Twintig jaar B. V. L.
LANDBOUW.
KUNST EN WETENSUHAP.
eyniüjm
T918- 18 November - 1938
Hoofdbestuursvergadering
Z. L. M.
BELGIë.
FRANKRIJK*
DÜITSC HL ANf>.
HET VERTREK VAN DEN
AMERIKAANSCHEN AMBASSADEUR
UIT BERLIJN.
ENGELAND.
TIT ITALIË.
Het is thans alweer twintig jaren gele
den, dat de wapenstilstand tusschen En
tente en Geallieerden werd gesloten.
Hierdoor werd den deelnemers aan den
wereldoorlog oogenschijnlijk rust geschon
ken. Maar in het binnenland bleet het
rommelen, bepaaldelijk b# de verliezers.
Er ontstond, meer in het bijzonder in
Duitschland, een onrust, die tot een uit
barsting moest komen.
En die axplosie is gekomen. In het be
gin van November 1918 braken te Kiel bij
de Duitsche oorlogsmarine de ongeregeld
heden los. Steeds verder greep de revo
lutie om zich heen, totdat op 9 November
1918 te Berlijn de republiek werd uitge-
roeoenf en de Keizer genoodzaakt werd,
Zijn waardigheid neer te leggen; hg vlucht
te over ue grens bij Eysden, ten Z. van
Maastricht binnen het neutrale Nederland.
Ook in ons land waren velen toen van
meening, dat nu het juiste oogenblik was
aangebroken, om de vaan der revolutie
hoog te heffen.
Eigenlijk was dit geen wonder: ons le
ger had gedurende de vier jaren, dat el
ders de krijg woedde, (gelukkig) werke
loos moeten toezien aan de grens. Het
waren evenwel ook voor ons volk vier ja
ren van spanning geweest.
Vier jaren is een lange tijd. Het kostte
dan ook veel moeite men leze er slechts
het boek van oud-minister Bosboom op na
om de gemobiliseerde weermacht be
zig te houden. En ook hier werd het oude
spreekwoord, dat „ledigheid des duivels
oorkussen is", bewaarheid.
Weliswaar getuigde op 3 Augustus 1914
in de historische Tweede Kamer-vergade
ring, de leider der Sociaal Democraten,
mr. P. J. Troelstra, dat „thans de natio
nale gedachte de nationale geschillen over
heerscht(e)", maar aan het eind van den
oorlog was dit allang niet meer waar.
Reeds gedurende den oorlog was er weer
een periode ingetreden periode, die
eerst na den oorlog tot volle ontwikkeling
zou komen dat de weermacht meer en
meer werd aangezien asl een (op zijn
allervriendelijkst, noodzakelijk) kwaad,
en van bepaalde zijden toog men er dan
ook weer op uit, om den geest, van hen,
die onder de wapenen waren, te „verbete
ren."
Allengs groeide ook bij een gedeelte van
onze weermacht de ontevredenheid, zelfs
in zoo sterke mate, dat ongeregeldheden
er het gevolg van waren. De regeering
meende dan ook, bij de demobilisatie niet
meer ten volle op de weermacht te kunnen
bouwen. En gedeeltelijk was dit ook wel
juist, dat werd ook van andere, dan re-
geeringszijde ingezien.
Echter slechts gedeeltelijk.
Toen een poging werd gedaan, om de
Duitsche voorbeelden na te volgen (l'his-
toire se répète, zij het vooralsnog op min
der drastische wijze), bleek overduidelijk,
dat het bij ons anders zou gaan.
De roode, al te roode elementen in den
staat, deden een greep naar de macht.
De Duitsche revolutie, die bij Zevenaar tot
staan was gekomen zou thans Nederland
verder binnenrollen. Men had zich echter
in de geestesgesteldheid van den Ne
derlander vergist.
Zeker, ons volk voelt sterk democra
tisch. Wij zijn geen liefhebbers van sabel-
gerinkel. Maar wij hadden geen behoefte
om den bestaanden regeeringsvorm te ver
vangen door een anderen (en die hebben
wjj nog niet).
