Steradent
kuhwtt, geneest en v&ttftaait de huid.
KRONIEK van den DA6.
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE M1DDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CR T.) VAN MAANDAG 12 DECEMBER 1938. No. 292.
l
SCHADUWEN AAN DE KUST.
WIJZIGINGEN VAN DE
ONGEVALLENWET.
MIDDELBURG.
GOES.
VLISSINGEN.
U KENT UW
KUNSTGEBIT f
NIET MEER TERUG»'
WALCHEREN.
Lke
Ifs-
Ik-
IX
fctr.
IC
Iskt
3r
len
lis-
lier
fijn
len
[10-
ferd
Ide
pns
Per
ets
bst
te-
las
ltig.
d.
fij-
|in,
ie.
lin
en-
en-
De noodzaak van Frankrijk's
herstel van prestige.
Daladier is er in geslaagd een nieuw
meerderheid in de Fransche Kamer te vin
den. Voor de socialisten en communisten,
welke de laatste jaren deel uitmaakten van
de regeeringscoalities te Parijs, zijn de groe
Pen van het midden en van rechts in de
plaats gekomen. Zoo heeft zich in den poll
tieken toestand in Frankrijk, een groote
verschuiving voltrokken. De periode der
volksfronterij schijnt thans voor goed ach
ter den rug. Daladier en zijn medewerkers
hopen aan het begin van een nieuwe ont
wikkeling te staan, een ontwikkeling, wel
ke het Fransche volk weer zal laten ar
beiden en de eenigszins geruïneerde staats
financiën weer gezond zal maken.
Het laat niet den minsten twijfel, dat het
voor de Fransche republiek de hoogste tijd
is, om de bakens te verzetten. Vijf'jaar ge
leden oefende ze met Engeland nog de
grootste macht in Europa uit. Op het oogen-
blik komt ze ver by Duitschland achteraan
en zien de Italianen er niet tegen op een
eiland, dat reeds een paaf eeuwen Fransch
is, mitsgaders een Fransch protectoraat
voor hun imperium op te eischen. Ver
moedelijk heeft het grootste deel van het
Fransche volk er niet de minste notie van,
dat er in het buitenland nauwelijks anders
dan met zeer groote bezorgdheid öf met
minachting over zijn politieke prestaties der
laatste jaren is gesproken. Wellicht school
er in die bezorgdheid en die minachting
eenige overdrijving, gevolg van een tekort
aan begrip van het geestelijk potentieel der
Franschen: hun regeneratie-vermogen is
meer dan eens uiterst krachtig gebleken.
Maar dat neemt niet weg, dat er een einde
moest komen aan de verschijnselen der los
bandigheid, omdat anders onverbiddelijk
het uur zou zjjn aangebroken, waarop on
der nog veel afgrijselijker omstandigheden
dan in 1914 dit regeneratie-vermogen zjjn
ontzettende taak had moeten verrichten.
Men heeft zich tot dusver in Frankrijk niet
ernstig bezorgd gemaakt over het jongste
irridentisme der Italianen. Het geroep om
Tunis en Corsica is door Fransche studenten
belachelijk gemaakt met demonstraties,
waarbij Sicilië en Sardinië voor Frankrijk
werden opgeëischt en Romeden Negus
werd toegedacht. Echter, vergaten deze de
monstranten niet te veel, dat het Frank
rijk's zwakte, Frankrijk's politieke degene
ratie was, welke den Italianen zoo'n groo-
ten mond gaf? En zouden ze ook niet ver
geten, dat er meer noodig is dan spot om
het vernielde Fransche prestige in de we
reld te herstellen?
