ZEELAND.
Provinciale Statenverkiezing Zeeland 1939
KRONIEK van den DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG S DECEMBER 1938. No. 286.
MIDDELBURG.
VLISSINGEN.
WALCHEREN.
Georganiseerde geestigheid
in het Derde Rijk.
Dr. Goebbbels, de Duitsche minister voor
de propaganda, heeft onlangs, naar wij in
de „N. R. Ct." lazen, in de jaarlijksche ver
gadering van de „Reichskulturkammer" een
redevoering gehouden, waarin hij zonder
blikken of blozen verklaarde, dat zijn voor
spelling, dat de politieke opgang van het
Duitsche volk een „bloeitijd van beschaving
van onverwachte afmetingen" tengevolge
zou hebbben, ten volle in vervulling was ge
gaan! Na deze onbeschaamde en ijdele tira
de wendde hij zich onmiddellijk met zijn be
kende argumenten tegen de Joden, aldus
onwillekeurig demonstreerend van welk ge
halte die fenomenale beschaving in werke
lijkheid is. Geen land in het Europa van he
den presteert op het gebied van de kunst
zoo weinig als Duitschland. Vrijwel alle
Duitsche kunstenaars van beteekenis heeft
het nationaal-socialisme over de grenzen
gejaagd, in concentratiekampen opgesloten
of den arbeid onmogelijk gemaakt. Wat de
overtuigde, nationaal-socialistische kunste
naar pleegt te produceeren is bijna zonder
uitzondering een soort van rhetoriek: hol,
pathetisch en tendentieus. Geen enkele
Duitsche artiest kon tot dusver bewijzen,
dat de geestelijke bodem van het nationaal-
socialisme voedingssappen voor een nieuwe,
waarachtige kunst bevat.
De heer Goebbels, die zichzelf vermoedelijk
als de verwekker van den huidigen Duitschen
„bloeitijd van beschaving" beschouwt (het
geen intusschen juist is, maar anders dan
hij meent) heeft zich op de genoemde ver
gadering ook bezig gehouden met de
„Witz", de geestige zet, de ironische politie
ke mop, welke voor een gezond volk in be
paalde omstandigheden een betrekkelijk
kostbaar cultureel bezit kan zijn. In het
huidige Duitschland kon de Witz zich tot
dusver nog handhaven. Allerhande, vaak
alleraardigste geestigheden op het natio
naal-socialistische bewind vormden een uit
laat voor het opgekropte gemoed. Een ver
standige regeering weet, dat dit een on
schuldig en meestal reinigend vermaak is,
dat men niet tegen moet gaan. Maar de
heer Goebbels denkt er anders over. „Er
zijn heilige waarden in ons volk, zoo zeide
hij, die onaantastbaar moeten heeten en
ook voor den cynicus heilig moeten blijven.
Men bewere niet dat men onze politiek met
positieve grappen kan ondersteunen. Wij
hebben een ondersteuning van conferenciers
en zgn. grappenmakers niet noodig. Waar
om vallen deze „frivole" grappenmakers,
de Joden niet aan of de defaitisten of de
verspreiders van politieke geruchten? Er
is volstrekt geen mop aan als iemand in een
variété verlammende zinnen uit over het Ko
loniale probleem, waarover zich de leiding
van den staat in het belang van het volk
jarenlang het hoofd breekt.
De heer Goebbels bewees met deze uitla
ting, dat hij van het wezen van den humor
niets begrijpt. De geestigheden ten koste
van de machthebbers kunnen onmogelijk
vervangen worden door grapjes op vervolg
den en vertrapten. Aan dergelijke men-
schen is nu eenmaal niets humoristisch.
In het Zuiden van Duitschland leeft een
conferencier, wiens aardigheden als een
loopend vuur plegen te worden rondverteld.
Zoo is hij voor eenigen tijd, nadat hij ont
slagen was uit een gevangenschap van eeni-
ge weken, het publiek tegemoet getreden
met opgeheven armen. Toen het welkomge-
juich was bedaard zou hij hebben gezegd:
Zoo hoog sprong mijn hondje van vreugde
toen ik weer thuis kwam.
