Steradent kuhwtt, geneest en v&ttftaait de huid. KRONIEK van den DA6. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE M1DDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CR T.) VAN MAANDAG 12 DECEMBER 1938. No. 292. l SCHADUWEN AAN DE KUST. WIJZIGINGEN VAN DE ONGEVALLENWET. MIDDELBURG. GOES. VLISSINGEN. U KENT UW KUNSTGEBIT f NIET MEER TERUG»' WALCHEREN. Lke Ifs- Ik- IX fctr. IC Iskt 3r len lis- lier fijn len [10- ferd Ide pns Per ets bst te- las ltig. d. fij- |in, ie. lin en- en- De noodzaak van Frankrijk's herstel van prestige. Daladier is er in geslaagd een nieuw meerderheid in de Fransche Kamer te vin den. Voor de socialisten en communisten, welke de laatste jaren deel uitmaakten van de regeeringscoalities te Parijs, zijn de groe Pen van het midden en van rechts in de plaats gekomen. Zoo heeft zich in den poll tieken toestand in Frankrijk, een groote verschuiving voltrokken. De periode der volksfronterij schijnt thans voor goed ach ter den rug. Daladier en zijn medewerkers hopen aan het begin van een nieuwe ont wikkeling te staan, een ontwikkeling, wel ke het Fransche volk weer zal laten ar beiden en de eenigszins geruïneerde staats financiën weer gezond zal maken. Het laat niet den minsten twijfel, dat het voor de Fransche republiek de hoogste tijd is, om de bakens te verzetten. Vijf'jaar ge leden oefende ze met Engeland nog de grootste macht in Europa uit. Op het oogen- blik komt ze ver by Duitschland achteraan en zien de Italianen er niet tegen op een eiland, dat reeds een paaf eeuwen Fransch is, mitsgaders een Fransch protectoraat voor hun imperium op te eischen. Ver moedelijk heeft het grootste deel van het Fransche volk er niet de minste notie van, dat er in het buitenland nauwelijks anders dan met zeer groote bezorgdheid öf met minachting over zijn politieke prestaties der laatste jaren is gesproken. Wellicht school er in die bezorgdheid en die minachting eenige overdrijving, gevolg van een tekort aan begrip van het geestelijk potentieel der Franschen: hun regeneratie-vermogen is meer dan eens uiterst krachtig gebleken. Maar dat neemt niet weg, dat er een einde moest komen aan de verschijnselen der los bandigheid, omdat anders onverbiddelijk het uur zou zjjn aangebroken, waarop on der nog veel afgrijselijker omstandigheden dan in 1914 dit regeneratie-vermogen zjjn ontzettende taak had moeten verrichten. Men heeft zich tot dusver in Frankrijk niet ernstig bezorgd gemaakt over het jongste irridentisme der Italianen. Het geroep om Tunis en Corsica is door Fransche studenten belachelijk gemaakt met demonstraties, waarbij Sicilië en Sardinië voor Frankrijk werden opgeëischt en Romeden Negus werd toegedacht. Echter, vergaten deze de monstranten niet te veel, dat het Frank rijk's zwakte, Frankrijk's politieke degene ratie was, welke den Italianen zoo'n groo- ten mond gaf? En zouden ze ook niet ver geten, dat er meer noodig is dan spot om het vernielde Fransche prestige in de we reld te herstellen? Minister-president Daladier beseft dit maar al te goed. In zijn openhartige rede voering van Vrijdag j.l. heeft hij daarover geen twijfel gelaten. „Ik wilde niet, dat vreemde staatslieden, die ons dezer dagen bezochten, mij met een verachtelijke glim lach op de lippen zouden begroeten", zeide hij. Daladier bedoelde daarmede, dat deze verachtelijke glimlach had moeten ontstaan, als de Fransche regeering er niet in ge slaagd zou zijn, de door het C.G.T. afgekon digde politieke algemeene staking te doen mislukken en de eerbiediging van haar gezag af te dwingen. Hierop komt het in derdaad