SHAG
SHELTER-facAt»»**
KRONIEK van den DAG.
De provinciale begrooting voor 1939
Jekker, rnaïi!
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIAU ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 3 NOVEMBER 193S. No. 259.
LALINE LESTER'S ROMAN
Ged. Staten stellen voor de opcenten op de
Inkomsten- en vermogensbelasting met 2 te
verminderen.
GEMEENTERAAD VAN
MIDDELBURG
'Ktweed, Gabardine, Loden Regenjassen
Litauen in de knel.
Het lot van Tsjechoslovakije, dat vrijwel
overal ter wereld den mensch ter harte
ging, heeft in zeer sterke mate indruk op
de Litauers gemaakt. Litauen dankt, zooals
men weet, zijn geboorte aan den wereld
oorlog, evenals Tsjechoslovakije. En het
heeft evenals Tsjechoslovakije twee groote
staten als huurlieden: Duitschland en Polen.
En binnen zijn grenzen woont, tot overmaat
van ramp, een Duitsche minderheid: om
een goede haven te hebben, wisten de Li
tauers de Duitsche stad Memel bij hun land
ingelijfd te krijgen.
De Litauers zullen van deze inlijving eco
nomisch profijt hebben gehad, heel veel wel
licht. Maar in politicis beleefden ze er niet
veel anders dan narigheid van. De Duit-
schers in het Memelland, die onder bescher
ming van den Volkenbond heeten te staan
(het „Memelstatuut" werd daartoe het aan
zijn geschonken) hebben zich nooit bijster
prettig gevoeld in den band met de Litau
ers. Toen Duitschland door het nationaal-
socialisme „dynamisch" werd gemaakt, kre
gen ze gelegenheid, hun ongenoegen steeds
luidruchtiger ter kennis van de menschheid
te brengen. Het gevolg daarvan was voors
hands echter, dat de Litausche regeering
een soort staat van beleg in Memel ging
afkondigen, welke die luidruchtigheid aan
zienlijk temperde, doch tegelijkertijd Berlijn
woedend maakte. De betrekkingen tusschen
Duitschland en Litauen zijn sindsdien niet
al te vroolijk.
Het lot van Tsjechoslovakije beteekent
een mene tekel voor de Litauers. Wat den
Tsjechen is overkomen, zou hun in vervolg
van tijd kunnen overkomen. Berlijn iieeft
dat in de hand. Een beetje oproer in Memel
zou voldoende zijn, om het Duitsche leger
de „noodzakelijke" bescherming der Duit
sche Memellanders te laten ondernemen.
Men weet te Kaunas, de Litausche hoofd
stad, dat geen enkele groote mogendheid,
Frankrijk noch Engeland, Polen noch Sov
jet-Rusland, een vinger uit zou steken, om
Litauen het lot van Tsjechoslovakije te be
sparen. Het Tsjechoslovakije van gisteren
was veel grooter en belangrijker dan Li
tauen. Wat de groote mogendheden niet
voor dat grootere land over hadden, zullen
ze zeker niet hebben voor het kleintje daar
aan de Oostzee.
De Litausche regeering zal, als ze haar
land het smadelijk lot van Tsjechoslovakije
wil besparen, het roer moeten omgooien,
d.w.z. ze moet probeeren goede maatjes met
Berlijn te worden en daartoe o.a. den Me
meilanders zooveel zelfbestuur toekennen,
dat deze Duitschers niet langer het gevoel
hebben, onder een „ondragelijke" voogdij
van Kaunas te staan. Misschien, dat Memel
dan als Litauen's voorname in- en uitvoer-
haven behouden kan blijven.
In theorie ziet deze oplossing er nog al
eenvoudig uit. In de praktijk is ze echter
leelijk ingewikkeld. Er wonen in Memel
meer menschen dan alleen Duitschers: Li
tauers o.a. en ook Joden. Deze vormen de
minderheid. Wat zou er met hen gebeuren,
indien de stad volledige autonomie, d.w.z.
een nationaal-soeialistische
regeering kreeg? Voor een belangrijk
deel nog wel wordt het economische be
drijfsleven ter plaatse door Joden be-
heerscht. Er is weinig fantasie noodig, om
te voorspellen, wat hun lot zou worden. En
dan nog zal steeds de vraag blijven, of Me
mel zichzelf op een kwaden dag toch niet
weer bij Duitschland zou inlijven. De poli
tieke zorgen, die men op het oogenblik te
Kaunas heeft, zijn drukkend, heel drukkend.
