Twintig jaar B. V. L. LANDBOUW. KUNST EN WETENSUHAP. eyniüjm T918- 18 November - 1938 Hoofdbestuursvergadering Z. L. M. BELGIë. FRANKRIJK* DÜITSC HL ANf>. HET VERTREK VAN DEN AMERIKAANSCHEN AMBASSADEUR UIT BERLIJN. ENGELAND. TIT ITALIË. Het is thans alweer twintig jaren gele den, dat de wapenstilstand tusschen En tente en Geallieerden werd gesloten. Hierdoor werd den deelnemers aan den wereldoorlog oogenschijnlijk rust geschon ken. Maar in het binnenland bleet het rommelen, bepaaldelijk b# de verliezers. Er ontstond, meer in het bijzonder in Duitschland, een onrust, die tot een uit barsting moest komen. En die axplosie is gekomen. In het be gin van November 1918 braken te Kiel bij de Duitsche oorlogsmarine de ongeregeld heden los. Steeds verder greep de revo lutie om zich heen, totdat op 9 November 1918 te Berlijn de republiek werd uitge- roeoenf en de Keizer genoodzaakt werd, Zijn waardigheid neer te leggen; hg vlucht te over ue grens bij Eysden, ten Z. van Maastricht binnen het neutrale Nederland. Ook in ons land waren velen toen van meening, dat nu het juiste oogenblik was aangebroken, om de vaan der revolutie hoog te heffen. Eigenlijk was dit geen wonder: ons le ger had gedurende de vier jaren, dat el ders de krijg woedde, (gelukkig) werke loos moeten toezien aan de grens. Het waren evenwel ook voor ons volk vier ja ren van spanning geweest. Vier jaren is een lange tijd. Het kostte dan ook veel moeite men leze er slechts het boek van oud-minister Bosboom op na om de gemobiliseerde weermacht be zig te houden. En ook hier werd het oude spreekwoord, dat „ledigheid des duivels oorkussen is", bewaarheid. Weliswaar getuigde op 3 Augustus 1914 in de historische Tweede Kamer-vergade ring, de leider der Sociaal Democraten, mr. P. J. Troelstra, dat „thans de natio nale gedachte de nationale geschillen over heerscht(e)", maar aan het eind van den oorlog was dit allang niet meer waar. Reeds gedurende den oorlog was er weer een periode ingetreden periode, die eerst na den oorlog tot volle ontwikkeling zou komen dat de weermacht meer en meer werd aangezien asl een (op zijn allervriendelijkst, noodzakelijk) kwaad, en van bepaalde zijden toog men er dan ook weer op uit, om den geest, van hen, die onder de wapenen waren, te „verbete ren." Allengs groeide ook bij een gedeelte van onze weermacht de ontevredenheid, zelfs in zoo sterke mate, dat ongeregeldheden er het gevolg van waren. De regeering meende dan ook, bij de demobilisatie niet meer ten volle op de weermacht te kunnen bouwen. En gedeeltelijk was dit ook wel juist, dat werd ook van andere, dan re- geeringszijde ingezien. Echter slechts gedeeltelijk. Toen een poging werd gedaan, om de Duitsche voorbeelden na te volgen (l'his- toire se répète, zij het vooralsnog op min der drastische wijze), bleek overduidelijk, dat het bij ons anders zou gaan. De roode, al te roode elementen in den staat, deden een greep naar de macht. De Duitsche revolutie, die bij Zevenaar tot staan was gekomen zou thans Nederland verder binnenrollen. Men had zich echter in de geestesgesteldheid van den Ne derlander vergist. Zeker, ons volk voelt sterk democra tisch. Wij zijn geen liefhebbers van sabel- gerinkel. Maar wij hadden geen behoefte om den bestaanden regeeringsvorm te ver vangen door een anderen (en die hebben wjj nog niet). Het bleek toen overduidelijk. Wie onzer heeft zoo hij al niet indertijd ooggetuige van deze gebeurtenis was nooit dat ont roerende plaatje gezien van