aan. De regeeringen, welke de laat ste jaren in Frankrijk aan het bewind wa ren, hadden geen gezag, waren speelbal van in wezen revolutionnaire krachten, wel ke den staat in een toestand van ontbin ding brachten. De „dynamische" mogend heden Duitschland en Italië hebben daar van een ontzaglijk profijt getrokken. In lut tel jaren wisten ze de weegschaal der Euro- peesche volkeren naar hun kant te doen overslaan. De Fransche communisten zet ten een geweldige keel op, toen „Tsjecho- siovakfle te München werd verraden en ver kocht". Eilacie, ze zullen misschien nooit begrijpen, dat zij het zelf waren, die dit verraad in wezen pleegden, door den Fran schen staat zoozeer te ondermijnen, dat van Frankrijk's gezag geen voldoend belet sel meer kon uitgaan tegen Hitler's door zettingsvermogen. Hoezeer het er voor Frankrijk op aan komt, zijn kracht te herstellen, moge blij ken uit een hoofdartikel, dat een der groot ste Italiaansche bladen, de „Messagero" Za terdag publiceerde. „Frankrijk moet er zich rekenschap van geven", aldus dit blad, „dat Duitschland en Italië in het volle bewust zjjn van hun recht en hun kracht in staat zfjn elk door hen beoogd doel t e b e r e i k e n". En verder: „In Frankrijk heeft een zeer belangrijk personnage ver klaard, dat, als Frankrijk zich inschikkelijk toont, Italië zijn eischen zal verhoogen, ter wijl dit niet zal gebeuren als Italië tot de slotsom zal komen, dat het tegen een muur praat. In dit geval zou Italië deze muur slechts kunnen door- b r e k e n", aldus de Messagero. Zoover is het gekomen, dat de Italiaan sche pers vrijwel openlijk met geweld durft dreigen. Natuurlijk, tusschen dreigen en doen bestaat groot verschil. Maar de Fran schen zullen er zich van bewust moeten zijn, dat de Italiaansche dreigementen ontstaan uit de Italiaansche overtuiging, dat Frank rijk politiek gedegenereerd is en voorloopig niet in staat zal blijken, zich uit zijn verval op te heffen. Vooral uit dezen hoofde, komt het er voor Daladier op aan, om nu ook verder door te zetten en onomstootelijk te bewijzen, dat men zich in Italië (en in Duitschland) vergist, dat Frankrijk dus po tentieel veel en veel sterker is in alle opzichten dan de uiterlijke verschijnselen lieten gelooven. 2). Naar het Engelsch van J. Jefferson Farjeon. „Ik zeg, dat ze-n-em verdronken hebben, omdat als ie van zelf verdronken was, z'n lichaam wel op het strand zou zijn gekomen den volgenden morgen, tegelijk met zijn k°°t". jij jjf „Zoo. Ging hij weg in een boot?" „Ja meneer". „Wanneer?" „Het was in den nacht. Niemand heeft hem zien weggaan. En den volgenden mor gen is de boot aangespoeld met niemand er in. Maar als iemand hem in het water ge duwd had, zouden ze probeeren het lichaam te verstoppen en het zou een tijdlang niet op het strand komen, behalve wanneer het zou afglijden van de plaats, waar ze het hadden neergelegd, en dan zou het aan spoelen en ze zouden er naar moeten uit kijken, is 't niet? Natuurlijk. En daarom kom ik hier even heen als ik de kans zie en ik kijk naar alle voetstappen, voordat de vloed ze wegspoelt en ik zet ze allemaal in een boek". „Lieve deugd!" mompelde Leonard, met z'n oogen knipperende, toen hij zich al die gruwelijke details voorstelde. „En was dat een voetstap waar je naar keek, toen ik bij je kwam?" „Ja meneer", antwoordde de jongen. „Ziet u, het was geen nieuwe, niet een van onze gasten, dat was het niet, want die ken ik allemaal. Ik ben de schoenen PRINS BERNHARD IN ROTTERDAM. Prins Bernhard heeft Zaterdag, ter ge legenheid van het 273-jarig bestaan van het korps mariniers, een