'AKKERTJE tm KR8NIEK vaa den DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 10 JANUARI 1939. No. 8. „ABSURDE CRISIS-HEFFINGEN"? MIDDELBURG. VLISSINGEN. JUBILEUM KUST ARTILLERIE, Neem dadelijk als de Griep U grijpt! 1 of 2 "Akkertjes", direct genomen, stuiten dien aanval. Die nare hoofd pijn, dat grieperige, rillerige gevoel en die opkomende koorts verdwijnen. Per koker van 13 stuks -12 stuivers. Per doos van 2 stuks - 2 stuivers. SCHADUWEN AAN DE KUST. In het „Amsterdamsch Effec tenblad" troffen wij een beschouwing aan over „Absurde crisisheffingen op grondstoffen bij de biscuitfabriek Victo ria". Ondanks het feit, dat de nadruk van dit artikel, zooals er onder staat, ver boden is, zullen wij ons veroorloven, het hier over te nemen; de redactie van dat blad schijnt op de paden van het journa listieke auteursrecht niet recht thuis te zijn! Het artikel zelf is belangrijk, omdat het in een landbouwprovincie als dg onze nuttig kan zijn, de keerzijde der medaille van de zgn. landbouwcrisisheffingen niet uit het oog te verliezen. Het blad schrijft dan: „Wij hebben er meermalen op gewezen dat de biscuitfabricage hier te lande ab surd hooge crisisheffingen moet opbren gen, welke een gezonde ontplooiing en een behoorlijke rentabiliteit voor deze branche nagenoeg onmogelijk maken. In een bijeenkomst met het personeel heeft de directie van de Biscuitfabriek „Victoria" over deze kwestie cijfers en feiten vermeld, die een schril licht werpen op de onmogelijke verhoudingen, welke door de crisisheffingen voor vele geledin gen van het bedrijfsleven zijn geschapen. Wij ontleenen daaraan het volgende: De grondstoffen van de biscuitfabricage bestaan nagenoeg uitsluitend uit land bouw- en zuivelproducten en moeten wor den aangeschaft tegen veel hoogere prij zen dan de natuurlijke marktprijs. De 3 hoofdgrondstoffen zgn bloem, sui ker en vet. De wereldprijs van bloem is 3.50. Victoria moet hiervoor betalen 10 per 100 kg; de wereldprijs van suiker is 5.75 per 100 kg; aan accijns en heffingen komen daarbovenop 33.90 per 100 kg. Met het artikel vet is het welhaast nog erger gesteld, wegens de speciale regelin gen in verband met de zg. vetconventie, dit jaar in werking gesteld. De normale prijs van cocosvet bijv. zon der belasting is 19; in de landen buiten Nederland 15, doch de regeering verbood aankoop van vet in het buitenland. Door toedoen van de regeering zijn de vetproducenten bijeen gekomen. Zij heb ben uitgemaakt, dat de vetfabrieken te weinig aan het artikel verdienen en hun verkoopprijs van ongeveer 15 hebben ze gebracht op 19. Daar komt nog boven op 36 crisisheffing. Aldus moeten de vetten, die zonder las ten in het buitenland 15 kosten, met 51 worden betaald plus nog eens 4 door de conventie er op gezet. De vetfabrikanten zelf voelen wel, dat de extra 4 niet onder alle omstandighe den in rekening kunnen worden gebracht. De vetverbruikers krijgen vetprijs couranten van hun leveranciers met 2 vetprijzen er op. De hooge prijs, waar 4 in berekend is, dient voor de biscuitfabri kanten, door andere groepen van afne mers is de prijs 4 lager gesteld. Victoria heeft er zich tevergeefs tegen verzet, dat zij voor vet als grondstof den hoogsten prijs moet betalen en dan nog 36 belasting. De directie wees er voorts op, dat zij telkens weer personen ontmoet, die ten nauwste betrokken zijn bij de totstandko ming der wettelijke bepalingen en feite lijk zoo ongeveer niets afwisten van de bestaande besluiten. Verbaasd luisteren zij dan toe, maar vinden tenslotte de kwestie te ingewik keld, om er zich verder in te verdiepen. Tot zoover deze uiteenzettingen