SHAG SHELTER-facAt»»** KRONIEK van den DAG. De provinciale begrooting voor 1939 Jekker, rnaïi! TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIAU ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 3 NOVEMBER 193S. No. 259. LALINE LESTER'S ROMAN Ged. Staten stellen voor de opcenten op de Inkomsten- en vermogensbelasting met 2 te verminderen. GEMEENTERAAD VAN MIDDELBURG 'Ktweed, Gabardine, Loden Regenjassen Litauen in de knel. Het lot van Tsjechoslovakije, dat vrijwel overal ter wereld den mensch ter harte ging, heeft in zeer sterke mate indruk op de Litauers gemaakt. Litauen dankt, zooals men weet, zijn geboorte aan den wereld oorlog, evenals Tsjechoslovakije. En het heeft evenals Tsjechoslovakije twee groote staten als huurlieden: Duitschland en Polen. En binnen zijn grenzen woont, tot overmaat van ramp, een Duitsche minderheid: om een goede haven te hebben, wisten de Li tauers de Duitsche stad Memel bij hun land ingelijfd te krijgen. De Litauers zullen van deze inlijving eco nomisch profijt hebben gehad, heel veel wel licht. Maar in politicis beleefden ze er niet veel anders dan narigheid van. De Duit- schers in het Memelland, die onder bescher ming van den Volkenbond heeten te staan (het „Memelstatuut" werd daartoe het aan zijn geschonken) hebben zich nooit bijster prettig gevoeld in den band met de Litau ers. Toen Duitschland door het nationaal- socialisme „dynamisch" werd gemaakt, kre gen ze gelegenheid, hun ongenoegen steeds luidruchtiger ter kennis van de menschheid te brengen. Het gevolg daarvan was voors hands echter, dat de Litausche regeering een soort staat van beleg in Memel ging afkondigen, welke die luidruchtigheid aan zienlijk temperde, doch tegelijkertijd Berlijn woedend maakte. De betrekkingen tusschen Duitschland en Litauen zijn sindsdien niet al te vroolijk. Het lot van Tsjechoslovakije beteekent een mene tekel voor de Litauers. Wat den Tsjechen is overkomen, zou hun in vervolg van tijd kunnen overkomen. Berlijn iieeft dat in de hand. Een beetje oproer in Memel zou voldoende zijn, om het Duitsche leger de „noodzakelijke" bescherming der Duit sche Memellanders te laten ondernemen. Men weet te Kaunas, de Litausche hoofd stad, dat geen enkele groote mogendheid, Frankrijk noch Engeland, Polen noch Sov jet-Rusland, een vinger uit zou steken, om Litauen het lot van Tsjechoslovakije te be sparen. Het Tsjechoslovakije van gisteren was veel grooter en belangrijker dan Li tauen. Wat de groote mogendheden niet voor dat grootere land over hadden, zullen ze zeker niet hebben voor het kleintje daar aan de Oostzee. De Litausche regeering zal, als ze haar land het smadelijk lot van Tsjechoslovakije wil besparen, het roer moeten omgooien, d.w.z. ze moet probeeren goede maatjes met Berlijn te worden en daartoe o.a. den Me meilanders zooveel zelfbestuur toekennen, dat deze Duitschers niet langer het gevoel hebben, onder een „ondragelijke" voogdij van Kaunas te staan. Misschien, dat Memel dan als Litauen's voorname in- en uitvoer- haven behouden kan blijven. In theorie ziet deze oplossing er nog al eenvoudig uit. In de praktijk is ze echter leelijk ingewikkeld. Er wonen in Memel meer menschen dan alleen Duitschers: Li tauers o.a. en ook Joden. Deze vormen de minderheid. Wat zou er met hen gebeuren, indien de stad volledige autonomie, d.w.z. een nationaal-soeialistische regeering kreeg? Voor een belangrijk deel nog wel wordt het economische be drijfsleven ter plaatse door Joden be- heerscht. Er is weinig fantasie noodig, om te voorspellen, wat hun lot zou worden. En dan nog zal steeds de vraag blijven, of Me mel zichzelf op een kwaden dag toch niet weer bij Duitschland zou inlijven. De poli tieke