bezoek gebracht aan de marinierskazerne te Rotterdam. De Prins heeft eerste eenige oogenblik- ken in de kamer van den chef van het korps doorgebracht, waar hem ververschingen zijn aangeboden. Daarna heeft hij een rondgang gemaakt langs de „bakken", dat zijn de tafels, waaraan de manschappen eten. De manschappen waren aan hun maal bezig, dat een feestelijk karakter had. Ook be zocht de Prins de eetaal van de onderoffi cieren, die eveneens aan een disch ver- eenigd waren. Het bezoek aan de kazerne duurde 35 minuten. Des avonds nam de Prins deel aan den korpsmaaltijd. Voorts heeft de Prins Zater dagmiddag te Rotterdam nog een bezoek gebracht aan het scheepvaarttechnisch mu seum. De „Sumatra" thuis. Zaterdagmiddag te half vier is Hr. Ms. „Sumatra", die 10 October voor een reis naar de Spaansche wateren en de Middel- landsche Zee uit Den Helder vertrokken was onder commando van kapitein ter zee L. F. Klaassen in de haven van Nieuwediep teruggekeerd. Het schip was reeds in den nacht van Vrijdag op Zaterdag op de reede van Den Helder voor anker gegaan, maar kon in verband met de inspectie en het geneeskun dig onderzoek eerst met de middag-eb bin nenvaren. De belangstelling voor de aan komst was zeer groot en ondanks het gure weer waren eenige duizenden aanwezig om familieleden en kennissen te begroeten. Bij de Tweede Kamer zjjn ingediend een paar wetsontwerpen tot wijziging van de Ongevallenwet en van de Land- en Tuin- bou wonge vallenwet De eerste wijziging heeft betrekking op tij den van oorlog. Zooals de ongevallenwet ten thans luiden, heeft een arbeider, die tengevolge van oorlogsdaden wordt getrof fen gedurende het verrichten van zijn werk zaamheden of op den gang van zjjn huis naar zijn werk of omgekeerd, aanspraak op schadeloosstelling overeenkomstig die wet ten. Zoolang de oorlog gevoerd werd tus schen de legers der strijdende mogendheden, kon het risico voor de burgerbevolking, uit den oorlog voortvloeiende, gering worden geacht. Bij moderne oorlogsvoering ligt de zaak anders. De mogelijkheid van verliezen onder de burgebevolking, en derhalve ook onder de arbeiders, kan zóó groot worden, dat de ongevallenpremie te zwaar zou gaan drukken op de verzekeringsplichtige bedrij ven. Ook is het duidelijk, dat dit risico niet kan worden beschouwd als een risico, ver bonden aan het werkzaam zijn in een be paald bedrijf. Daarom schijnt het den mi nister noodig, dat de werking der beide ongevallenwetten wordt beperkt tot scha den, ontstaan uit anderen hoofde dan uit ge welddadigheden, gepleegd in een gewapend conflict. De voorgestelde wijziging legt de ze beperking in de wet neer. De tweede wijziging heeft betrekking op tijden van mobilisatie: Zoodra de regeering 't noodig acht maat regelen te treffen ten behoeve van de stra tegische veiligheid, zullen in het grensge bied van ons land door burgers verschillen de werkzaamheden moeten worden uitge voerd, als de aanleg van verdedigingswer ken, het maken of voorbereiden van ver sperringen of vernielingen en het vervoer van materialen. De billijkheid eischt, dat, zoolang de staat van oorlog of van beleg, niet is afgekondigd, de vorenbe doelde burgerpersonen, die aldus ten bate der gemeenschap werkzaamheden verrich ten, verzekerd zijn tegen geldelijke gevolgen van hun in verband met die werkzaamhe den overkomen ongevallen, zonder onder scheid of de betrokkene voor zijn arbeid al dan niet een belooning ontvangt. Een daar toe strekkend nieuw artikel wordt voorge steld. De derde wijziging heeft betrekking op de berekening van het dagloon, waarnaar een geldelijke