de Koninklijke familie op het Malieveld in Den Haag? Onze Koningin, die gedurende den oor log zoo ontzaggelijk veel voor ons land had gedaan, met de Haren, Zij hadden van de samengestroomde menigte een hulde in ontvangst te nemen, zoo echt, zoo warm, dat een betere dank voor wat Zij in die dagen voor ons land hadden beteekend, niet te denken was. Van heinde en ver waren Nederlanders saamgekomen. Vlaggen uit de provincies zag men, het werd een grootsche hulde- betoogmg van de allereerste orde. .f: .Hier werd de grondslag gelegd voor den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm. De zoo juist gedemobiliseerde weermacht voldeed van ganscher harte aan den op roep der Regeering zich opnieuw vrijwillig in werkelpken dienst te begeven. Maar nu niet ter verdediging van het vaderland tegen een buitenlandschen vijand, doch ter bescherming van den grondwettigen regeeringsvorm van ons land. De B. V. L moet een hechte burcht vormen tegen aen burgerkrijg, de ergste ramp, zwaar- der dan oorlog of watersnood, welke een land kan treffen. de vrijwilligers voor de nationale VrttimfT, wreenigd in den Bijzonderen nisatïo Landstorm. Een hechte orga- thans hpt"-)» gevormd. Het instituut is trÜfa aantal van 90.000 leden reeds goed gepasseerd, en 't zal zeker steeds meer vrpwilligers tot zich weten te ïrek- Wanneer de dienstplichtige militair ziin eersten oefenngstijd heeft volbracht, dan kan hij zich bij deze nuttige instelling aansluiten. Ook vele militairen, wier dienstverband op eervolle wijze is geëin digd, geven nog hun krachten aan den >3- V. L.'<, zooals de populaire afkorting luidt. Deze laatsten kunnen tot hun vijf en vijftigste jaar bij het instituut blijven, en zij vormen dan den zgn. tweeden ban, d.w.z„ dat zij eerst in de tweede plaats zullen worden opgeroepen. w>l-!tden van den B- V. L. stellen zich diehpfwar' om buitengewone omatan- rtaT mnf °ProePmg door de regee- eieSi Comï le Een nTe t Z?™!™' a* B. V. L. schjjnlijkheid slechts moeten^nfred der omstandigheden of in streken waar in de staat van oorlog of van beleg'zal zon afgekondigd. In dit geval stelt 3fzS onder de bevelen van de daar bevoegde militaire autoriteit. Over het geheele land zijn de leden var den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm georganiseerd in negentien zgn. verban den, elk onder bevel van een reserve-of ficier. De preventieve werking die van den B. V. L. uitgaat is groot. Vele pogingen zijn, sinds de oprichting, gedaan, om het instituut weer te doen verdwijnen. In menig Voorloopig Verslag over een begrooting werd er op aange drongen, het subsidie te verminderen; dat zou het verloren gaan van de groote mate van schietvaardigheid der leden van het instituut tengevolge hebben. Gelukkig hebben ook in He nu weer achter ons lig gende voor de weermacht ongunstige tij den, de elkaar opvolgende regeeringen aan deze pogingen met succes weerstand we ten te bieden. Heeft de regeering den B. V. L. immer gesteund, een rechtvaardig, doch streng toezicht heeft zij er ook op gehouden. De kwestie van het gedwongen kiezen tus schen het lidmaatschap van bepaalde or ganisaties of den B, V. L. zal verschillen de leden, die ondanks hun lidmaatschap van een verboden organisatie toch meen den goede leden van den B. V. L. te kun nen zijn, zeker voor een moeilijke keus hebben gesteld. Een omstandigheid, die onlangs nog weer bijzonder de aandacht heeft getrokken door den nasleep van de Scheveningsche visschersstakingen. Een aantal