Minister-president Daladier beseft dit
maar al te goed. In zijn openhartige rede
voering van Vrijdag j.l. heeft hij daarover
geen twijfel gelaten. „Ik wilde niet, dat
vreemde staatslieden, die ons dezer dagen
bezochten, mij met een verachtelijke glim
lach op de lippen zouden begroeten", zeide
hij. Daladier bedoelde daarmede, dat deze
verachtelijke glimlach had moeten ontstaan,
als de Fransche regeering er niet in ge
slaagd zou zijn, de door het C.G.T. afgekon
digde politieke algemeene staking te
doen mislukken en de eerbiediging van haar
gezag af te dwingen. Hierop komt het in
derdaad aan. De regeeringen, welke de laat
ste jaren in Frankrijk aan het bewind wa
ren, hadden geen gezag, waren speelbal
van in wezen revolutionnaire krachten, wel
ke den staat in een toestand van ontbin
ding brachten. De „dynamische" mogend
heden Duitschland en Italië hebben daar
van een ontzaglijk profijt getrokken. In lut
tel jaren wisten ze de weegschaal der Euro-
peesche volkeren naar hun kant te doen
overslaan. De Fransche communisten zet
ten een geweldige keel op, toen „Tsjecho-
siovakfle te München werd verraden en ver
kocht". Eilacie, ze zullen misschien nooit
begrijpen, dat zij het zelf waren, die dit
verraad in wezen pleegden, door den Fran
schen staat zoozeer te ondermijnen, dat
van Frankrijk's gezag geen voldoend belet
sel meer kon uitgaan tegen Hitler's door
zettingsvermogen.
Hoezeer het er voor Frankrijk op aan
komt, zijn kracht te herstellen, moge blij
ken uit een hoofdartikel, dat een der groot
ste Italiaansche bladen, de „Messagero" Za
terdag publiceerde. „Frankrijk moet er zich
rekenschap van geven", aldus dit blad, „dat
Duitschland en Italië in het volle bewust
zjjn van hun recht en hun kracht in staat
zfjn elk door hen beoogd doel t e
b e r e i k e n". En verder: „In Frankrijk
heeft een zeer belangrijk personnage ver
klaard, dat, als Frankrijk zich inschikkelijk
toont, Italië zijn eischen zal verhoogen, ter
wijl dit niet zal gebeuren als Italië tot de
slotsom zal komen, dat het tegen een muur
praat. In dit geval zou Italië deze
muur slechts kunnen door-
b r e k e n", aldus de Messagero.
Zoover is het gekomen, dat de Italiaan
sche pers vrijwel openlijk met geweld durft
dreigen. Natuurlijk, tusschen dreigen en
doen bestaat groot verschil. Maar de Fran
schen zullen er zich van bewust moeten zijn,
dat de Italiaansche dreigementen ontstaan
uit de Italiaansche overtuiging, dat Frank
rijk politiek gedegenereerd is en voorloopig
niet in staat zal blijken, zich uit zijn verval
op te heffen. Vooral uit dezen hoofde, komt
het er voor Daladier op aan, om nu ook
verder door te zetten en onomstootelijk te
bewijzen, dat men zich in Italië (en in
Duitschland) vergist, dat Frankrijk dus po
tentieel veel en veel sterker is in alle
opzichten dan de uiterlijke verschijnselen
lieten gelooven.
2).
Naar het Engelsch van
J. Jefferson Farjeon.
„Ik zeg, dat ze-n-em verdronken hebben,
omdat als ie van zelf verdronken was, z'n
lichaam wel op het strand zou zijn gekomen
den volgenden morgen, tegelijk met zijn
k°°t". jij jjf
„Zoo. Ging hij weg in een boot?"
„Ja meneer".
„Wanneer?"
„Het was in den nacht. Niemand heeft
hem zien weggaan. En den volgenden mor
gen is de boot aangespoeld met niemand er
in. Maar als iemand hem in het water ge
duwd had, zouden ze probeeren het lichaam
te verstoppen en het zou een tijdlang niet
op het strand komen, behalve wanneer het
zou afglijden van de plaats, waar ze het
hadden neergelegd, en dan zou het aan
spoelen en ze zouden er naar moeten uit
kijken, is 't niet? Natuurlijk. En daarom
kom ik hier even heen als ik de kans zie
en ik kijk naar alle voetstappen, voordat de
vloed ze wegspoelt en ik zet ze allemaal in
een boek".
„Lieve deugd!" mompelde Leonard, met
z'n oogen knipperende, toen hij zich al die
gruwelijke details voorstelde. „En was dat
een voetstap waar je naar keek, toen ik bij
je kwam?"
„Ja meneer", antwoordde de jongen.
„Ziet u, het was geen nieuwe, niet een
van onze gasten, dat was het niet, want die
ken ik allemaal. Ik ben de schoenen
PRINS BERNHARD IN ROTTERDAM.
Prins Bernhard heeft Zaterdag, ter ge
legenheid van het 273-jarig bestaan van
het korps mariniers, een bezoek gebracht
aan de marinierskazerne te Rotterdam.