van de directie van „Victoria". Het ware te wenschen, dat de bevoegde overheidsinstanties aan deze feiten en cij fers eens de aandacht schonken, die zij verdienen. De heffingen op grondstoffen van de biscuitindustrie en verschillende aindere branches hebben inderdaad de grenzen der redelijkheid verre overschre den en ondermijnen de positie van het be drijfsleven. Dat er functionarissen blijken te zijn, die aan de totstandkoming van onredelijke maatregelen voor het bedrijfs leven medewerken, zonder van de juiste feiten op de hoogte te zijn en er zich ge makshalve maar niet in willen verdiepen, is dubbel pijnlijk. In die gevallen worden de belangen van de industrie blijkbaar het slachtoffer van een combinatie van bu reaucratie en dilettantisme!" DE BEVOLKING IN DE LAATSTE 25 JAAR. Nu gisteren uit onze opgave betreffen de de bevolking op 1 Januari jl. bleek, dat ook 1938 weder een achteruitgang veroorzaakte, is er zeker wel aanleiding, weer eens een terugblik te werpen op het verloop van het getal in de laatste 25 jaar. Op 1 Januari 1914 was het aantal 19229, er volgde van 1915—1918 een daling tot resp. 18825; 18694; 18509; 18433. Van 1918 tot 1924 een bijna voortduren de stijging nml. 18478; 18494; 18567; 18688; 19184; 19420; waarmede het hoog ste punt was bereikt. Het ging nu weer bijna steeds dalen en was in 1925: 19268; 1926: 19168; 1927: 19020; 1928: 18776; 1929: 18663; 1930: 18611; 1931: 18395; 1932: 18425; 1933: 18488; 1934: 18485; 1935: 18363; 1936: 18378; 1937: 18346; 1938: 18377 en 1939: 18305. De volgende cijfers over de laatste 5 jaar doen zien hoe het surplus door ge boorte en anderzijds door vertrek de cij fers hebben beïnvloed. In 1934 overtrof het aantal geboorten, 258; dat der sterfte 194 met 64; in 1935 waren die cijfers 245, 185 en 60; in 1936 258, 209 en 49; in 1937 261, 200 en 61 en in 1938 285, 199 en 86. Het aantal vertrokken personen was in 1934 1043, het aantal ingekomen 857, al- zoo meer vertrokken dan ingekomen 186; in 1935 resp. 908, 855 en 53; 1936 1055 974, en 81; 1937 1011, 974 en 37; in 1938 1143, 982 en 158. Ook de sport mocht op den feestdag niet ontbreken en zoo werden we 's middags onthaald op een voetbalwedstrijd tusschen elftallen van de kustartillerie en van de ma rine, op het terrein van de V. C. „Vlissin- gen". Overste Haarman en kapitein Van der Slikke, en officieren van land- en zeemacht, volgden het spel, waarbij het aan aanmoe digingen der supporters van beide partijen niet ontbrak. Het bleek dat in beide elftal len eenige bekende spelers uitkwamen en het vertoonde spel was werkelijk van goed gehalte. We hebben in den K.N.V.B. wel slechtere wedstrijden gezien. De Kust toonde zich de sterkste, wat na circa een kwartier door een fraai doelpunt van midvoor De Kok werd beloond 10. In de eerste helft bleef deze stand ongewijzigd. In de tweede helft wist eerst dezelfde speler den stand op 20 te brengen, waar na linksbuiten Jansen een eindstand op 30 bracht. Na afloop heeft kapitein v. d Slikke een door hem geschonken zilveren beker aan den winnenden ploeg uitgereikt. Daarop ging het weer naar de kazerne, waar zoowel voor de onderofficieren als voor de manschappen een feestmaaltijd wachtte. De clou van den feestdag was echter voor den avond bewaard. Tegen 7 uur kwamen weer vele autoritei ten in de Bomvrije Kazerne bijeen waar ook spoedig de muziekkorpsen „St. Cecilia" en „Ons Genoegen" arriveerden, gevolgd door de besturen van alle buurtvereenigingen met hun vaandel en ondanks den neerplas- senden regen, omstuwd door een groote menigte. Nadat de compagnie was opgesteld en het geheel door twee machtige