ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
of
of der Zotheid
3 Dec. 1938
\AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPAhT
ZATERDAG
ZEEUWSCHE KRONIEK.
LDe
IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK,
DAMMEN EN SCHAKEN.
f'Jm w'êW0
mt'mi Jtmii
Jm 1
i g
Sint Nicolaas.
De groote dag van den goed-heilig man
staat weer voor de deur. Mogen het maar
weinigen zijn, die er niets van merken. Het
is voor de zooveelste maal niet onder gun
stige omstandigheden, dat Nederland dezen
dag, die er een van groote en algemeene
vreugde dient te wezen, viert. Te velen
zijn in onze dagen slachtoffers van de cri
sis in den een of anderen zin, die, met een
zucht in het hart zeggen: „Wij kunnen er
van 't jaar niet aan doen". En toch, hoe
wel men er niet aandoet heelemaal niets
zal toch wel een zeldzaamheid wezen.
Wat kan ons dat leed doen, wanneer wij
hooren of lezen van kinderen, die op den
dag van den grooten kindervriend met lege
handen staan. Die misschien wèl in een
liedje gevraagd hebben om de komst van
den goeden Sint, maar wier vraag niet
werd beantwoord. Gelukkig, dat er haast
alom vereenigingen zijn, die het voor zulke
kleinen opnemen en hun een blijden dag
bezorgen
De verbeelding heeft den ouden Klein-
Aziatischen bisschop wel heel erg gemeta-
morphoseerd. Wie de karige historisch-be-
trouwbare berichten nagaat, herkent den
bisschop van Myza nauwelijks in den
Spaanschen Sint. Maar, het is een geschied-
vervalsching van de edelste soort, welke
niemand den daders euvel zal duiden. Hier
toch mocht zeker het doel de middelen hei
ligen. Het doel was als een ideaal te tee
kenen een man van overvloeiende liefde
voor de kinderen; een liefde, die ook oude
ren door de jaren heen gaarne op zich za
gen toegepast.
Hier gaat het dus om het ideaal en de
toepassing daarvan.
Durven wij feitelijk in onze dagen nog
spreken van zulk een ideaal?
Is er voor het ideaal welk dan ook nog
plaats in deze verwrongen wereld? Lijkt
het niet, dat de wereld hoe langer zoo vlak
ker wordt?
Zijn er nog in den laatsten tijd niet ide
alen te grabbelen gegooid, waarvan wij ge
dacht hadden, dat ze aan den hemel zouden
blijven schitteren als sterren, waarop de
zeeman het oog gericht houdt om veilig te
varen?
Laten wij het maar eerlijk bekennen: wij
de menschen onzer generatie laten
aan die na ons zullen komen een wereld na
waarop men, als op de pirnhoopen eener
verwoeste stad, zou kunnen zitten weenen!
Waarom dan, zullen wij den dag van den
goed-heilig man vieren? Alleen maar om
het tastbare? Dat zou onrecht wezen aan
gedaan aan die dragers van een goed ide
aal, die van den historischen bisschop van
Myza den Sint gemaakt hebben, die repre
senteert het ideaal van een breede naasten
liefde. Zij toch hebben gekend de hoogheid
van een ideaal en de vrienden1 ke toepassing
daarvan in het leven. Maar .iet ideaal was
toch voor hen de hoofdzaak.; En dat moet
het wezen ook voor ons. Wij mogen noch
het ideaal nóch de toepassing daarvan ver
basteren.
Wjj weten van oude ridders, die ten strij
de togen met opgeheven banier. In het ge
woel van den strijd kon die niet opgeheven
blijven. Maar dan, als er een zeer critiek
oogenblik kwam, waarin het ging om over
winning of om nederlaag, dan werd die ba
nier weer hoog opgeheven; de krijgskreet
weerschalde en met nieuwen moed, als of
de strijd juist begon, werd de verbitterde
strijd weer opgevat.
Die oude ridders wisten het wel, wat die
banier voor hun volgelingen beteekende!
En ook wij, wij moeten weten, wat een
hoog geheven ideaal beteekent voor een
menschheid, die ziet hoe de gang van de
wereld die idealen naar beneden haalt.
Zóó en niet anders de dag van den goed
heilig man.