Misschien hadden de Litauers hun positie
eenigszins kunnen" verlichten, indien ze er
tijdig voor gezorgd hadden met den ande
ren grooten buur, Polen, op goeden voet te
geraken. Met Polen waren de betrekkingen
tot voor eenige maanden echter al heel
slecht. Men kent de geschiedenis: in 1921
maakten de Polen zich meester van Wilna,
destijds hoofdstad van Litauen. Warschau
vond, dat deze stad ten onrechte bjj Litauen
was gevoegd. In dit verlies konden de Li
tauers nooit berusten. Hun mokken ging
zelfs zoover, dat het spoorwegverkeer met
Polen jarenlang werd onderbroken. Eenige
maanden geleden werd aan dezen raren toe
stand gewelddadig een eind gemaakt door
Warschau. De Poolsche regeering ging, toen,
ze er op kon rekenen geen last meer met
de groote mogendheden te krijgen, Litauen;
plompweg met een oorlog dreigen. Daar
voor moest Kaunas wijken. De normale be
trekkingen en het normale verkeer werden
nu hersteld, maar desondanks houdt men
uiteraard te Kaunas nog steeds niet van de
Polen.
Uit het Engelsch door W. A. C.
48).
Jack was een veel te sympathiek mensch
om te zinspelen op het afschuwelijke van die
vijf dagen in 't bomvrije onderkomen. Hij
stelde zich tevreden haar, zoo goed hij kon,
te vertellen, hoe zij hen ten slotte hadden
gevonden en dat Laline buiten kennis was
geweest, totdat zij de auto hadden bereikt.
Het tot bewustzijn brengen van David had
langer geduurd.
„Hij had een snee in zijn arm, die om
wonden was met een zwachtel; deze was
zóó aangebracht, dat het bloeden kon wor
den tegengegaan. We waren benieuwd te
weten, waarom hij dien voorzorgsmaatregel
had getroffen. Jij was bewusteloos en zult
er wel niets van weten. Die arme David
moet heel wat bloed verloren hebben".
Een oogenblik sloot Laline haar oogen.
Met moeite beheerschte ze zich en trachtte
zich het geval te herinneren.
David hield haar arm boven haar mond
dat beeld kon ze reconstrueeren en nu
besefte ze, dat hij voor die bloeding reeds
voorbereidende maatregelen moest hebben
getroffen, aangezien de inrichting om den
zwachtel vast te draaien en de schuifknoop
op zijn arm waren.
Was 't, dat hij met opzet een ader had ge
opend, om het bloed in haar mond te laten
druppelen, ten einde te trachten haar te
redden? Ja, dat moest 't geweest zijn. Dier
Ged. Staten van Zeeland hebben de ont-
werp-begrooting 1939 aan de Provinciale
Staten toegezonden. De gewone inkomsten
en uitgaven geven ten eindcijfer van
2.312,582 met een post onvoorzien van
25.656.
De batige sloten van den gewonen dienst
bedroegen, volgens den begeleidenden brief
in 1932 192.473; 1933 209.516; 1934
177.187; 1935 38.145 en 1936 47.938.
De vermoedelijke inkomsten van den ge
wonen dienst van 1937 ramen Ged. Staten
naar de thans bekende gegevens in totaal
op 2.693 303 en de uitgaven op 2.647.859,
alzoo het batig slot op 45.443.
Omtrent de vermoedelijke uitkomsten van
1938 valt uiteraard nog weinig te zeggen,
doch voor zoover dit thans valt te beoor-
deelen, kan worden aangenomen, dat de
gewone dienst van 1938 een batig slot, zij
het van bescheiden, omvang, zal laten.
