ZEELAND. Provinciale Statenverkiezing Zeeland 1939 KRONIEK van den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG S DECEMBER 1938. No. 286. MIDDELBURG. VLISSINGEN. WALCHEREN. Georganiseerde geestigheid in het Derde Rijk. Dr. Goebbbels, de Duitsche minister voor de propaganda, heeft onlangs, naar wij in de „N. R. Ct." lazen, in de jaarlijksche ver gadering van de „Reichskulturkammer" een redevoering gehouden, waarin hij zonder blikken of blozen verklaarde, dat zijn voor spelling, dat de politieke opgang van het Duitsche volk een „bloeitijd van beschaving van onverwachte afmetingen" tengevolge zou hebbben, ten volle in vervulling was ge gaan! Na deze onbeschaamde en ijdele tira de wendde hij zich onmiddellijk met zijn be kende argumenten tegen de Joden, aldus onwillekeurig demonstreerend van welk ge halte die fenomenale beschaving in werke lijkheid is. Geen land in het Europa van he den presteert op het gebied van de kunst zoo weinig als Duitschland. Vrijwel alle Duitsche kunstenaars van beteekenis heeft het nationaal-socialisme over de grenzen gejaagd, in concentratiekampen opgesloten of den arbeid onmogelijk gemaakt. Wat de overtuigde, nationaal-socialistische kunste naar pleegt te produceeren is bijna zonder uitzondering een soort van rhetoriek: hol, pathetisch en tendentieus. Geen enkele Duitsche artiest kon tot dusver bewijzen, dat de geestelijke bodem van het nationaal- socialisme voedingssappen voor een nieuwe, waarachtige kunst bevat. De heer Goebbels, die zichzelf vermoedelijk als de verwekker van den huidigen Duitschen „bloeitijd van beschaving" beschouwt (het geen intusschen juist is, maar anders dan hij meent) heeft zich op de genoemde ver gadering ook bezig gehouden met de „Witz", de geestige zet, de ironische politie ke mop, welke voor een gezond volk in be paalde omstandigheden een betrekkelijk kostbaar cultureel bezit kan zijn. In het huidige Duitschland kon de Witz zich tot dusver nog handhaven. Allerhande, vaak alleraardigste geestigheden op het natio naal-socialistische bewind vormden een uit laat voor het opgekropte gemoed. Een ver standige regeering weet, dat dit een on schuldig en meestal reinigend vermaak is, dat men niet tegen moet gaan. Maar de heer Goebbels denkt er anders over. „Er zijn heilige waarden in ons volk, zoo zeide hij, die onaantastbaar moeten heeten en ook voor den cynicus heilig moeten blijven. Men bewere niet dat men onze politiek met positieve grappen kan ondersteunen. Wij hebben een ondersteuning van conferenciers en zgn. grappenmakers niet noodig. Waar om vallen deze „frivole" grappenmakers, de Joden niet aan of de defaitisten of de verspreiders van politieke geruchten? Er is volstrekt geen mop aan als iemand in een variété verlammende zinnen uit over het Ko loniale probleem, waarover zich de leiding van den staat in het belang van het volk jarenlang het hoofd breekt. De heer Goebbels bewees met deze uitla ting, dat hij van het wezen van den humor niets begrijpt. De geestigheden ten koste van de machthebbers kunnen onmogelijk vervangen worden door grapjes op vervolg den en vertrapten. Aan dergelijke men- schen is nu eenmaal niets humoristisch. In het Zuiden van Duitschland leeft een conferencier, wiens aardigheden als een loopend vuur plegen te worden rondverteld. Zoo is hij voor eenigen tijd, nadat hij ont slagen was uit een gevangenschap van eeni- ge weken, het publiek tegemoet getreden met opgeheven armen. Toen het welkomge- juich was bedaard zou hij hebben gezegd: Zoo hoog sprong mijn hondje van vreugde toen ik weer thuis kwam. Te Berlijn werd dezer dag$n een Fransch stuk „De koning te Parijs", opgevoerd. Een der spelers, die een