dier visschers, leden van den B. V. L., had zich bij een verboden vereeniging aangesloten. Hun is toen aangezegd hier' voor te bedanken, daar zij anders als lid van den B. V. L. geroyeerd zouden wor den. Terecht meent de regeering, dat zij op den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm te allen tijde moet kunnen vertrouwen en hem tegen een ieder, die poogt de orde te verbreken, moet kunnen inzetten, of die verstoorder der gevestigde orde van uiterst rechts of links komt, mag daarbij geen verschil maken. Aan het hoofd van den B. V. L. staat de Nationale Landstormcommiisie, onder voorzitterschap van den in B. V. L.-krin gen zoo populairen luitenant-generaal L F. Duymaer van Twist. Het twintig jarig bestaan van den B. V. L. werd op 27 Augustus van dit jaar her dacht met een défilé voor Hare Majesteit. Diegenen onder de deelnemers, die in 1918 nog niet voor deelneming aan de hul debetooging in aanmerking kwamen, zul len zeker bij zich zelf de belofte hebben hernieuwd, trouw te zijn aan den zin spreuk van den B. V. L.: „Als het moet" En de ouderen, die in 1918 wèl deelna men aan het juichend festijn op het Ma lieveld? Zullen zij niet. hebben terugge dacht aan dat oogenblik, waarop zij een jonge Vorstin, hün Landsvrouwe, be schermden, „toen het moest"? v. H. t. S. De gistermiddag in de Prins van Oranje- te Goes gehouden hoofdbestuursvergade ring van de Z. L. M. stond onder voorzit terschap van den vice-voorzitter, den heer W. Kakebeeke. In zijn openingswoord deelde de heer Kakebeeke mede, dat de voorzitter mr. P Dieleman van het hem overkomen onge val herstellende is en spr. uit de hoop dat mr. Dieleman zich in het nieuwe jaa; weer geheel aan de Z.L.M. zal kunner. geven. Besloten wordt dan aan den hr Dielemar. een telegram te zenden, waarin hij alsnog gelukgewenscht wordt met zijn 65ster verjaardag en de hoop wordt uitgesproken op een spoedig algeheel herstel. De Voorzitter verwelkomt dar, in het bijzonder het nieuwe hoofdbestuurs lid den hr. L. Th. Vogelaar, vertegenwoordi ger van de coöperatieve aankoopvereeni- gingen en den ir. Vink, inspecteur der werkverschaffing. Verder complimenteer de spr. den hr A. C. de Oude met de hem toegekende Koninklijke onderscheiding. Naar aanleiding van de mededeelingen van den voorzitter, gisteren reeds door ons vermeld, zeide de hr W. de Buck, dat de stichting der kleine bedrijven in den Wieringermeer toe te juichen is. Op zijn vraag of dit gemengde bedrijven zul len zijn, antwoordde de secretaris, ir. Dorst, bevestigend. De hr P. 3. J. Dekker deelde me de, dat de regeling voor vaarskalveren de zelfde za! zijn als voor 1938. Meerdere be perking zal niet worden toegepast. De toewijzing van ossen zal worden beperkt van 51.000 tot 30 000, dus voor Zeeland van 3100' tot 1900. Voor mestvarkens zal dezelfde toewijzing gelden. Het aantal big- genmerken zal met plm. 7 pet. verminderd worden, naar te verwachten is op die be drijven waar het aantal toewijzingen 13 of meer bedraagt. De hr Kranenburg gelooft, dat de vermindering van het aantal ossen in Zeeland niet met vreugde vernomen zal worden. Ir. Dorst zegt het toe te juichen, dat de regeering verlaging van de vleeschprijzen wil tegengaan. Inderdaad is de maatregel voor Zeeland echter niet prettig, maar nu mag geëischt worden, dat de invoer van buitenlandsch vleesch zal ophouden. Bij het bespreken van den aankoop van gerst door de regeering in Groningen, is de vergadering van oordeel, dat dit niet tot