Het bleek toen overduidelijk. Wie onzer
heeft zoo hij al niet indertijd ooggetuige
van deze gebeurtenis was nooit dat ont
roerende plaatje gezien van de Koninklijke
familie op het Malieveld in Den Haag?
Onze Koningin, die gedurende den oor
log zoo ontzaggelijk veel voor ons land had
gedaan, met de Haren, Zij hadden van de
samengestroomde menigte een hulde in
ontvangst te nemen, zoo echt, zoo warm,
dat een betere dank voor wat Zij in die
dagen voor ons land hadden beteekend,
niet te denken was.
Van heinde en ver waren Nederlanders
saamgekomen. Vlaggen uit de provincies
zag men, het werd een grootsche hulde-
betoogmg van de allereerste orde.
.f:
.Hier werd de grondslag gelegd voor den
Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm.
De zoo juist gedemobiliseerde weermacht
voldeed van ganscher harte aan den op
roep der Regeering zich opnieuw vrijwillig
in werkelpken dienst te begeven. Maar nu
niet ter verdediging van het vaderland
tegen een buitenlandschen vijand, doch
ter bescherming van den grondwettigen
regeeringsvorm van ons land. De B. V. L
moet een hechte burcht vormen tegen
aen burgerkrijg, de ergste ramp, zwaar-
der dan oorlog of watersnood, welke een
land kan treffen.
de vrijwilligers voor de nationale
VrttimfT, wreenigd in den Bijzonderen
nisatïo Landstorm. Een hechte orga-
thans hpt"-)» gevormd. Het instituut is
trÜfa aantal van 90.000 leden reeds
goed gepasseerd, en 't zal zeker steeds
meer vrpwilligers tot zich weten te ïrek-
Wanneer de dienstplichtige militair ziin
eersten oefenngstijd heeft volbracht, dan
kan hij zich bij deze nuttige instelling
aansluiten. Ook vele militairen, wier
dienstverband op eervolle wijze is geëin
digd, geven nog hun krachten aan den
>3- V. L.'<, zooals de populaire afkorting
luidt. Deze laatsten kunnen tot hun vijf
en vijftigste jaar bij het instituut blijven,
en zij vormen dan den zgn. tweeden ban,
d.w.z„ dat zij eerst in de tweede plaats
zullen worden opgeroepen.
w>l-!tden van den B- V. L. stellen zich
diehpfwar' om buitengewone omatan-
rtaT mnf °ProePmg door de regee-
eieSi Comï le Een
nTe t Z?™!™' a* B. V. L.
schjjnlijkheid slechts moeten^nfred
der omstandigheden of in streken waar
in de staat van oorlog of van beleg'zal
zon afgekondigd. In dit geval stelt 3fzS
onder de bevelen van de daar bevoegde
militaire autoriteit.
Over het geheele land zijn de leden var
den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm
georganiseerd in negentien zgn. verban
den, elk onder bevel van een reserve-of
ficier.
De preventieve werking die van den B.
V. L. uitgaat is groot.
Vele pogingen zijn, sinds de oprichting,
gedaan, om het instituut weer te doen
verdwijnen. In menig Voorloopig Verslag
over een begrooting werd er op aange
drongen, het subsidie te verminderen; dat
zou het verloren gaan van de groote mate
van schietvaardigheid der leden van het
instituut tengevolge hebben. Gelukkig
hebben ook in He nu weer achter ons lig
gende voor de weermacht ongunstige tij
den, de elkaar opvolgende regeeringen aan
deze pogingen met succes weerstand we
ten te bieden.
Heeft de regeering den B. V. L. immer
gesteund, een rechtvaardig, doch streng
toezicht heeft zij er ook op gehouden. De
kwestie van het gedwongen kiezen tus
schen het lidmaatschap van bepaalde or
ganisaties of den B, V. L. zal verschillen
de leden, die ondanks hun lidmaatschap
van een verboden organisatie toch meen
den goede leden van den B. V. L. te kun
nen zijn, zeker voor een moeilijke keus
hebben gesteld. Een omstandigheid, die
onlangs nog weer bijzonder de aandacht
heeft getrokken door den nasleep van de
Scheveningsche visschersstakingen. Een
aantal dier visschers, leden van den B. V.