zorgen, die men op het oogenblik te Kaunas heeft, zijn drukkend, heel drukkend. Misschien hadden de Litauers hun positie eenigszins kunnen" verlichten, indien ze er tijdig voor gezorgd hadden met den ande ren grooten buur, Polen, op goeden voet te geraken. Met Polen waren de betrekkingen tot voor eenige maanden echter al heel slecht. Men kent de geschiedenis: in 1921 maakten de Polen zich meester van Wilna, destijds hoofdstad van Litauen. Warschau vond, dat deze stad ten onrechte bjj Litauen was gevoegd. In dit verlies konden de Li tauers nooit berusten. Hun mokken ging zelfs zoover, dat het spoorwegverkeer met Polen jarenlang werd onderbroken. Eenige maanden geleden werd aan dezen raren toe stand gewelddadig een eind gemaakt door Warschau. De Poolsche regeering ging, toen, ze er op kon rekenen geen last meer met de groote mogendheden te krijgen, Litauen; plompweg met een oorlog dreigen. Daar voor moest Kaunas wijken. De normale be trekkingen en het normale verkeer werden nu hersteld, maar desondanks houdt men uiteraard te Kaunas nog steeds niet van de Polen. Uit het Engelsch door W. A. C. 48). Jack was een veel te sympathiek mensch om te zinspelen op het afschuwelijke van die vijf dagen in 't bomvrije onderkomen. Hij stelde zich tevreden haar, zoo goed hij kon, te vertellen, hoe zij hen ten slotte hadden gevonden en dat Laline buiten kennis was geweest, totdat zij de auto hadden bereikt. Het tot bewustzijn brengen van David had langer geduurd. „Hij had een snee in zijn arm, die om wonden was met een zwachtel; deze was zóó aangebracht, dat het bloeden kon wor den tegengegaan. We waren benieuwd te weten, waarom hij dien voorzorgsmaatregel had getroffen. Jij was bewusteloos en zult er wel niets van weten. Die arme David moet heel wat bloed verloren hebben". Een oogenblik sloot Laline haar oogen. Met moeite beheerschte ze zich en trachtte zich het geval te herinneren. David hield haar arm boven haar mond dat beeld kon ze reconstrueeren en nu besefte ze, dat hij voor die bloeding reeds voorbereidende maatregelen moest hebben getroffen, aangezien de inrichting om den zwachtel vast te draaien en de schuifknoop op zijn arm waren. Was 't, dat hij met opzet een ader had ge opend, om het bloed in haar mond te laten druppelen, ten einde te trachten haar te redden? Ja, dat moest 't geweest zijn. Dier Ged. Staten van Zeeland hebben de ont- werp-begrooting 1939 aan de Provinciale Staten toegezonden. De gewone inkomsten en uitgaven geven ten eindcijfer van 2.312,582 met een post onvoorzien van 25.656. De batige sloten van den gewonen dienst bedroegen, volgens den begeleidenden brief in 1932 192.473; 1933 209.516; 1934 177.187; 1935 38.145 en 1936 47.938. De vermoedelijke inkomsten van den ge wonen dienst van 1937 ramen Ged. Staten naar de thans bekende gegevens in totaal op 2.693 303 en de uitgaven op 2.647.859, alzoo het batig slot op 45.443. Omtrent de vermoedelijke uitkomsten van 1938 valt uiteraard nog weinig te zeggen, doch voor zoover dit thans valt te beoor- deelen, kan worden aangenomen, dat de gewone dienst van 1938 een batig slot, zij het van bescheiden, omvang, zal laten. Het slot van 1936 is ten gunste gebracht van de begrooting voor 1937, ten einde daaruit gedeeltelijk de kosten van conver sies van geldleeningen te dekken. Van het vermoedelijk slot 1937 zouden Ged. Staten f 40.340 t.z.t. willen aanwenden tot gedeelte lijke dekking van de afkoopsom ad f 120.340 aan het Rijk te betalen voor de overdracht van den weg Walsoorden-Hulst. Het restant wenschen zij toe te voegen aan de alge meene reserve. Per einde 1937 bedroeg de ze reserve 194.802. Volgens het aangenomen systeem zou men trachten te komen tot een begrooting