploffingsgevaar wordt de geheele kust
strook tusschen Stavoren en Kornwerder
zand door politie bewaakt, teneinde dege
nen, die eventueel over het ijs de schepen
zouden willen naderen, daarvan te weer
houden. Op vele plaatsen maakt het kruien,
waardoor scheuren en wakken ontstaan, dit
echter reeds onmogelijk.
INBRAAK OPGEHELDERD.
In den nacht van 29 op 30 December werd
te 's-Gravenhage ingebroken in een dro
gisterij aan de Van Hogenhoucklaan. Uit
enkele laden werd 60 gulden vermist. In
verband hiermede heeft de politie gearres
teerd den 19-jarigen los-werkman P. M. O.
en twee van zijn vrienden, den 18-jarigen
schilder A. H. R. en den 23-jarigen ma
chinebankwerker G. H. W. K.
O. had een afspraak voor den inbraak
gemaakt, doch de beide laatsten vertrouw
den hem niet en sloegen een avond tevoren
hun slag. Ondanks hun jeugdigen leeftijd
zijn R. en K. beiden recidivisten. Allen
hebben bekend. O. is voorloopig op vrije
voeten gesteld, de beide anderen zijn over
gebracht naar het huis van bewaring.
Frankrijk liet op deze wijs zien, dat het in
bepaalde omstandigheden nog wel degelijk
precies weet, wat het wil. Het gaf Italië
onomwonden te kennen, dat een „Münche-
ner" oplossing van de onderhavige kwes
tie als uitgesloten kan worden beschouwd.
Dit vertoon van kracht heeft veel meer in
druk op de Italianen gemaakt, dan ze wil
len toegeven en hen huns ondanks bereids
een toontje lager doen zingen. Wij geloo-
ven, dat Rome thans bezig is te ontdek
ken, dat het een verkeerde methode heeft
toegepast in zijn jongste geschil met Parijs
en de bakens alsnog hoopt te kunnen ver
zetten. Wellicht dat Chamberlain, als hij
binnenkort te Rome vertoeft, zonder open
lijk een bemiddelingsrol op zich te nemen,
de Italianen te dezen opzichte
eenige nuttige wenken kan verschaffen.
Hij begon weer te roeien. Zijn halen wa
ren voorzichtig en langzaam. Een minuut
later hield hij opnieuw op om zakdoeken
om de dollen te binden. Dit dempte het ge
luid van hun nadering, die nu alleen af te
leiden was uit het uiteenspatten van de
golven.
Leonard herkende een groot, eigenaar
dig gevormd rotsblok en vond het een nieuw
punt, van waaruit hij zich kon oriëntee-
ren. Een paar maal stootte hun boot op
onzichtbare klippen, maar het gladde wa
ter en het langzaam varen bewaarden hen
voor een catastrophe.
Nu scheen het alsof de klippen rondom
hen waren. Sommigen waren dichtbij, an
deren ver af. Napoleon slaakte een. diepe
zucht en greep naar zijn hoofd. Hij maakte
geen vergissingen meer. Hij reageerde on
middellijk op Leonard's gefluisterde beve
len. Wat zou er achter die duisternis zijn?
Wat ging er gebeuren? Wat voor emoties?
Wat zou het resultaat van dit alles zijn?
Hij verlangde naar het eind van dezen ze-
nuwsloopenden tocht, en hij zou graag ge
schreeuwd hebben. Maar hij bedwong zich.
Opeens hield hij stil en keek achterom.
„Wat gek", mompelde hij. „Er zijn over
al golfbrekers, maar geen enkele vlak bij".
„Jawel, kereld, maar je kunt ze niet
zien", antwoordde Leonard. „Dat is de zij
kant van het schip, waar je naar zit te
HOOFDSTUK XV.
Achter de deur.
Toen zij de boot vastlegden aan den ket
ting, waarlangs Leonard Sefton en Beryl
Haines zeven uur vroeger naar boven waren
geklommen, verlichtte een flauw schijnsel
den Oostelijken horizon, en toen zij op het
dek geklommen waren, rees de maan juist
zee op.
Als het dek van het wrak er al grimmig
uit had gezien in het late namiddag-zon
netje nu zag het er dubbel grimmig uit.
Ondanks de zon had het zijn roestige kleur
behouden, maar de maan gaf het alles een
zwarten zilveren glans, terwijl de omtrek
ken in schaduwen schemerig licht bleven.
