nüdrrr.M
KRONIEK van den DAG.
De leerlingenschaal op de Lagere School.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINfflALE ZEEUWSCHE M1DDELBURGSCHE COURANT (W.O. BE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 14 NOVEMBER 1938. No. 268.
LALINE LESTER'S ROMAN
Verlaging is dringend noodzakelijk. Drukbezochte
vergadering te Middelburg. Motie aangenomen.
HOEST. KEELPUN
GRIEP, RHEUMATIEK
STEKEN IN DEZU.ENI
PIJNSTILLENDE WATTEN
(Ingez. Med.)
De anti-Joodsche uitspattingen en
Chamberlain's politiek van ver
zoening.
Het Duitsche volk heeft de laatste eeuwen
vergelijkenderwijs altijd een groot aantal
ongelikte politieke beren en bruten, natio
nalistische hysterici en wat voor namen men
overigens zou kunnen bedenken voor lieden,
die zich door teugellooze politieke harts
tochten laten voortdrijven, geteld. Zoolang
dit soort op den achtergrond bleef, stichtte
het betrekkelijk weinig kwaad; en dat te
minder naarmate er aan het bewind Ouit-
schers van een ander slag waren, van het
slag Stresemann b.v., dat zich kenmerkt
door nuchter inzicht, niet alleen in de poli
tieke realiteit, maar ook in de mentaliteit
van andere volkeren en dat bovendien de
betrekkelijkheid van elke politieke ideologie
kent.
De nationale hysterici hebben den moord
op Walter Rathenau, een van de grootste
en beminnelijkste geesten van deze eeuw,
op hun geweten. De zinneloosheid van die
misdaad heeft scherper dan wat ook aan
getoond, dat men bij deze lieden feitelijk
met een soort van politieke krankzinnigheid
te doen heeft. Toen die misdaad, nu onge
veer 18 jaar geleden, plaats vond, dacht
geen mensch, dat zfj het afgrijselijke voor
spel van .uitbarstingen op groote schaal zou
kunnen worden. Helaas, heden ten dage, we
ten wij, dat het groote Duitsche rjjk onder
een bewind staat, dat dergelijke uitbarstin
gen niet alleen toestaat, doch zelfs tot ze
kere hoogte organiseert. De bruten en de
ongelikte beren zjjn in het huidige Duitsch-
land aan bod gekomen.
Het ljjdt voor ons geen twijfel, dat men
hier te doen heeft met een tijdelijk ver
schijnsel. Het gros van het Duitsche volk
is te beschaafd en te ontwikkeld, om uit
spattingen als de vorige week zijn voorge
komen, te kunnen billijken. Men hoede zich
er daarom ten stelligste voor, om den ge
middelden Duitscher met deze barbarij te
vereenzelvigen. Van den propagandaminis-
ter Goebbels heeft een van de knapste mo
derne Duitsche geleerden Gundolf, de
man, die een meesterwerk over Goethe
schreef eens gezegd, dat Goebbels (des
tijds nog student en leerling van Gundolf)
óf een litterair genie óf een schurk zou
worden. Men kan zich momenteel afvragen,
of de heer Goebbels het slachtoffer van
een waan werd, welke Gundolf voelde aan
komen. Maar er is geen sprake van, dat
de gemiddelde Duitscher aan dien waan ten
prooi viel, zelfs als men wil aannemen, dat
hij Hitier verafgoodt. Verscheidene malen
bleek reeds, dat hij nooit Hitier, doch altijd
de politieke onderbazen voor weerzinwek
kende excessen verantwoordelijk stelt. Het
is echter denkbaar, dat dit een tragische
vergissing van hem kan zijn en dat hij te
eeniger tijd deze vergissing duur zal moe
ten betalen.
Hij, de gemiddelde Duitscher alleen, of
ook andere volkeren met hem? Chamber
lain, de Engelsche minister-president, wiens
politiek de verzoening tusschen de autori
taire en democratische mogendheden in
Europa nastreeft, is volgens berichten uit
Londen, diep geschokt door de uitspattingen
in Duitschland. Men kan daar in komen.