L., had zich bij een verboden vereeniging
aangesloten. Hun is toen aangezegd hier'
voor te bedanken, daar zij anders als lid
van den B. V. L. geroyeerd zouden wor
den.
Terecht meent de regeering, dat zij op
den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm te
allen tijde moet kunnen vertrouwen en
hem tegen een ieder, die poogt de orde
te verbreken, moet kunnen inzetten, of
die verstoorder der gevestigde orde van
uiterst rechts of links komt, mag daarbij
geen verschil maken.
Aan het hoofd van den B. V. L. staat de
Nationale Landstormcommiisie, onder
voorzitterschap van den in B. V. L.-krin
gen zoo populairen luitenant-generaal L
F. Duymaer van Twist.
Het twintig jarig bestaan van den B. V.
L. werd op 27 Augustus van dit jaar her
dacht met een défilé voor Hare Majesteit.
Diegenen onder de deelnemers, die in
1918 nog niet voor deelneming aan de hul
debetooging in aanmerking kwamen, zul
len zeker bij zich zelf de belofte hebben
hernieuwd, trouw te zijn aan den zin
spreuk van den B. V. L.: „Als het moet"
En de ouderen, die in 1918 wèl deelna
men aan het juichend festijn op het Ma
lieveld? Zullen zij niet. hebben terugge
dacht aan dat oogenblik, waarop zij een
jonge Vorstin, hün Landsvrouwe, be
schermden, „toen het moest"?
v. H. t. S.
De gistermiddag in de Prins van Oranje-
te Goes gehouden hoofdbestuursvergade
ring van de Z. L. M. stond onder voorzit
terschap van den vice-voorzitter, den heer
W. Kakebeeke.
In zijn openingswoord deelde de heer
Kakebeeke mede, dat de voorzitter mr. P
Dieleman van het hem overkomen onge
val herstellende is en spr. uit de hoop
dat mr. Dieleman zich in het nieuwe jaa;
weer geheel aan de Z.L.M. zal kunner.
geven.
Besloten wordt dan aan den hr Dielemar.
een telegram te zenden, waarin hij alsnog
gelukgewenscht wordt met zijn 65ster
verjaardag en de hoop wordt uitgesproken
op een spoedig algeheel herstel.
De Voorzitter verwelkomt dar,
in het bijzonder het nieuwe hoofdbestuurs
lid den hr. L. Th. Vogelaar, vertegenwoordi
ger van de coöperatieve aankoopvereeni-
gingen en den ir. Vink, inspecteur der
werkverschaffing. Verder complimenteer
de spr. den hr A. C. de Oude met de hem
toegekende Koninklijke onderscheiding.
Naar aanleiding van de mededeelingen
van den voorzitter, gisteren reeds door ons
vermeld, zeide de hr W. de Buck,
dat de stichting der kleine bedrijven in
den Wieringermeer toe te juichen is. Op
zijn vraag of dit gemengde bedrijven zul
len zijn, antwoordde de secretaris, ir.
Dorst, bevestigend.
De hr P. 3. J. Dekker deelde me
de, dat de regeling voor vaarskalveren de
zelfde za! zijn als voor 1938. Meerdere be
perking zal niet worden toegepast. De
toewijzing van ossen zal worden beperkt
van 51.000 tot 30 000, dus voor Zeeland
van 3100' tot 1900. Voor mestvarkens zal
dezelfde toewijzing gelden. Het aantal big-
genmerken zal met plm. 7 pet. verminderd
worden, naar te verwachten is op die be
drijven waar het aantal toewijzingen 13 of
meer bedraagt.
De hr Kranenburg gelooft, dat
de vermindering van het aantal ossen in
Zeeland niet met vreugde vernomen zal
worden.
Ir. Dorst zegt het toe te juichen, dat de
regeering verlaging van de vleeschprijzen
wil tegengaan. Inderdaad is de maatregel
voor Zeeland echter niet prettig, maar nu
mag geëischt worden, dat de invoer van
buitenlandsch vleesch zal ophouden.