zoeklich ten was belicht, trad de vice-voorzitter van de B.V.B. „Oranje en Vlissingen" de heer A. Schout naar voren om den garnizoens commandant namens de geheele Vlissing- sche bevolking die, mede dank zij den ka pitein mr. Van der Slikke, zoo geheel mee leeft met het garnizoen, te complimentee ren met dit jubileum. De Vlissingsche be volking heeft echter gemeend, aldus spr. het niet alleen bij schoone woorden te moe ten laten, doch biedt als blijvend aanden ken een electrische klok voor de nieuwe kazerne aan. Na het Wilhelmus, dankte majoor Haar man voor deze spontane daad van de Vlis singsche bevolking, spr. stelde voor een driewerf hoera voor kapitein v. d. Slikke uit te brengen, waarop een donderende ova tie volgde. De reserve kapitein Louwerse heeft daar na namens de reserve-officieren de compag nie twee klaroenen aangeboden. Na deze plechtigheid marcheerde de compagnie ach- (Ingez. Med.) ter de muziek naar het Grand Hotel „Bri- tnnia", waar wederom de burgemeester, de marinecommandant, commandant van ma- rechaussée enz., benevens besturen van di verse militaire en burgervereenigingen aan wezig waren. Met klaroengeschal werd de avond geopend, waarna zoowel kapitein v. d. Slikke als burgemeester Van Woelderen hebben gesproken. Een programma, uitge voerd door eigen krachten en bestaande uit tóoneel, zang en gymnastiek, waarbij de vroolijke noot overheerschte heeft de circa 800 bezoekers tot in de kleine uurtjes be ziggehouden. JOODSCHE VLUCHTELINGEN. Zaterdag zijn wederom pl.m. 80 Joodsche vluchtelingen, afkomstig uit verschillende plaatsen in Duitschland, van hier met het stoomschip „Westerland" van de Red Star Line naar Amerika vertrokken. Een gezin van 10 personen, een Joodsche familie uit Weenen, dat reeds een tiental dagen hier vertoefde, en eigenlijk met een vorige boot had moeten vertrekken, kon eerst thans afreizen. De republiek San Do mingo, waarheen dit gezin zou gaan, had n.l. plotseling een wet aangenomen, die voorschrijft, dat voor iederen landverhui zer bij een bank een waarborgsom van 500 dollar moet worden gestort, terwijl de vo rige wetgeving luidde dat de som 58 dollar per persoon bedroeg. De nieuwe wet is van terugwerkende kracht, zoodat het gezin een bedrag van 4500 dollar tekort kwam. De Red Star Line weigerde het gezin te vervoeren, daar men bevreesd was, dat Amerika onder deze omstandigheden de lan ding dezer menschen niet zou toestaan, zoo dat de kapitein van het schip genoodzaakt zou worden hen mee naar Europa terug te nemen. Het algemeen Joodsch comité, directeu ren van banken en Nederlandsche politie chefs hebben gezamenlijk getracht een op lossing te vinden. Ook het Joodsche comité te Parijs is nog in deze zaak gemengd. Ten slotte heeft een Joodsch comité de waar borgsom gestort, waarna het gezin Zaterdag is kunnen vertrekken om zijn nieuwe be stemming te volgen. ,Een 42-jarige Duitsche Joodsche koopman moest intusschen achter blijven omdat hij geen visum had voor Cuba waarheen hij zou emigreeren. Hg had 1000 dollar voor een dergelijk visum, doch inmiddels is dit bedrag echter ook voor Cuba te weinig, daar 5000 dollar verlangd wordt. De politie heeft de man verhoord en zal pogingen aanwenden hem te helpen. Hg heeft slechts een tran sito-visum voor een verblijf van 8 dagen in ons land. Het Fransch-Italiaansche geschil. Daladier is Zondag van zijn reis naar Corsica," Tunis en Algiers, te Parijs terug gekeerd, naar het uiterlijk welgemoed. De Fransche minister-president verklaarde bij zijn aankomst, dat de bevolking der be zochte gebieden Frankrijk trouw is en niets vuriger wenscht, dan dat het Fransche