Wij voelen: deze datum op den kalender
spreekt van liefde tot het zwakke; tot al
les wat zichzelf niet helpen kan allereerst
en dan hoe langer zoo meer zich uitbrei
dende als de kringen in het water.
Dit is het wat de wereld noodig heeft.
Speciaal die onzer dagen: de openbaring
van dat ideaal en het ideaal als ideaal.
Daden van liefde kan de wereld niet mis
sen. Evenals de aarde de zonnestralen niet
missen kan. Het ideaal kan de wereld niet
missen, omdat een mensch geleerd heeft
niet alleen vooruit en achteruit en terzijde
te zien, maar ook naar boven.
Wie alleen maar hierbeneden let op wat
voor oogen is, die vervalt vroeg of laat tot
wanhoop.
Maar wie omhoog ziet tot het ideaal, die
houdt vast aan de liefde, die het al over
wint.
J. Nagel.
VARIA.
In een klein plaatsje in Mexico werd een
man veroordeeld, omdat hjj bij een film
voorstelling op het doek schoot, toen daar
een groote schurk zjjn vervolgers ontkwam.
.JL f] vloog terug langs de wand en
verwondde een meisje in de zaal. De man
was dus wel erg „in" de film geweest!
In Canada worden visschen uit vliegtui
gen neergelaten in water, waar geen vis
schen zjjn. Vroeger gebeurde dat met een
boot, maar nu is gebleken, dat de dieren
allen blijven leven, als ze van niet al te
groote hoogte worden afgeworpen en dat
bovendien beter verspreid worden.
BIJNAMEN.
Er is zeker geen dorpje zoo klein of er
zijn altijd eenige personen, die de spraak
makende gemeente in het dagelijksch leven
aanduidt met een bijnaam. Deze is meestal
ontleend aan een of ander eigenschap van
hem of aan een bepaalde, meestal niet
prijzenswaardige daad, eenmaal door hem
bedreven.
Niet zelden is het geven van' een bijnaam,
in de volkstaal „biesmak" genoemd, nood
zakelijk, als zijnde een onderscheiding van
andere dorpsgenooten met denzelfden
naam. Toch is men in het eene dorp er
spoediger mee in de weer dan in het an
dere. Ik zou hier verschillende dorpen in
Zeeland als voorbeeld kunnen opnoemen.
Op plaatsen, waar zeer velen dezelfde
familienaam dragen, zooals b.v. te W e s t-
k a p e 1 1 e kunnen de bijnamen in de
dagelij ksche samenleving zoo goed als niet
gemist worden.
Opmerkelijk, dat de leerlingen vap on
derwijsinrichtingen soms bijzonder getapt
zijn in het geven van een typischen bijnaam
niet alleen aan hun medeleerlingen, maar
ook aan hun leeraars.
Dat de gezamenlijke bewoners van elk
dorp of stad een bijnaam hebben, er is mo
gelijk een hoogst zeldzame uitzondering, be
hoeft zeker niet nader gememoreerd te
worden.
't Hollandsch landvolk geeft allicht uit
[jokkernij
Een bijnaam aan een dorp of vlek of
[burgerij.
Het is niet altijd uit jokkernij, dat een
bijnaam gegeven wordt. Toen de steden nog
meer zelfstandig waren en er altijd jaloezie
bestond tusschen de bewoners van twee
naburige steden, werden de bijnamen ge
bruikt om den tegenstander in een nadeelig
of althans belachelijk licht trachten te zet
ten.
MiddelburgVlissingen, DelftSchiedam,
ZwolleKampen, enz.
Deze bijnamen, feitelijk halve scheldna
men, zijn van zoo'n ouden datum, dat het
moeilijk is uit te vorschen, wanneer zij het
eerst werden gebruikt. Als men de geschie
denis nagaat, blijkt het, dat de tijden al
tijd vruchtbaar zijn geweest in het uitden
ken van bijnamen.
Of het noemen van iemand bij zijn even-
tueelen bijnaam strafbaar is volgens de
wet, is ons niet bekend. Als iemands eer er
door wordt aangetast,' dan mogelijk wel.
Ook weten wij niet of er vroeger in de
Zeeuwsche steden een verordening bestond,
waarbij het geven of noemen van bijnamen
verboden werd. Wel in den Briel d.d. 21
Maart 1594. De schuldige werd bij overtre
ding met een geldboete gestraft.