het Noorden beperkt moet worden. En kele leden maken er aanmerking op, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat voorloopig goedgekeurde partijen aardappelen en uien soms denzeifden dag nog te Vlissingen of LICHT EN KLEUR IN HET LANDSCHAP. Prof. dr. M. Minnaert te Bilthoven hield voor het Natuurkundig Gezelschap te Mid delburg een lezing over Licht en kleur in het landschap Evengoed als botanische kennis het genot van plantenverzamelen zal verhoogen, zal ook de natuurkundige verklaring van licht en kleur in het landschap het aesthetisch genot, dat schilders en dichters bezielt, kun nen aanvullen tot een harmonisch geheel. Water en lucht spelen vooral in ons land de groote rol bij den rijkdom van kleur- schakeeringen in de vrije natuur, die onze dichteres Henriëtte Roland Holst de ont boezeming ontlokte: De lijnen van uw land en van uw water wekken in ons onpeilbare gedachten, verlengen zich tot eindeloos begeeren. Onze oogen proeve' iets groots en [daarvan gaat er een trek van grootheid door ons geestestrachten en zijn wij thuis in grenzelooze sferen. En nu ter zake: Het water zendt ons zoo wel het aan zijn oppervlakte spiegelend licht, als dat, wat uit diepere lagen komt. De spiegeling is het sterkst bij grooten invalshoek, dw.z. als het licht bijna even wijdig aan het oppervlak invalt. Loodrecht opvallende stralen worden het minst gereflecteerd, zoodat daarbij het uit de diepte komende licht wel de overhand kan krijgen als het loodrecht opvallende niet te sterk is. Vitrage voor vensterramen ziet men voor al als het van buiten vallende licht sterk is t.o.v. het licht in de kamer (sluiereffect). Komt een watergolf op ons af, dan zal, bij ondergaande zon, de achterkant van de golf ons het licht van de zon zenden, waar tegen dan de voorkant donker afsteekt. Een rimpelend wateroppervlak zal op een zich daarin spiegelend lichtend punt wer ken als een draaiende spiegel en het punt uitrekken tot een lijn, zoodat verticale lij nen van gespiegelde objecten hun stand be houden, maar horizontale zullen worden verbreed, zoodat de teekening in die rich ting is verdoezeld De voortplanting van watergolven staat onder den invloed van twee krachten: de zwaartekracht en de oppervlaktespanning. Bij groote golven heeft de eerste, bij kleine de tweede de overhand. Daardoor planten groote golven zich langzamer voort dan klei ne. Het loont de moeite dit verschijnsel te bestudeeren door steentjes in het water te werpen. Een olielaagje, zelfs van een tienmillioen- ste mm dikte, is voldoende om de rimpe- ïng van het water te verhinderen, zoodat de wind er minder vat op krijgt en ge vaarlijk groote golven niet tot stand komen. Zoon olielaagje vindt men vooral bij wa ter, dat - zooals stadswater verontrei nigd is door ontbindingsproducten van plantaardige en dierlijke bestanddeelen. De wind drijft het laagje voor zffii uit met eventueel drijvende deeltjes, en nu rimpelt alleen het aan de windzijde vrijgekomen oppervlak. Stofdeeltjes, kleiner dan de golflengte van het licht (één tot twee duizendste mm) ver strooien vooral het licht met kleine golf lengte, d.i. blauw en violet licht, grootere deeltjes alle lichtsoorten gelijkmatig dus wit licht. Sigarenrook is blauw, maar als men hem lang in den mond houdt, zoodat de asch- deeltjes grooter worden door aanhechting van een laagje water, is hij wit geworden, De blauwe kleur van zuiver water is ge deeltelijk het gevolg van de verstrooiing door de moleculen, waaraan