Op het punt te gaan spreken, hield Leo
nard plotseling in en legde zijn hand op
Napoleon's arm. Aan den anderen kant van
het dek bewoog iets, en het bewoog vlug.
Zij zagen het, toen het door het maanlicht
vloog, daarna verdween het in de schaduw.
„Bah!" riep Napoleon, zijn oogen knip
pend. „Dat was een afschuwelijk gezicht,
hè?"
„Kun je uitmaken wat het was?" vroeg
Leonard.
„Het zag er uit als een of andere vier
voeter".
„Ik dacht, dat het een man was".
„Een man op vier beenen? Dat is erger
dan een viervoeter!"
„Neen, hij kroop. We zullen goed doen
hem na te gaan. Blijf dichter achter mij
ik weer waar hij verdwenen is".
„Je vraagt me dicht achter je te blij
ven", mopperde Napoleon. „Stop! Niet zoo
vlug! We zullen den hals breken!"
Zij zochten hun weg langs het dek en
toen zij in de schaduw kwamen, die hun
spook had opgeslokt, verscheen de figuur
in een ander lichtstraaltje.
Daar stond hij stil. Zijn houding gaf blijk
van besluiteloosheid. Als een silhouet af-
geteekend tegen het opkomende maanlicht,
leek het 'n kleine, slanke figuur, met een
baard, en het gaf een idee alsof het recht
op stond.
Plotseling keerde het om en sloop terug.
De twee wachtenden stonden stil en hiel
den den adem in. Maar de figuur zag hen
niet, ofschoon hij zoo dicht langs hen
kwam, dat zij hem konden hooren ademen.
Toen hij dichterbij kwam, wendde hij zich
plotseling naar het midden van het dek en
verdween opnieuw.
„Zal ik eens roepen?" fluisterde Napo
leon.
„Neen, dat zou hem van zijn plannen af
brengen", antwoordde Leonard.
„Dat was anders zoo kwaad nog niet,
zou ik zeggen".
„Misschien, maar ik wil weten welke be
doelingen hij heeft. Kom maar mee, we
zullen onzen tocht eens voortzetten. Dezen
kant op en denk om dat gat".
Zij deden een paar stappen en toen kwam
er ergens onder hen vandaan een zwakke
lichtstraal. Het was het licht van een luci
fer en het bescheen den baard van den
man, dien zij achtervolgden. Het bescheen
ook de olieachtige, donkere oppervlakte
van het water, waarin deze man gespannen
staarde. Leonard dacht, dat hij dit water
herkende. Hij had het bij zijn eerste bezoek
aan het schip opgemerkt, zooals het daar,
vies en groen, in een holte lag.
„Waar kijkt hij in 's hemelsnaam zoo
naar?" fluisterde Napoleon. „Zou hij een
beetje gaan zwemmen?"
Leonard antwoordde niet. De houding
van den man nam al zijn aandacht in be
slag. Wat zag hij in het water? Wilde hij
daar wat zien? Of was hij juist bang om er
iets te zien?
Toen ging de lucifer uit en daarmee ver
dween dit zonderlinge schouwspel.
Maar er werd een tweede lucifer aange
stoken, en het verscheen weer in de duis
ternis. De man bukte zich, nam een stok op
en roerde ermee in het water. Hij ging
daarmee door totdat de lucifersvlam zijn
vingers raakte; hij liet het lucifertje val
len en slaakte een luiden kreet.
Er werd geen derde lucifer aangestoken.
De twee wachtenden stonden een volle mi
nuut stil. Toen zei Leonard:
„Bereid je voor op de dingen, die komen
zullen. Ik ga naar beneden".
„Weet je den weg?" vroeg Napoleon.
„We zullen de zaklantaarn moeten ge
bruiken".
„Dan worden we gezien".
„Dat kan ik niet helpen. Het wordt tijd
om in te grijpen."
Napoleon knikte. Ook al goed, dacht hij
en schikte zich in zijn lot. Leonard ont
stak de zaklanlaarn en liet het licht op het
water schijnen. De man met de baard
wachtte er niet langer. Hij was opnieuw
verdwenen.
„Die man schijnt den weg te kennen op
dit oude wrak", mompelde Napoleon. „Ik
ben benieuwd wat zijn bedoelingen zijn".
„En het is ons werk om dat uit te vin
den".
„Misschien heeft hij zijn beurs in het
water laten vallen!"
„Och, schei uit, wees niet zoo gek!"
(Wordt vervolgd).