In deze kroniek zullen wij eenige bijna
men memoreeren van min of meer bekende
personen, die niet bepaald allen Zeeuwen
zijn geweest, doch door hun ambt toch met
Zeeland in betrekking hebben gestaan.
Bekende bijnamen, zooals Bestevaar voor
De Ruyter en Vader des Vaderlands voor
Prins Willem I, laten wij rusten, hoe ver-
eerend zij ook zijn. Ook namen als Filips de
Goede, Karei de Stoute, Maria de Rijke,
Filips de Schoone, enz. noemen wij niet.
1. DER KEERLEN GOD.
Wie nog iets uit zijn schooljaren van de
vaderlandsche geschiedenis onthouden
heeft, weet, dat Floris V in 1296 door de
edelen is vermoord. Onder de vijanden van
den ongelukkigen graaf waren ook ver
scheidene Zeeuwsche edelen, zooals Jan van
Renesse en Hugo van Baarland.
Een der vele beschuldigingen, welke zij
tegen den vorst hadden, was, dat hij den
opkomenden vrije boeren- en burgerstand
begunstigde, terwijl zij hen zooveel moge
lijk onderdrukten.
Het is te begrijpen, dat de opkomende
zoogen. derde stand hun graaf hoog vereer
de. In de oogen der edelen was hij hun god.
De landlieden werden destijds kerels
genoemd, niet zoo zeer met een beteekenis
van minachtig zooals in onzen tijd, maar
hun naam werd afgeleid van hun voor
naamste kleedingstuk, een langen rok, wel
ke een k e e r 1 e heette.
2- ZWARTE GRIET.
Bijna al de graven van Vlaanderen, die
tot 1323 bij wijlen ook over Zeeland Be-
wester-Schelde hebben geregeerd, hadden
een bijnaam. Wij noemen alleen maar bo-
venstaanden bijnaam, welke M a r g a -
r e t h a droeg, die van 1244 tot 1279 gra
vin van Vlaanderen is geweest. Zij was haar
zuster Johanna opgevolgd. Deze had samen
met graaf Willem I van Holland in 1217
aan de stad Middelburg het eerste
stadsrecht geschonken.
Als wij lezen, dat Margaretha den bij
naam ontving van de Zwarte, denken wij
onwillekeurig, dat haar gelaatskleur bij
zonder donker en haar haren pikzwart
moeten zijn geweest. Al was dit mogelijk
oet geval, het was toch niet de oorzaak
an haar bijnaam. Zij ontleende dezen aan
™ar ^vochtigheid. Uit haar levensge-
melden wij alleen, dat zij een
,lge voorliefde had voor de zonen uit
l-rJredS huwelïk> welke voorliefde de
was Vlan bloedige en langdurige
twisten. Haar beide zonen Gui en Jan van
Dampmrre werden in 1253 bij hun landing
op Wa cheren nabij Westkapelle verslagen
Floris V™' °°m 6n V°°gd Van den iongen
3. JAN ZONDER GENADE.
Bij de aanvaarding der regeering door
Jacoba van Beieren in 1416 ontvlamden op
nieuw de Hoeksche- en Kabeljauwsche
twisten. In Holland en Zeeland, als zijnde
zwaardleenen, mocht geen vrouw regeeren.
Daarom meende Jan van Beieren,
een broeder van den overleden graaf Wil
lem VI, recht op de regeering te hebben.
Hij was wel bisschop van Luik, maar hier
voor bedankte hij en keizer Sigismund be
leende hem met Holland en Zeeland. De
Kabeljauwsche steden erkenden hem als
graaf. Al* zoodanig bevestigde hjj op 27
April 1420 de privileges en handvesten van
Middelburg.
Toen hij nog bisschop van Luik was,
kwamen de Luikenaars tegen hem in op
stand. Met moeife heeft hij dezen kunnen
dempen.
De ter dood veroordeelden kwamen hem
om genade smeken. Hiervan wilde hij niet
weten en liet ze wreedaardig ombrengen.
4. MANKE JAN.
In de laatste jaren, der H. en K. twisten
gelukte het aan Maximiliaan van Oosten
rijk, gehuwd met Maria van Bourgondië
(t 1482) als regent voor zijn minderjarigen
zoon Filips de Schoone aan die twisten een
einde te maken. Het einde van dien lang-
durigen strijd speelde zich af in Zeeland.