De Prins heeft eerste eenige oogenblik-
ken in de kamer van den chef van het korps
doorgebracht, waar hem ververschingen zijn
aangeboden. Daarna heeft hij een rondgang
gemaakt langs de „bakken", dat zijn de
tafels, waaraan de manschappen eten. De
manschappen waren aan hun maal bezig,
dat een feestelijk karakter had. Ook be
zocht de Prins de eetaal van de onderoffi
cieren, die eveneens aan een disch ver-
eenigd waren. Het bezoek aan de kazerne
duurde 35 minuten.
Des avonds nam de Prins deel aan den
korpsmaaltijd. Voorts heeft de Prins Zater
dagmiddag te Rotterdam nog een bezoek
gebracht aan het scheepvaarttechnisch mu
seum.
De „Sumatra" thuis.
Zaterdagmiddag te half vier is Hr. Ms.
„Sumatra", die 10 October voor een reis
naar de Spaansche wateren en de Middel-
landsche Zee uit Den Helder vertrokken
was onder commando van kapitein ter zee
L. F. Klaassen in de haven van Nieuwediep
teruggekeerd.
Het schip was reeds in den nacht van
Vrijdag op Zaterdag op de reede van Den
Helder voor anker gegaan, maar kon in
verband met de inspectie en het geneeskun
dig onderzoek eerst met de middag-eb bin
nenvaren. De belangstelling voor de aan
komst was zeer groot en ondanks het gure
weer waren eenige duizenden aanwezig om
familieleden en kennissen te begroeten.
Bij de Tweede Kamer zjjn ingediend een
paar wetsontwerpen tot wijziging van de
Ongevallenwet en van de Land- en Tuin-
bou wonge vallenwet
De eerste wijziging heeft betrekking op tij
den van oorlog. Zooals de ongevallenwet
ten thans luiden, heeft een arbeider, die
tengevolge van oorlogsdaden wordt getrof
fen gedurende het verrichten van zijn werk
zaamheden of op den gang van zjjn huis
naar zijn werk of omgekeerd, aanspraak op
schadeloosstelling overeenkomstig die wet
ten. Zoolang de oorlog gevoerd werd tus
schen de legers der strijdende mogendheden,
kon het risico voor de burgerbevolking, uit
den oorlog voortvloeiende, gering worden
geacht. Bij moderne oorlogsvoering ligt de
zaak anders. De mogelijkheid van verliezen
onder de burgebevolking, en derhalve ook
onder de arbeiders, kan zóó groot worden,
dat de ongevallenpremie te zwaar zou gaan
drukken op de verzekeringsplichtige bedrij
ven. Ook is het duidelijk, dat dit risico niet
kan worden beschouwd als een risico, ver
bonden aan het werkzaam zijn in een be
paald bedrijf. Daarom schijnt het den mi
nister noodig, dat de werking der beide
ongevallenwetten wordt beperkt tot scha
den, ontstaan uit anderen hoofde dan uit ge
welddadigheden, gepleegd in een gewapend
conflict. De voorgestelde wijziging legt de
ze beperking in de wet neer.
De tweede wijziging heeft betrekking op
tijden van mobilisatie:
Zoodra de regeering 't noodig acht maat
regelen te treffen ten behoeve van de stra
tegische veiligheid, zullen in het grensge
bied van ons land door burgers verschillen
de werkzaamheden moeten worden uitge
voerd, als de aanleg van verdedigingswer
ken, het maken of voorbereiden van ver
sperringen of vernielingen en het vervoer
van materialen.
De billijkheid eischt, dat, zoolang de
staat van oorlog of van
beleg, niet is afgekondigd, de vorenbe
doelde burgerpersonen, die aldus ten bate
der gemeenschap werkzaamheden verrich
ten, verzekerd zijn tegen geldelijke gevolgen
van hun in verband met die werkzaamhe
den overkomen ongevallen, zonder onder
scheid of de betrokkene voor zijn arbeid al
dan niet een belooning ontvangt. Een daar
toe strekkend nieuw artikel wordt voorge
steld.