voor den gewonen dienst, welke zonder hulp van middelen van vrogere jaren zou sluiten In de begroeting 1932 moest nog tot een be drag van rond 175.000 over batige sloten van vroegere jaren worden beschikt. Sinds dien is dit bedrag telkens 25.000 lager gesteld. Voor de laatste maal zou volgens dit plan aan de begrooting voor 1938 een bedrag en wel 25.000 van overschotten van een vorig jaar toevloeien. In verband daarmede hebben Ged. Staten dan ook in het ontwerp 1939 niets uitgetrokken ter zake van batige sloten van vorige jaren. Belastingverlaging. Ged. Staten hebben ernstig overwogen of zij een voorstel konden doen, tot verlaging der belastingen. De algemeene reserve be draagt, na toevoeging van het genoemde ge deelte van het batig slot^L937 rond 200.000. Nu een begrooting is verkregen waarbij de inkomsten van hét begrootings- jaar opwegen tegen de geraamde uitgaven, achten Ged. Staten het bedrag der reserve zoodanig te zijn, dat uit dien hoofde geen bezwaar tegen een geringe verlaging be hoeft te bestaan. De begrooting zelve biedt echter geen ruimte voor die verlaging. Doch desniettegenstaande bestaat er geen be zwaar tegen eenige verlaging van den be lastingdruk door een onttrekking aan de algemeene reserve. De vraag waar en in welke mate deze druk zou kunnen worden verminderd dient alsnu onder het oog te worden gezien. Ged. Staten meenen, dat het eerst in aanmerking komen de opcenten op de hoofdsom der inkomstenbelasting en vol gens de Prov. wet dus ook van de vermo gensbelasting. Verlaging der opcenten op de hoofdsom der grondbelasting komt Ged. Staten niet geraden voor. Het getal 50 is sedert 1 Januari 1920 onafgebroken gehe ven. Gerekend moet worden, dat deze be lasting is geamortifiseerd. Daarbij komt, dat het voor verlaging beschikbaar te stel len bedrag te gering moet zijn om tot een verlaging over de geheele linie te besluiten. De opbrengst van 40 opcenten kan vol gens de bekende gegevens voor 1938-'39 voor de vermogensbelasting gesteld worden op 129 000 en voor de inkomstenbelasting op 309.000 te zamen 436.000. Per opcent bedraagt de gezamenlijke opbrengst dus rond 11.000. Ged. Staten meenen, dat Kaunas zou er verstandig aan doen, een streep door de rekening met Warschau te halen. Hoe eerder, hoe beter, want het is nu eenmaal onderliggende partij en kan zich een exploitatie van zijn spijtigheid on mogelijk veroorloven. We leven in een we reld, waarin het recht van den sterkste nog steeds het meeste opgeld doet. Een klein land, dat zoo ongelukkig ligt als Litauen, dient daarmee rekening te houden. Anders zet het zijn bestaan op het spel. bare, edele David. Haar lieveling haar man. Maar waar was hij? Jack zag, dat er iets was, dat haar in de hoogste mate had ontroerd. „We zullen over dien vreeselijken tijd maar niet meer spreken, lieve Laline", zei hij op bezorgden toon. „We zullen alleen maar praten over 't spoedig weer samen zijn met David in Parijs". Laline opende haar oogen en dankbaar heid lag er in haar blik. Jack liefkoosde haar en opperde, dat hij bij haar zou blijven zitten, terwijl ze at een beetje kip met wat doperwtjes, cham pagne en andere lekkere dingen! Laline was blij, dat hij er was. Alles was beter dan alleen zijn met haar gedachten Er kon toch niets worden gedaan voordat zij den volgenden morgen te Parijs zouden zijn. Jack begreep, dat ze ontzettend verlan gend was te weten, waarom David zoo plot seling was vertrokken, maar aangezien hij haar niet kon helpen, deed hij zijn best haar geest met andere dingen bezig te hou den. Ze praatten over Channings Priory; hij hoopte, dat ze 't daar prettig zouden vin den. 