Een der bevelhebbers van Maximiliaan was
de Kabeljauwsche edelman Jan van
E g m o n d stadhouder van Holland en
Zeeland. Doordat hij kreupel was, werd hij
Manke Jan genoemd. Niettegenstaande zijn
lichaamsgebrek wist hij in het Brouwers-
havensehe Gat op 13 Juli 1490 de Hoek-
schen te verslaan. De aanvoerder der laat
sten, Frans van Brederode, werd hierbij
doodelijk gewond.
5. MONETA.
Behalve met de laatste Hoekschen had
Maximiliaan ook veel te stellen met de
Vlamingen, die hem niet als regent wilden
erkennen. Vooral de steden Gent en Brug
ge kwamen tegen hem in opstand. Hierbij
kwam nog de oorlog met Frankrijk. Het is
te begrijpen, dat Maximiliaan veel geld
noodig had voor het huren van soldaten.
Zijn vele „beden" om geld deden hem den
bijnaam verwerven van M o n e t a
iemand, die geld vordert).
(Wordt vervolgd).
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
Een verrassend initiatief.
Over tien jaar zullen vele goeie oude (en
kwaaie oude) onderwijzers met zekere ner
vositeit inzage vragen van een boek, dat op
het oogenblik geschreven wordt en pas in
1948 mag worden gelezen. Het zal een boek
zijn, dat hun de oogen zal openen voor hun
kwaliteiten en voor hun feilen, dat hun een
spiegel voorhoudt waarin zij hun beeltenis
zóó zullen zien als Zij het voorheen zeker
nimmer zagen. Want kinderen en
dronkaards zeggen de waarheid, en hier in
dit boek zullen kinderen, vreugdedronken
bovendien over de unieke kans die ze krij
gen om stoom af te blazen, onverhuld en
onbewimpeld hun opinie mogen zeggen
over hun onderwijzers.
Het is een vermakelijk, echt Engelsch
idee, ten uitvoer gebracht ter gelegenheid
van een Schooltentoonstelling die met
Kerstmis a.s. in Londen wordt gehouden. In
dat groote boek mogen de jeugdige bezoe
kers precies zeggen wat ze van hun mees
ters vinden; en aan alle mogelijkheden van
„pesterij" als gevolg van hun openhartig
heid wordt bij voorbaat de kop ingedrukt
door de verstandige bepaling, dat het boek
zal worden verzegeld en pas over tien jaar
geopend, wanneer naar menschelijke be
rekening de openhartige leerlingen
ruimschoots buiten schot kunnen zijn.
Als ik het niet al wist, dan weet ik het
nü: ik ben vijfendertig jaar te vroeg gebo
ren. Wat had ik graag met een veilig
tienjarig bestand vóór mij in dit bewon
derenswaardig boek mijn hart gelucht. Ik
word verteerd van jaloezie bij de gedachte
aan de kans, die door mijn vervroegde ver
schijning in dit tranendal aan mijn neus
voorbij is gegaan. Mijn vingers jeuken zóó,
dat ik voel, ze niet in bedwang te kunnen
houden. Daar heb je 't alze voelen zich
35 jaar jonger, ze gaan het recht opeischen
dat hun niet meer toekomtze gaan ook
hun bijdrage leveren voor het Londensche
Boek der Openhartigheid wat ik van m ij n
meesters heb gedacht:
Mijnheer Prik (ik zal u maar bij uw
bijnaam noemen, ofschoon ik nooit gewe
ten heb waarmee u dien verdiend hebt), op
den dag dat mijn zusje geboren werd, was
ik uitgelaten, verstrooid en waarschijnlijk
lichtelijk onhandelbaar. Ieder verstandig
mensch zal dat vergefelijk vinden. Maar u
hebt mij dien dag laten schoolblijven, een
vol uur nog wel, en dat heele uur stond
de beschuit met muisjes op mij te wachten,
zoodat van het croquante der tractatie wei
nig meer over was. Maar zelfs afgezien van
die culinaire bijzonderheid: dat u mij
dien dag liet schoolblijven was dom en
leelijk van u. Als men weet waar een kind
lastig door is, moet men het door de vingers
kunnen zien, en een nieuw zusje is een heel
ding. Tandjes, verjaardagen, verhuizingen
en versche babies moeten voor een huma-
nen onderwijzer verzachtende omstandig
heden vormen.