ook de blauwe kleur der lucht moet worden toegeschre ven. Donkere bosschen op meer dan 500 m afstand zijn in een blauwen schijn gehuld (sluiereffect) De proef, waarbij in een hypo-oplossing door bijvoeging van een zuur kleine zwa- veldeeltjes ontstaan die o.a. ook kunnen dienen om de Brownsche beweging aan te toonen illustreerde fraai het verschijn sel van de verstrooiing van blauw licht door kleine en wit licht door grootere zwaveï- deeltjes. Door die verstrooiing der kleine deeltjes wordt het doorgelaten licht oranje tot rood, zooals bij zonsop- en ondergang is te zien, aangezien het licht door een zeer dikke lichtlaag gaat. Sommige mist laat de zon wit, en andere met kleinere deeltjes geeft haar een roode kleur Humuszuren en andere verontreinigin gen van het water geven dit een groene of gele kleur. Dat Alpenmeren dikwijls hemelsblauw van kleur zijn, is toe te schrijven aan de bezinking der eventueel toegevoerde deel tjes en den rotsbodem, die weinig of geen stofdeeltjes levert. Groote stofdeeltjes verstrooien het licht vooral in het verlengde van den opvallen den straal, vandaar dat men lichtbundels van fietsen en auto's die op ons afkomen, beter ziet dan van die welke ons gepas seerd zijn. De ijle randen van wolken laten het zon licht door zoodat ze licht zijn tegenover het minder lichte overige deel der wolken, dat slechts teruggekaatst licht uitzendt. Bij wolkenloozen hemel en zonsondergang is het interessant naar het Oosten te kijken, waar, bij reeds ondergegane zon, beneden den stijgenden rooden band, een blauwe schijn is te zien, die de aardschaduw voor stelt. Ongeveer drie kwartier na zonsondergang kan men in het Westen een purperen berg opmerken, die zich tot 20° a 30° boven den horizon uitstrekt -.en moet worden toe geschreven aan de werking van stofdeeltjes op 10 a 15 km hoogte aan de grens der stratosfeer. Eventueele aanwezige wolken kunnen daarin door hun schaduw schijn baar divergeerende, in werkelijkheid even wijdige, blauwe, tegenover het purper ech ter groenschfjnende, banden veroorzaken. Het nachtelijke licht van den hemel wordt voor een deel toegeschreven aan de sterren. Dit is echter niet voldoende om te verkla ren, dat de gedeelten van den hemel bij den horizon meer licht geven dan de ove rige. Om dit te verklaren moet men aan nemen, dat de lucht gevuld is met licht gevende deeltjes zooals die zich bevinden in het Noorderlicht, d.i. door de zon uit gezonden electronen. In horizontale richting is de luchtlaag het dikst en dus het meest lichtgevend. De belangrijke voordracht oogstte van de aanwezigen een dankbare toejuiching. Het begrjjpen van vele verschijnselen zal ons natuurgenot kunnen verhoogen, dat wij in onzen tijd dubbel behoeven nu de men- sehenmaatschappij ons zooveel doet zien, dat ons voor onzen medemensch doet schamen en onwillekeurig herinnert aan de woorden van den dichter Kerner: Dasz ich trag Todeswundun Das ist der Menschen Thun Natur lasz mich gesunden Sie lassen mich nicht ruhn. te Rotterdam worden afgekeurd. Getracht zal worden hierin te voorzien. Wat de ver houding van den prijs van de Zeeuwsche tarwe tot de Groningsche betreft, merkt ir. Dorst op, dat erop de vrije markt inder daad \yeinig verschil bestaat. De hr. P. S c h e e 1 e, de komende paar- denwet besprekende zegt dat er weer ge vaar dreigt, van een niet evenredige ver deeling der subsidies tusschen tuig- en trek paarden ten nadeele van de trekpaarden. Op voorstel van spr. besluit men daarover