ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD of of der Zotheid 3 Dec. 1938 \AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPAhT ZATERDAG ZEEUWSCHE KRONIEK. LDe IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK, DAMMEN EN SCHAKEN. f'Jm w'êW0 mt'mi Jtmii Jm 1 i g Sint Nicolaas. De groote dag van den goed-heilig man staat weer voor de deur. Mogen het maar weinigen zijn, die er niets van merken. Het is voor de zooveelste maal niet onder gun stige omstandigheden, dat Nederland dezen dag, die er een van groote en algemeene vreugde dient te wezen, viert. Te velen zijn in onze dagen slachtoffers van de cri sis in den een of anderen zin, die, met een zucht in het hart zeggen: „Wij kunnen er van 't jaar niet aan doen". En toch, hoe wel men er niet aandoet heelemaal niets zal toch wel een zeldzaamheid wezen. Wat kan ons dat leed doen, wanneer wij hooren of lezen van kinderen, die op den dag van den grooten kindervriend met lege handen staan. Die misschien wèl in een liedje gevraagd hebben om de komst van den goeden Sint, maar wier vraag niet werd beantwoord. Gelukkig, dat er haast alom vereenigingen zijn, die het voor zulke kleinen opnemen en hun een blijden dag bezorgen De verbeelding heeft den ouden Klein- Aziatischen bisschop wel heel erg gemeta- morphoseerd. Wie de karige historisch-be- trouwbare berichten nagaat, herkent den bisschop van Myza nauwelijks in den Spaanschen Sint. Maar, het is een geschied- vervalsching van de edelste soort, welke niemand den daders euvel zal duiden. Hier toch mocht zeker het doel de middelen hei ligen. Het doel was als een ideaal te tee kenen een man van overvloeiende liefde voor de kinderen; een liefde, die ook oude ren door de jaren heen gaarne op zich za gen toegepast. Hier gaat het dus om het ideaal en de toepassing daarvan. Durven wij feitelijk in onze dagen nog spreken van zulk een ideaal? Is er voor het ideaal welk dan ook nog plaats in deze verwrongen wereld? Lijkt het niet, dat de wereld hoe langer zoo vlak ker wordt? Zijn er nog in den laatsten tijd niet ide alen te grabbelen gegooid, waarvan wij ge dacht hadden, dat ze aan den hemel zouden blijven schitteren als sterren, waarop de zeeman het oog gericht houdt om veilig te varen? Laten wij het maar eerlijk bekennen: wij de menschen onzer generatie laten aan die na ons zullen komen een wereld na waarop men, als op de pirnhoopen eener verwoeste stad, zou kunnen zitten weenen! Waarom dan, zullen wij den dag van den goed-heilig man vieren? Alleen maar om het tastbare? Dat zou onrecht wezen aan gedaan aan die dragers van een goed ide aal, die van den historischen bisschop van Myza den Sint gemaakt hebben, die repre senteert het ideaal van een breede naasten liefde. Zij toch hebben gekend de hoogheid van een ideaal en de vrienden1 ke toepassing daarvan in het leven. Maar .iet ideaal was toch voor hen de hoofdzaak.; En dat moet het wezen ook voor ons. Wij mogen noch het ideaal nóch de toepassing daarvan ver basteren. Wjj weten van oude ridders, die ten strij de togen met opgeheven banier. In het ge woel van den strijd kon die niet opgeheven blijven. Maar dan, als er een zeer critiek oogenblik kwam, waarin het ging om over winning of om nederlaag, dan werd die ba nier weer hoog opgeheven; de krijgskreet weerschalde en met nieuwen moed, als of de strijd juist begon, werd de verbitterde strijd weer opgevat. Die oude ridders wisten het wel, wat die banier voor hun