Bij het bespreken van den aankoop van
gerst door de regeering in Groningen, is
de vergadering van oordeel, dat dit niet
tot het Noorden beperkt moet worden. En
kele leden maken er aanmerking op, dat
het herhaaldelijk voorkomt, dat voorloopig
goedgekeurde partijen aardappelen en uien
soms denzeifden dag nog te Vlissingen of
LICHT EN KLEUR IN HET LANDSCHAP.
Prof. dr. M. Minnaert te Bilthoven hield
voor het Natuurkundig Gezelschap te Mid
delburg een lezing over Licht en kleur in
het landschap
Evengoed als botanische kennis het genot
van plantenverzamelen zal verhoogen, zal
ook de natuurkundige verklaring van licht
en kleur in het landschap het aesthetisch
genot, dat schilders en dichters bezielt, kun
nen aanvullen tot een harmonisch geheel.
Water en lucht spelen vooral in ons land
de groote rol bij den rijkdom van kleur-
schakeeringen in de vrije natuur, die onze
dichteres Henriëtte Roland Holst de ont
boezeming ontlokte:
De lijnen van uw land en van uw water
wekken in ons onpeilbare gedachten,
verlengen zich tot eindeloos begeeren.
Onze oogen proeve' iets groots en
[daarvan gaat er
een trek van grootheid door ons
geestestrachten
en zijn wij thuis in grenzelooze sferen.
En nu ter zake: Het water zendt ons zoo
wel het aan zijn oppervlakte spiegelend
licht, als dat, wat uit diepere lagen komt.
De spiegeling is het sterkst bij grooten
invalshoek, dw.z. als het licht bijna even
wijdig aan het oppervlak invalt.
Loodrecht opvallende stralen worden het
minst gereflecteerd, zoodat daarbij het uit
de diepte komende licht wel de overhand
kan krijgen als het loodrecht opvallende
niet te sterk is.
Vitrage voor vensterramen ziet men voor
al als het van buiten vallende licht sterk is
t.o.v. het licht in de kamer (sluiereffect).
Komt een watergolf op ons af, dan zal,
bij ondergaande zon, de achterkant van de
golf ons het licht van de zon zenden, waar
tegen dan de voorkant donker afsteekt.
Een rimpelend wateroppervlak zal op een
zich daarin spiegelend lichtend punt wer
ken als een draaiende spiegel en het punt
uitrekken tot een lijn, zoodat verticale lij
nen van gespiegelde objecten hun stand be
houden, maar horizontale zullen worden
verbreed, zoodat de teekening in die rich
ting is verdoezeld
De voortplanting van watergolven staat
onder den invloed van twee krachten: de
zwaartekracht en de oppervlaktespanning.
Bij groote golven heeft de eerste, bij kleine
de tweede de overhand. Daardoor planten
groote golven zich langzamer voort dan klei
ne. Het loont de moeite dit verschijnsel te
bestudeeren door steentjes in het water te
werpen.
Een olielaagje, zelfs van een tienmillioen-
ste mm dikte, is voldoende om de rimpe-
ïng van het water te verhinderen, zoodat
de wind er minder vat op krijgt en ge
vaarlijk groote golven niet tot stand komen.
Zoon olielaagje vindt men vooral bij wa
ter, dat - zooals stadswater verontrei
nigd is door ontbindingsproducten van
plantaardige en dierlijke bestanddeelen. De
wind drijft het laagje voor zffii uit met
eventueel drijvende deeltjes, en nu rimpelt
alleen het aan de windzijde vrijgekomen
oppervlak.
Stofdeeltjes, kleiner dan de golflengte van
het licht (één tot twee duizendste mm) ver
strooien vooral het licht met kleine golf
lengte, d.i. blauw en violet licht, grootere
deeltjes alle lichtsoorten gelijkmatig dus wit
licht.