Te Berlijn werd dezer dag$n een Fransch
stuk „De koning te Parijs", opgevoerd. Een
der spelers, die een politie-minister voor
stelde, zeide daarin: „Ik ben belast met de
organisatie van de spontane hulde-betoogin-
gen ter eere van den koning". Of dit in den
origineelen tekst stond, schijnt aan twijfel
onderhevig, maar de uitlating had lachsuc
ces.
Het was dus in Duitschland tot dusver
met de grappen in het cabaret en elders als
in de heele wereld, maar dat wil dr. Goeb
bels nu anders hebben en het zal dan ook
anders worden. Gelijk het Derde Rijk een
„einheitlich ausgerichtete" (in het gelid ge
stelde) pers heeft, welke dr. Goebbels onder
de groote resultaten van de organisatie der
Kulturkammer rangschikte, kan het nu een
gelijkgeschakelde grappenmakerij verwaclv
ten ten koste van „Joden, Spiesbürger,
nurksen, luierende sociale hommels, ijdele,
niets-wetende en onverantwoordelijke poli
tieke geruchten-makers, die bij iedere crisis
de zenuwen verliezen en achteraf vragen:
hoe hebben we dat geleverd?" Grappenma
kerij dus in de lijn en in dienst van de poli
tieke regeeringspropagandaü Wellicht stelt
de heer Goebbels zich voor op deze wijs een
nieuwe tak met schoone bloesems aan den
bloeienden boom zijner beschaving te kun
nen laten ontbotten.
DE POSITIE VAN DEN
LANDARBEIDER,
In de Zatherdag te Goes gehouden ver
gadering van het district Zuid-Beveland
van den Ned. Chr. Landarbeidersbond
heeft de heer A. Vingerling, lid van het
hoofdbestuur dezer organisatie een lezing
gehouden over de positie van den land
arbeider.
Spr. wees eerst aan de hand van de of-
ficieele cijfers op de vermindering van
den agrarischen export. Deze ging van
1927 tot '35 met 451 millioen achteruit.
Het gevolg was: ontslag der arbeiders en
lage loonen. Het aantal werklooze leden
der verzekede landarbeiders steeg van
26,6 in 1920'21 tot gemiddeld 70
in dezelfde wintermaanden van "33 en '34.
Voor Zeeland bleek uit een steekproef
over 1936, '37 en '38, dat per 1 Jan. 1938,
en per 1 April 1938 nog bijna de helft
der Zeeuwsche dorpen een hooger aantal
ingeschrevenen had dan in 1936, dat zelfs
ondanks het vrij goede jaar 1936 per 1
Jan. 1937 nog een derde van de Zeeuwse-hl*
dorpen een hooger cijfer van ingeschreve
nen had dan een jaar tevoren en per 1
April 1937 zelfs twee derde een hooger
cijfer dan 1 April 1936.
Spr. citeerde den heer Smeenk, die had
berekend dat de loonen der landarbeiders
geb. 20—25 lager zijn dan met hen ge
lijk te stellen arbeiders in de beschutte
bedrijven en 30 lager dan bij de pu
blieke diensten der steden.
Zonder organisatie zou het ongetwijfeld
nog treuriger zijn. Dan zouden de loonen
zonder overleg en meespreken zijn opge
legd. De positie der landarbeiders ook in
Zeeland was in de vorige eeuw reeds
slecht. In 1849 werd door den Gouverneur
bij de gemeenten een enquette ingesteld
naar den omvang der armoede onder de
landarbeiders. In 1885 gewaagt zelfs het
verslag der Z.L.M. van honger onder hen
ondanks de lage broodprijzen.
Van officieele zijde en van de zijde der
Z.L.M. is nooit aangedrongen op organi
satie der arbeiders. Toch kwam ze er. En
ze mocht reeds resultaat boeken.
Volgens spr. kan er aan werkverschaf
fing nog meer dan tot nu toe gedaan wor
den. Daartoe beroept spr. zich op ir. Me-
su, ir. Westhof e.a. Zoo kan het niet blij
ven. De volgende punten zullen verder in
den e.v. tijd de aandacht vragen: 1 Het
verschil in belooning tusschen landbouw
en industrie; 2 De overname van crisis
maatregelen door de bedrijven; 3 Nauwe
re samenwerking tusschen de organisaties
van de verschillende bedrijfsgenooten en
4 een ruimere financieele waardeering
van den factor arbeid.