volgelingen beteekende! En ook wij, wij moeten weten, wat een hoog geheven ideaal beteekent voor een menschheid, die ziet hoe de gang van de wereld die idealen naar beneden haalt. Zóó en niet anders de dag van den goed heilig man. Wij voelen: deze datum op den kalender spreekt van liefde tot het zwakke; tot al les wat zichzelf niet helpen kan allereerst en dan hoe langer zoo meer zich uitbrei dende als de kringen in het water. Dit is het wat de wereld noodig heeft. Speciaal die onzer dagen: de openbaring van dat ideaal en het ideaal als ideaal. Daden van liefde kan de wereld niet mis sen. Evenals de aarde de zonnestralen niet missen kan. Het ideaal kan de wereld niet missen, omdat een mensch geleerd heeft niet alleen vooruit en achteruit en terzijde te zien, maar ook naar boven. Wie alleen maar hierbeneden let op wat voor oogen is, die vervalt vroeg of laat tot wanhoop. Maar wie omhoog ziet tot het ideaal, die houdt vast aan de liefde, die het al over wint. J. Nagel. VARIA. In een klein plaatsje in Mexico werd een man veroordeeld, omdat hjj bij een film voorstelling op het doek schoot, toen daar een groote schurk zjjn vervolgers ontkwam. .JL f] vloog terug langs de wand en verwondde een meisje in de zaal. De man was dus wel erg „in" de film geweest! In Canada worden visschen uit vliegtui gen neergelaten in water, waar geen vis schen zjjn. Vroeger gebeurde dat met een boot, maar nu is gebleken, dat de dieren allen blijven leven, als ze van niet al te groote hoogte worden afgeworpen en dat bovendien beter verspreid worden. BIJNAMEN. Er is zeker geen dorpje zoo klein of er zijn altijd eenige personen, die de spraak makende gemeente in het dagelijksch leven aanduidt met een bijnaam. Deze is meestal ontleend aan een of ander eigenschap van hem of aan een bepaalde, meestal niet prijzenswaardige daad, eenmaal door hem bedreven. Niet zelden is het geven van' een bijnaam, in de volkstaal „biesmak" genoemd, nood zakelijk, als zijnde een onderscheiding van andere dorpsgenooten met denzelfden naam. Toch is men in het eene dorp er spoediger mee in de weer dan in het an dere. Ik zou hier verschillende dorpen in Zeeland als voorbeeld kunnen opnoemen. Op plaatsen, waar zeer velen dezelfde familienaam dragen, zooals b.v. te W e s t- k a p e 1 1 e kunnen de bijnamen in de dagelij ksche samenleving zoo goed als niet gemist worden. Opmerkelijk, dat de leerlingen vap on derwijsinrichtingen soms bijzonder getapt zijn in het geven van een typischen bijnaam niet alleen aan hun medeleerlingen, maar ook aan hun leeraars. Dat de gezamenlijke bewoners van elk dorp of stad een bijnaam hebben, er is mo gelijk een hoogst zeldzame uitzondering, be hoeft zeker niet nader gememoreerd te worden. 't Hollandsch landvolk geeft allicht uit [jokkernij Een bijnaam aan een dorp of vlek of [burgerij. Het is niet altijd uit jokkernij, dat een bijnaam gegeven wordt. Toen de steden nog meer zelfstandig waren en er altijd jaloezie bestond tusschen de bewoners van twee naburige steden, werden de bijnamen ge bruikt om den tegenstander in een nadeelig of althans belachelijk licht trachten te zet ten. MiddelburgVlissingen, DelftSchiedam, ZwolleKampen, enz. Deze bijnamen, feitelijk halve scheldna men, zijn van zoo'n ouden datum, dat het moeilijk is uit te vorschen, wanneer zij het eerst werden gebruikt. Als men de geschie denis nagaat, blijkt het, dat de tijden al tijd vruchtbaar zijn geweest in het uitden ken