schadeloosstelling wordt vastge steld. Nu door de crisis zooveel arbeiders getroffen worden door een verkorting van den arbeidstijd, periodieke werkloosheid etc., werken de bestaande bepalingen tot bere kening van het dagloon en dus ook van de schadeloosstelling bij ongevallen niet bevre digend meer. De ontworpen voorziening be oogt om bij vaststelling van het dagloon uit te schakelen den invloed van de zoo sterk gedaalde arbeidsgelegenheid op den arbeids duur, hetzij per werkweek, hetzij over een langere periode. Ten vierde wordt een wijziging voorge steld, welke het mogelijk maakt, dat de be manning van een Nederlandsch schip, va rend op België en Duitschland, ook recht op schadeloosstelling kunnen laten gelden, indien hun een ongeval tijdens de vaart in Duitschland of België overkomt. Tenslotte wordt voorgesteld een einde te maken aan den ongewenschten toestand, dat een rentetrekkende weduwe in concubi naat leeft en niet wil hertrouwen, omdat haar rente alsdan vervalt. De rente zal n.l. niet worden uitbetaald gedurende den tijd, dat de weduwe in con cubinaat leeft. DE DUITSCHE REGEERING EN DE NEDERLANDSCHE PERS. Een motie van E.D.D Het hoofdbestuur van de Nederlandsche Beweging voor Eenheid door Democratie heeft Zaterdag, te Amsterdam in vergade ring bijeen, 'n motie aangenomen, luidende: Het hoofdbestuur van E.D.D., kennis ge nomen hebbende van een bericht in de „Ti mes" van 9 December 1938, behelzende: dat de Duitsche regeering zich in Den Haag beklaagd zoude hebben over de ver onderstelde „onvriendelijke houding van de Nederlandsche pers ten opzichte van de Duitsche Jodenvervolging", dat dr. Colijn zich daarna tot de Nederlandsche pers ge richt zoude hebben met den raad „een voor beeld te nemen aan de waardige houding der Britsche pers te dezer zake"; dat dr. Colijn daarna gewezen zoude heb ben op „de mogelijkheid van ernstige conse quenties" indien „de tegenwoordige cam pagne voortgezet zou worden" en dat dr Colijn zelfs den vorm van mogelijke Duit sche represaillemaatregelen nader gepre ciseerd zoude hebben; ten zeerste verontrust door de mogelijk heid, dat dit in een als ernstig en zeer be trouwbaar bekend staand Britsch dagblad verschenen bericht waarheid zoude kunnen bevatten; overwegende, dat de Nederlandsche grond wettige persvrijheid toch een der pijlers is, waarop de democratie rust; spreekt als zijn oordeel uit, dat het Ne derlandsche volk recht heeft te weten, of, en in hoeverre, deze poging tot het door middel van dreigementen beïnvloeden der Nederlandsche pers, inderdaad is onderno men, besluit deze motie te brengen ter ken nis van de regeering en van de Nederland sche pers. Noorsch schip omhoog gevaren en weer vlot gekomen. In het Middelgat nabij Hoedekenskerke is Zondagmorgen het Noorsche motor schip „Taranger" omhoog gevaren. De „Taranger", van de reederij Westfal Lar- sen, was, op weg van Le Havre naar Ant werpen om half negen Vlissingen gepas seerd. Ongeveer drie kwartier na te zijn om hoog gevaren is de „Taranger" zonder sleepboothulp, er in geslaagd vlot te ko men. Het schip heeft de reis naar Ant werpen voortgezet. De „Taranger" meet 4953 bruto en 3201 netto register ton. VOOR DE VERVOLGDEN OM GELOOF EN RAS. In de bij de winkeliers geplaatste bussen is 62 bijeen gebracht, zoodat de inzameling door het plaatselijk comité voor de vervolg den om geloof en ras in totaal 1487 heeft bedragen. DE TENTOONSTELLING VAN „ONZE ZANGERS" De tentoonstelling van kanaries enz. uit gaande van de Vereeniging „Onze Zangers" heeft zich in een groote belangstelling mo gen verheugen, het bezoek