De derde wijziging heeft betrekking op de
berekening van het dagloon, waarnaar een
geldelijke schadeloosstelling wordt vastge
steld. Nu door de crisis zooveel arbeiders
getroffen worden door een verkorting van
den arbeidstijd, periodieke werkloosheid etc.,
werken de bestaande bepalingen tot bere
kening van het dagloon en dus ook van de
schadeloosstelling bij ongevallen niet bevre
digend meer. De ontworpen voorziening be
oogt om bij vaststelling van het dagloon uit
te schakelen den invloed van de zoo sterk
gedaalde arbeidsgelegenheid op den arbeids
duur, hetzij per werkweek, hetzij over een
langere periode.
Ten vierde wordt een wijziging voorge
steld, welke het mogelijk maakt, dat de be
manning van een Nederlandsch schip, va
rend op België en Duitschland, ook recht
op schadeloosstelling kunnen laten gelden,
indien hun een ongeval tijdens de vaart in
Duitschland of België overkomt.
Tenslotte wordt voorgesteld een einde te
maken aan den ongewenschten toestand,
dat een rentetrekkende weduwe in concubi
naat leeft en niet wil hertrouwen, omdat
haar rente alsdan vervalt.
De rente zal n.l. niet worden uitbetaald
gedurende den tijd, dat de weduwe in con
cubinaat leeft.
DE DUITSCHE REGEERING EN DE
NEDERLANDSCHE PERS.
Een motie van E.D.D
Het hoofdbestuur van de Nederlandsche
Beweging voor Eenheid door Democratie
heeft Zaterdag, te Amsterdam in vergade
ring bijeen, 'n motie aangenomen, luidende:
Het hoofdbestuur van E.D.D., kennis ge
nomen hebbende van een bericht in de „Ti
mes" van 9 December 1938, behelzende:
dat de Duitsche regeering zich in Den
Haag beklaagd zoude hebben over de ver
onderstelde „onvriendelijke houding van de
Nederlandsche pers ten opzichte van de
Duitsche Jodenvervolging", dat dr. Colijn
zich daarna tot de Nederlandsche pers ge
richt zoude hebben met den raad „een voor
beeld te nemen aan de waardige houding
der Britsche pers te dezer zake";
dat dr. Colijn daarna gewezen zoude heb
ben op „de mogelijkheid van ernstige conse
quenties" indien „de tegenwoordige cam
pagne voortgezet zou worden" en dat dr
Colijn zelfs den vorm van mogelijke Duit
sche represaillemaatregelen nader gepre
ciseerd zoude hebben;
ten zeerste verontrust door de mogelijk
heid, dat dit in een als ernstig en zeer be
trouwbaar bekend staand Britsch dagblad
verschenen bericht waarheid zoude kunnen
bevatten;
overwegende, dat de Nederlandsche grond
wettige persvrijheid toch een der pijlers is,
waarop de democratie rust;
spreekt als zijn oordeel uit, dat het Ne
derlandsche volk recht heeft te weten, of,
en in hoeverre, deze poging tot het door
middel van dreigementen beïnvloeden der
Nederlandsche pers, inderdaad is onderno
men, besluit deze motie te brengen ter ken
nis van de regeering en van de Nederland
sche pers.
Noorsch schip omhoog gevaren en weer
vlot gekomen.
In het Middelgat nabij Hoedekenskerke
is Zondagmorgen het Noorsche motor
schip „Taranger" omhoog gevaren. De
„Taranger", van de reederij Westfal Lar-
sen, was, op weg van Le Havre naar Ant
werpen om half negen Vlissingen gepas
seerd.
Ongeveer drie kwartier na te zijn om
hoog gevaren is de „Taranger" zonder
sleepboothulp, er in geslaagd vlot te ko
men. Het schip heeft de reis naar Ant
werpen voortgezet. De „Taranger" meet
4953 bruto en 3201 netto register ton.
VOOR DE VERVOLGDEN OM GELOOF
EN RAS.
In de bij de winkeliers geplaatste bussen
is 62 bijeen gebracht, zoodat de inzameling
door het plaatselijk comité voor de vervolg
den om geloof en ras in totaal 1487 heeft
bedragen.
DE TENTOONSTELLING VAN
„ONZE ZANGERS"
De tentoonstelling van kanaries enz. uit
gaande van de Vereeniging „Onze Zangers"
heeft zich in een groote belangstelling mo
gen verheugen, het bezoek heeft de ver
wachting van het bestuur zeer overtreffen.