politie-minister voor stelde, zeide daarin: „Ik ben belast met de organisatie van de spontane hulde-betoogin- gen ter eere van den koning". Of dit in den origineelen tekst stond, schijnt aan twijfel onderhevig, maar de uitlating had lachsuc ces. Het was dus in Duitschland tot dusver met de grappen in het cabaret en elders als in de heele wereld, maar dat wil dr. Goeb bels nu anders hebben en het zal dan ook anders worden. Gelijk het Derde Rijk een „einheitlich ausgerichtete" (in het gelid ge stelde) pers heeft, welke dr. Goebbels onder de groote resultaten van de organisatie der Kulturkammer rangschikte, kan het nu een gelijkgeschakelde grappenmakerij verwaclv ten ten koste van „Joden, Spiesbürger, nurksen, luierende sociale hommels, ijdele, niets-wetende en onverantwoordelijke poli tieke geruchten-makers, die bij iedere crisis de zenuwen verliezen en achteraf vragen: hoe hebben we dat geleverd?" Grappenma kerij dus in de lijn en in dienst van de poli tieke regeeringspropagandaü Wellicht stelt de heer Goebbels zich voor op deze wijs een nieuwe tak met schoone bloesems aan den bloeienden boom zijner beschaving te kun nen laten ontbotten. DE POSITIE VAN DEN LANDARBEIDER, In de Zatherdag te Goes gehouden ver gadering van het district Zuid-Beveland van den Ned. Chr. Landarbeidersbond heeft de heer A. Vingerling, lid van het hoofdbestuur dezer organisatie een lezing gehouden over de positie van den land arbeider. Spr. wees eerst aan de hand van de of- ficieele cijfers op de vermindering van den agrarischen export. Deze ging van 1927 tot '35 met 451 millioen achteruit. Het gevolg was: ontslag der arbeiders en lage loonen. Het aantal werklooze leden der verzekede landarbeiders steeg van 26,6 in 1920'21 tot gemiddeld 70 in dezelfde wintermaanden van "33 en '34. Voor Zeeland bleek uit een steekproef over 1936, '37 en '38, dat per 1 Jan. 1938, en per 1 April 1938 nog bijna de helft der Zeeuwsche dorpen een hooger aantal ingeschrevenen had dan in 1936, dat zelfs ondanks het vrij goede jaar 1936 per 1 Jan. 1937 nog een derde van de Zeeuwse-hl* dorpen een hooger cijfer van ingeschreve nen had dan een jaar tevoren en per 1 April 1937 zelfs twee derde een hooger cijfer dan 1 April 1936. Spr. citeerde den heer Smeenk, die had berekend dat de loonen der landarbeiders geb. 20—25 lager zijn dan met hen ge lijk te stellen arbeiders in de beschutte bedrijven en 30 lager dan bij de pu blieke diensten der steden. Zonder organisatie zou het ongetwijfeld nog treuriger zijn. Dan zouden de loonen zonder overleg en meespreken zijn opge legd. De positie der landarbeiders ook in Zeeland was in de vorige eeuw reeds slecht. In 1849 werd door den Gouverneur bij de gemeenten een enquette ingesteld naar den omvang der armoede onder de landarbeiders. In 1885 gewaagt zelfs het verslag der Z.L.M. van honger onder hen ondanks de lage broodprijzen. Van officieele zijde en van de zijde der Z.L.M. is nooit aangedrongen op organi satie der arbeiders. Toch kwam ze er. En ze mocht reeds resultaat boeken. Volgens spr. kan er aan werkverschaf fing nog meer dan tot nu toe gedaan wor den. Daartoe beroept spr. zich op ir. Me- su, ir. Westhof e.a. Zoo kan het niet blij ven. De volgende punten zullen verder in den e.v. tijd de aandacht vragen: 1 Het verschil in belooning tusschen landbouw en industrie; 2 De overname van crisis maatregelen door de bedrijven; 3 Nauwe re samenwerking tusschen de organisaties van de verschillende bedrijfsgenooten en 4 een ruimere financieele waardeering van den factor arbeid. De wanverhouding tusschen hen die in den landbouw en in de industrie werk zaam zijn, kan niet worden bestendigd. In verband met de