Chamberlain moet zich nu zijn gaan afvra
gen, of een verbroedering met een mogend
heid, waar zulke barbaarsche dingen plaats
grijpen, ooit mogelijk kan heeten. Toen
Chamberlain zjjn politiek van verzoening
aanving en als consequentie daarvan de
overeenkomst van München hielp sluiten,
hebben wij, en velen met ons, hem hulde
gebracht. Dit leek ons den eenigen weg, om
de politieke spanningen in ons werelddeel
te ontspannen en een geest van wederzijdsch
vertrouwen in het leven te roepen. Op het
oogenblik echter begint men te twijfelen.
De uitspattingen dezer dagen hebben
aangetoond, dat aan het nationaal-socialis-
tisch bewind in Duitschland nog steeds een
mentaliteit ten grondslag ligt, lijnrecht te
genovergesteld aan de verdraagzaamheid,
welke de door Chamberlain beoogde verzoe
ning als grondslag noodig heeft. Het is ten
eenenmale uitgesloten, dat bij deze ver
zoening de liefde van één kant kan komen.
Duitschland zal wil het werkelijk tot een
dragelijke samenleving met de democrati
sche landen geraken brute krachten, als
thans weer zijn losgelaten, moeten
intoomen. Het is de vraag maar, of het dat
kan, zoolang het huidige régime in stand
blijft. Men had gehoopt, dat na de eerste
„revolutionnaire" jaren van het nationaal-
socialistisch bewind, de gematigden allengs
meer invloed zouden krijgen. Helaas is deze
hoop thans vrijwel den bodem ingeslagen
Uit het Engelsch door W. A. C.
57).
David, die zich door de telefonische op
roepen door had geschoren, was gereed om
te vertrekken.
't Eenige aandenken, dat hij van Laline
bezat, was haar groote, saffieren ring, die
in de voering van zijn jaszak was blijven
zitten en die toevallig door Fergusson was
gevonden.
„Indien er vandaag een ring noodig is, zal
't deze zijn", zei David met op elkaar ge
klemde tanden. Toen ging hij naar 't tele
graafkantoor in de rue des Petits Champs,
om zelf 't telegram aan Jack te bezorgen
en een paar minuten over elf vertrok hij,
met Fergusson naast zich, in een auto van
't hotel naar Buc.
Laline was gereed met 't eerste gedeelte
van haar toilet en in een rose peignoir
wachtte ze op den coiffeur.
Molly was naar de kamer teruggekeerd
en hield haar in een opgewekte stemming
Het slimme vrouwtje onderstelde, dat haar
schoolvriendin om een volkomen onbegrij
pelijke reden haar huwelijk niet met blijd
schap tegemoet zag. Wat een volslagen
nonsens toch! Laline ging zooals ze 't
noemde in haar stand trouwen en ,;de
bruidegom was een volmaakte gentleman,
een man, die haar aanbad en haar net zou
laten doen, wat haar behaagde. En toch
keek ze zoo norsch als een uil en je kon
zien, dat ze op 't punt stond te huilen.
Zaterdagmiddag had in de groote zaal
van Sint Joris te Middelburg uitgaande van
het plaatselijk Comité Middelburg van de
Samenwerkende Onderwijzers-Organisaties,
eene openbare vergadering plaats ter pro-
pagandeering voor de verlaging der leer
lingen schaal op de Lagere school.
Uit alle deelen van Zeeland waren be
langstellenden naar de hoofdstad gekomen
om mede te getuigen in het belang van dit
vraagstuk, in het belang van het onderwijs,
dus van het kind.
De voorzitter der vergadering, de heer
W. Spinnaaij, hoofdbestuurslid van het N.O.
G. wonende te Middelburg, sprak in zijn
openingswoord zijn groote voldoening uit
over de groote opkomst, w.o. ook velen die
niet bij het onderwijs werkzaam zijn.