Sigarenrook is blauw, maar als men hem
lang in den mond houdt, zoodat de asch-
deeltjes grooter worden door aanhechting
van een laagje water, is hij wit geworden,
De blauwe kleur van zuiver water is ge
deeltelijk het gevolg van de verstrooiing
door de moleculen, waaraan ook de blauwe
kleur der lucht moet worden toegeschre
ven. Donkere bosschen op meer dan 500 m
afstand zijn in een blauwen schijn gehuld
(sluiereffect)
De proef, waarbij in een hypo-oplossing
door bijvoeging van een zuur kleine zwa-
veldeeltjes ontstaan die o.a. ook kunnen
dienen om de Brownsche beweging aan te
toonen illustreerde fraai het verschijn
sel van de verstrooiing van blauw licht door
kleine en wit licht door grootere zwaveï-
deeltjes. Door die verstrooiing der kleine
deeltjes wordt het doorgelaten licht oranje
tot rood, zooals bij zonsop- en ondergang
is te zien, aangezien het licht door een zeer
dikke lichtlaag gaat. Sommige mist laat de
zon wit, en andere met kleinere deeltjes
geeft haar een roode kleur
Humuszuren en andere verontreinigin
gen van het water geven dit een groene of
gele kleur.
Dat Alpenmeren dikwijls hemelsblauw
van kleur zijn, is toe te schrijven aan de
bezinking der eventueel toegevoerde deel
tjes en den rotsbodem, die weinig of geen
stofdeeltjes levert.
Groote stofdeeltjes verstrooien het licht
vooral in het verlengde van den opvallen
den straal, vandaar dat men lichtbundels
van fietsen en auto's die op ons afkomen,
beter ziet dan van die welke ons gepas
seerd zijn.
De ijle randen van wolken laten het zon
licht door zoodat ze licht zijn tegenover het
minder lichte overige deel der wolken, dat
slechts teruggekaatst licht uitzendt.
Bij wolkenloozen hemel en zonsondergang
is het interessant naar het Oosten te kijken,
waar, bij reeds ondergegane zon, beneden
den stijgenden rooden band, een blauwe
schijn is te zien, die de aardschaduw voor
stelt.
Ongeveer drie kwartier na zonsondergang
kan men in het Westen een purperen berg
opmerken, die zich tot 20° a 30° boven
den horizon uitstrekt -.en moet worden toe
geschreven aan de werking van stofdeeltjes
op 10 a 15 km hoogte aan de grens der
stratosfeer. Eventueele aanwezige wolken
kunnen daarin door hun schaduw schijn
baar divergeerende, in werkelijkheid even
wijdige, blauwe, tegenover het purper ech
ter groenschfjnende, banden veroorzaken.
Het nachtelijke licht van den hemel wordt
voor een deel toegeschreven aan de sterren.
Dit is echter niet voldoende om te verkla
ren, dat de gedeelten van den hemel bij
den horizon meer licht geven dan de ove
rige. Om dit te verklaren moet men aan
nemen, dat de lucht gevuld is met licht
gevende deeltjes zooals die zich bevinden
in het Noorderlicht, d.i. door de zon uit
gezonden electronen.
In horizontale richting is de luchtlaag het
dikst en dus het meest lichtgevend.
De belangrijke voordracht oogstte van
de aanwezigen een dankbare toejuiching.
Het begrjjpen van vele verschijnselen zal
ons natuurgenot kunnen verhoogen, dat wij
in onzen tijd dubbel behoeven nu de men-
sehenmaatschappij ons zooveel doet zien, dat
ons voor onzen medemensch doet schamen
en onwillekeurig herinnert aan de woorden
van den dichter Kerner:
Dasz ich trag Todeswundun
Das ist der Menschen Thun
Natur lasz mich gesunden
Sie lassen mich nicht ruhn.
te Rotterdam worden afgekeurd. Getracht
zal worden hierin te voorzien. Wat de ver
houding van den prijs van de Zeeuwsche
tarwe tot de Groningsche betreft, merkt ir.
Dorst op, dat erop de vrije markt inder
daad \yeinig verschil bestaat.
De hr. P. S c h e e 1 e, de komende paar-
denwet besprekende zegt dat er weer ge
vaar dreigt, van een niet evenredige ver
deeling der subsidies tusschen tuig- en trek
paarden ten nadeele van de trekpaarden.
Op voorstel van spr. besluit men daarover
zijn teleurstelling uit te spreken.