ordening is een com missie benoemd die den Economischen Raad zal hebben te adviseeren over het voor-ontwerp landbouw-bedrijfsregeling- wet. Samenwerking van alle bij den land bouw betrokkenen ds noodig. Daarvoor zijn de bedrijfsraden het meest geschikt. Verplichte tewerkstelling, op grond van den steun aan het landbouwbedrijf, het zij per oppervlakte, hetzij per 1000 steun blijft volgens spr. noodzakelijk. In Zeeland wordt nog slechts 10 van de bedrijven gecontroleerd tegen 25 pet. in de andere provincies. Als in Zee land in alle bedrijven werd verloond wat in de gecontroleerde 10 pet. wordt ver loond, was er geen werkloosheid onder de landarbeiders. Doch nu is de grootste helft van de landarbeiders hier 5 tot 7 maanden werkloos. De drie landarbei dersbonden hebben dan ook herhaaldelijk op verplichte tewerkstelling aangedron gen. Ook moet een ruimere financieele waar deering van den arbeid komen, speciaal bij de Zeeuwsche werkgevers (gunstige uitzonderingen daargelaten Uit de officieele cijfers van arbeidsloo nen, pacht, en netto opbrengst over de jaren 19321937 concludeert spr. dat de pacht te hoog is, in vergelijking met ar beidsloon en netto-opbrengst en dat de positie der landarbeiders in Zeeland het slechts is. Van vier landbouwcentra had Zeeland steeds de laagste pacht, de laag ste of op één na de laagste totale uit gaaf, hoogste of op één na de hoogste netto-opbrengst, maar het laagste of op één na het laagste loonbedrag. Dus had Zeeland de voordeeligste bedrijfspositie in vergelijking met West Babant, Z.H.-eilan- den en Gron. N. Bouwstreken, maar be taalde het aan de arbeiders het minste. Hiermede mogen de arbeiders geen ge noegen nemen. Spr. eindigde met te betoogen dat hier in alleen sterke organisatie verbetering kan brengen. OP BEZOEK BIJ DE A.V.R.O. Een tijdelijke studio te Middelburg. De Zeeuwsche luistervinken, die Zon dagavond tusschen 9 en half tien op Hil versum II hadden afgestemd, zullen met be langstelling gevolgd hebben den wedstrijd in parate kennis, die de Zeeuwsche hoofd stad ondernam tegen de stad Groningen, welke grootere zuster met 19 tegen 16 M punt als overwinnares uit het strijdperk trad. Wij hebben voor en tijdens dien wed strijd in de tijdelijke Avrostudio vertoefd, die was ingericht in de bovenzaal van het Nederlandsch koffiehuis. Hier was door het technisch personeel van de Avro een draad verbinding met Hil versum aangebracht en ook was dit ge schied van Groningen uit, zoodat de beide partijen ook elkaar konden toespreken en beluisteren. De zes dames en zes heeren, die zich te Middelburg hadden aangemeld, werden ver welkomd door den algemeenen leider van dezen wedstrijd op het gebied van hersciien- gymnastiek, den heer G. de Josselin de Jong. Voor de eerste maal week men dit maal af van de gewoonte om de deelne mers naar Hilversum te doen komen om zich daar in de studio aan de vragen te on derwerpen en zoo kon de heer De Josselin de Jong alleen te Middelburg de leiding hebben en de vragen stellen, en was de be kende omroeper de heer Czop de vragen steller in Groningen, waarheen hij was ge gaan met den heer Guus Weissel, zooals wij dit bij de voorbereidingen voor de uit zending gewaar werden. Wij weten, dat zij, die zich eerst voorloopig als proef, maar daarna officieel aan de vragen onderwier pen, het met ons eens zijn, dat men liever had- gezien, dat personen die in verschillen de zaken nog meer thuis zijn, zich hadden aangemeld. Nu waren er verschillende per sonen, die op het laatst op herhaalden aan drang medewerkten. Dit heeft op het be antwoorden der vragen natuurlijk ook groo- ten invloed gehad. Maar juist daarom is het ons een be hoefte