zijn teleurstelling uit te spreken. Hierna wordt tot lid der arbitrage com missie voor den aardappelhandel benoemd de hr. A. Dees, te Waarde, in de plaats van den hr. P. Lindenbergh te Wemeldinge die wegens hoogen leeftijd niet in aanmerking wenschte te komen voor herbenoeming. Het mond- en klauwzeer. De hr. P. S t e h o u w e r, inspecteur van den veeartsenijkundigen dienst te Breda hield daarop een lezing over het mond- en klauwzeer en den stand der bestrijding. Spr. wees er op, dat men na de epidemie in 1937 verwachtte, dat het aangetaste vee nu voor drie of vier jaar onvatbaar voor deze ziek te zou zijn, maar reeds 1938 bleek dit niet het geval te zijn. Hoewel de verwekker niet bekend is, weet men, dat er 3 typen zijn, de o.a. cc stam, en wanneer een rund bv. geleden heeft aan type o. is het nog even vatbaar voor type a. Vorig jaar had men hier hoofdzakelijk met het o-typen te ma ken en thans met het a-type. Bij de bestrij ding zal het allereerst zoeken zijn naar een entstof die het de runderen voor geruimen tijd onvatbaar maakt. Dr. Frenkel, te Rot terdam, maakte reeds een groote stap voor waarts toen het hem gelukte de smet-stof van het mond- en klauwzeer te kweeken. Met dit virus in combinatie met mond- en klauwzeer-serum werden 1800 runderen be handeld en het resultaat was zeer bemoedi gend. De gevolgde methode heeft practisch echter weinig waarde, om de groote hoe veelheid serum die er hij noodig is. De eene helft van den veestapel zou moeten worden besmet om het noodige serum voor de an dere helft te verkrijgen. De enting met al leen gekweekt virus had geen ideaal resul- taat, al houdt ze wellicht beloften voor de toekomst in. In het bijzonder dienen de proefnemingen van Waldmann en Köbe in Duitschland de belangstelling. Waldmann moet een vaccine bereid hebben, dat geen zichtbare mond- en kiauwzeer-verschijnselen opwekt en de dieren langen tijd onvatbaar maakt. Over de proefnemingen, o.a. met duizenden runderen in het district Breslau is men zeer tevreden. Van de 950 behan delde bedrijven bleven er 946 tot den da turn van publicatie, dat is 2 a 3 maanden, vrij. Op een drietal bedrijven trad toch mond- en klauwzeer op, hetgeen men ver klaarde door insleeping en in- het andere geval trad de ziekte 8 weken na de enting bij 30 pet. der gevaccineerde dieren op. Of de proefneming dit gunstige, resultaat be hield is spr. niet bekend. Een bezwaar van deze enting is echter, dat de dieren pas na 14 dagen onvatbaar zijn, en men van het virus van één rund slechts enkele tiental len runderen kan immuniseeren. Spr. zet dan uiteen, hoe het reconvale centen-serum bereid wordt en welke gun stige werking dit heeft bij jonge kalveren en biggen. Het is echter jammer dat dit zoo duur is, nl. 7.50 per liter. De werk wijze in België, is minder hygiënisch maar goedkooper en verdient daarom aandacht, Spr. besloot met een korte beschouwing over het voorkomen van naziekten, en het afsluiten van gebieden. Het laatste is een ingrijpende maatregel, die de betref fende minister zeker alleen zal bevorde ren indien de verschillende landbouworga nisaties in een provincie zulks gewenscht achten. De hr Haak constateerde, dat in negen van de tien gevallen in zijn omge ving mond- en kleuwzeer voorkwam op bedrijven waar men graskéflveren van bui ten de provincie kocht. De hr S t e h o u w e r wil dat niet ontkennen, doch afsluiting is moeilijk, ook doordat de medewerking vaak te wen- schen over iaat en goede controle