In het bijzonder heette spr. welkom den
heer Onderdijk, wethouder van Middelburg
en de heeren Edelman en Rorije wethou
ders van Vlissingen, alsmede verschillende
raadsleden en leden van schoolbesturen,
oudercommissies enz. Spr. zeide, dat het
wellicht een tikje vervelend wordt weer
over dit onderwerp te moeten hooren spre
ker, vooral omdat men nog niet veel verder
is dan verleden jaar. Men was toen even
op het doode spoor, maar dit voorjaar is
men weer begonnen. Er is nog pas betoogd,
dat er geen geld voor verbetering aanwezig
is. Men kan dan ook van de regeering geen
initiatief in deze verwachten, en spr. hoop
te dat het uit de volksvertegenwoordiging
zal komen. Het was zeker beter dat de
kwestie werd aangepakt door niet-vakmen-
schen, door de ouders bijv. Maar men mag
het den onderwijzersorganisaties niet kwa
lijk nemen, dat zij de zaak aanpakten en
men zal haar initiatief dankbaar moeten
aanvaarden. Zoowel uit de kringen van het
middelbaar als het nijverheidsonderwijs ko
men symphatiebetuigingen, als ook van het
hooger onderwijs, gevolgd door een stroom
handteekeningen, de vakbeweging van ver
schillende richting, bleef niet achter, om
net te vergeteen de groote vereeniging
Volksonderwijs en het eigen adres ter zake
van het N.V.V.
Spr. deelde mede, dat berichten van ver
hindering waren ingekomen van de heeren
Boasson, wethouds; v. d. Veur, secretaris
van Middelburg, Wit inspecteur van het l.o.
te Middelburg, Kuiper inspecteur te Goes
en Van Dalsum, directeur der R.H.B.S. te
Middelburg.
De werkloosheid en de leerlin
genschaal.
Over de werkloosheid als gevolg van de
te hooge leerlingenschaal sprak de heer A.
P. Juncurt, secretaris van de Unie van Chr.
onderwijzers uit Den Haag.
Spr. zeide, dat het best mogelijk is, dat
men de onderwijzersorganisaties in Den
Haag erg vervelend vindt, maar dan heeft
men dit aan zich zelf te wijten. Als men
geeft wat men vraagt, houdt de onderwjj-
wers vanzelf op met te vragen. Het gaat
hier toch zeker niet om een onbelangrijke
zaak. Men heeft tot nu toe nog geen direct
succes met zijn actie gehad, maar wel is er
groote belangstelling ook buiten de onder
wijskringen voor de kwestie gewekt. Er zijn
op het oogenblik adhaesie betuigen van 300
gemeenten, van 1300 besturen van bijzonde
re scholen en van honderden oudercommis
sies.
Het adres van de hoogleeraren, bewijst
dat men ook daar de zaak begrijpt. Er zijn
twee kanten aan de kwestie, de paedagogi-
sche, waarover de tweede spreker het zal
hebben en de bestrijding van de jeugdwerk
loosheid. Deze heeft nergens zulk een om
vang als bij het onderwijs. Van 1931 tot
1937 is het aantal onderwijzeressen en on
derwijzers met ongeveer 7000 verminderd,
terwijl het aantal leerlingen constant is ge
bleven. Het aantal per klasse is dus zeer
toegenomen en 12% pet. der klassen tellen
meer dan 50 leerlingen, en behooren dus tot
de abnormaal groote. Alles wat verleden
jaar terzake is aangevoerd, wordt ook be
wezen in de rapporten der hoofdinspecteurs
van het 1. o. Ook meer dan 60 leerlingen in
een klasse is bij het l.o. geen zeldzaamheid,
terwijl het bij het U.L.O. juist andersom is.
Dit alles zou nog erger zijn als men geen
ruimte liet voor het instituut van kweeke-
en de twijfel aan het zoo verstandig schij
nende streven van Chamberlain neemt hand
over hand toe.
Molly wilde zoo graag weten wie 't was,
want iemand was 't natuurlijk waar
schijnlijk een getrouwd man.
Terwijl ze op den kapper wachtten, praat
te ze over Laline's toekomstige levensposi
tie en zei;
„Eén ding, Laline je moet trachten
gauw een zoon te krijgen, 't Geeft je tegen
over de familie zoo veel nieer prestige, in
dien je moeder van een mannelijken na
komeling bent".
Gelukkig keek Laline op dat oogenblik
naar haar_ nagels, die ze polijstte, want
daardoor kon haar slimme vriendin de uit
drukking, die er in haar oogen kwam, niet
zien. 't Eenige wat ze zei, was: „Dat spreekt
vanzelf".
„Je zult bemerken, dat je die Engelschen
eerst moet kennen; is dat eenmaal 't geval,
dan zijn ze ontzettend eenvoudig en be
trouwbaar maar in vertrouwen wil ik
je wel zeggen, dat er enkele dingen zijn,
die wij moeten leeren. In de eerste plaats:
zeg altijd minder dan je bedoeling is
nooit meer".