hulde te brengen voor het medewer ken van hen, die waren opgekomen en voor de wijze waarop vele vragen toch zijn be antwoord. Deze vragen er zijn er 50 van de 72 opgestelde in de beide 480 km van elkaar verwijderde tijdelijke studio's beantwoord geven den heer De Josselin de Jong heel wat hoofdbrekens, want zij moeten afwise- lend zijn in het onderwerp en ook afwisse len in moeilijkheid. Bij het napraatje tusschen leider, deelne mers, technici en verdere belangstellenden werden verschillende opmerkingen gemaakt en wenken gegeven, die voor volgende wed strijden zeker nader onder het oog zullen worden gezien. Nog zij opgemerkt, dat in Groningen uit sluitend mannen de vragen beantwoordden. Of dit van invloed was op het resultaat, is niet makkelijk te beoordeelen. Voor ons was dit kijkje achter de coulis sen van de Avro leerzaam. St. Nicolaas met Crescendo op stap. Zaterdagavond was het weer uitstekend voor den rit, die Sint door een deel der stad maakte en het was wel een bewijs, dat dit op prijs werd gesteld, want de goede hei lige werd gevolgd door het muziekgezel schap Crescendo, dat er lustig op los speel de en omstuwd door een groot aantal be langstellende ouderen, maar vooral jeug dige personen. Na aankomst van den stoet op de Ba lans, stapte Sint van zijn paard en ging hij met de muziek de zaal in, die reeds ge heel met kinderen en ouders was gevuld. De voorzitter van Crescendo, de heer W. F. Willems, heette allen welkom. Het mu ziekkorps heeft daarna onder leiding van den heer P. C. J. de Graaf met een opge- wekten marsch het samenzijn geopend en daarna verschillende St. Nicolaasversjes ten beste gegeven, die door de kinderschare lustig werden mede gezongen, zoodat er een opgewekte stemming heerschte. Hierna werd een door den heer P. C. Buijs speciaal voor dezen avond in elkaar gezette één-acter, „St. Nicolaas op bezoek", opgevoerd, waaraan ook de goede Sint en Piet een werkend aandeel hadden. Vooral ook de kleintjes hebben daarbij volop genoten, doch het hoogtepunt van den avond kwam toen Sint zelf, na eerst een rondgang door de zaal gemaakt te heb ben, de cadeautjes aan de kinderen over handigde en menig blijk, maar ook angstig gezichtje voor zich kreeg. Crescendo kan weder op een goed ge slaagden avond terug zien en vele kinderen hebben genotvolle uren gehad. VOOR DE JOODSCHE VLUCHTELINGEN Bij den penningmeester van het plaatse lijk comité voor de Joodsche vluchtelingen alhier is na de laatste opgave nog ontvan gen 94 plus 81 als opbrengst van eon bioscoopvoorstelling in Alhambra. TEWATERLATING „BANTAM". Zooals bekend zal Zaterdagmiddag 17 de zer het motorschip „Bantam" voor den Rotterdamschen Lloyd van de helling bij de N.V. Kon. Mij. „De Schelde" te water wor den gelaten. Naar wij vernemen zal de doopplechtig heid worden verricht door de echtgenoote van den burgemeester, mevr. C. C. van Woelderen-Sprenger. JODEN NAAR AMERIKA. Ook Zaterdag is weer een schip van de Red Star Line, op weg van Antwerpen naar New York, op de haven van Vlissingen ge komen om passagiers, Duitsche Joden, voor Amerika op te nemen. Het was het s.s. „Ilsenstein", dat 67 passagiers aan boord nam en na een uur weer vertrok. DOMBURG. Alvorens in de raadsverga dering van Vrijdag j.l. het plan ter verbe tering van traverse door de gemeente werd aangenomen hebben de raadsleden verschil lende inlichtingen gevraagd, in verband Waarmee we thans nog het volgende kun nen melden: De verbetering bestaat in het op breedte brengen als voorgeschreven, van het weg dek met het aanbrengen van zooveel moge lijk verhoogde trottoirs. Hiertoe zal de rij linden langs het Van Voorthuysen plant soen moeten worden gerooid evenals 