Hierna wordt tot lid der arbitrage com
missie voor den aardappelhandel benoemd
de hr. A. Dees, te Waarde, in de plaats van
den hr. P. Lindenbergh te Wemeldinge die
wegens hoogen leeftijd niet in aanmerking
wenschte te komen voor herbenoeming.
Het mond- en klauwzeer.
De hr. P. S t e h o u w e r, inspecteur van
den veeartsenijkundigen dienst te Breda
hield daarop een lezing over het mond- en
klauwzeer en den stand der bestrijding. Spr.
wees er op, dat men na de epidemie in 1937
verwachtte, dat het aangetaste vee nu voor
drie of vier jaar onvatbaar voor deze ziek
te zou zijn, maar reeds 1938 bleek dit niet
het geval te zijn. Hoewel de verwekker niet
bekend is, weet men, dat er 3 typen zijn,
de o.a. cc stam, en wanneer een rund bv.
geleden heeft aan type o. is het nog even
vatbaar voor type a. Vorig jaar had men
hier hoofdzakelijk met het o-typen te ma
ken en thans met het a-type. Bij de bestrij
ding zal het allereerst zoeken zijn naar een
entstof die het de runderen voor geruimen
tijd onvatbaar maakt. Dr. Frenkel, te Rot
terdam, maakte reeds een groote stap voor
waarts toen het hem gelukte de smet-stof
van het mond- en klauwzeer te kweeken.
Met dit virus in combinatie met mond- en
klauwzeer-serum werden 1800 runderen be
handeld en het resultaat was zeer bemoedi
gend. De gevolgde methode heeft practisch
echter weinig waarde, om de groote hoe
veelheid serum die er hij noodig is. De eene
helft van den veestapel zou moeten worden
besmet om het noodige serum voor de an
dere helft te verkrijgen. De enting met al
leen gekweekt virus had geen ideaal resul-
taat, al houdt ze wellicht beloften voor de
toekomst in. In het bijzonder dienen de
proefnemingen van Waldmann en Köbe in
Duitschland de belangstelling. Waldmann
moet een vaccine bereid hebben, dat geen
zichtbare mond- en kiauwzeer-verschijnselen
opwekt en de dieren langen tijd onvatbaar
maakt. Over de proefnemingen, o.a. met
duizenden runderen in het district Breslau
is men zeer tevreden. Van de 950 behan
delde bedrijven bleven er 946 tot den da
turn van publicatie, dat is 2 a 3 maanden,
vrij. Op een drietal bedrijven trad toch
mond- en klauwzeer op, hetgeen men ver
klaarde door insleeping en in- het andere
geval trad de ziekte 8 weken na de enting
bij 30 pet. der gevaccineerde dieren op. Of
de proefneming dit gunstige, resultaat be
hield is spr. niet bekend. Een bezwaar van
deze enting is echter, dat de dieren pas na
14 dagen onvatbaar zijn, en men van het
virus van één rund slechts enkele tiental
len runderen kan immuniseeren.
Spr. zet dan uiteen, hoe het reconvale
centen-serum bereid wordt en welke gun
stige werking dit heeft bij jonge kalveren
en biggen. Het is echter jammer dat dit
zoo duur is, nl. 7.50 per liter. De werk
wijze in België, is minder hygiënisch maar
goedkooper en verdient daarom aandacht,
Spr. besloot met een korte beschouwing
over het voorkomen van naziekten, en
het afsluiten van gebieden. Het laatste is
een ingrijpende maatregel, die de betref
fende minister zeker alleen zal bevorde
ren indien de verschillende landbouworga
nisaties in een provincie zulks gewenscht
achten.
De hr Haak constateerde, dat in
negen van de tien gevallen in zijn omge
ving mond- en kleuwzeer voorkwam op
bedrijven waar men graskéflveren van bui
ten de provincie kocht.
De hr S t e h o u w e r wil dat niet
ontkennen, doch afsluiting is moeilijk, ook
doordat de medewerking vaak te wen-
schen over iaat en goede controle lastig
is.
De hr Kleinepier wijst er op,
dat er te Middelburg zoo weinig aan toe
zicht en ontsmetting wordt gedaan. De
handel werkt slecht mede.