„Voel jij je hier gelukkig, Molly?"
„Gelukkiger dan ik ooit zou kunnen zeg
gen. En zoo zal 't jou ook gaan".
Celestine kwam zeggen, dat de kapper
er was en Molly verliet de kamer, om zich
zelf verder te kleeden.
Jack, die met zijn bruidsjonker in hotel
Lord Warden te Dover logeerde, kleedde
zich ook. Zijn gemoedsstemming was kalm
en er was geen bezorgdheid in zijn hart.
Hij was zich bewust, dat hij alles wist en
lingen met acte. De inspecteurs zeggen, dat
deze de engelen der school zijn, zij zelve
zullen eerder zeggen, dat zij de mannen
zijn, die de klappen krijgen. Het zijn geen
kweekelingen, die in opleiding zijn, doch
menschen met volledige bevoegdheid.
De 1700 kweekelingen met acte betalen
feitelijk samen 5 millioen belasting aan het
Rjjk en dit klopt niet met de Christelijke
moraal, dat het arbeidsloon niet mag wor
den gekort. Spr. verwijt een en ander aan
de Nederlandsche regeering, die beter haar
ooren kon dicht doen en de beurs open
zetten. Als men zoo door zou gaan, dan
komt men wellicht tot de helft met kwee
kelingen met acte. Die zijn er in groote ver
scheidenheid van 18 tot 70 jaar toe. Spr.
wijst er op, dat er voor 4 plaatsen bij het
Chr. Onderwijs in den Wieringermeerpolder
niet minder dan 1900 sollicitanten waren.
Spr. begrijpt eigenlijk niet, dat die kwee
kelingen met acte er nog zoo voorstaan.
Daarbij komt nu, dat de regeering de op
leidingsmachine maar laat door draaien en
bij de 7000 ledig loopende onderwijzers er
ieder jaar weer 2000 bijkomen. Dit is altijd
dwaas geweest, maar nu in het bijzonder.
De minister zal wel zeggen, dat het aantal
maar 6000 is en dat de Organisaties over
drijven, en dat na 5 jaar allen weer in de
school werk gullen hebben, maar hoe is
het dan met hen, die een anderen werk
kring hebben aangenomen? De regeering
heeft de moreele plicht iets te doen vooi
hen, die zij zonder noodzaak heeft laten op
leider.. Daarbij komt, dat het een eenzijdige
opleiding was en men moeilijk ergens ar.
ders terecht kan komen. Het zijn toch ook
alle menschen met idealen, die recht heli-
ben op een plaats in de maatschappij.
Zij volbrengen hun verk, volgens de in-
spectieveverslagen, nauwgezet, maar spr.
acht het gelijk aan paria's. Hij meent, dat
4300 zelfstandig voor de klasse staande
kweekelingen met acte 4300 aanklachten
tegen de regeering zijn deze is uitsluitend
voor dit alles verantwoordelijk.
Zelden heeft spr. zooveel critiek tegen een
minister gelezen als in het voorloopig ver
slag inzake de onderwijs-begrooting
en hij neemt, dat de minister van onder
wijs zich beter kan terugtrekken op zijn
mooie Wassenaar.
De regeering zegt geen geld te hebben,
doch in September was er wel direct 120
millioen. Nu zal men wel zeggen, dat was
een crediet maar maar dan geeft men voor
dit werk ook maar een crediet.
De organisaties zijn nog niet aan het
einde van hun latijn en zoo noodig komen
zij volgend jaar weer terug en zullen dan
een volksbeweging voor de kwestie ontke
tenen. Zulks terwille van het onderwijs en
van de kinderen. Als minister Slotemaker
moest kiezen tusschen verlaging van de
bieraccijns of betaling van de kweekelin-
met acte, dan kiest hij het eerste, als is hij
drankbestrijder.
Spr. herinnerde er tenslotte aan, dat men
bijeen is in Sint Joris, om ook den draak te
dooden. Hiermede bedoelt spr. niet den
minister, doch wij wil dooden den draak
van de overvolle klasse en van de ongeluk
kige, misdeelde onderwijzers met acte.
De paedagogische zijde.
Na de pauze was het woord aan den hr.
J. P. W. van der Sluijs, voorzitter van den
bond van Nederlandsche Onderwijzers wo
nende te Haarlem.