lastig is. De hr Kleinepier wijst er op, dat er te Middelburg zoo weinig aan toe zicht en ontsmetting wordt gedaan. De handel werkt slecht mede. Dehr Stehouwer zegt hiervan nota te zullen, nemen. Rondvraag. Dehr Groenewegen, Sint- Maartensdijk bespreekt de eischen der werknemers om hooger loon. Gaat men daarop niet in dan volgt verplichte arbi trage. De uitspraken beteekenen over d<t geheele linie hooger loon, waarbij de ar biters, volgens spr., niet voldoende reke ning met de bedrijfsuitkomsten üouden. Volgens spr. is verhooging der richtprijzen noodig en in deze hebben de landbouwor ganisaties een taak. De minister moet het den boer mogelijk maken de hoogere loo- nen te kunnen betalen. De hr B e c u onderschrijft deze woorden. De hr D r e e s, Waarde, meent dat de Z. L. M. zich niet met deze kwesties moet bemoeien. De V o o r z. zal zich bepalen tot het aandringen op verhooging van de richtprijzen. De kwestie der loonen be hoort op een andere plaats thuis. Het Dagelijksch Bestuur staat echter op het standpunt van den hr Groenewegen. De hr Vink betuigt zijn dank voor de tot hem gesproken woorden. Hij hoopt op een nauw contact tusschen landbou wers en werkverschaffing. De hr B e c u wijst op de moeilijkhe den bij den uitvoer van landbouwproduc ten van West Zeeuwsch Vlaanderen naar België en de groote omwegen die men daarbij moet maken. Ir. Dorst kreeg reeds lang gele den toezegging dat er een grensstation in West-Zeeuwsch-Vlaanderen zal geopend worden. Het laat alleen lang op zich wachten. Spr. deelt voorts mede, dat dit jaar niets komt van den uitvoer van eer bepaald soort aardappelen naar Duitsch land, gelijk vorig jaar plaats vond, omdat het contingent is uitgeput. Hierna wordt in besloten zitting overge gaan ter vaststelling van de begrooting en de contributie voor 1939 en ter bespre king van de organisatie der landbouwjon- geren. ENGELSCHAMERIKAAN SCHE BESPREKINGEN OVER HET JOODSCHE VRAAGSTUK. Havas meldt uit Londen: In Britsche diplomatieke kringen acht men het waarschijnlijk, dat Londen en Washington van gedachten zullen wisselen over de Joodsche kwestie. Beide regeerin gen zijn, zoo verklaart men, uit denzelfden hoofde betrokken bij het lot der Joden, die het slachtoffer der nieuwe Duitsche decre ten zijn geworden en zij zullen het vraag stuk gezamenlijk bezien. Auto in een fanfare-corps gereden. Een personen-auto is in de Vlaamsche ge meente Eppeghem in een fanfare-corps ge reden, dat een serenade op een villa bracht. Twee personen werden daarbij gedood en drie anderen gevaarlijk gewond. EEN TEGENSPRAAK. Ten aanzien van de berichten over een vijftigtal Duitsche Joden die gepoogd zou den hebben op Fransch gebied door te dringen door een tunnel te graven, welke onder de grens doorliep, deelen de autori teiten van het prefectuur van de Moezel mede, dat deze berichten niet juist zijn. lederen dag melden zich een twintigtal vluchtelingen aan de grens, zij worden even wel naar Duitschland teruggezonden. Naar wordt vernomen zal de ambassa deur der Vereenigde Staten, Wilson, he denavond uit Berlijn vertrekken. NEGEN POLITIEBEAMBTEN VEROORDEELD. Te Klagenfurt zijn negen Oostenrijk- sche politie-beambten veroordeeld tot ge vangenisstraffen van twee tot vier jaar, wegens „anti-nationaal-socialistische acti viteit tijdens het bewind van Schuschnigg. HET LIDMAATSCHAP VAN DE KATHOLIEKE KERK. Reuter meldt uit Weenen: De wet, waarbij aan degenen, die de katholieke kerk wenschen te verlaten, een