heeft de ver wachting van het bestuur zeer overtreffen. De keurmeesters hebben aan de volgende inzenders prijzen toegekend: W. Reinders 2 eerste, 1 tweede, 1 vijfde, 4 wissel- en 10 eereprijzen; A. Faas 1 eerste, 2 tweede, 1 wissel- en 3 eereprijzen; P. Geldof 1 derde en 1 eere; J. Tromp 1 vierde, P. J. v. d. Vij ver 1 derde, 1 eere; Th. Blommaert 1 vier de; J. v. d. Well 1 tweede, 1 eere; J. L. de Troye 1 derde, 1 vierde; A. Dert 1 eerste, 1 derde, 1 eere; K. P. de Wit, 1 vierde en C. A. J. van Herwijnen 1 eere. Cursus Gas- en Waterfitters. In verband met de oproeping tot deel name aan den cursus voor gas- en water- fitters te Goes vernemen we, dat de cursus uitgaat van de vereeniging „De Ambachts school" te Goes en onder algemeene leiding staat van den directeur der school. Naast enkele leeraren van deze school wordt ook les gegeven door den hoofdop zichter van een groot gas- en waterleiding bedrijf. Om met succes aan de lessen te kun nen deelnemen en tot het examen te kun nen worden toegelaten is het verplibhtend om in de praktijk als fitter werkzaam te zijn. De cursus voorziet reeds enkele jaren in een bepaalde behoefte en het succes is bij de gehouden examens, zoowel voor water- fitter als voor gasfitter, steeds groot ge weest, daar meer dan de helft van de can- didaten geslaagd is. De vraag naar gediplomeerde fitters neemt steeds toe en men mag wel aanne men, dat de kans om zonder diploma in een of ander bedrijf tewerk gesteld te worden zeer gering is. Ook wordt het steeds moei lijker om zonder diploma als patroon, als erkend fitter te kunnen optreden. Hieruit blijkt dus wel, dat het bezoeken van genoemden cursus van belang is, te meer daar de onkosten aan een en ander verbonden zoo laag mogelijk worden ge steld. Een afscheid. Onder zeer groote belangstelling van de zijde der chefs en collega's, werd Zater dagmiddag direct na het einde van den werktijd in een der werkplaatsen afscheid genomen van den heer J. Jansen te Mid delburg, bankwerker in de afdeeling ma chinefabriek der Kon. Mij. „De Schelde", die door het bereiken van den vereischten leeftijd deze maafschappij met pensioen gaat verlaten. De heer J. van der Peijl, oudste amb tenaar der afdeeling, sprak den heer Jan sen toe en overhandigde hem eenige ca- deaux: een dressoir, een klok, een lees- lamp, een tafelkleed en een vulpenhou der. Zeer onder den indruk dankte de heer Janssen den heer Van der Peijl voor zijn hartelijke woorden en de chefs en col- t Voordat U zich ter ruste begeeft, roert U wat Ste- radent in een balcje*) warm (geen heet) water •n laat daarin Uw kunst gebit gedurende den nacht liggen. Haal het er *s morgens weer uit en .poel het af (vooral niet borstelen) en al was het nog zoo verkleurd en beslagen, U zult het haast niet terug kennen, zoo mooi, frisch en vlekke loos is het weer geworden. Aanbevolen door 10.000 Tandartsen voor het dage- Hjktch onderhoud van Uw kunstgebit. In bussen van 50 en 90 ct. btJ apoth. en drogisten. Na storting van 50 ct. op póstrek. no. 118638 van N.V. Handelmy. Reckitts. Pharm. afd.. De Bilt. ontvangt U franco het hiernaast afgebeelde ster- ijjke bakje (met gepatenteerd ventilatiesgsteem) waarin plaats Is voor boven- en ondergebit Proefkusje gratis op aanvraag aan bovenstaand adres. (Ingez. med.) lega's voor de vriendschap die hij zoo' veel jaren ruimschoots heeft moge onder vinden. Verder voor de stoffelijke hulde blijken. Spr. hoopte nog jaren daarvan te kunnen genieten. JOODSCHE EMIGRANTEN. Zaterdagavond zijn wederom van hier uit een aantal Duitsche Joodsche naar Amerika geëmigreerd. Ditmaal