Mijnheer de Puist (ik zal u maar bij uw
pseudoniem aanspreken), u bent oneerlijk
geweest. Ik was het beest van de klas
toegegeven. Maar toen u uit het boetepotje
van de laatkomers „Wilde Bob" kocht en
dit verlootte, hebt u de klas een slecht
voorbeeld gegeven. Wij moesten nl. een cij
fer onder de 100 raden, en wie er het
dichtst bij kwam, zou het boek krijgen.
Door een voor u ongelukkig toeval noem
de ik op één na nauwkeurig uw getal
maar u werd rood, kneep uw oogjes van
woede dicht, en hield tegen de heele klas
in (kinderen zijn eerlijk!) vol, dat uw lieve
lingetje Kees die stiekem ja knikte
het cijfer op den kop af had geraden. Mijn
heer de Puist, ik heb naderhand zeker nog
véél mooiere boeken bezeten dan Wilde
Bob, maar ik wil u nu wel zeggen, dat ik
over gaan één boek zoo teleurgesteld ben
In de lage landen zitten wederom tal-
loozen met het puntje van de tong uit den
mond, over het blanke 'papier gebogen, om
het moeilijk te vinden woord op de juiste
plaats te krijgen. De vaderlandsche jeugd
staat met gloeiende wangen en hongerende
oogen voor de winkelruiten, die zich tus
schen haar en het tooverland bevinden. In
de winkelstraten geurt het naar banket,
chocolade en speculaas; in de huiskamers
wordt naarstig gespeurd naar heimelijke
verlangens, naar pakpapier en touw.
De anders donkere wijken in de steden
houden het avondlijke licht vast alsof zij
zich tot een uitbundig feest bereiden, dat
onverwacht kan losbarsten. De verjaardag
van den gullen Spaanschen menschenvriend
staat wederom voor de deur, en Nederland
maakt zich op om hem naar aloude traditie
te vieren.
Vol verwachting klopt het hart,
Wie de koek krijgt, wie de gart
Als de Spaansche ou-baas, alvorens
uit zijn grooten voorraad te putten, de ba
lans der gedragingen in Europa opmaakt,
hebben meneer Chamberlain en meneer Da-
ladier het vooruitzicht op een kostbare sur
prise. Want de eerste heeft na -de goed be
doelde reis naar München niet stil gezeten,
en de tweede heeft dezer dagen kans ge
zien zijn land te bevrijden van de Spaansche
strop, die het vakverbond bezig was om
den teeren hals van Marianne te leggen.
Dat beide staatslieden een wit voetje bij
den grijzen menschenvriend hebben, ljjdt
geen twijfel. Niet minder vast staat echter,
dat dit jaar de gart terecht komt op de
tafel van den Europeeschen politicus, die
in het tijdsbestek van 365 dagen de wereld
meer ergernis, onrust en verontwaardiging
heeft bezorgd dan de meeste staatslieden
gedurende hun gansche leven plegen te
doen
Dit is geen bedekt akeligheidje in de
richting van meneer Goseling. Zelfs niet in
die van meneer Slotemaker de Bruine.
Want wat deze staatslieden betreft weten
we reeds, dat de meneer van justitie een
door een os getrokken wagen, gevuld met
koek-mareehaussee's thuis krijgt, en dat
het cadeautje voor meneer Slotemaker,
voor wien Sinterklaas vanwege zijn uiter
lijk een alleszins begrijpelijk zwak heeft,
uitdraait op een weegschaal met 55 tot
60 chocolade-kindertjes of op het heele al
phabet in banket, met de opdracht er ee.ii-
ge goede woord-combinaties uit te maken.