bedenktijd van drie maanden wordt gegeven, is op geheven door middel van een verordening, op grond waarvan de betrokkenen de kerk onmiddellijk kunnen verlaten. HET VERMOGEN DER JODEN. Het D.N.B. meldt: Naar omtrent de ver mogenspositie der Berlijnsche Joden be kend wordt, hebben de Joden op grond van een verordening van 26 April 1938 aangifte moeten doen van hun vermogen. Te Ber lijn waren in totaal 35.802 Joden aanmel- dingsplichting, d.w.z. dat zij een vermogen van 5.000 mark of meer hadden. Het resultaat van het onderzoek berust uitsluitend op de eigen aangiften van de aanmeldingsplichtige Joden en de getallen zijn derhalve eerder te laag dan te hoog. Na aftrek van loopende schulden bezitten 894 Bèrlijnsche Joden een vermogen van 300.000 mark en meer. Hiervan bezitten er 346 een vermogen van meer dan een half millioen, 125 een vermogen van meer dan een millioen, 37 een vermogen van meer dan 2 millioen, 17 een vermogen van meer dan 3 millioen, 7 een vermogen van meer dan 4 millioen, 8 een vermogen van meer dan 5 millioen, en 5 onderscheidenlijk een vermogen van meer dan 6, 7, 8, 10 en 12 millioen mark. HET KOLONIALE VRAAGSTUK. Een aantal conservatieve leden van het Lagerhuis, onder wie Yan Adams en Amery hebben besloten te trachten een voldoend aantal handteekeningen te verzamelen, waardoor een debat over een motie moge lijk wordt, die het sluiten van een overeen komst verbiedt, met betrekking tot de overdracht van Britsche koloniën of man daatgebieden aan Duitschland, zonder dat „het Britsche volk daarvoor toestemming heeft verleend". België. CONFLICT MET DEN PAUS. Over de nieuwe huwelijkswet geving. Het blad van den Paus, de „Osservatore Romano", bevatte gisteravond een artikel naar aanleiding van de nieuwe Italiaansche huwelijkswetgeving, welke het huwelijk tusschen een Italiaansch burger van „arisch" ras met eenig persoon die tot een ander ras behoort, werd nietig en ongeldig verklaard. Deze wet is in strijd met de beginselen der r.k. kerk en in strijd ook met het con cordaat, zooals dit tusschen het vaticaan en het koninkrijk Italië in 1929 werd ge sloten. Voor de kerk is het rassenvraag stuk van geen belang. De r.k. kerk zegt, dat Christus op de wereld is gekomen voor menschen van onverschillig welke huids kleur en zij kent dus geen ander verschil dan dat tusschen gedoopten en ongedoop- ten. Het kanonnieke recht verbiedt het hu welijk van een katholiek met iemand, Jood of Mohammedaan of heiden, die het doop sel niet heeft ontvangen. En een ander ar tikel verbiedt het huwelijk met personen, die wel gedoopt zijn, doch niet tot de kerk behooren. Dit zijn de eenige beperkingen, die het kanonnieke recht kent. Het huwelijk met gedoopte personen van een ander ras wordt wel door de geestelijkheid ontraden, doch het is niet verboden. Volgens art. 34 nu van het concordaat van 1929 erkent de Italiaansche staat in zake huwelijkswetgeving het kanonnieke recht. Daarmede zijn de nieuwe bepalingen volkomen in strijd. Het is onmogelijk te zien, op welke wijze men dit hoogst belang rijke, principieele, verschil zal kunnen op lossen. Juister gezegd, een oplossing is niet mogelijk dan door toegeven door een der beide partijen. En dat de kerk op een zoo fundamenteel punt zou kunnen toegeven, is ten eenenmale uitgesloten. Zij zou op houden katholiek, d.i. universeel te zijn. De „Osservatore" deelt mede, dat de paus per soonlijk twee uitvoerige brieven heeft ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 7