De wanverhouding tusschen hen die in
den landbouw en in de industrie werk
zaam zijn, kan niet worden bestendigd.
In verband met de ordening is een com
missie benoemd die den Economischen
Raad zal hebben te adviseeren over het
voor-ontwerp landbouw-bedrijfsregeling-
wet. Samenwerking van alle bij den land
bouw betrokkenen ds noodig. Daarvoor
zijn de bedrijfsraden het meest geschikt.
Verplichte tewerkstelling, op grond van
den steun aan het landbouwbedrijf, het
zij per oppervlakte, hetzij per 1000
steun blijft volgens spr. noodzakelijk.
In Zeeland wordt nog slechts 10
van de bedrijven gecontroleerd tegen 25
pet. in de andere provincies. Als in Zee
land in alle bedrijven werd verloond wat
in de gecontroleerde 10 pet. wordt ver
loond, was er geen werkloosheid onder
de landarbeiders. Doch nu is de grootste
helft van de landarbeiders hier 5 tot 7
maanden werkloos. De drie landarbei
dersbonden hebben dan ook herhaaldelijk
op verplichte tewerkstelling aangedron
gen.
Ook moet een ruimere financieele waar
deering van den arbeid komen, speciaal
bij de Zeeuwsche werkgevers (gunstige
uitzonderingen daargelaten
Uit de officieele cijfers van arbeidsloo
nen, pacht, en netto opbrengst over de
jaren 19321937 concludeert spr. dat de
pacht te hoog is, in vergelijking met ar
beidsloon en netto-opbrengst en dat de
positie der landarbeiders in Zeeland het
slechts is. Van vier landbouwcentra had
Zeeland steeds de laagste pacht, de laag
ste of op één na de laagste totale uit
gaaf, hoogste of op één na de hoogste
netto-opbrengst, maar het laagste of op
één na het laagste loonbedrag. Dus had
Zeeland de voordeeligste bedrijfspositie in
vergelijking met West Babant, Z.H.-eilan-
den en Gron. N. Bouwstreken, maar be
taalde het aan de arbeiders het minste.
Hiermede mogen de arbeiders geen ge
noegen nemen.
Spr. eindigde met te betoogen dat hier
in alleen sterke organisatie verbetering
kan brengen.
OP BEZOEK BIJ DE A.V.R.O.
Een tijdelijke studio te Middelburg.
De Zeeuwsche luistervinken, die Zon
dagavond tusschen 9 en half tien op Hil
versum II hadden afgestemd, zullen met be
langstelling gevolgd hebben den wedstrijd
in parate kennis, die de Zeeuwsche hoofd
stad ondernam tegen de stad Groningen,
welke grootere zuster met 19 tegen 16 M
punt als overwinnares uit het strijdperk
trad. Wij hebben voor en tijdens dien wed
strijd in de tijdelijke Avrostudio vertoefd,
die was ingericht in de bovenzaal van het
Nederlandsch koffiehuis.
Hier was door het technisch personeel
van de Avro een draad verbinding met Hil
versum aangebracht en ook was dit ge
schied van Groningen uit, zoodat de beide
partijen ook elkaar konden toespreken en
beluisteren.
De zes dames en zes heeren, die zich te
Middelburg hadden aangemeld, werden ver
welkomd door den algemeenen leider van
dezen wedstrijd op het gebied van hersciien-
gymnastiek, den heer G. de Josselin de
Jong. Voor de eerste maal week men dit
maal af van de gewoonte om de deelne
mers naar Hilversum te doen komen om
zich daar in de studio aan de vragen te on
derwerpen en zoo kon de heer De Josselin
de Jong alleen te Middelburg de leiding
hebben en de vragen stellen, en was de be
kende omroeper de heer Czop de vragen
steller in Groningen, waarheen hij was ge
gaan met den heer Guus Weissel, zooals
wij dit bij de voorbereidingen voor de uit
zending gewaar werden. Wij weten, dat zij,
die zich eerst voorloopig als proef, maar
daarna officieel aan de vragen onderwier
pen, het met ons eens zijn, dat men liever
had- gezien, dat personen die in verschillen
de zaken nog meer thuis zijn, zich hadden
aangemeld. Nu waren er verschillende per
sonen, die op het laatst op herhaalden aan
drang medewerkten. Dit heeft op het be
antwoorden der vragen natuurlijk ook groo-
ten invloed gehad.