Spr. zeide dat men voor alles een recht
begrip moet hebben van wat de school is.
Het is niet iets op zichzelf, het is een be
langrijke factor in het volksleven en dat
niet alleen van ons eigen volk. Van een
West Europeesche beschaving durft spr.
niet meer gewagen. Alles verandert in snel
tempo en men weet niet meer waar men
heengaat. Maar wel weet spr., dat ieder
volk en zeker een klein al meer en meer
si-asssxt,.
DJ)J). dort d* tank bodarrtl
en doodt do Bokteklemrtk
zoodat do bald itch kan
berztoUon. Flacons 6 78 et,
t 130 en L 180.
GENEESMIDDEL
HUID' AANDOEN
TEGEN
N G E N
(Ingez. Med.)
daarom het leven met Laline kon begin
nen, zonder angst dat daarop door verras
singen een schaduw zou worden geworpen.
Laline's kind zou hem dierbaar zijn en
misschien zou hij eens een eigen kind heb
ben.
Na de receptie zouden zij per auto naar
Folkestone gaan en de avondboot naar Bou
logne nemen en verder naar een hem be
kend, afgezonderd plaatsje in Zwitserland
reizen.
Handig strikte hij stevig zijn lichtgrijze
das; zijn knecht gaf hem zijn onberispelijke
jacket en zei hem dat zijn hooge hoed in de
doos was.
Daarna ging Jack naar beneden, om met
zijn bruidsjonker een eenvoudige lunch te
gebruiken.
De kleine bruidsmeisjes lunchten boven,
in de voormalige schoolkamer van Chan-
nings. De tweede heel kleine page huilde
omdat freule Betty Hurtsmanseau haar
vinger in zijn oog gestoken had. Maar de
tranen waren spoedig gedroogd en onder
veel gepraat en drukte van de kinderjuf
frouwen en kindermeiden werden de acht
kinderen naar hun kamer gebracht om hun
jurkjes aan te trekken, waarin de meisjes
er zouden uitzien als een bosje lathyrus.
Mevrouw Greening was in haar leven nog
nooit zoo gelukkig geweest! Ze was gast
vrouw van een groot aantal menschen van
beteekenis en haar nicht Laline deed een
schitterend huwelijk, want al zou Jack. te
zijner tijd slechts graaf worden, zijn titel
was van veel ouderen datum dan die van
op zich zelf zal worden aangewezen en ei
gen krachten zoo hoog mogelijk zal moe
ten trachten op te voeren. Die eigen kracht
schuilt in de Nederlandsche jeugd. Nu zou
de regeering daar beter voor moeten zor
gen als zij ooit gedaan heeft en zij doet het
juist slechter dan ooit te voren. Spr. stelt
niet veel belang in de cijfers van een be
grooting, want dat is toch maar een kunst
van cijfers groepf-eren en ondanks alles ver
klaarde de president der Nederlandsche
Bank, dat Nederland toch een rijk land is.
Waar een wil is, is een weg. Dat men
een- begrooting heeft met een tekort is niet
de beslissende factor.
Spr. kwam nu lot hef: onderwijs en de
kinderen. Aan de hand van voorbeelden uit
een leesles. Als men klasse van 60 leerlingen
beeft is het aantal beurten voor ieder de
he1 ft van dat in een klasse van 30. Het is
bij 60 leerlingen niet mogelijk na te gaan of
allen wel medelezen en de les volgen, dit
kan wel bij 30.
Het is voor een kind van 6 jaar te ver
moeiend zich 5 uur per dag geheel in te
spannen en de onderwijzer moet dit ver
gemakkelijken door een sfeer te scheppen.