volk eensgezinder zal worden, opdat het de politieke stormen van dezen tijd beter het hoofd zal leeren bieden. Deze verklaring was natuurlijk een vrije paraphrase van de afgetrokken ervaringen, welke Daladier op deed, en men hoeft er dus niet al te veel beteekenis aan toe te kennen. Een reis van eeh week kan door de bank onmogelijk hét materiaal verschaffen voor zooveel besliste constateering, maar men stelle zich voor, dat de Fransche minister-president gezegd zou hebben, dat de bevolking van Corsica, Tunis en Algiers niet veel meer van Frank rijk moet hebben Het ging bij deze reis volkomen om uiterlijke manifestaties. Daladier wilde zich laten toejuichen, betuigingen van trouw produceeren e.t.q. Te dezen aanzien is hij op zijn kosten gekomen. Overal waar hij verscheen was zijn ontvangst goed geor ganiseerd en kreeg de wereld te hooren, dat Corsica, Tunis (en Algiers) bij Frank rijk willen blijven, werd Italië dus indirect te verstaan gegeven, dat het jongste Itali- aansche irridentisme geen voedingsbodem bij de bevolking (uitgezonderd dan bij de Italiaansche kolonisten) zou vinden. Dit laatste, negatieve, lijkt ons oprechter en dus wezenlijker dan de demonstratieve trouw aan Frankrijk. Uit andere manifes taties dan die ter gelegenheid van Dala- diër's rondreis, is den laatsten tijd her haaldelijk gebleken, dat de Mohamme- daansche wereld Italië heelemaal niet mag lijden. Arabische hoogwaardigheidsbeklee- dérs in Egypte stuurden manifesten de we reld in, welke op verontwaardigden toon Italië's kolonisatie-methoden gispten, voor al die in Libye. De beste landerijen in dit gebied worden aan Italiaansche kolonisten geschonken; de autochthone Mohamme- daansche bevolking wordt er verdrongen en verdrukt, aldus deze verklaringen. En Mussolini, die zich in 1937 bij zijn bezoek aan Libye, tot „beschermer van den Islam" proclameerde, wordt er in voorgesteld als een verdrukker van den Islam. Weliswaar zullen er ook Oostersche groepen zijn, die een zekeren (anti-Engelschen) politieken steun bij Italië zoeken, doch daar heeft de Duce niet veel aan: het oppertunistisch karakter dezer „vriendschap" springt maar al te zeer in het oog. Voor de Mohammedanen is een Fransche overheersching inderdaad verdragelijker dan een Italiaansche. De fascistische be- stuursmethoden brengen van natura een zekere hardheid mede en Italië gebruikt zijn koloniën niet in de laatste plaats om een bevolkingsoverschot te loozen. Er zijn ook wel Fransche kolonisten in Noord-Afrika, maar hun aantal zal naar alle waarschijn lijkheid beperkt blijven: anders dan Italië heeft Frankrijk geen bevolkingsoverschot, integendeel, sommige deelen van het Fran sche platteland gaven de laatste jaren een proces van ontvolking te zien. Wat betreft de mogelijkheid van een Mohammedaansch verlangen naar het Ita liaansche juk, kan men in Parijs dus wel gerust zjjn. Arabische weerklank zal het Ita liaansche irridentisme niet vinden in Noord- Afrika. Het lijdt overigens geen twijfel, dat men dit ook in Italië zelf wel bevroedt en dat men daar, zooals reeds eerder op deze plaats is uiteengezet, niet zoozeer de ver werving van Corsica etc. nastreeft dan wel andere politieke doeleinden, welke 'tot ze kere hoogte nog verborgen worden gehou den, doch welke moeten dienen tot verdere versterking van Italië's positie in de Mid- dellandsche zee, ook (en vooral wellicht) in economisch opzicht. In de Italiaansche pers is Daladier's reis, gelijk men weet, een „provocatie" ge noemd. Ze zou er alleen maar toe kunnen strekken, het aanknoopen van onderhande lingen tusschen Rome en Parijs, nog moei lijker te maken dan het door de politieke ontwikkeling sinds November reeds gewor den was. Als men op den buitenkant der verschijnselen blijft staren, kan deze rede neering hout lijken te snijden. In werke lijkheid echter staat de zaak anders. De demonstratieve reis van Daladier was feitelijk een uiting van doortastendheid. Naar het Engelsch van J. Jefferson Farjeon. 