Menig Nederlander zal er Sint trouwens
heelemaal niet kwaad op aan kijken als hij
den vpel versmaden meneer Slotemaker
beide surprises maar geeft
In de week, dat de vaderlandsche
samenleving zich prepareerde op de on
verwachte gaven, waarmee de grijze man
uit Spanje dit jaar eens uit den hoek zou
komen, heeft het ons geenszins aan sur
prises ontbroken. Meneer Oud, de jonge
burgemeester van Rotterdam, heeft den
kamp tusschen elf schoplustige Nederlan
ders en elf dito Duitschers, waarover reeds
veel te doen is geweest, plotseling verbo
den. Meneer Lotsy en anderen kunnen nu
wel beweren, dat de versche burgervader
van de Maasstad spoken heeft gezien, en
dat een ronde voetbal niets met haken,
kruisen en andere dan schoenneuzen, uit
staande heeft, maar wij zijn geneigd te
gelooven, dat Oud's ingrijpen van wijs be
leid getuigt, en dat hij in den geest van de
meerderheid van regeering en van bevol
king heeft gehandeld
Dat het schaaktournooi van de Avro
ook nog eens een keer zou ophouden, werd
algemeen verwacht, doch dat de jonge me
neer Keres als overwinnaar van het hou
ten bord zou stappen, had te voren niemand
kunnen denken. Een troost voor degenen,
die zich vergist hebben is het wegblijven
van de Willems, de Cornelissen en de
Frederiks, die weken achtereen de aether
onveiling hebben gemaakt.
Over verrassingen gesproken: de uitge
ver uit Voorburg, die een Haagschen domi
nee voor een slordige 20.000 in den hals
keek, ontpopte zich innemender dan uit-
geverig. En met de blikken vloeibare to
maten van rijkswege komen de pessimisti
sche voorspellers deerlijk op de soep
De Duitsche surprise van de week
was de verboden Edda-kous; de Italiaan-
sehe de geweerde buitenlandsche juf; die
van meneer v. d. Bilt de mededeeling, dat
het nog eens een keer geen winter zal wor
den.
Overigens blijft alles bij het oude. De
kasteleins tappen het eerste Bock-bier, dat
schuimend in de glazen staat. Wij rijmen,
pakken, binden en plakken; eten speculaas
en allerhand zoeternijen, alsof de slanke
lijn heeft afgedaan.
geweest als over dit ik heb het nooit
meer willen lezen.
Mijnheer Bes (wij noemden u zoo, omdat
we uw Hugenotennaam toch niet konden
uitspreken) voor hebben wij respect ge
had. Nadat wij de inktpotjes hadden volge
stopt met carbid en de brandende kachel
hadden bestrooid met stukjes vlakelastiek,
hebt u, zonder een woord te zeggen, als
wrekende gerechtigheid de ramen gesloten
en u gehuld in de rook van een geurige si
gaar. U hebt genoten van het narcotische
kruid en aan het einde van den middag gin
gen zesendertig jongens met zesendertig
bolletjes die barstten van de hoofdpijn, be
rouwvol naar huis. We vonden u een fijnen
vent eft de legende van uw vernuftige straf
heeft zich als een loopend vuurtje door de
heele school verspreid. U hebt geen kinde
ren meer aan ons gehad zooals een goed
paedagoog dan ook toekomt.
S. Ractmug.
En wederom is een jaar aan de laatste
ronde begonnen. Een ronde door koude,
natte straten, die des avonds echter glim
men in den spiegel van het warme feest
licht
Kwartiermeester.
Een party, gespeeld in den winterwed-
strijd der schaakvereeniging „Middelburg",
die, alhoewel niet foutloos gespeeld, toch
zeer aardige momenten te zien geeft. Het
was de Cambridge Springsvariant van het
damegambiet waarin wit de fout maakt
één zet te laat a2a3 te spelen en waarvan
zwart niet weet te profiteeren. Om de cam-
bridge-Springsvariant te vermijden, kan
men hetzij Pglf3, hetzij Pbl—c3 achter
wege laten en komen aldus tot de volgende
zettenreeks 1. d2d4, d7d5. 2. c2c4,
e7e6. 3. Pbl—c3, Pg8—f6. 4. Lel—g5,
Pb8—d7 5. e2—e3, c7—c6. 6. a2—a3. De
meest afdoende methode. Zwart kan nu
niet Da5 spelen wegens b2b4. Tot zoo ver
theorie. Nu volgt de partij.
Wit: K. MAARTENSE.
Zwart: P. M. DE KLEIJN.
Cambridge-Springsvariant.
1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 e7—e6
3. Pbl—c3Pg8—f6 4. Lel—g5 Pb8—d7
5. Pgl—f3 c7—c6 6. e2—e3 Dd8a5
7. a2—a3?