't Was een heerlijke, oude buitenplaats met kruisgangen, die naar de kapel leidden en 't buiten zou nu, met al zijn jonge groen, op zijn mooist zijn. Laline trachtte met belangstelling te ant woorden en te praten; ze deed haar best zich te beheerschen. Maar een innerlijke stem scheen steeds te zeggen: „Waar is hij? moet worden volstaan met een verlaging van 2 opcenten, waarmede, over een vol jaar gerekend, 22.000 is gemoeid. De voor gestelde belastingverlaging impliceert dat het tot dusver gevolgde beleid ten opzichte der uitgaven moet worden gehandhaafd, Zoodra daarvoor in de begrooting eenige ruimte aanwezig was hebben Ged. Staten niet geschroomd voor zeer wenschelijke doeleinden het budget te belasten. Ged. Staten herinneren in dit verband aan de bijdrage voor de huishoudelijke voor lichting ten plattenlande, subsidie voor be strijding van de t.b.c. onder het rundvee; bijdrage voor onderwijs aan zwakzinnigen, subsidie handels-avondschool te Vlissingen, bijdrage borgstellingsfondsen voor den Mid denstand en ten behoeve der tertiaire we gen. Het budget zal in de naaste toekomst nog ten ongunste worden beïnvloed als de brug over de Zandkreek tot stand komt; door gemis van steigerrechten te Walsoorden, als de haven te Perkpolder in gebruik wordt genomen; en door de stijgende uit gaven ten behoeve van het onderhoud der secondaire wegen. Dus ook voor de naaste toekomst is een zeer voorzichtig beleid ge boden. Toch hebben Ged. Staten gegronde hoop, dat de voorgestelde belastingverlaging in de toekomst stand kan houden. Door renteverlaging en conversie is de rente van alle geldleeningen, op één uitzon dering na, teruggebracht tot 3% of la ger. De uitzondering betreft de leening 1932/33, oorspronkelijk groot 1.000.000 waarvan de rentestand 444 bedraagt. De ze leening is eerst geheel aflosbaar per 1 Augustus 1939. Een poging om ongeacht het conversieverbod tot een renteverlaging te geraken is mislukt. Wanneer de dan gel dende rentestand daartoe aanleiding geeft zal t.z.t. worden getracht tot renteverla ging te geraken. De renten door de stoom bootdiensten en de P.Z.E.M. verschuldigd is voor 1939 gesteld op 4 De stoombootdiensten Wat de stoombootdiensten betreft be hoefden voor de gesubsidieerde lijnen de te korten met inbegrip van de extra-afschrij vingen niet hooger te worden geraamd dan voor 1938, aangezien het vervoer is toe genomen. Voor de lijn VlissingenNouzen moet echter het tekort hooger worden uit getrokken. Over 1937 bedroeg dit 9.220. Dit bedrag werd toen 2.291 gunstig be ïnvloed door het vervoer van werkloozen. Dit vervoer heeft zich tot nu toe in 1938 niet voorgedaan en kan ook in 1930 niet worden verwacht. Mede door stijging van de prijzen van brandstoffen e.d. en verla ging der tarieven is een tekort voor 1939 geraamd van 18.200. Zoolang het stoom schip „Schouwen" nog in de vaart kan blij ven wenschen Ged. Staten geen voorstel te doen tot opheffing van deze lijn. Wanneer evenwel de lijn in de toekomst moet wor den bezwaard met de kapitaalskosten van een nieuw schip, zal het tekort bij overi gens gelijke omstandigheden zoodanig stij gen, dat het voortbestaan van deze lijn in nadere overweging moet worden genomen. Het tekort van den Ooster-Schelde dienst kan als gevolg van het toenemen van het vervoer voor 1939 worden gesteld op f 38.000 tegen rond f 47.400 voor 1938. Een nieuwe motorboot. Het vervoer op de lijn VlissingenBres- kens, in het bijzonder van automobielen, is zoodanig gestegen, dat binnen afzienbaren tijd tot den bouw van een nieuwe motor boot zal moeten worden besloten. T.z.t. ho pen Ged. Staten in staat te zijn daarvoor de noodige voorstellen te doen. Een wijziging van de tarieven van veevervoer hopen Ged. Staten binnenkort aan den Minister van Waterstaat