De keurmeesters hebben aan de volgende
inzenders prijzen toegekend: W. Reinders
2 eerste, 1 tweede, 1 vijfde, 4 wissel- en 10
eereprijzen; A. Faas 1 eerste, 2 tweede, 1
wissel- en 3 eereprijzen; P. Geldof 1 derde
en 1 eere; J. Tromp 1 vierde, P. J. v. d. Vij
ver 1 derde, 1 eere; Th. Blommaert 1 vier
de; J. v. d. Well 1 tweede, 1 eere; J. L. de
Troye 1 derde, 1 vierde; A. Dert 1 eerste,
1 derde, 1 eere; K. P. de Wit, 1 vierde en C.
A. J. van Herwijnen 1 eere.
Cursus Gas- en Waterfitters.
In verband met de oproeping tot deel
name aan den cursus voor gas- en water-
fitters te Goes vernemen we, dat de cursus
uitgaat van de vereeniging „De Ambachts
school" te Goes en onder algemeene leiding
staat van den directeur der school.
Naast enkele leeraren van deze school
wordt ook les gegeven door den hoofdop
zichter van een groot gas- en waterleiding
bedrijf. Om met succes aan de lessen te kun
nen deelnemen en tot het examen te kun
nen worden toegelaten is het verplibhtend
om in de praktijk als fitter werkzaam te
zijn. De cursus voorziet reeds enkele jaren
in een bepaalde behoefte en het succes is bij
de gehouden examens, zoowel voor water-
fitter als voor gasfitter, steeds groot ge
weest, daar meer dan de helft van de can-
didaten geslaagd is.
De vraag naar gediplomeerde fitters
neemt steeds toe en men mag wel aanne
men, dat de kans om zonder diploma in een
of ander bedrijf tewerk gesteld te worden
zeer gering is. Ook wordt het steeds moei
lijker om zonder diploma als patroon, als
erkend fitter te kunnen optreden.
Hieruit blijkt dus wel, dat het bezoeken
van genoemden cursus van belang is, te
meer daar de onkosten aan een en ander
verbonden zoo laag mogelijk worden ge
steld.
Een afscheid.
Onder zeer groote belangstelling van
de zijde der chefs en collega's, werd Zater
dagmiddag direct na het einde van den
werktijd in een der werkplaatsen afscheid
genomen van den heer J. Jansen te Mid
delburg, bankwerker in de afdeeling ma
chinefabriek der Kon. Mij. „De Schelde",
die door het bereiken van den vereischten
leeftijd deze maafschappij met pensioen
gaat verlaten.
De heer J. van der Peijl, oudste amb
tenaar der afdeeling, sprak den heer Jan
sen toe en overhandigde hem eenige ca-
deaux: een dressoir, een klok, een lees-
lamp, een tafelkleed en een vulpenhou
der. Zeer onder den indruk dankte de
heer Janssen den heer Van der Peijl voor
zijn hartelijke woorden en de chefs en col-
t
Voordat U zich ter ruste
begeeft, roert U wat Ste-
radent in een balcje*)
warm (geen heet) water
•n laat daarin Uw kunst
gebit gedurende den
nacht liggen. Haal het er
*s morgens weer uit en
.poel het af (vooral niet
borstelen) en al was het
nog zoo verkleurd en
beslagen, U zult het haast
niet terug kennen, zoo
mooi, frisch en vlekke
loos is het weer geworden.
Aanbevolen door 10.000
Tandartsen voor het dage-
Hjktch onderhoud van Uw
kunstgebit.
In bussen van 50 en 90 ct.
btJ apoth. en drogisten.
Na storting van 50 ct. op
póstrek. no. 118638 van N.V.
Handelmy. Reckitts. Pharm.
afd.. De Bilt. ontvangt U franco
het hiernaast afgebeelde ster-
ijjke bakje (met gepatenteerd
ventilatiesgsteem) waarin plaats
Is voor boven- en ondergebit
Proefkusje gratis op aanvraag aan
bovenstaand adres.
(Ingez. med.)
lega's voor de vriendschap die hij zoo'
veel jaren ruimschoots heeft moge onder
vinden. Verder voor de stoffelijke hulde
blijken. Spr. hoopte nog jaren daarvan
te kunnen genieten.
JOODSCHE EMIGRANTEN.
Zaterdagavond zijn wederom van hier
uit een aantal Duitsche Joodsche naar
Amerika geëmigreerd. Ditmaal nam het
stoomschip „Westernland" van de Red
Star Line 48 passagiers aan 'boord. Het
groote schip, komende van Antwerpen.,
had ligplaats genomen op de reede var?