Dehr Stehouwer zegt hiervan
nota te zullen, nemen.
Rondvraag.
Dehr Groenewegen, Sint-
Maartensdijk bespreekt de eischen der
werknemers om hooger loon. Gaat men
daarop niet in dan volgt verplichte arbi
trage. De uitspraken beteekenen over d<t
geheele linie hooger loon, waarbij de ar
biters, volgens spr., niet voldoende reke
ning met de bedrijfsuitkomsten üouden.
Volgens spr. is verhooging der richtprijzen
noodig en in deze hebben de landbouwor
ganisaties een taak. De minister moet het
den boer mogelijk maken de hoogere loo-
nen te kunnen betalen.
De hr B e c u onderschrijft deze
woorden.
De hr D r e e s, Waarde, meent dat
de Z. L. M. zich niet met deze kwesties
moet bemoeien.
De V o o r z. zal zich bepalen tot
het aandringen op verhooging van de
richtprijzen. De kwestie der loonen be
hoort op een andere plaats thuis. Het
Dagelijksch Bestuur staat echter op het
standpunt van den hr Groenewegen.
De hr Vink betuigt zijn dank voor
de tot hem gesproken woorden. Hij hoopt
op een nauw contact tusschen landbou
wers en werkverschaffing.
De hr B e c u wijst op de moeilijkhe
den bij den uitvoer van landbouwproduc
ten van West Zeeuwsch Vlaanderen naar
België en de groote omwegen die men
daarbij moet maken.
Ir. Dorst kreeg reeds lang gele
den toezegging dat er een grensstation in
West-Zeeuwsch-Vlaanderen zal geopend
worden. Het laat alleen lang op zich
wachten. Spr. deelt voorts mede, dat dit
jaar niets komt van den uitvoer van eer
bepaald soort aardappelen naar Duitsch
land, gelijk vorig jaar plaats vond, omdat
het contingent is uitgeput.
Hierna wordt in besloten zitting overge
gaan ter vaststelling van de begrooting
en de contributie voor 1939 en ter bespre
king van de organisatie der landbouwjon-
geren.
ENGELSCHAMERIKAAN SCHE
BESPREKINGEN OVER HET JOODSCHE
VRAAGSTUK.
Havas meldt uit Londen:
In Britsche diplomatieke kringen acht
men het waarschijnlijk, dat Londen en
Washington van gedachten zullen wisselen
over de Joodsche kwestie. Beide regeerin
gen zijn, zoo verklaart men, uit denzelfden
hoofde betrokken bij het lot der Joden, die
het slachtoffer der nieuwe Duitsche decre
ten zijn geworden en zij zullen het vraag
stuk gezamenlijk bezien.
Auto in een fanfare-corps gereden.
Een personen-auto is in de Vlaamsche ge
meente Eppeghem in een fanfare-corps ge
reden, dat een serenade op een villa bracht.
Twee personen werden daarbij gedood en
drie anderen gevaarlijk gewond.
EEN TEGENSPRAAK.
Ten aanzien van de berichten over een
vijftigtal Duitsche Joden die gepoogd zou
den hebben op Fransch gebied door te
dringen door een tunnel te graven, welke
onder de grens doorliep, deelen de autori
teiten van het prefectuur van de Moezel
mede, dat deze berichten niet juist zijn.
lederen dag melden zich een twintigtal
vluchtelingen aan de grens, zij worden even
wel naar Duitschland teruggezonden.
Naar wordt vernomen zal de ambassa
deur der Vereenigde Staten, Wilson, he
denavond uit Berlijn vertrekken.
NEGEN POLITIEBEAMBTEN
VEROORDEELD.
Te Klagenfurt zijn negen Oostenrijk-
sche politie-beambten veroordeeld tot ge
vangenisstraffen van twee tot vier jaar,
wegens „anti-nationaal-socialistische acti
viteit tijdens het bewind van Schuschnigg.
HET LIDMAATSCHAP VAN DE
KATHOLIEKE KERK.