26). Vijf minuten later hield Napoleon op met roeien. „Ik dacht iets te hooren", mompelde hij. „Dat zijn de golfbrekers", zei Leonard. „We zijn nu dicht bij de klippen. We zullen nu langzaam moeten gaan". „Bedoel je, dat we tusschen die rotsen en klippen door moeten slingeren?" „Ja. Maar het zal goed gaan. Zie je die lange witte streep?" Napoleon draaide zijn hoofd om en keek. „Die willen we vermijden, hè?" zei hij met een grafstem. „Dat zullen we. Maar het spijt me niet, dat ik die zie. Ik herken het nu, en nu weet ik weer waar ik ben. Maar nu moet ik mijn lantaarn gebruiken dat is vervé lend". „Dan zullen ze ons zeker opmerken!" „Niet als zij beneden zijn, kerel. Daar is kans op". „Ja, maar veronderstel eens, dat zij ons zien?" „Nu, dan zien we hen ook". „Juist. Dat kan leuk worden". „Kop op", merkte Leonard op, naar vo ren buigend en op de knieën van zijn met gezel kloppend. „Tenslotte is het niet waar schijnlijk dat zij ons zullen vermoorden!" Napoleon slikte. „Weet je, je bent zoo gezellig, ik zou al tijd samen met je willen zijn", zei hij. „Mag ik je Leonard noemen?" HR. MS. TROMP VOOR OEFENREIS VERTROKKEN. Gistermiddag, klokslag twaalf uur is een van de nieuwste aanwinsten van de Nederlandsche oorlogsvloot de flottielje leider „Tromp" voor een voorjaarsreis uit de haven van de werf Wilton-Fijen- oord te Schiedam vertrokken. Dit vertrek geschiedde geheel onofficieel, alleen een handjevol familieleden stond op den stei ger om de opvarenden een laatsten groet te brengen. De reis gaat via Lissabon, Ponta Delgada, Casa Blanca naar Tunis en Bordeaux, waarna de steven naar het vaderland zal worden gewend. Men hoopt op 30 Maart a.s. in Dén Helder aan te komen, zoodat de reisduur ongeveer drie maanden bedraagt. De bemanning van den flottïeljeleider bestaat uit 309 koppen en voor oefening gaat een contingent van tachtig jongelui van dé matrozenopleiding mede. Ter be diening van het Fokker-watervliegtuig, dat de Tromp met zich mëdevoert, is de luitenant ter zee 2de klasse M. G. Smalt aan de equipage toegevoegd. DE SCHEPEN IN HET IJS BIJ HINDELOOPEN. Omtrent de positie van de drie benzine schepen, die nabij Hindeloopen in het ijs vastzitten, wordt nader gemeld, dat de sleepboot „Tina" Zondagavond om half zes behouden in de haven van Stavoren is te ruggekeerd. Van de kust af zjjn thans nog maar twee schepen, de „Leonide 7" en de „Shell 6" waar te nemen. Zij zijn ongeveer een kilometer in Noordelijke richting afge dreven en tevens een kilometer dichter bij de kust gekomen. Van de „Leonide 1", die geladen is met 80.000 liter benzine, gasoline en petroleum, is niets meer te zien. Waarschijnlijk is het vaartuig geheel door het ijs ingesloten en zoodoende aan het oog onttrokken. De mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat het schip is gezonken. Het ligt in de bedoeling, zoodra de weers omstandigheden zulks toelaten, opnieuw met een sleepboot uit te varen om de sche pen te bergen. Voorshands is dit onmogelijk door den Zuidwesten wind, welke de vaar geul tusschen Stavoren en Kornwerderzand met ijsbergen heeft opgevuld. Het convooi was bestemd voor Groningen. Als voorzorgsmaatregel in verband met ontploffingsgevaar wordt de geheele kust strook tusschen Stavoren en Kornwerder zand door