Vlissingen, waarna de passagiers per
sleepboot aan boord zijn gebracht.
Ziekenfonds „Patrimonium".
Op de onder voorzitterschap van den
heer G. van de Putte gehouden jaarver
gadering van het zieken- en ondersteu
ningsfonds van de afdeeling Vlissingen
van „Patrimonium" bleek uit het ver
slag van den penningmeester, (den heer
C. J. Mommaas, dat in het afgeloopen
boekjaar van 1 Sept. '37 tot 31 Aug. '38
aan ondersteuning bij ziekte of on
gevallen wes uitgekeerd 249. Op 1 Sep
tember jl. bedroeg het bezit van het fonds
1927. De heeren J. A. Huser, secretaris,
en C. J. Mommaas, penningmeester, wer
den als bestuursleden herkozen.
DOMBURG. Ongeveer een derde gedeelte
van het „Schuttershofboschje" wordt bouw
rijp gemaakt voor eenige landhuizen.
Verschillende informaties van of namens
zomergasten, die hier een eigen villa aan
zee zouden willen hebben, deden bij den
eigenaar, den heer G. Tichelaar, het plan
rijpen. Het betreft het noordelijke, aan het
vroon palende stuk van zjjn terrein. De
ontbossching en verdere gereedmaking ge
schiedt door jeugdige werkloozen, in wier
belang samenwerking is verkregen van de
gemeente met den eigenaar.
Het nieuwe bouwplan beoogt onder meer
een harmonische aansluiting met de omge
ving: het terrein zal worden voorzien van
harde wegen, krijgt in het midden een park-
aanleg, waarop de te bouwen 5 of 6 villa's
zullen uitzien, terwijl een weg naar de
Noordstraat in uitzicht wórdt gesteld.
Bij de slapte In de bouwvakken zal dit
werkobject niet nalaten hoop te verwekken
in de harten der arbeiders.
jongen".
„Maar neem dan gauw mijn maat en
zet er bij „onschuldig." riep Leonard uit.
„Ik denk, dat je mijn voetstappen veel op
dit zand zult vinden. Zei je, dat juffrouw
Fyne de naam was van de dame, die nu aan
't hoofd van het hotel staat?"
„Ja meneer".
„Mooi zoo. Dan denk ik, dat ik haar eens
zal gaan spreken. Hier zijn je vijf shillings.
Je hebt het geld wel verdiend. Misschien
zal ik, wanneer ik een kamer in de „Zee
meermin" neem, helpen om aan de narig
heid een eind te maken".
„Dank u, meneer", zei de jongen, het geld
in zijn zak stekende. „Er komt morgen een
gezelschap van vier menschen. Juffrouw
Fyne was al bang, dat ze zouden omkeeren
en weer naar huis teruggaan".
„Nou, dat moeten we zien te verhinde
ren", antwoordde Leonard en met een
vriendelijk knikje vervolgde hij zjjn weg,
terwijl de mopneuzige schoenpoetser van
hotel de Zeemeermin te Craverley Point
zijn onderbroken overpeinzingen voortzette.
„Maat tien, of ik heb het mis." mompel
de hij, toen hij zich over den voetstap boog.
„Dan is het er geen van ons, want meneer
Merley draagt deze maat en die was den
13en in Londen".
Wij zullen even Leonard Sefton volgen
naar het hotel de Zeemeermin, waar een
bleek meisje met strakke lippen ijverig be
zig was een grootboek te bestudeer en en
trachtte een stapel rekeningen te vergeten,
die weggestopt waren in een lade in de
buurt; maar we zijn nog niet klaar met den
kleinen jongen op het strand. Een schaduw
viel op hem, toen hij schreef in een stui
versnotitieboekje: „20 Augustus, 3.28 n.m.,
maat tien, gericht naar het Zuiden, was er
niet om 1.09 n.m., opkomend tij". De scha
duw leidde zijn gedachten af van het tij,
dat op kwam en voor den tweeden maal de
zen middag keek hij vlug op.
Maar dezen keer ontmoette zijn blik geen
vriendelijke oogen. Een groote man stond
met gefronste wenkbrauwen naar hem te
kijken en instinctmatig liet de jongen zijn
notitieboekje in zijn zak glijden. Later re
gistreerde datzelfde notitieboekje den
vreemdeling als „een goed gekleede heer uit
hooge kringen met grijs haar en dik", en
wij kunnen deze beschrijving niet verbe
teren.