Maar juist daarom is het ons een be
hoefte hulde te brengen voor het medewer
ken van hen, die waren opgekomen en voor
de wijze waarop vele vragen toch zijn be
antwoord.
Deze vragen er zijn er 50 van de 72
opgestelde in de beide 480 km van elkaar
verwijderde tijdelijke studio's beantwoord
geven den heer De Josselin de Jong heel
wat hoofdbrekens, want zij moeten afwise-
lend zijn in het onderwerp en ook afwisse
len in moeilijkheid.
Bij het napraatje tusschen leider, deelne
mers, technici en verdere belangstellenden
werden verschillende opmerkingen gemaakt
en wenken gegeven, die voor volgende wed
strijden zeker nader onder het oog zullen
worden gezien.
Nog zij opgemerkt, dat in Groningen uit
sluitend mannen de vragen beantwoordden.
Of dit van invloed was op het resultaat, is
niet makkelijk te beoordeelen.
Voor ons was dit kijkje achter de coulis
sen van de Avro leerzaam.
St. Nicolaas met Crescendo op stap.
Zaterdagavond was het weer uitstekend
voor den rit, die Sint door een deel der stad
maakte en het was wel een bewijs, dat dit
op prijs werd gesteld, want de goede hei
lige werd gevolgd door het muziekgezel
schap Crescendo, dat er lustig op los speel
de en omstuwd door een groot aantal be
langstellende ouderen, maar vooral jeug
dige personen.
Na aankomst van den stoet op de Ba
lans, stapte Sint van zijn paard en ging
hij met de muziek de zaal in, die reeds ge
heel met kinderen en ouders was gevuld.
De voorzitter van Crescendo, de heer W.
F. Willems, heette allen welkom. Het mu
ziekkorps heeft daarna onder leiding van
den heer P. C. J. de Graaf met een opge-
wekten marsch het samenzijn geopend en
daarna verschillende St. Nicolaasversjes ten
beste gegeven, die door de kinderschare
lustig werden mede gezongen, zoodat er een
opgewekte stemming heerschte.
Hierna werd een door den heer P. C.
Buijs speciaal voor dezen avond in elkaar
gezette één-acter, „St. Nicolaas op bezoek",
opgevoerd, waaraan ook de goede Sint en
Piet een werkend aandeel hadden.
Vooral ook de kleintjes hebben daarbij
volop genoten, doch het hoogtepunt van
den avond kwam toen Sint zelf, na eerst
een rondgang door de zaal gemaakt te heb
ben, de cadeautjes aan de kinderen over
handigde en menig blijk, maar ook angstig
gezichtje voor zich kreeg.
Crescendo kan weder op een goed ge
slaagden avond terug zien en vele kinderen
hebben genotvolle uren gehad.
VOOR DE JOODSCHE VLUCHTELINGEN
Bij den penningmeester van het plaatse
lijk comité voor de Joodsche vluchtelingen
alhier is na de laatste opgave nog ontvan
gen 94 plus 81 als opbrengst van eon
bioscoopvoorstelling in Alhambra.
TEWATERLATING „BANTAM".
Zooals bekend zal Zaterdagmiddag 17 de
zer het motorschip „Bantam" voor den
Rotterdamschen Lloyd van de helling bij de
N.V. Kon. Mij. „De Schelde" te water wor
den gelaten.
Naar wij vernemen zal de doopplechtig
heid worden verricht door de echtgenoote
van den burgemeester, mevr. C. C. van
Woelderen-Sprenger.
JODEN NAAR AMERIKA.
Ook Zaterdag is weer een schip van de
Red Star Line, op weg van Antwerpen naar
New York, op de haven van Vlissingen ge
komen om passagiers, Duitsche Joden, voor
Amerika op te nemen. Het was het s.s.
„Ilsenstein", dat 67 passagiers aan boord
nam en na een uur weer vertrok.