politie bewaakt, teneinde dege nen, die eventueel over het ijs de schepen zouden willen naderen, daarvan te weer houden. Op vele plaatsen maakt het kruien, waardoor scheuren en wakken ontstaan, dit echter reeds onmogelijk. INBRAAK OPGEHELDERD. In den nacht van 29 op 30 December werd te 's-Gravenhage ingebroken in een dro gisterij aan de Van Hogenhoucklaan. Uit enkele laden werd 60 gulden vermist. In verband hiermede heeft de politie gearres teerd den 19-jarigen los-werkman P. M. O. en twee van zijn vrienden, den 18-jarigen schilder A. H. R. en den 23-jarigen ma chinebankwerker G. H. W. K. O. had een afspraak voor den inbraak gemaakt, doch de beide laatsten vertrouw den hem niet en sloegen een avond tevoren hun slag. Ondanks hun jeugdigen leeftijd zijn R. en K. beiden recidivisten. Allen hebben bekend. O. is voorloopig op vrije voeten gesteld, de beide anderen zijn over gebracht naar het huis van bewaring. Frankrijk liet op deze wijs zien, dat het in bepaalde omstandigheden nog wel degelijk precies weet, wat het wil. Het gaf Italië onomwonden te kennen, dat een „Münche- ner" oplossing van de onderhavige kwes tie als uitgesloten kan worden beschouwd. Dit vertoon van kracht heeft veel meer in druk op de Italianen gemaakt, dan ze wil len toegeven en hen huns ondanks bereids een toontje lager doen zingen. Wij geloo- ven, dat Rome thans bezig is te ontdek ken, dat het een verkeerde methode heeft toegepast in zijn jongste geschil met Parijs en de bakens alsnog hoopt te kunnen ver zetten. Wellicht dat Chamberlain, als hij binnenkort te Rome vertoeft, zonder open lijk een bemiddelingsrol op zich te nemen, de Italianen te dezen opzichte eenige nuttige wenken kan verschaffen. Hij begon weer te roeien. Zijn halen wa ren voorzichtig en langzaam. Een minuut later hield hij opnieuw op om zakdoeken om de dollen te binden. Dit dempte het ge luid van hun nadering, die nu alleen af te leiden was uit het uiteenspatten van de golven. Leonard herkende een groot, eigenaar dig gevormd rotsblok en vond het een nieuw punt, van waaruit hij zich kon oriëntee- ren. Een paar maal stootte hun boot op onzichtbare klippen, maar het gladde wa ter en het langzaam varen bewaarden hen voor een catastrophe. Nu scheen het alsof de klippen rondom hen waren. Sommigen waren dichtbij, an deren ver af. Napoleon slaakte een. diepe zucht en greep naar zijn hoofd. Hij maakte geen vergissingen meer. Hij reageerde on middellijk op Leonard's gefluisterde beve len. Wat zou er achter die duisternis zijn? Wat ging er gebeuren? Wat voor emoties? Wat zou het resultaat van dit alles zijn? Hij verlangde naar het eind van dezen ze- nuwsloopenden tocht, en hij zou graag ge schreeuwd hebben. Maar hij bedwong zich. Opeens hield hij stil en keek achterom. „Wat gek", mompelde hij. „Er zijn over al golfbrekers, maar geen enkele vlak bij". „Jawel, kereld, maar je kunt ze niet zien", antwoordde Leonard. „Dat is de zij kant van het schip, waar je naar zit te HOOFDSTUK XV. Achter de deur. Toen zij de boot vastlegden aan den ket ting, waarlangs Leonard Sefton en Beryl Haines zeven uur vroeger naar boven waren geklommen, verlichtte een flauw schijnsel den Oostelijken horizon, en toen zij op het dek geklommen waren, rees de maan juist zee op. Als het dek van het wrak er al grimmig uit had gezien in het late namiddag-zon netje nu zag het er dubbel grimmig uit. Ondanks de zon had het zijn roestige kleur behouden, maar de maan gaf het alles een zwarten zilveren glans, terwijl de omtrek ken in schaduwen schemerig licht bleven. Op het punt te gaan spreken, hield Leo nard plotseling in en legde zijn hand op