Als spr. het werken van de Leidsche flesch
in een klasse behandelt, weet hij dit zoo
te doen, dat de geheele klasse er in mede
leeft, doch bij een klasse van 60 leerlingen
kan hij dit nimmer bereiken, want dan zul
len er altijd zooveel lastige elementen on
der zijn, dat het verder den heelen middag
rumoerig wordt en men de leerlingen niet
meer terug kan brengen in het gareel. Zoo
zijn er ook bij andere vakken verschillende
soortgelijke gevallen. Men moet in een groo
te klasse anders optreden en dan is men
geen „fijne meester" meer. Het is een eer
voor de onderwijzers, dat zij de laatste 20
jaar hebben weten te bevorderen, dat de
kinderen met pleizier naar school gaan,
maar als het 10 jaar door gaat zooals nu,
dan zullen de kinderen weer met pleizier
weg blijven. Spr. weet niet wie de schuld
is van de crisis, maar zeker zijn de kin
deren het niet. Men moet begrijpen, dat men
de kinderen niet alleen moet leeren, doch
ook opvoeden en -vooral hen ook arbeids
vreugde geven. Als dit laatste bij ouderen
wellicht niet zal gaan, dan is dit toch wel
het geval in de kinderwereld, doch niet in
een klasse van 60. In een normale klasse
kan men de zwakke leerlingen helpen, maar
niet in een klasse van 50 tot 60. Men kan
zich niet met de kinderen afzonderlijk be
moeien. Door te groote klassen zullen de
goeden afdalen tot middelmatigen, de mid-
delmatigen tot zwakken en de zwakken
moeten dan maar blijven zitten.
De Minister van onderwijs, die spreker
wel eens hoorde betitelen als minister van
spelling en verwaarloosde zaken, moet aan
zijn collega van financiën maar eens vragen
uit te rekenen, wat de leerlingen, die on-
noodig blijven zitten, aan de gemeenschap
kosten. Dit is wellicht de helft van hetgeen
noodig zou zijn om het tekort aan onder
wijzers weg te werken. Spr. wil niet na
gaan of het salaris van de onderwijzers
evenredig is aan het rendement van het
onderwijs.
Er komen door de groote klassen veel
meer zieke onderwijzers en daarvan zijn ook
de kinderen weer 't slachtoffer. Wat men
oogenschijnlijk bij volkomen gelijke behan
deling van alle kinderen als een groote
rechtvaardigheid beschouwt, is in werkelijk
heid de grootste onrechtvaardigheid. Om het
werk van een kind te beoordeelen, moet
men alles tot in bijzonderheden van het
kind weten. Een school moet het huisgezin
als voorbeeld nemen, maar zij wordt nu al
meer en meer een kazerne. De rijksinspec
teurs denken er even zoo over als de orga
nisaties en spr. brengt hen hulde, dat zij
dit als rijksambtenaren in hun rapporten
hebben durven neerschrijven. Ook de leden
van de volksvertegenwoordiging denken er
zoo over en dan moeten toch de millioenen
te vinden zijn. In dit verband wijst spr. er
op, dat in 2 jaar tijd te Amsterdam het aan
tal millionairs van 68 tot 97 is gestegen.
Men heeft mooie wegen aangelegd, de
Zuiderzee ten deele droog gelegd, om er
weer aan vele landgenooten een bestaan
te geven; de productie der Limburgsche mij
nen is verdubbeld en spr. wijst er daarom
op dat er in de jeugd nog veel grootere
schatten schuilen, die men tot de grootst
mogelijke productie moet opvoeren
Spr. eindigde, evenals de heer Jungcurt,
onder daverend applaus, trouwens beide
sprekers waren meermalen door applaus
onderbroken.
De voorzitter bracht de beide heeren
dank, niet alleen voor hetgeen zij zeiden,
maar vooral ook voor de wijze waarop zij
het zeiden. Spr. heeft zich althans geen
oogenblik verveeld.
den markies van Molly.
Celestine begon een' vreeselijke wroeging
te krijgen. Lang geleden, voordat ze naar
Amerika was gegaan, was ze Katholiek ge
weest en al had ze in de laatste tien jaar
haar godsdienstplichten zeer verwaarloosd,
in een hoekje van haar ziel was ze gods
dienstig gebleven.
Indien 't eens aan haar invloed te wijten
ware, dat naar troetelkind een groote zon
de bedreef! Maar wat had ze anders kun
nen doen?
Rechter Whitmore zou de bruid aan den
bruidegom overgeven, aangezien hij zoo'n
oud vriend was en mevrouw Whitmore,
vriendelijke eenvoudige ziel, die ze was,
verheugde zich over Laline's groote geluk.