DOMBURG. Alvorens in de raadsverga
dering van Vrijdag j.l. het plan ter verbe
tering van traverse door de gemeente werd
aangenomen hebben de raadsleden verschil
lende inlichtingen gevraagd, in verband
Waarmee we thans nog het volgende kun
nen melden:
De verbetering bestaat in het op breedte
brengen als voorgeschreven, van het weg
dek met het aanbrengen van zooveel moge
lijk verhoogde trottoirs. Hiertoe zal de rij
linden langs het Van Voorthuysen plant
soen moeten worden gerooid evenals 1
boom bij de Cöop. winkel „Ons Belang", 2
boomen tegenover de smederij van de wed.
Akkerdaas en 3 boomen bij de woning van
mej. dr. Ghijsen. Deze zullen zooveel moge
lijk door nieuwen aanplant worden vervan
gen. Van het bestaande trottoir in de West
straat komen twee tegels te vervallen.
Bij de ringbaan op de Markt zal naast
het wegdek een aarden baan blijven be
staan tot aan de boomen, waarna pas het
voetpad komt. Deze aarden baan zal dienen
'als voorheen voor ringbaan (ringrijderij) en
verder dienen als parkeerplaats. Van de
Stationsstraat tot Zuidstraat komt een ri-
ooleering ten behoeve van het hemelwater
met uitloozing in straatkolken langs het
kerkmuurtje. De Van Voorthuysenbank zal
moeten worden verschoven, terwijl van de
Cöop. winkel „Ons Belang" een groote hoek
wordt afgenomen. Met deze vereeniging
zijn onderhandelingen gevoerd, die alsnog in
De Centrale Zeeland van de Liberale Staatspartij heeft aan een
commissie, bestaande uit de H.H.J, M. van Bommel van Vloten,
C. G. Hage, A, Meyer, dr. S. S. Smeding en dr. B. D. H. Tellegen Azn,,
de samenstelling van een Liberaal Programma voor de Statenverkie
zing 1939 opgedragen. Wij zijn in de gelegenheid den tekst daarvan,
zooals deze door de algemeene vergadering dier centrale definitief
is vastgesteld, hieronder te doen volgen.
I. INLEIDING.
Liberale politiek voeren is: het streven naar verwezenlijking van
de liberale beginselen in het openbare leven.
De diepere liberale beginselen zijn te vinden in de erkenning van
de hooge waarde voor het maatschappelijk leven van:
a. de historische Nederlandsche vrijheidsgedachte;
b. het christelijk karakter der Nederlandsche samenleving;
c. het besef van 's menschen persoonlijke verantwoordelijkheid
voor zijn bestaan,
Het doel der liberale politiek is vermeerdering van menschelijk
geluk in den edelsten zin,
Hoe wil de liberaal dat doel bereiken?
Op geestelijk gebied streeft hij naar erkenning van de hooge
waarde van godsdienst en zedelijkheid; naar eerlijkheid, zuiverheid
en onbaatzuchtigheid in het politieke en openbare ieven; naar voort
durende bevestiging, verbreeding en verdieping van de rechtsge-
dachte in het algemeen en van het beginsel van den rechtstaat in het
bijzonder; naar bevordering van de ontwikkeling der staatsburgers.
Op stoffelijk gebied streeft de liberaal naar vermeerdering van
volkswelvaart door een gezonde ontwikkeling van het Nederlandsche
bedrijfsleven in zijn vollen omvang, waaronder landbouw en vee
teelt natuurlijk begrepen zijn. Ook het belang der arbeiders zal
daardoor het beste gediend zijn; dus verwerpt de liberaal den
klassenstrijd.
Het behoud en de verbetering van de volksgezondheid streeft
hij na.
De liberaal erkent het onbetwistbaar feit, dat het Nederlandsche
volk, in zijn geheel beschouwd, een volk is, dat uit de beginselen
van den christelijken godsdienst leeft. Het wezen van het liberalisme
brengt mede, dat de liberaal, tegenover maatschappelijke stelsels
en politieke systemen of bewegingen, die naar staatsalmacht en
staatsvoogdij streven, den nadruk legt op de menschelijke persoon
lijkheid. Op het recht van den mensch om, met erkenning van de
rechten en plichten van anderen, te handelen naar eigen welover
wogen inzicht. Op zijn plicht, de verantwoordelijkheid voor zijn
handelingen te dragen.