Reuter meldt uit Weenen: De wet,
waarbij aan degenen, die de katholieke
kerk wenschen te verlaten, een bedenktijd
van drie maanden wordt gegeven, is op
geheven door middel van een verordening,
op grond waarvan de betrokkenen de kerk
onmiddellijk kunnen verlaten.
HET VERMOGEN DER JODEN.
Het D.N.B. meldt: Naar omtrent de ver
mogenspositie der Berlijnsche Joden be
kend wordt, hebben de Joden op grond van
een verordening van 26 April 1938 aangifte
moeten doen van hun vermogen. Te Ber
lijn waren in totaal 35.802 Joden aanmel-
dingsplichting, d.w.z. dat zij een vermogen
van 5.000 mark of meer hadden.
Het resultaat van het onderzoek berust
uitsluitend op de eigen aangiften van de
aanmeldingsplichtige Joden en de getallen
zijn derhalve eerder te laag dan te hoog.
Na aftrek van loopende schulden bezitten
894 Bèrlijnsche Joden een vermogen van
300.000 mark en meer. Hiervan bezitten er
346 een vermogen van meer dan een half
millioen, 125 een vermogen van meer dan
een millioen, 37 een vermogen van meer
dan 2 millioen, 17 een vermogen van meer
dan 3 millioen, 7 een vermogen van meer
dan 4 millioen, 8 een vermogen van meer
dan 5 millioen, en 5 onderscheidenlijk een
vermogen van meer dan 6, 7, 8, 10 en 12
millioen mark.
HET KOLONIALE VRAAGSTUK.
Een aantal conservatieve leden van het
Lagerhuis, onder wie Yan Adams en Amery
hebben besloten te trachten een voldoend
aantal handteekeningen te verzamelen,
waardoor een debat over een motie moge
lijk wordt, die het sluiten van een overeen
komst verbiedt, met betrekking tot de
overdracht van Britsche koloniën of man
daatgebieden aan Duitschland, zonder dat
„het Britsche volk daarvoor toestemming
heeft verleend".
België.
CONFLICT MET DEN PAUS.
Over de nieuwe huwelijkswet
geving.
Het blad van den Paus, de „Osservatore
Romano", bevatte gisteravond een artikel
naar aanleiding van de nieuwe Italiaansche
huwelijkswetgeving, welke het huwelijk
tusschen een Italiaansch burger van
„arisch" ras met eenig persoon die tot een
ander ras behoort, werd nietig en ongeldig
verklaard.
Deze wet is in strijd met de beginselen
der r.k. kerk en in strijd ook met het con
cordaat, zooals dit tusschen het vaticaan
en het koninkrijk Italië in 1929 werd ge
sloten. Voor de kerk is het rassenvraag
stuk van geen belang. De r.k. kerk zegt,
dat Christus op de wereld is gekomen voor
menschen van onverschillig welke huids
kleur en zij kent dus geen ander verschil
dan dat tusschen gedoopten en ongedoop-
ten. Het kanonnieke recht verbiedt het hu
welijk van een katholiek met iemand, Jood
of Mohammedaan of heiden, die het doop
sel niet heeft ontvangen. En een ander ar
tikel verbiedt het huwelijk met personen,
die wel gedoopt zijn, doch niet tot de kerk
behooren. Dit zijn de eenige beperkingen,
die het kanonnieke recht kent. Het huwelijk
met gedoopte personen van een ander ras
wordt wel door de geestelijkheid ontraden,
doch het is niet verboden.
Volgens art. 34 nu van het concordaat
van 1929 erkent de Italiaansche staat in
zake huwelijkswetgeving het kanonnieke
recht. Daarmede zijn de nieuwe bepalingen
volkomen in strijd. Het is onmogelijk te
zien, op welke wijze men dit hoogst belang
rijke, principieele, verschil zal kunnen op
lossen. Juister gezegd, een oplossing is niet
mogelijk dan door toegeven door een der
beide partijen. En dat de kerk op een zoo
fundamenteel punt zou kunnen toegeven,
is ten eenenmale uitgesloten. Zij zou op
houden katholiek, d.i. universeel te zijn. De
„Osservatore" deelt mede, dat de paus per
soonlijk twee uitvoerige brieven heeft ge-