Ze had 't altijd wel geweten, van af 't eer
ste oogenblik, dat ze op de Olympic kwam,
dat Laline en Jack voor elkaar waren ge
schapen. Wat Louise Greening betref, ze
vond 't dwaas, dat die zich zoo op een voet
stuk plaatste. Hadden zij niet, voordat
Louise met dien rijken broeder van mevrouw
Lester trouwde, in Oklahoma toen zij nog
kinderen waren, met elkaar gespeeld en
op eikaars rug over schuttingen geklom
men?
Toen de coiffeur vertrokken was en La
line weer alleen was, kon ze niets anders
doen dan bidden om vergiffenis, indien ze
een zonde beging en om kracht om Jack
gelukkig te maken.
Voor haar zelf was het leven voorbij.
Voortaan moest haar eenig levensdoel zijn
te trachten Jack's nobele opoffering te ver
Proefbusje gratis op aanvraag aan
bovenstaand adres.
(Ingez. Med.)
Hierna stelde spr. de volgende motie voor:
De vergadering, belegd door de Samen
werkende Onderwijzersorganisaties op Za
terdag 12 November te Middelburg;
Gehoord de uiteenzettingen der verschil
lende sprekers;
Gelet op het feit, dat geheel het onder
wijs verbetering der tegenwoordige leerlin
genschalen hoogst noodzakelijk acht;
Wijzende op de instemming met dit stre
ven betuigd door honderden Gemeente- en
Schoolbesturen, Oudercommissies, Hooglee
raren, Rectoren van Gymnasia en Lycea,
Directeuren van Hoogere Burgerscholen en
andere leidende personen en organisaties;
In aanmerking nemende, dat duizenden
jonge krachten hiervoor beschikbaar zijn,
doch thans in een positie verkeeren, die
strijdt met ieder begrip van sociale recht
vaardigheid;
Diep teleurgesteld door het feit, dat van
Regeeringswege geen maatregelen zijn ge
nomen tot effectieve bestrijding van het
kwaad der groote klassen en de jeugdwerk
loosheid onder de onderwijzers;
Doet een dringend beroep op Regeering
en Volksvertegenwoordiging om met ingang
van 1 Januari 1939 de leerlingenschaal te
verbeteren
En besluit deze motie ter kennis te bren
gen van den Raad van Ministers, de leden
van de Eerste en Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal en de Pers.
Door opstaan verklaarden zich alle aan
wezigen voor de motie.
De heer Spinnaay wees nog eens speciaal
op hetgeen de heer Jungcurt had gezegd
over een volksbeweging en de heer v. d.
Sluiis over arbeidsvreugde en op de nood
zakelijkheid de kinderen van heden gees
telijk goed toe te rusten. Spr. hoopte, dat
het niet meer noodig zal zijn voor deze
zaak een beroep te doen op de aanwezigen.
Indien noodig, weet hij op hen te kunnen
vertrouwen.
op de pijnlijke
plek. bestrijdt
doozen a
35 en 55 ct.
gelden.
Misschien zou eenmaal haar ziel zich aan
den toestand van moedeloosheid, waarin
die zich thans bevond, weten te ontworste
len en zou ze in staat zijn behoorlijk haar
plicht te vervullen en alles, wat in haar
nieuwe positie van haar geeischt werd, naar
haar beste krachten te volbrengen. Mis
schien zou dat haar vrede geven. Het was
nu te laat haar plan te wijzigen.
Terwijl ze haar eenvoudige lunch ge
bruikte, was ze geheel alleen geweest, maar
nu kwam Molly binnenstormen. Ze zou
Celestine helpen om haar de wondermooie
bruidsjapon van goud- en zilverbrocaat aan
te doen en den sluier onder den diamanten
bandeau van den ouden graaf te bestigen.
Celestine was ongewoon stil en scheen 'n
paar malen tranen uit haar oogen te ve
gen, maar Laline was thans volkomen
kalm.
De eenvoudige, middeleeuwsche uitzien
de japon deed haar slanke gestalte vol
maakt uitkomen; de lange mouwen reikten
tot halverwege haar doorzichtige handen.
Om haar blooten hals droeg ze aan een
lange, dunne ketting 't hart van robijn, dat
ze van Jack had gekregen. Haar eenvou
dige tullen sluier golfde neer op den sleep
van zilverkeurige, met goud afgezette stof,
die van haar schouders afhing.
Ze scheen een weer levend geworden my
stieke bruid uit de vijftiende eeuw geen
jonge vrouw uit den tegenwoordigen tijd.
(Wordt vervolgd).