1 boom bij de Cöop. winkel „Ons Belang", 2 boomen tegenover de smederij van de wed. Akkerdaas en 3 boomen bij de woning van mej. dr. Ghijsen. Deze zullen zooveel moge lijk door nieuwen aanplant worden vervan gen. Van het bestaande trottoir in de West straat komen twee tegels te vervallen. Bij de ringbaan op de Markt zal naast het wegdek een aarden baan blijven be staan tot aan de boomen, waarna pas het voetpad komt. Deze aarden baan zal dienen 'als voorheen voor ringbaan (ringrijderij) en verder dienen als parkeerplaats. Van de Stationsstraat tot Zuidstraat komt een ri- ooleering ten behoeve van het hemelwater met uitloozing in straatkolken langs het kerkmuurtje. De Van Voorthuysenbank zal moeten worden verschoven, terwijl van de Cöop. winkel „Ons Belang" een groote hoek wordt afgenomen. Met deze vereeniging zijn onderhandelingen gevoerd, die alsnog in De Centrale Zeeland van de Liberale Staatspartij heeft aan een commissie, bestaande uit de H.H.J, M. van Bommel van Vloten, C. G. Hage, A, Meyer, dr. S. S. Smeding en dr. B. D. H. Tellegen Azn,, de samenstelling van een Liberaal Programma voor de Statenverkie zing 1939 opgedragen. Wij zijn in de gelegenheid den tekst daarvan, zooals deze door de algemeene vergadering dier centrale definitief is vastgesteld, hieronder te doen volgen. I. INLEIDING. Liberale politiek voeren is: het streven naar verwezenlijking van de liberale beginselen in het openbare leven. De diepere liberale beginselen zijn te vinden in de erkenning van de hooge waarde voor het maatschappelijk leven van: a. de historische Nederlandsche vrijheidsgedachte; b. het christelijk karakter der Nederlandsche samenleving; c. het besef van 's menschen persoonlijke verantwoordelijkheid voor zijn bestaan, Het doel der liberale politiek is vermeerdering van menschelijk geluk in den edelsten zin, Hoe wil de liberaal dat doel bereiken? Op geestelijk gebied streeft hij naar erkenning van de hooge waarde van godsdienst en zedelijkheid; naar eerlijkheid, zuiverheid en onbaatzuchtigheid in het politieke en openbare ieven; naar voort durende bevestiging, verbreeding en verdieping van de rechtsge- dachte in het algemeen en van het beginsel van den rechtstaat in het bijzonder; naar bevordering van de ontwikkeling der staatsburgers. Op stoffelijk gebied streeft de liberaal naar vermeerdering van volkswelvaart door een gezonde ontwikkeling van het Nederlandsche bedrijfsleven in zijn vollen omvang, waaronder landbouw en vee teelt natuurlijk begrepen zijn. Ook het belang der arbeiders zal daardoor het beste gediend zijn; dus verwerpt de liberaal den klassenstrijd. Het behoud en de verbetering van de volksgezondheid streeft hij na. De liberaal erkent het onbetwistbaar feit, dat het Nederlandsche volk, in zijn geheel beschouwd, een volk is, dat uit de beginselen van den christelijken godsdienst leeft. Het wezen van het liberalisme brengt mede, dat de liberaal, tegenover maatschappelijke stelsels en politieke systemen of bewegingen, die naar staatsalmacht en staatsvoogdij streven, den nadruk legt op de menschelijke persoon lijkheid. Op het recht van den mensch om, met erkenning van de rechten en plichten van anderen, te handelen naar eigen welover wogen inzicht. Op zijn plicht, de verantwoordelijkheid voor zijn handelingen te dragen. Het liberalisme ontziet en eerbiedigt de diepere geestelijke bronnen, waaraan de mensch zijn krachten put. Maar het liberalisme kan nimmer het recht erkennen van volksgroepen, die stellen, dat slechts de bronnen, waaraan z ij putten, nu juist de n i g e zuivere bronnen zouden zijn. De liberaal erkent, dat de gewijzigde structuur der samenleving, in het bijzonder ten