ter goedkeuring te kunnen zen den. Met ingang van 2 October hebben Ged. Staten besloten geen steigerrecht meer te verhalen op reizigers van en naar Borsele. De verbetering van de secondaire wegen gaat geregeld voort. De gezamenlijke lengte van de nog te ver beteren wegen en wegvakken bedraagt globaal 83.5 km. De hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat raamt de totale kosten van verbetering op 2.030.000. In de eerstkomende jaren zal per jaar ongeveer 400.000 a 450.000 beschikbaar zijn voor verbeteringsbijdragen. Dit bedrag gedurende 5 jaren (1939 tot en met 1943) zal ruimschoots voldoende zijn voor de al- geheele voltooiing van het wegenplan. David, kom bij me terug. O! waar kun je toch zijn?" Maar weldra kwam de oude dokter bin nen en gaf haar een slaapmiddel, zoodat ze eindelijk in slaap viel. Den volgenden mor gen ging 't clubje, hoewel 't arme kind nau welijks op haar beenen kon staan, met den trein naar Parijs terug en kwam tegen de lunch in hotel Ritz aan. HOOFDSTUK XXVI. Met een koortsachtig verlangen vroeg La line, toen zij in 't hotel waren aangekomen, naar haar poststukken, 't Was een heele be zending maar alles uit Amerika, behalve een brief van haar vriendin Molly, die met den Engelschen markies was getrouwd. Mol ly was verrukt te hooren dat Laline in Eu ropa was aangekomen en zond een harte lijke invitatie om bij haar in Londen te ko men logeeren. Hoe heerlijk had dit kunnen zijn! maar nu kon de beteekenis der woorden nauwe lijks tot haar doordringen, zóó hevig was de slag voor haar geweest, dat ze geen let tertje van David had aangetroffen. Ze zou er den portier eens naar vragen; misschien lag er een boodschap voor haar op zijn lessenaar. Boodschappen en brieven komen in hotels wel eens verkeerd terecht. Men zei haar, dat er wel eenige kaartjes en briefjes waren, maar die waren al naar de kamers gebracht en toen scheen 't als of ze nooit in haar leven in zoo'n treuzelige lift gestaan had! Maar eindelijk was ze in Op de in de zomerzitting vastgesteld „ter tiaire wegenverordening Zeeland" is de Ko ninklijke goedkeuring nog niet verkregen. Intusschen zijn eenige aanvragen ingeko men om een bijdrage in de kosten van ver betering van op het tertiaire wegenplan ge plaatste wegen. Zoodra de verordening door de Kroon zal zijn goedgekeurd zullen Ged. Staten op die aanvragen een beschik king nemen, teneinde te bevorderen dat de verbetering zoo spoedig mogelijk kan wor den ter hand genomen. Ged. Staten stellen afgescheiden van de begrooting voor te bepalen dat 38 opcenten op de hoofdsomen der vermogens- en in komstenbelastingen worden geheven en te besluiten de bijdrage van 2000 aan de Zeeuwsche borgstellingsfondsen tot weder opzegging toe te kennen. Zooals in een deel der vorige oplaag nog gemeld, werd, een voorstel van den heer v. d. Feltz, om de door B. en W. voorge stelde bepaling, dat voor een tentoonstel ling van kunst, als de ondernemer kan aan- toonen, dat hij noodlijdend is, geen verma kelijkheidsbelasting verschuldigd is, te schrappen, verworpen. Zondag openstelling van winkels. Ter tafel kwam nu het voorstel van de heeren mr. Portheine en Jeronimus om de openstelling van bepaalde winkels gedu rende enkele uren op Zondag, te doen plaats hebben van 1 April tot 30 Septem ber en ook op Paasch-Zondag, als die in Maart valt. Plierbij kwamen de adhaesiebetuigingen aan de orde. De heer LAMBERMONT zeide geen principieel bezwaar te hebben tegen dit voorstel. Het gaat er om of Middelburg een seizoenplaats is of niet. Die dit niet erkent, is ziende blind. Spr. betreurt het, dat men bij stukjes en brokjes er toe komt, de winkels open te stellen. Niet alleen uit België, maar ook uit Nederland