van bijnamen. Of het noemen van iemand bij zijn even- tueelen bijnaam strafbaar is volgens de wet, is ons niet bekend. Als iemands eer er door wordt aangetast,' dan mogelijk wel. Ook weten wij niet of er vroeger in de Zeeuwsche steden een verordening bestond, waarbij het geven of noemen van bijnamen verboden werd. Wel in den Briel d.d. 21 Maart 1594. De schuldige werd bij overtre ding met een geldboete gestraft. In deze kroniek zullen wij eenige bijna men memoreeren van min of meer bekende personen, die niet bepaald allen Zeeuwen zijn geweest, doch door hun ambt toch met Zeeland in betrekking hebben gestaan. Bekende bijnamen, zooals Bestevaar voor De Ruyter en Vader des Vaderlands voor Prins Willem I, laten wij rusten, hoe ver- eerend zij ook zijn. Ook namen als Filips de Goede, Karei de Stoute, Maria de Rijke, Filips de Schoone, enz. noemen wij niet. 1. DER KEERLEN GOD. Wie nog iets uit zijn schooljaren van de vaderlandsche geschiedenis onthouden heeft, weet, dat Floris V in 1296 door de edelen is vermoord. Onder de vijanden van den ongelukkigen graaf waren ook ver scheidene Zeeuwsche edelen, zooals Jan van Renesse en Hugo van Baarland. Een der vele beschuldigingen, welke zij tegen den vorst hadden, was, dat hij den opkomenden vrije boeren- en burgerstand begunstigde, terwijl zij hen zooveel moge lijk onderdrukten. Het is te begrijpen, dat de opkomende zoogen. derde stand hun graaf hoog vereer de. In de oogen der edelen was hij hun god. De landlieden werden destijds kerels genoemd, niet zoo zeer met een beteekenis van minachtig zooals in onzen tijd, maar hun naam werd afgeleid van hun voor naamste kleedingstuk, een langen rok, wel ke een k e e r 1 e heette. 2- ZWARTE GRIET. Bijna al de graven van Vlaanderen, die tot 1323 bij wijlen ook over Zeeland Be- wester-Schelde hebben geregeerd, hadden een bijnaam. Wij noemen alleen maar bo- venstaanden bijnaam, welke M a r g a - r e t h a droeg, die van 1244 tot 1279 gra vin van Vlaanderen is geweest. Zij was haar zuster Johanna opgevolgd. Deze had samen met graaf Willem I van Holland in 1217 aan de stad Middelburg het eerste stadsrecht geschonken. Als wij lezen, dat Margaretha den bij naam ontving van de Zwarte, denken wij onwillekeurig, dat haar gelaatskleur bij zonder donker en haar haren pikzwart moeten zijn geweest. Al was dit mogelijk oet geval, het was toch niet de oorzaak an haar bijnaam. Zij ontleende dezen aan ™ar ^vochtigheid. Uit haar levensge- melden wij alleen, dat zij een ,lge voorliefde had voor de zonen uit l-rJredS huwelïk> welke voorliefde de was Vlan bloedige en langdurige twisten. Haar beide zonen Gui en Jan van Dampmrre werden in 1253 bij hun landing op Wa cheren nabij Westkapelle verslagen Floris V™' °°m 6n V°°gd Van den iongen 3. JAN ZONDER GENADE. Bij de aanvaarding der regeering door Jacoba van Beieren in 1416 ontvlamden op nieuw de Hoeksche- en Kabeljauwsche twisten. In Holland en Zeeland, als zijnde zwaardleenen, mocht geen vrouw regeeren. Daarom meende Jan van Beieren, een broeder van den overleden graaf Wil lem VI, recht op de regeering te hebben. Hij was wel bisschop van Luik, maar hier voor bedankte hij en keizer Sigismund be leende hem met Holland en Zeeland. De Kabeljauwsche steden erkenden hem als graaf. Al* zoodanig bevestigde hjj op 27 April 1420 de privileges en handvesten van Middelburg. Toen hij nog bisschop van Luik was, kwamen de Luikenaars tegen hem in op stand. Met moeife heeft hij dezen kunnen dempen. De ter dood veroordeelden kwamen hem om genade smeken. Hiervan wilde hij niet weten en liet ze wreedaardig ombrengen. 