gevolge van de wijziging in de internationale verhoudingen, ingrijpen van de overheid in het bedrijfsleven nood zakelijk kan maken. Hij is bereid daaraan zijn medewerking te geven, mits de te nemen maatregelen: le gericht zijn op het alge meen belang van het geheele Nederlandsche volk; 2e het persoonlijk initiatief niet méér belemmeren dan strikt noodzakelijk is. De taak van het liberalisme bij zoodanige onvermijdelijke orde ning is, voortdurend op z'n hoede te zijn, met name wakende tegen verstarring en bureaucratie, overbezetting en ondeskundigheid, ver kwisting en, bovenal, tegen corruptie. II. STATENPROGRAMMA 1939. 1. De Provincie heeft in het Nederlandsche staatsbestel een be perkt gebied, waarbinnen zij werkzaam kan zijn. Aan den eenen kant worden de grenzen van dat gebied bepaald door de plaats, in onze staatsinrichting aan de Provincie toebedeeld, aan den anderen kant worden de bemoeiingen der Provincie be perkt door de geldmiddelen, waarover zij kan beschikken. Daarbij dient niet uit het oog verloren te worden, dat die financieele bronnen niet voor uitbreiding vatbaar zijn. Toch blijft ook hier de gelegenheid, de liberale beginselen te allen tijde en overal te belijden en uit te dragen. 2. Met in acht neming van die beginselen, zooals zij in de inleiding tot dit programma uiteengezet zijn, dient de Provincie elk redelijk streven naar verbetering van de volksgezondheid te steunen; even zeer dient zij verruiming van de volksontwikkeling op geestelijk en lichamelijk gebied en verhooging van de volkswelvaart te be vorderen. 3. Erkenning dezer beginselen brengt mede, dat de liberaal in het algemeen aan het particulier initiatief den voorrang wenscht te verleenen boven het initiatief der overheid. Daaruit vloeit voort, dat de Provincie, als regel, en waar dit noodig is, do o r het ver leenen van subsidies de helpende hand biedt. 4. De Provincie zal daarbij onderscheid moeten maken, met het oog op de beschikbare geldmiddelen. Er zijn namelijk drie soorten van subsidies: noodige, nuttige en wenschelijke. Noodig is: alles wat de volksgezondheid raakt, zooals tuberculose bestrijding, kinderverzorging, en dergelijke. Nuttig is: alles wat de ontwikkeling en den vooruitgang der be volking betreft, ook en vooral op geestelijk gebied, en voorts alles wat de instandhouding en verbetering der bronnen van levensonder houd raakt, zooals land- en tuinbouw, veeteelt, industrie, handel en verkeer, i4i &U8 Wenschelijk is: alles wat betrekking heeft op de schoonheid van stad en land, de instandhouding onzer monumenten van geschiedenis en kunst, kortom, het behoud der cultureele waarden die het voorgeslacht ons heeft nagelaten. 5. Naast het door middel van subsidieering steunen van noodige, nuttige en wenschelijke zaken, heeft de Provincie een eigen taak ten aanzien van het verkeersvraagstuk. Zij moet daarbij natuurlijk blijven binnen het kader en op de plaats, haar door den Rijkswet gever toebedeeld en zij dient eveneens rekening te houden met de middelen, die daarvoor beschikbaar kunnen worden gesteld. Maar binnen deze grenzen dient de Provincie krachtdadig elke mogelijke verkeersverbetering ter hand te nemen; in het bijzonder moet zij streven naar een spoedige en volledige uitvoering van het secundair en tertiair wegenplan, aangezien daardoor bovenal de belangen van den landbouwenden stand in onze, bij uitstek landbouwende, Pro vincie worden gediend. ]s|'fjlj 6. Ten aanzien van de overzetveren over de Zeeuwsche stroomen dient krachtig gestreefd te worden naar grootere verkeersfrequentie tegen lagere tarieven; ten aanzien van het goederenvervoer moet daarbij grondslag zijn, dat enkel voor het vervoermiddel en niet voor den te vervoeren last betaald wordt. Teneinde het isolement van Schouwen-Duiveland te verminderen, dient gestreefd te worden naar deugdelijke verbetering van het veer Anna-JacobaZijpe; ten einde Zeeuwsch-Vlaanderen nauwer met overig Nederland te ver binden, naar een dienstregeling, waarbij des ochtends op vroegere treinverbindingen aansluiting wordt gegeven en er des avonds later dan thans nog gelegenheid is, uit Walcheren of Zuid-Beveland, Zeeuwsch-Vlaanderen te bereiken. 