Het liberalisme ontziet en eerbiedigt de diepere geestelijke
bronnen, waaraan de mensch zijn krachten put. Maar het liberalisme
kan nimmer het recht erkennen van volksgroepen, die stellen, dat
slechts de bronnen, waaraan z ij putten, nu juist de n i g e zuivere
bronnen zouden zijn.
De liberaal erkent, dat de gewijzigde structuur der samenleving,
in het bijzonder ten gevolge van de wijziging in de internationale
verhoudingen, ingrijpen van de overheid in het bedrijfsleven nood
zakelijk kan maken. Hij is bereid daaraan zijn medewerking te
geven, mits de te nemen maatregelen: le gericht zijn op het alge
meen belang van het geheele Nederlandsche volk; 2e het persoonlijk
initiatief niet méér belemmeren dan strikt noodzakelijk is.
De taak van het liberalisme bij zoodanige onvermijdelijke orde
ning is, voortdurend op z'n hoede te zijn, met name wakende tegen
verstarring en bureaucratie, overbezetting en ondeskundigheid, ver
kwisting en, bovenal, tegen corruptie.
II. STATENPROGRAMMA 1939.
1. De Provincie heeft in het Nederlandsche staatsbestel een be
perkt gebied, waarbinnen zij werkzaam kan zijn.
Aan den eenen kant worden de grenzen van dat gebied bepaald
door de plaats, in onze staatsinrichting aan de Provincie toebedeeld,
aan den anderen kant worden de bemoeiingen der Provincie be
perkt door de geldmiddelen, waarover zij kan beschikken. Daarbij
dient niet uit het oog verloren te worden, dat die financieele
bronnen niet voor uitbreiding vatbaar zijn.
Toch blijft ook hier de gelegenheid, de liberale beginselen te
allen tijde en overal te belijden en uit te dragen.
2. Met in acht neming van die beginselen, zooals zij in de inleiding
tot dit programma uiteengezet zijn, dient de Provincie elk redelijk
streven naar verbetering van de volksgezondheid te steunen; even
zeer dient zij verruiming van de volksontwikkeling op geestelijk en
lichamelijk gebied en verhooging van de volkswelvaart te be
vorderen.
3. Erkenning dezer beginselen brengt mede, dat de liberaal in het
algemeen aan het particulier initiatief den voorrang wenscht te
verleenen boven het initiatief der overheid. Daaruit vloeit voort,
dat de Provincie, als regel, en waar dit noodig is, do o r het ver
leenen van subsidies de helpende hand biedt.
4. De Provincie zal daarbij onderscheid moeten maken, met het
oog op de beschikbare geldmiddelen. Er zijn namelijk drie soorten
van subsidies: noodige, nuttige en wenschelijke.
Noodig is: alles wat de volksgezondheid raakt, zooals tuberculose
bestrijding, kinderverzorging, en dergelijke.
Nuttig is: alles wat de ontwikkeling en den vooruitgang der be
volking betreft, ook en vooral op geestelijk gebied, en voorts alles
wat de instandhouding en verbetering der bronnen van levensonder
houd raakt, zooals land- en tuinbouw, veeteelt, industrie, handel
en verkeer, i4i &U8
Wenschelijk is: alles wat betrekking heeft op de schoonheid van
stad en land, de instandhouding onzer monumenten van geschiedenis
en kunst, kortom, het behoud der cultureele waarden die het
voorgeslacht ons heeft nagelaten.
5. Naast het door middel van subsidieering steunen van noodige,
nuttige en wenschelijke zaken, heeft de Provincie een eigen taak
ten aanzien van het verkeersvraagstuk. Zij moet daarbij natuurlijk
blijven binnen het kader en op de plaats, haar door den Rijkswet
gever toebedeeld en zij dient eveneens rekening te houden met de
middelen, die daarvoor beschikbaar kunnen worden gesteld. Maar
binnen deze grenzen dient de Provincie krachtdadig elke mogelijke
verkeersverbetering ter hand te nemen; in het bijzonder moet zij
streven naar een spoedige en volledige uitvoering van het secundair
en tertiair wegenplan, aangezien daardoor bovenal de belangen van
den landbouwenden stand in onze, bij uitstek landbouwende, Pro
vincie worden gediend. ]s|'fjlj
6. Ten aanzien van de overzetveren over de Zeeuwsche stroomen
dient krachtig gestreefd te worden naar grootere verkeersfrequentie
tegen lagere tarieven; ten aanzien van het goederenvervoer moet
daarbij grondslag zijn, dat enkel voor het vervoermiddel en niet
voor den te vervoeren last betaald wordt. Teneinde het isolement
van Schouwen-Duiveland te verminderen, dient gestreefd te worden
naar deugdelijke verbetering van het veer Anna-JacobaZijpe; ten
einde Zeeuwsch-Vlaanderen nauwer met overig Nederland te ver
binden, naar een dienstregeling, waarbij des ochtends op vroegere
treinverbindingen aansluiting wordt gegeven en er des avonds later
dan thans nog gelegenheid is, uit Walcheren of Zuid-Beveland,
Zeeuwsch-Vlaanderen te bereiken.