4. MANKE JAN. In de laatste jaren, der H. en K. twisten gelukte het aan Maximiliaan van Oosten rijk, gehuwd met Maria van Bourgondië (t 1482) als regent voor zijn minderjarigen zoon Filips de Schoone aan die twisten een einde te maken. Het einde van dien lang- durigen strijd speelde zich af in Zeeland. Een der bevelhebbers van Maximiliaan was de Kabeljauwsche edelman Jan van E g m o n d stadhouder van Holland en Zeeland. Doordat hij kreupel was, werd hij Manke Jan genoemd. Niettegenstaande zijn lichaamsgebrek wist hij in het Brouwers- havensehe Gat op 13 Juli 1490 de Hoek- schen te verslaan. De aanvoerder der laat sten, Frans van Brederode, werd hierbij doodelijk gewond. 5. MONETA. Behalve met de laatste Hoekschen had Maximiliaan ook veel te stellen met de Vlamingen, die hem niet als regent wilden erkennen. Vooral de steden Gent en Brug ge kwamen tegen hem in opstand. Hierbij kwam nog de oorlog met Frankrijk. Het is te begrijpen, dat Maximiliaan veel geld noodig had voor het huren van soldaten. Zijn vele „beden" om geld deden hem den bijnaam verwerven van M o n e t a iemand, die geld vordert). (Wordt vervolgd). R. B. J. d. M. (Nadruk verboden). Een verrassend initiatief. Over tien jaar zullen vele goeie oude (en kwaaie oude) onderwijzers met zekere ner vositeit inzage vragen van een boek, dat op het oogenblik geschreven wordt en pas in 1948 mag worden gelezen. Het zal een boek zijn, dat hun de oogen zal openen voor hun kwaliteiten en voor hun feilen, dat hun een spiegel voorhoudt waarin zij hun beeltenis zóó zullen zien als Zij het voorheen zeker nimmer zagen. Want kinderen en dronkaards zeggen de waarheid, en hier in dit boek zullen kinderen, vreugdedronken bovendien over de unieke kans die ze krij gen om stoom af te blazen, onverhuld en onbewimpeld hun opinie mogen zeggen over hun onderwijzers. Het is een vermakelijk, echt Engelsch idee, ten uitvoer gebracht ter gelegenheid van een Schooltentoonstelling die met Kerstmis a.s. in Londen wordt gehouden. In dat groote boek mogen de jeugdige bezoe kers precies zeggen wat ze van hun mees ters vinden; en aan alle mogelijkheden van „pesterij" als gevolg van hun openhartig heid wordt bij voorbaat de kop ingedrukt door de verstandige bepaling, dat het boek zal worden verzegeld en pas over tien jaar geopend, wanneer naar menschelijke be rekening de openhartige leerlingen ruimschoots buiten schot kunnen zijn. Als ik het niet al wist, dan weet ik het nü: ik ben vijfendertig jaar te vroeg gebo ren. Wat had ik graag met een veilig tienjarig bestand vóór mij in dit bewon derenswaardig boek mijn hart gelucht. Ik word verteerd van jaloezie bij de gedachte aan de kans, die door mijn vervroegde ver schijning in dit tranendal aan mijn neus voorbij is gegaan. Mijn vingers jeuken zóó, dat ik voel, ze niet in bedwang te kunnen houden. Daar heb je 't alze voelen zich 35 jaar jonger, ze gaan het recht opeischen dat hun niet meer toekomtze gaan ook hun bijdrage leveren voor het Londensche Boek der Openhartigheid wat ik van m ij n meesters heb gedacht: Mijnheer Prik (ik zal u maar bij uw bijnaam noemen, ofschoon ik nooit gewe ten heb waarmee u dien verdiend hebt), op den dag dat mijn zusje geboren werd, was ik uitgelaten, verstrooid en waarschijnlijk lichtelijk onhandelbaar. Ieder verstandig