nam het stoomschip „Westernland" van de Red Star Line 48 passagiers aan 'boord. Het groote schip, komende van Antwerpen., had ligplaats genomen op de reede var? Vlissingen, waarna de passagiers per sleepboot aan boord zijn gebracht. Ziekenfonds „Patrimonium". Op de onder voorzitterschap van den heer G. van de Putte gehouden jaarver gadering van het zieken- en ondersteu ningsfonds van de afdeeling Vlissingen van „Patrimonium" bleek uit het ver slag van den penningmeester, (den heer C. J. Mommaas, dat in het afgeloopen boekjaar van 1 Sept. '37 tot 31 Aug. '38 aan ondersteuning bij ziekte of on gevallen wes uitgekeerd 249. Op 1 Sep tember jl. bedroeg het bezit van het fonds 1927. De heeren J. A. Huser, secretaris, en C. J. Mommaas, penningmeester, wer den als bestuursleden herkozen. DOMBURG. Ongeveer een derde gedeelte van het „Schuttershofboschje" wordt bouw rijp gemaakt voor eenige landhuizen. Verschillende informaties van of namens zomergasten, die hier een eigen villa aan zee zouden willen hebben, deden bij den eigenaar, den heer G. Tichelaar, het plan rijpen. Het betreft het noordelijke, aan het vroon palende stuk van zjjn terrein. De ontbossching en verdere gereedmaking ge schiedt door jeugdige werkloozen, in wier belang samenwerking is verkregen van de gemeente met den eigenaar. Het nieuwe bouwplan beoogt onder meer een harmonische aansluiting met de omge ving: het terrein zal worden voorzien van harde wegen, krijgt in het midden een park- aanleg, waarop de te bouwen 5 of 6 villa's zullen uitzien, terwijl een weg naar de Noordstraat in uitzicht wórdt gesteld. Bij de slapte In de bouwvakken zal dit werkobject niet nalaten hoop te verwekken in de harten der arbeiders. jongen". „Maar neem dan gauw mijn maat en zet er bij „onschuldig." riep Leonard uit. „Ik denk, dat je mijn voetstappen veel op dit zand zult vinden. Zei je, dat juffrouw Fyne de naam was van de dame, die nu aan 't hoofd van het hotel staat?" „Ja meneer". „Mooi zoo. Dan denk ik, dat ik haar eens zal gaan spreken. Hier zijn je vijf shillings. Je hebt het geld wel verdiend. Misschien zal ik, wanneer ik een kamer in de „Zee meermin" neem, helpen om aan de narig heid een eind te maken". „Dank u, meneer", zei de jongen, het geld in zijn zak stekende. „Er komt morgen een gezelschap van vier menschen. Juffrouw Fyne was al bang, dat ze zouden omkeeren en weer naar huis teruggaan". „Nou, dat moeten we zien te verhinde ren", antwoordde Leonard en met een vriendelijk knikje vervolgde hij zjjn weg, terwijl de mopneuzige schoenpoetser van hotel de Zeemeermin te Craverley Point zijn onderbroken overpeinzingen voortzette. „Maat tien, of ik heb het mis." mompel de hij, toen hij zich over den voetstap boog. „Dan is het er geen van ons, want meneer Merley draagt deze maat en die was den 13en in Londen". Wij zullen even Leonard Sefton volgen naar het hotel de Zeemeermin, waar een bleek meisje met strakke lippen ijverig be zig was een grootboek te bestudeer en en trachtte een stapel rekeningen te vergeten, die weggestopt waren in een lade in de buurt; maar we zijn nog niet klaar met den kleinen jongen op het strand. Een schaduw viel op hem, toen hij schreef in een stui versnotitieboekje: „20 Augustus, 3.28 n.m., maat tien, gericht naar het Zuiden, was er niet om 1.09 n.m., opkomend tij". De scha duw leidde zijn gedachten af van het tij, dat op kwam en voor den tweeden maal de zen middag keek hij vlug op. Maar dezen keer ontmoette zijn blik geen vriendelijke oogen. Een groote man stond met gefronste wenkbrauwen naar hem te kijken en instinctmatig