neemt het bezoek toe en spr. zag nog lie ver dat men deze zaak doorzette. De heer v. d. FELTZ vroeg of het wel zoo noodzakelijk is, als er maar een paar winkeliers gebruik van maken. Spr. wacht met belangstelling de houding van de S.D. A.P. terzake dit voorstel zal zijn; omdat die afwisselend voor en tegen was. Hoe staat het met het personeel nu? Zij lieten dit argument vallen. De voorstanders zullen toch nimmer toegeven, dat Middelburg geen seizoen plaats is. In begin April kan men toch zeker nog geen bezoek van de badplaatsen verwachten. Gezien de saam- hoorigheid bij het regeeringsjubileum, be treurt spr. het, dat men aan de „overzij de" zoo weinig eerbied heeft voor hetgeen, toch in een groote minderheid van de Middelburgsche bevolking leeft. Spr. vroeg tenslotte hoeveel winkels er open zijn. De heer PAUL zeide, dat het voorstel wel zijn instemming heeft, doch hij vroeg zich af of het wel noodig is ook de maand April er bij te nemen; en hij zou er Mei van willen maken en toch de Paaschzon- dag er bij opnemen. Spr. blijft er bij, dat als het personeel het slachtoffer er van werd, hij zou voorstellen de verordening in te trekken. Het is echter gebleken, dat de winke liers geen personeel in dienst nemen. De heer DEN HOLLANDER zeide, dat elk gemeentebestuur zelf kan uitmaken of men Zondags winkels open wil stel len, ook al is het uitgemaakt, dat de stad een seizoenplaats is. Het is een zuiver principieele kwestie, en links moest wat water in zijn wijn doen. Spr. ziet er geen belang in, het is nu een drijven om bij- stukjes en brokjes te krijgen, wat men niet in eens kan bemachtigen. De heer PORTHEINE wilde heel in het kort dit voorstel verdedigen. Er worden dikke woorden gebruikt, die spreker niet van de zijde van de tegenstanders had ver wacht. Het principieele is reeds uitgemaakt en spr. zal daarop dan ook niet meer praten. Het staat vast, dat Middelburg een seizoen- VOOR DE PIJP (Inz. Med.) plaats is en dan moet men als enkele winkeliers dat vragen hen in de gelegen heid stellen te verkoopen. Nu gaat het om eenige uitbreiding en dan voor bezoekers, die wel niet uit de badplaatsen komen, maar toch wel dege lijk komen. Er is geen sprake van nog met verdere voorstellen te willen komen. Het gaat niet aan terug te komen op debatten van vroegere gelegenheden. Het gaat niet aan hem en zijn mede voorstel ler verwijten te doen, als of zij meer wil len krijgen. De kwestie van 1 April of 1 Mei, is een kwestie van de practijk, maar verleden jaar is heel vroeg reeds een Zondag in April toestemming verleend en Paschen valt meestal in April. De heer JERONIMUS zeide, dat de hee le bedoeling is geweest de winkeliers wat meer armslag te geven. Het ging er juist om Paschen zeker te hebben en ook de Zondag er voor en er na. Ook de vroegere zomertijd in België spreekt in deze een woordje mede. Hoeveel winkels er juist open zijn, weet spr. niet, en de vraag van den heer v. d. Feltz blijkt meer een poging om een spaak in het wiel te steken. Spr. heeft eerbied voor de levensbeschouwing van den heer v. d. Feltz en anderen, maar eischte dit ook wederkeerig. Daarbij komt dat het be zoek van de Belgische badplaatsen met Kerstdag en zeker ook met Paschen steeds toeneemt. De heer ONDERDIJK zeide vroeger te gen een algemeene openstelling te zjjn ge weest, omdat men personen zou dwingen op Zondag te werken tegen hun overtui ging in. Later ging het om het personeel- vraagstuk. Toen dit verviel, heeft men hoop op de medewerking van de winke liers gehouden en in die hoop is men niet teleurgesteld. Het bijzondere verlof van verleden jaar was op 20 Maart, dit was een groote uit zondering, maar dat is niet meer het ge val als men om de 14 