mensch zal dat vergefelijk vinden. Maar u hebt mij dien dag laten schoolblijven, een vol uur nog wel, en dat heele uur stond de beschuit met muisjes op mij te wachten, zoodat van het croquante der tractatie wei nig meer over was. Maar zelfs afgezien van die culinaire bijzonderheid: dat u mij dien dag liet schoolblijven was dom en leelijk van u. Als men weet waar een kind lastig door is, moet men het door de vingers kunnen zien, en een nieuw zusje is een heel ding. Tandjes, verjaardagen, verhuizingen en versche babies moeten voor een huma- nen onderwijzer verzachtende omstandig heden vormen. Mijnheer de Puist (ik zal u maar bij uw pseudoniem aanspreken), u bent oneerlijk geweest. Ik was het beest van de klas toegegeven. Maar toen u uit het boetepotje van de laatkomers „Wilde Bob" kocht en dit verlootte, hebt u de klas een slecht voorbeeld gegeven. Wij moesten nl. een cij fer onder de 100 raden, en wie er het dichtst bij kwam, zou het boek krijgen. Door een voor u ongelukkig toeval noem de ik op één na nauwkeurig uw getal maar u werd rood, kneep uw oogjes van woede dicht, en hield tegen de heele klas in (kinderen zijn eerlijk!) vol, dat uw lieve lingetje Kees die stiekem ja knikte het cijfer op den kop af had geraden. Mijn heer de Puist, ik heb naderhand zeker nog véél mooiere boeken bezeten dan Wilde Bob, maar ik wil u nu wel zeggen, dat ik over gaan één boek zoo teleurgesteld ben In de lage landen zitten wederom tal- loozen met het puntje van de tong uit den mond, over het blanke 'papier gebogen, om het moeilijk te vinden woord op de juiste plaats te krijgen. De vaderlandsche jeugd staat met gloeiende wangen en hongerende oogen voor de winkelruiten, die zich tus schen haar en het tooverland bevinden. In de winkelstraten geurt het naar banket, chocolade en speculaas; in de huiskamers wordt naarstig gespeurd naar heimelijke verlangens, naar pakpapier en touw. De anders donkere wijken in de steden houden het avondlijke licht vast alsof zij zich tot een uitbundig feest bereiden, dat onverwacht kan losbarsten. De verjaardag van den gullen Spaanschen menschenvriend staat wederom voor de deur, en Nederland maakt zich op om hem naar aloude traditie te vieren. Vol verwachting klopt het hart, Wie de koek krijgt, wie de gart Als de Spaansche ou-baas, alvorens uit zijn grooten voorraad te putten, de ba lans der gedragingen in Europa opmaakt, hebben meneer Chamberlain en meneer Da- ladier het vooruitzicht op een kostbare sur prise. Want de eerste heeft na -de goed be doelde reis naar München niet stil gezeten, en de tweede heeft dezer dagen kans ge zien zijn land te bevrijden van de Spaansche strop, die het vakverbond bezig was om den teeren hals van Marianne te leggen. Dat beide staatslieden een wit voetje bij den grijzen menschenvriend hebben, ljjdt geen twijfel. Niet minder vast staat echter, dat dit jaar de gart terecht komt op de tafel van den Europeeschen politicus, die in het tijdsbestek van 365 dagen de wereld meer ergernis, onrust en verontwaardiging heeft bezorgd dan de meeste staatslieden gedurende hun gansche leven plegen te doen Dit is geen bedekt akeligheidje in de richting van meneer Goseling. Zelfs niet in die van meneer Slotemaker de Bruine. Want wat deze staatslieden betreft weten we reeds, dat de meneer van justitie een door een os getrokken wagen, gevuld met koek-mareehaussee's thuis krijgt, en dat het cadeautje voor meneer Slotemaker, voor wien Sinterklaas