7. Exploitatie van bedrijven van algemeen nut ligt op den weg der Provincie wanneer de belangen der ingezetenen daardoor beter gewaarborgd zijn. 8. Gedachtig aan het woord van Thorbecke, dat staatsburgerschap bij een werkzaam plaatselijk burgerschap dient te beginnen, streve de Provincie naar handhaving óók der gemeenten op de plaats en in de positie haar door den wetgever in ons staatsbestel toegedacht. De Provincie dient zich daarbij zooveel mogelijk te onthouden van het eigener beweging nemen van maatregelen, die leiden tot be knotting van de macht en de bevoegdheden der plaatselijke be sturen, tenzij het algemeen belang zoo'n ingrijpen der Provincie vordert. 9. Het personeel in rechtstreekschen of zijdelingschen dienst der Provincie dient behoorlijk beloond te worden, waarbij zooveel mogelijk rekening worde gehouden met overeenkomstige belooningen in het particuliere bedrijf. Krachtig worde stelling genomen tegen een stelsel van bijslagen, gericht op belooning naar behoefte; eerste grondslag voor de belooning van het Provinciale personeel dient de individueele prestatie, bezien in het kader van het geheel, te blijven. 10. Aan het vóór-overleg voor de regeling der arbeidsvoorwaarden en der rechtspositie mag geen beslissenden invloed gegeven worden, want dan is het geen overleg meer, maar vaststelling en nog wel door een ander dan het daartoe bij de wet aangewezen orgaan. Bij dit overleg dient elke personeelsorganisatie vertegenwoordigd te zijn, welke een naar redelijkheid vast te stellen aantal leden onder het Provinciaal personeel telt. 11. Werkverschaffing behoort te blijven overgelaten aan de daar door aangewezen lichamen in den staat, t.w. het Rijk en de ge meenten; werkverruiming dient ook de Provincie te bevorderen door het zooveel en zoo spoedig mogelijk doen uitvoeren van productieve, openbare werken. 12. Zoowel in het algemeen belang der ingezetenen, als in het belang van het particuliere bedrijfsleven en van de kapitaalvorming, be hoort de Provincie te streven naar een aanpassing der uitgaven aan de draagkracht der bevolking en daarnaast naar verlaging der lasten, die op die bevolking drukken. 13. Er worden geen maatregelen genomen, welke uitgaven tenge volge hebben, indien niet tegelijkertijd dekking daarvoor kan worden aangewezen; voorzoover die dekking uit de opbrengst van aan te gane leeningen moet worden gevonden, dient er op gelet te worden, dat de aflossingsduur dier leeningen korter behoort te zijn, dan de vermoedelijke nuttigheidsduur van het object waarvoor geleend wordt. In het algemeen zij de leeningspolitiek der Provincie zoodanig dat daardoor de lasten voor de toekomst niet onnoodig worden verzwaard. 14. Belastingverlaging geschiede, indien mogelijk in zoodanigen vorm, dat daardoor het bedrijfsleven wordt ontlast; tot belastingverlaging mag evenwel niet worden overgegaan, zoolang niet met redelijke zekerheid uit de financieele positie der Provincie kan worden afgeleid, dat die verlaging ook in de komende jaren kan worden gehandhaafd. In verband hiermede worde gewaakt tegen een te vermijden stijging der uitgaven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5