7. Exploitatie van bedrijven van algemeen nut ligt op den weg der
Provincie wanneer de belangen der ingezetenen daardoor beter
gewaarborgd zijn.
8. Gedachtig aan het woord van Thorbecke, dat staatsburgerschap
bij een werkzaam plaatselijk burgerschap dient te beginnen, streve
de Provincie naar handhaving óók der gemeenten op de plaats en
in de positie haar door den wetgever in ons staatsbestel toegedacht.
De Provincie dient zich daarbij zooveel mogelijk te onthouden van
het eigener beweging nemen van maatregelen, die leiden tot be
knotting van de macht en de bevoegdheden der plaatselijke be
sturen, tenzij het algemeen belang zoo'n ingrijpen der Provincie
vordert.
9. Het personeel in rechtstreekschen of zijdelingschen dienst der
Provincie dient behoorlijk beloond te worden, waarbij zooveel
mogelijk rekening worde gehouden met overeenkomstige belooningen
in het particuliere bedrijf. Krachtig worde stelling genomen tegen
een stelsel van bijslagen, gericht op belooning naar behoefte; eerste
grondslag voor de belooning van het Provinciale personeel dient de
individueele prestatie, bezien in het kader van het geheel, te blijven.
10. Aan het vóór-overleg voor de regeling der arbeidsvoorwaarden
en der rechtspositie mag geen beslissenden invloed gegeven worden,
want dan is het geen overleg meer, maar vaststelling en nog wel
door een ander dan het daartoe bij de wet aangewezen orgaan.
Bij dit overleg dient elke personeelsorganisatie vertegenwoordigd
te zijn, welke een naar redelijkheid vast te stellen aantal leden
onder het Provinciaal personeel telt.
11. Werkverschaffing behoort te blijven overgelaten aan de daar
door aangewezen lichamen in den staat, t.w. het Rijk en de ge
meenten; werkverruiming dient ook de Provincie te bevorderen
door het zooveel en zoo spoedig mogelijk doen uitvoeren van
productieve, openbare werken.
12. Zoowel in het algemeen belang der ingezetenen, als in het belang
van het particuliere bedrijfsleven en van de kapitaalvorming, be
hoort de Provincie te streven naar een aanpassing der uitgaven aan
de draagkracht der bevolking en daarnaast naar verlaging der
lasten, die op die bevolking drukken.
13. Er worden geen maatregelen genomen, welke uitgaven tenge
volge hebben, indien niet tegelijkertijd dekking daarvoor kan worden
aangewezen; voorzoover die dekking uit de opbrengst van aan te
gane leeningen moet worden gevonden, dient er op gelet te worden,
dat de aflossingsduur dier leeningen korter behoort te zijn, dan
de vermoedelijke nuttigheidsduur van het object waarvoor geleend
wordt. In het algemeen zij de leeningspolitiek der Provincie zoodanig
dat daardoor de lasten voor de toekomst niet onnoodig worden
verzwaard.
14. Belastingverlaging geschiede, indien mogelijk in zoodanigen vorm,
dat daardoor het bedrijfsleven wordt ontlast; tot belastingverlaging
mag evenwel niet worden overgegaan, zoolang niet met redelijke
zekerheid uit de financieele positie der Provincie kan worden
afgeleid, dat die verlaging ook in de komende jaren kan worden
gehandhaafd. In verband hiermede worde gewaakt tegen een te
vermijden stijging der uitgaven.