vanwege zijn uiter lijk een alleszins begrijpelijk zwak heeft, uitdraait op een weegschaal met 55 tot 60 chocolade-kindertjes of op het heele al phabet in banket, met de opdracht er ee.ii- ge goede woord-combinaties uit te maken. Menig Nederlander zal er Sint trouwens heelemaal niet kwaad op aan kijken als hij den vpel versmaden meneer Slotemaker beide surprises maar geeft In de week, dat de vaderlandsche samenleving zich prepareerde op de on verwachte gaven, waarmee de grijze man uit Spanje dit jaar eens uit den hoek zou komen, heeft het ons geenszins aan sur prises ontbroken. Meneer Oud, de jonge burgemeester van Rotterdam, heeft den kamp tusschen elf schoplustige Nederlan ders en elf dito Duitschers, waarover reeds veel te doen is geweest, plotseling verbo den. Meneer Lotsy en anderen kunnen nu wel beweren, dat de versche burgervader van de Maasstad spoken heeft gezien, en dat een ronde voetbal niets met haken, kruisen en andere dan schoenneuzen, uit staande heeft, maar wij zijn geneigd te gelooven, dat Oud's ingrijpen van wijs be leid getuigt, en dat hij in den geest van de meerderheid van regeering en van bevol king heeft gehandeld Dat het schaaktournooi van de Avro ook nog eens een keer zou ophouden, werd algemeen verwacht, doch dat de jonge me neer Keres als overwinnaar van het hou ten bord zou stappen, had te voren niemand kunnen denken. Een troost voor degenen, die zich vergist hebben is het wegblijven van de Willems, de Cornelissen en de Frederiks, die weken achtereen de aether onveiling hebben gemaakt. Over verrassingen gesproken: de uitge ver uit Voorburg, die een Haagschen domi nee voor een slordige 20.000 in den hals keek, ontpopte zich innemender dan uit- geverig. En met de blikken vloeibare to maten van rijkswege komen de pessimisti sche voorspellers deerlijk op de soep De Duitsche surprise van de week was de verboden Edda-kous; de Italiaan- sehe de geweerde buitenlandsche juf; die van meneer v. d. Bilt de mededeeling, dat het nog eens een keer geen winter zal wor den. Overigens blijft alles bij het oude. De kasteleins tappen het eerste Bock-bier, dat schuimend in de glazen staat. Wij rijmen, pakken, binden en plakken; eten speculaas en allerhand zoeternijen, alsof de slanke lijn heeft afgedaan. geweest als over dit ik heb het nooit meer willen lezen. Mijnheer Bes (wij noemden u zoo, omdat we uw Hugenotennaam toch niet konden uitspreken) voor hebben wij respect ge had. Nadat wij de inktpotjes hadden volge stopt met carbid en de brandende kachel hadden bestrooid met stukjes vlakelastiek, hebt u, zonder een woord te zeggen, als wrekende gerechtigheid de ramen gesloten en u gehuld in de rook van een geurige si gaar. U hebt genoten van het narcotische kruid en aan het einde van den middag gin gen zesendertig jongens met zesendertig bolletjes die barstten van de hoofdpijn, be rouwvol naar huis. We vonden u een fijnen vent eft de legende van uw vernuftige straf heeft zich als een loopend vuurtje door de heele school verspreid. U hebt geen kinde ren meer aan ons gehad zooals een goed paedagoog dan ook toekomt. S. Ractmug. En wederom is een jaar aan de laatste ronde begonnen. Een ronde door koude, natte straten, die des avonds echter glim men in den spiegel van het warme feest licht Kwartiermeester. Een party, gespeeld in den winterwed- strijd der schaakvereeniging „Middelburg", die, alhoewel niet foutloos gespeeld, toch zeer aardige momenten te zien geeft. Het was de Cambridge Springsvariant van het damegambiet waarin wit de fout maakt één zet te laat a2a3 te spelen en waarvan zwart niet weet te profiteeren. Om de cam- bridge-Springsvariant te vermijden, kan men hetzij Pglf3, hetzij Pbl—c3 achter wege laten en komen aldus tot de volgende zettenreeks 1. d2d4, d7d5. 