dagen een verzoek te dier zake kreeg. Het is daarom goed gezien van de voor stellers het vast te leggen. Spr. komt ooi? op tegen de verwijten van de heeren v. d. Feltz en den Hollander omdat het hier niet gaat dat men personen tegen hun beginselen in noopt tot het verrichten van werk. Het gaat er om of men Middelburg in de toekomst zal mijden of wel het onder de te bezoeken plaatsen zal blijven opne men. Men kan niet verlangen, dat men buigt voor de minderheid als men haar niet tot iets dwingt tegen haar zin. Spr. zou ook gaarne willen lezen „1 Mei", de gelegenheid om speciale vergun ningen te verleenen blijft toch bestaan. De heer DEN HOLLANDER zeide, dat de A.R. en de C.H. niet uitgaan van den wil van den mensch, maar van wat God ge last. „Zes, dagen zult gij arbeiden en den zevenden dag zult gij rusten." De VOORZITTER zeide dat tal van menschen bij verkeer enz. op Zondagen moeten werken, die hebben het dan wel- f// 1.19.7 5 -1.22.75 - f. 26.7 5 1.32.7 5 en hooger (Ingez. Med.) de zonnige kamer, die op den tuin uitzicht gaf. Mevrouw Greening was voortdurend woelig en druk, maar Laline lette niet op haar. Haar vingers beefden zoo, dat ze de brieven uit Amerika, die ze droeg, niet kon vasthouden en Jack nam die uit haar han den. Toen keek ze vlug, maar nauwkeurig de enkele kaartjes en de twee breiven door, die op de tafel lagen. Er was niets van Da vid bjj. Ze voelde zich erg zwak en zonk in een leunstoel. „Indien je niet op je zelf past, lieve La line, dan stort je weer in", riep haar tante uit. „Ga toch dadelijk wat ligegn." Jack ondersteunde haar, terwijl ze naar haar slaapkamer ging en Celestine legde haar op de sofa en gaf iedereen een wenk, om haar met haar meesteres alleen te la ten. Laline's oogen hadden haar veel ge openbaard. „Celi, ik word gek. Ik moet weten waar majoor Lamont is. Je moet eens naar be neden gaan en den portier vragen, of hij in 't hotel is geweest en waar hij nu is." Celestine ging naar de telefoon en vroeg of majoor Lamont in 't hotel was. Laline lette met een angstig gelaat op haar. Ze merkte, dat er niets werd mede gedeeld, wat ze wilde weten. „Ga nu naar beneden en tracht alles te weten te komen - ik kan 't niet langer uithouden." Celestine legde den donzen deken over haar heen, omdat ze zoo rilde. „Ga nu, als je belieft!" Toen werd er op de deur geklopt en La line's lunch kwam binnen met de bijbehoo- rende kellners en 't tafeltje. Misschien was dit wel goed, want 't dwong haar zich te beheerschen. Mevrouw Greening had inmiddels haar brieven gelezen en toen ze in de kamer van haar nicht keek om te zien of deze al het noodige had, zwaaide ze een briefje van mevrouw Randolph heen en weer, waarin deze de grootst mogelijke deelneming be tuigde met het afschuwelijke ongeluk en de hoop uitsprak haar beiden spoedig te ont moeten. „De nicht van den gezant je herin nert je haar wel van 't bal, niet waar, La line? is juist Dinsdag naar Rome ver trokken en mevrouw Randolph zegt, dat ze zich erg eenzaam zonder haar gevoelt. Ze wil nu partijen geven en jonge menschen om zich heen hebben dus pretjes genoeg voor je. Zorg nu maar heel gauw weer be ter worden". Op dit oogenblik kwam Celestine terug. Laline was bijna tot 't uiterste gebracht. „Tante, ik weet zeker, dat Jack met de lunch op u zit te wachten. Ik zou u dus raden te gaan. Ik ben heusch best in orde", verweerde ze zich, „en ik zou zoo graag rustig deze heerlijk omelette willen eten". Mevrouw Greening verzekerde, dat ze heelemaal geen haast had en in wan hoop riep Laline uit: „Nu, laat ik u dan zeggen, dat ik zoo ze nuwachtig ben, dat ik niet kan eten indien er iemand bij me is". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5