Napoleon's arm. Aan den anderen kant van het dek bewoog iets, en het bewoog vlug. Zij zagen het, toen het door het maanlicht vloog, daarna verdween het in de schaduw. „Bah!" riep Napoleon, zijn oogen knip pend. „Dat was een afschuwelijk gezicht, hè?" „Kun je uitmaken wat het was?" vroeg Leonard. „Het zag er uit als een of andere vier voeter". „Ik dacht, dat het een man was". „Een man op vier beenen? Dat is erger dan een viervoeter!" „Neen, hij kroop. We zullen goed doen hem na te gaan. Blijf dichter achter mij ik weer waar hij verdwenen is". „Je vraagt me dicht achter je te blij ven", mopperde Napoleon. „Stop! Niet zoo vlug! We zullen den hals breken!" Zij zochten hun weg langs het dek en toen zij in de schaduw kwamen, die hun spook had opgeslokt, verscheen de figuur in een ander lichtstraaltje. Daar stond hij stil. Zijn houding gaf blijk van besluiteloosheid. Als een silhouet af- geteekend tegen het opkomende maanlicht, leek het 'n kleine, slanke figuur, met een baard, en het gaf een idee alsof het recht op stond. Plotseling keerde het om en sloop terug. De twee wachtenden stonden stil en hiel den den adem in. Maar de figuur zag hen niet, ofschoon hij zoo dicht langs hen kwam, dat zij hem konden hooren ademen. Toen hij dichterbij kwam, wendde hij zich plotseling naar het midden van het dek en verdween opnieuw. „Zal ik eens roepen?" fluisterde Napo leon. „Neen, dat zou hem van zijn plannen af brengen", antwoordde Leonard. „Dat was anders zoo kwaad nog niet, zou ik zeggen". „Misschien, maar ik wil weten welke be doelingen hij heeft. Kom maar mee, we zullen onzen tocht eens voortzetten. Dezen kant op en denk om dat gat". Zij deden een paar stappen en toen kwam er ergens onder hen vandaan een zwakke lichtstraal. Het was het licht van een luci fer en het bescheen den baard van den man, dien zij achtervolgden. Het bescheen ook de olieachtige, donkere oppervlakte van het water, waarin deze man gespannen staarde. Leonard dacht, dat hij dit water herkende. Hij had het bij zijn eerste bezoek aan het schip opgemerkt, zooals het daar, vies en groen, in een holte lag. „Waar kijkt hij in 's hemelsnaam zoo naar?" fluisterde Napoleon. „Zou hij een beetje gaan zwemmen?" Leonard antwoordde niet. De houding van den man nam al zijn aandacht in be slag. Wat zag hij in het water? Wilde hij daar wat zien? Of was hij juist bang om er iets te zien? Toen ging de lucifer uit en daarmee ver dween dit zonderlinge schouwspel. Maar er werd een tweede lucifer aange stoken, en het verscheen weer in de duis ternis. De man bukte zich, nam een stok op en roerde ermee in het water. Hij ging daarmee door totdat de lucifersvlam zijn vingers raakte; hij liet het lucifertje val len en slaakte een luiden kreet. Er werd geen derde lucifer aangestoken. De twee wachtenden stonden een volle mi nuut stil. Toen zei Leonard: „Bereid je voor op de dingen, die komen zullen. Ik ga naar beneden". „Weet je den weg?" vroeg Napoleon. „We zullen de zaklantaarn moeten ge bruiken". „Dan worden we gezien". „Dat kan ik niet helpen. Het wordt tijd om in te grijpen." Napoleon knikte. Ook al goed, dacht hij en schikte zich in zijn lot. Leonard ont stak de zaklanlaarn en liet het licht op het water schijnen. De man met de baard wachtte er niet langer. Hij was opnieuw verdwenen. „Die man schijnt den weg te kennen op dit oude wrak", mompelde Napoleon. „Ik ben benieuwd wat zijn bedoelingen zijn". „En het is ons werk om dat uit te vin den". „Misschien heeft hij zijn beurs in het water laten vallen!" „Och, schei uit, wees niet zoo gek!" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1939 | | pagina 5