2. c2c4, e7e6. 3. Pbl—c3, Pg8—f6. 4. Lel—g5, Pb8—d7 5. e2—e3, c7—c6. 6. a2—a3. De meest afdoende methode. Zwart kan nu niet Da5 spelen wegens b2b4. Tot zoo ver theorie. Nu volgt de partij. Wit: K. MAARTENSE. Zwart: P. M. DE KLEIJN. Cambridge-Springsvariant. 1. d2—d4 d7—d5 2. c2—c4 e7—e6 3. Pbl—c3Pg8—f6 4. Lel—g5 Pb8—d7 5. Pgl—f3 c7—c6 6. e2—e3 Dd8a5 7. a2—a3? Nu zijn er slechts 2 goede voortzettingen n.l. 7. c4xd5 of Pf3—d2 7d5 x c4 8. Lfl x c4 Da5—c7? Zwart weet de beste voortzetting niet. De tekstzet is niet alleen onjuist doch betee kent ook tempoverlies. De juiste zet is 9Pf6e4. Na 9. b2b4 volgt 9Lf8xb4! en zwart heeft geen moeite om tot materieel voor deel te komen. Op 9. Ddla4 volgt 9. Da5xa4. 10. Pc3xa4Pe4xg5. 11. Pf3 x g5, b7b5 enz. 9. 0—0 g7—g6 10. Tal—cl Beter was 10. Ddlb3, want dit belet zwart over te gaan tot Lf8g7. Daarop zou direct volgen het looperoffer op e6. Na f7xe6 komt dan Db3xe6t gevolgd door Pc3e4 1 0Lf8g7 11. Lc4a2 Dreigt 12. Pc3b5 en de zwarte dame heeft niet anders dan het veld d8, maar ook dan is de partij voor zwart spoedig verlo ren. 1 1a7—a6 12. b2—b4 0—0 13. Lg5—f4 Dc7d8 De eenige zet die goed is. Na 13 Dc7b6 volgt 1. Pc3a4 en zwart moet de dame naar a7 terugtrekken waarna het paard een sterke positie op het veld c5 gaat innemen. 14. Ddl—b3 Dd8—e7 15. Pc3—a4 Pf6—d5 16. Lf4g3 Pd7—f6 17/ Tfl—el Zwart, die eindelijk iets meer terrein heeft verkregen, dreigt nu met zqn paard van f6, het veld e5 te bezetten om daarna de looper op g3 te ruilen. Daarom was wit gedwongen nu 17. h2h3 te spelen om den looper die zeer actief aan den aanval mede werkt terug te kunnen trekken naar h2. 17Pf6—e4 18. Db3—c2Pe4xg3 19. h2 X g3 Lg7—h6 Deze zet was noodzakelijk om voorloopig een opmarsch te voorkomen van de witte pion 20. Pf3—e5 f7—f5 21/ Pa4—c5 a6—a5! De bevrijding van het zwarte spel. 22. Dc2a4 Pd4—b6 23. Da4—b3 Het lijkt wel of hier 23. Pe5xc6 gebo den was doch dat zou fout zqn geweest. Imfners Zwart wordt niet verplicht het paard op c6 te nemen met zijn pion op b7 doch hy kan direct De7d6 spelen. Het terugtrekken van de witte dame was dus noodzakelijk. 23a5xb4 24. Pc5xe6 Ta8xa3 25. Pe5xc6! Een offer met verstrekkende gevolgen. 25b7xc6 26. Tclxc6 Ta3xb3 27. La2xb3 Kg8—h8 28. Tc6xb6 Tf8—e8 Na Tf8f6 volgt Tb6b8 gevolgd door Tflcl en wit heeft veel kans de partij nog te winnen. 29. d6—d5 Ook nu was Tflcl veel beter geweest b.v. 29. Tflcl, Lc8xe6? 30. Lb3xe6 enz. 29Lc8xe6 30. Tb6xe6 De7—d7 31. Tfl—al! Dreigt 32. Lb3a4 met verlies van een toren 31Te8xe6 32. d5xe6 Dd7—e7 33. Tal—dl Lh6—f8 34. Tdl—d7 De7—e8 35. Td7—f7 Lf8e7 36'. Kgl—h2 De8—d8 37. Kg2—h3 Dd8—d6 38. Kh3—h3 Dd6—c5 39. Kh2—gl h7—h6 40. Kgl—h2 g6—g5 41. Kh2h3 Kh8g8 Hier werd tot remise besloten. By nader onderzoek biykt ook inderdaad dat zwart niets kan ondernemen. Er zou b.v. kunnen volgen 42. Kh3h2 en stel dat zwart wil trachten zqn sterke b pion te laten promo- veeren, dan zou er dus kunnen volgen 42Dc5—c3. 43. Lb3—d5, b4—b3 en zwart vedliest spoedig. Ook kan zwart niets beginnen met zyn pionnen op den Ko ningsvleugel.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 9