Nu zijn er slechts 2 goede voortzettingen
n.l. 7. c4xd5 of Pf3—d2
7d5 x c4 8. Lfl x c4 Da5—c7?
Zwart weet de beste voortzetting niet. De
tekstzet is niet alleen onjuist doch betee
kent ook tempoverlies.
De juiste zet is 9Pf6e4. Na 9.
b2b4 volgt 9Lf8xb4! en zwart
heeft geen moeite om tot materieel voor
deel te komen. Op 9. Ddla4 volgt 9.
Da5xa4. 10. Pc3xa4Pe4xg5. 11.
Pf3 x g5, b7b5 enz.
9. 0—0 g7—g6 10. Tal—cl
Beter was 10. Ddlb3, want dit belet
zwart over te gaan tot Lf8g7. Daarop zou
direct volgen het looperoffer op e6. Na
f7xe6 komt dan Db3xe6t gevolgd door
Pc3e4
1 0Lf8g7 11. Lc4a2
Dreigt 12. Pc3b5 en de zwarte dame
heeft niet anders dan het veld d8, maar ook
dan is de partij voor zwart spoedig verlo
ren.
1 1a7—a6 12. b2—b4 0—0
13. Lg5—f4 Dc7d8
De eenige zet die goed is. Na 13
Dc7b6 volgt 1. Pc3a4 en zwart moet
de dame naar a7 terugtrekken waarna het
paard een sterke positie op het veld c5
gaat innemen.
14. Ddl—b3 Dd8—e7 15. Pc3—a4 Pf6—d5
16. Lf4g3 Pd7—f6 17/ Tfl—el
Zwart, die eindelijk iets meer terrein
heeft verkregen, dreigt nu met zqn paard
van f6, het veld e5 te bezetten om daarna
de looper op g3 te ruilen. Daarom was wit
gedwongen nu 17. h2h3 te spelen om den
looper die zeer actief aan den aanval mede
werkt terug te kunnen trekken naar h2.
17Pf6—e4 18. Db3—c2Pe4xg3
19. h2 X g3 Lg7—h6
Deze zet was noodzakelijk om voorloopig
een opmarsch te voorkomen van de witte
pion
20. Pf3—e5 f7—f5 21/ Pa4—c5 a6—a5!
De bevrijding van het zwarte spel.
22. Dc2a4 Pd4—b6 23. Da4—b3
Het lijkt wel of hier 23. Pe5xc6 gebo
den was doch dat zou fout zqn geweest.
Imfners Zwart wordt niet verplicht het
paard op c6 te nemen met zijn pion op b7
doch hy kan direct De7d6 spelen.
Het terugtrekken van de witte dame was
dus noodzakelijk.
23a5xb4 24. Pc5xe6 Ta8xa3
25. Pe5xc6!
Een offer met verstrekkende gevolgen.
25b7xc6 26. Tclxc6 Ta3xb3
27. La2xb3 Kg8—h8 28. Tc6xb6 Tf8—e8
Na Tf8f6 volgt Tb6b8 gevolgd door
Tflcl en wit heeft veel kans de partij
nog te winnen.
29. d6—d5
Ook nu was Tflcl veel beter geweest
b.v. 29. Tflcl, Lc8xe6? 30. Lb3xe6 enz.
29Lc8xe6 30. Tb6xe6 De7—d7
31. Tfl—al!
Dreigt 32. Lb3a4 met verlies van een
toren
31Te8xe6 32. d5xe6 Dd7—e7
33. Tal—dl Lh6—f8 34. Tdl—d7 De7—e8
35. Td7—f7 Lf8e7 36'. Kgl—h2 De8—d8
37. Kg2—h3 Dd8—d6 38. Kh3—h3 Dd6—c5
39. Kh2—gl h7—h6 40. Kgl—h2 g6—g5
41. Kh2h3 Kh8g8
Hier werd tot remise besloten. By nader
onderzoek biykt ook inderdaad dat zwart
niets kan ondernemen. Er zou b.v. kunnen
volgen 42. Kh3h2 en stel dat zwart wil
trachten zqn sterke b pion te laten promo-
veeren, dan zou er dus kunnen volgen
42Dc5—c3. 43. Lb3—d5, b4—b3
en zwart vedliest spoedig. Ook kan zwart
niets beginnen met zyn pionnen op den Ko
ningsvleugel.