Eenige seconden keken ze elkaar zonder
iets te zeggen aan en toen merkte de goed
gekleede heer op, met een glimlach, waar
aan alle vriendelijkheid ontbrak:
„En waar ben jij zoo mee bezig op een
warmen dag?"
„Met niks, meneer", antwoordde de jon
gen, een steeds gebruikte formule bezigen
de.
„Onzin. Je schrijft niet niks in een zwart
boekje", zei de goed gekleede heer. „Was
je aan het teekenen?"
„Neen meneer", antwoordde de jongen.
„Neem me niet kwalijk, dat ik een beetje
nieuwsgierig ben" ging de heer verder. „Ik
heb een zoon, die teekent, zie je, en ik
dacht misschien, dat je, als jij dat ook deed,
mij eens kon laten kijken. Maar ik zie, dat
ik mij vergist heb".
De jongen besloot de vergissing te be
vestigen.
„Ik ben geen artist, meneer", murmelde
hij. „Ik werk in het hotel en dit was een
waschlijst".
„H'm een waschlijst", mompelde de
goed gekleede heer. „Nou, natuurlijk, dat
kan me weinig schelen. Maar hoor eens
wie was die man met wien je zooeven
sprak? Ik geloof, dat ik hem ken".
„Weet ik niet, meneer", antwoordde de
jongen.
„Dacht hij ook, dat je aan 't teekenen
was?"
„Neen meneer, hij hij vroeg den weg
naar het hotel, dat is alles".
„En is dat daarginds het hotel?"
„Ja, meneer".
„O. Dan zal ik hem wel weten te vinden.
Dank je. Goeden middag".
„Middag, meneer", antwoordde de jon
gen.
Hij keek den goed gekleeden heer na,
terwijl deze wegwandelde, maar niet voor
dat hij hem het strand had zien oversteken
en zien verdwijnen in de kleine spleet, die
naar boven op de rots leidde, haalde hij het
zwarte notitieboekje te voorschijn. Toen
werd deze ontmoeting vastgelegd, kort en
correct met „een goed gekleede heer, uit
hooge kringen met grijs haar en dik"; en
drie minuten later werd er nog een zin aan
toegevoegd:
„Goed gekleede heer, maat tien wat
deed hij op het strand tusschen 1.09 n.m.
en 3.28 n.m., 20 Augustus?"
Indien de kleine mopneuzige jongen, die
de schoenen poetste in hotel de Zeemeer
min, geweten had, wat de goed gekleede
(Ingez. Med.)
heer gedaan had in dezen tijd, zouden zijn
oogen van verbazing uitgepuild zijn.
o
HOOFDSTUK II.
Hotel de Zeemeermin.
Mejuffrouw Jessica Fyne, directrice en
(zooals nu bleek) eigenares van hotel de
Zeemeermin, keek op van haar grootboek
en zag een aardigen jongen man voor zich
staan. Een oogenblik vergat zij haar groot
boek. Dat kan geweest zijn omdat hij er
zoo bijzonder aardig uit zag; in ieder geval
probeerde hij dat ook. Maar het oogenblik
ging voorbij en haar gedachten keerden
snel terug naar feiten en cijfers en tot de
zuiver commercieele hoop, dat deze man
was gekomen voor een kamer en niet alleen
om thee te drinken.
Zijn eerste woorden bewezen dat hij met
het eerste doel was gekomen en in ant
woord op zijn vraag, zeide zij, dat zij een
kamer had en hem die zou laten zien.
„Weet u ook hoe lang u van de kamer
gebruik zult maken?" vroeg zij zakelijk.
Leonard Sefton had bijna geantwoord:
„tot wij uw vader hebben gevonden", maar
hij merkte op, dat hij het niet zeker wist.
„Waarschijnlijk wel een week", zei hij.
U zult er wel een voor me hebben met uit
zicht op zee?"
„Alle kamers hebben uitzicht op zee"_>
antwoordde zij met een glimlachje. „Wij
zjjn naar de eischen des tijds ingericht, ziet
u. Tk kan u een van onze mooiste kamers
geven over het tennisveld die is juist
vr«".
(Wordt vervolgd).