liet de jongen zijn notitieboekje in zijn zak glijden. Later re gistreerde datzelfde notitieboekje den vreemdeling als „een goed gekleede heer uit hooge kringen met grijs haar en dik", en wij kunnen deze beschrijving niet verbe teren. Eenige seconden keken ze elkaar zonder iets te zeggen aan en toen merkte de goed gekleede heer op, met een glimlach, waar aan alle vriendelijkheid ontbrak: „En waar ben jij zoo mee bezig op een warmen dag?" „Met niks, meneer", antwoordde de jon gen, een steeds gebruikte formule bezigen de. „Onzin. Je schrijft niet niks in een zwart boekje", zei de goed gekleede heer. „Was je aan het teekenen?" „Neen meneer", antwoordde de jongen. „Neem me niet kwalijk, dat ik een beetje nieuwsgierig ben" ging de heer verder. „Ik heb een zoon, die teekent, zie je, en ik dacht misschien, dat je, als jij dat ook deed, mij eens kon laten kijken. Maar ik zie, dat ik mij vergist heb". De jongen besloot de vergissing te be vestigen. „Ik ben geen artist, meneer", murmelde hij. „Ik werk in het hotel en dit was een waschlijst". „H'm een waschlijst", mompelde de goed gekleede heer. „Nou, natuurlijk, dat kan me weinig schelen. Maar hoor eens wie was die man met wien je zooeven sprak? Ik geloof, dat ik hem ken". „Weet ik niet, meneer", antwoordde de jongen. „Dacht hij ook, dat je aan 't teekenen was?" „Neen meneer, hij hij vroeg den weg naar het hotel, dat is alles". „En is dat daarginds het hotel?" „Ja, meneer". „O. Dan zal ik hem wel weten te vinden. Dank je. Goeden middag". „Middag, meneer", antwoordde de jon gen. Hij keek den goed gekleeden heer na, terwijl deze wegwandelde, maar niet voor dat hij hem het strand had zien oversteken en zien verdwijnen in de kleine spleet, die naar boven op de rots leidde, haalde hij het zwarte notitieboekje te voorschijn. Toen werd deze ontmoeting vastgelegd, kort en correct met „een goed gekleede heer, uit hooge kringen met grijs haar en dik"; en drie minuten later werd er nog een zin aan toegevoegd: „Goed gekleede heer, maat tien wat deed hij op het strand tusschen 1.09 n.m. en 3.28 n.m., 20 Augustus?" Indien de kleine mopneuzige jongen, die de schoenen poetste in hotel de Zeemeer min, geweten had, wat de goed gekleede (Ingez. Med.) heer gedaan had in dezen tijd, zouden zijn oogen van verbazing uitgepuild zijn. o HOOFDSTUK II. Hotel de Zeemeermin. Mejuffrouw Jessica Fyne, directrice en (zooals nu bleek) eigenares van hotel de Zeemeermin, keek op van haar grootboek en zag een aardigen jongen man voor zich staan. Een oogenblik vergat zij haar groot boek. Dat kan geweest zijn omdat hij er zoo bijzonder aardig uit zag; in ieder geval probeerde hij dat ook. Maar het oogenblik ging voorbij en haar gedachten keerden snel terug naar feiten en cijfers en tot de zuiver commercieele hoop, dat deze man was gekomen voor een kamer en niet alleen om thee te drinken. Zijn eerste woorden bewezen dat hij met het eerste doel was gekomen en in ant woord op zijn vraag, zeide zij, dat zij een kamer had en hem die zou laten zien. „Weet u ook hoe lang u van de kamer gebruik zult maken?" vroeg zij zakelijk. Leonard Sefton had bijna geantwoord: „tot wij uw vader hebben gevonden", maar hij merkte op, dat hij het niet zeker wist. „Waarschijnlijk wel een week", zei hij. U zult er wel een voor me hebben met uit zicht op zee?" „Alle kamers hebben uitzicht op zee"_> antwoordde zij met een glimlachje. „Wij zjjn naar de eischen des tijds ingericht, ziet u. Tk kan u een van onze mooiste kamers geven over het tennisveld die is juist vr«". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5