Het slot van 1936 is ten gunste gebracht
van de begrooting voor 1937, ten einde
daaruit gedeeltelijk de kosten van conver
sies van geldleeningen te dekken. Van het
vermoedelijk slot 1937 zouden Ged. Staten
f 40.340 t.z.t. willen aanwenden tot gedeelte
lijke dekking van de afkoopsom ad f 120.340
aan het Rijk te betalen voor de overdracht
van den weg Walsoorden-Hulst. Het restant
wenschen zij toe te voegen aan de alge
meene reserve. Per einde 1937 bedroeg de
ze reserve 194.802.
Volgens het aangenomen systeem zou men
trachten te komen tot een begrooting voor
den gewonen dienst, welke zonder hulp van
middelen van vrogere jaren zou sluiten In
de begroeting 1932 moest nog tot een be
drag van rond 175.000 over batige sloten
van vroegere jaren worden beschikt. Sinds
dien is dit bedrag telkens 25.000 lager
gesteld. Voor de laatste maal zou volgens
dit plan aan de begrooting voor 1938 een
bedrag en wel 25.000 van overschotten
van een vorig jaar toevloeien. In verband
daarmede hebben Ged. Staten dan ook in
het ontwerp 1939 niets uitgetrokken ter
zake van batige sloten van vorige jaren.
Belastingverlaging.
Ged. Staten hebben ernstig overwogen of
zij een voorstel konden doen, tot verlaging
der belastingen. De algemeene reserve be
draagt, na toevoeging van het genoemde ge
deelte van het batig slot^L937 rond
200.000. Nu een begrooting is verkregen
waarbij de inkomsten van hét begrootings-
jaar opwegen tegen de geraamde uitgaven,
achten Ged. Staten het bedrag der reserve
zoodanig te zijn, dat uit dien hoofde geen
bezwaar tegen een geringe verlaging be
hoeft te bestaan. De begrooting zelve biedt
echter geen ruimte voor die verlaging. Doch
desniettegenstaande bestaat er geen be
zwaar tegen eenige verlaging van den be
lastingdruk door een onttrekking aan de
algemeene reserve.
De vraag waar en in welke mate deze
druk zou kunnen worden verminderd dient
alsnu onder het oog te worden gezien.
Ged. Staten meenen, dat het eerst in
aanmerking komen de opcenten op de
hoofdsom der inkomstenbelasting en vol
gens de Prov. wet dus ook van de vermo
gensbelasting. Verlaging der opcenten op
de hoofdsom der grondbelasting komt Ged.
Staten niet geraden voor. Het getal 50 is
sedert 1 Januari 1920 onafgebroken gehe
ven. Gerekend moet worden, dat deze be
lasting is geamortifiseerd. Daarbij komt,
dat het voor verlaging beschikbaar te stel
len bedrag te gering moet zijn om tot een
verlaging over de geheele linie te besluiten.
De opbrengst van 40 opcenten kan vol
gens de bekende gegevens voor 1938-'39
voor de vermogensbelasting gesteld worden
op 129 000 en voor de inkomstenbelasting
op 309.000 te zamen 436.000. Per opcent
bedraagt de gezamenlijke opbrengst dus
rond 11.000. Ged. Staten meenen, dat
Kaunas zou er verstandig aan doen, een
streep door de rekening met Warschau te
halen. Hoe eerder, hoe beter, want het is
nu eenmaal onderliggende partij en kan
zich een exploitatie van zijn spijtigheid on
mogelijk veroorloven. We leven in een we
reld, waarin het recht van den sterkste nog
steeds het meeste opgeld doet. Een klein
land, dat zoo ongelukkig ligt als Litauen,
dient daarmee rekening te houden. Anders
zet het zijn bestaan op het spel.
bare, edele David. Haar lieveling haar
man. Maar waar was hij?
Jack zag, dat er iets was, dat haar in de
hoogste mate had ontroerd.
„We zullen over dien vreeselijken tijd
maar niet meer spreken, lieve Laline", zei
hij op bezorgden toon. „We zullen alleen
maar praten over 't spoedig weer samen
zijn met David in Parijs".
Laline opende haar oogen en dankbaar
heid lag er in haar blik.
Jack liefkoosde haar en opperde, dat hij
bij haar zou blijven zitten, terwijl ze at
een beetje kip met wat doperwtjes, cham
pagne en andere lekkere dingen!
Laline was blij, dat hij er was. Alles was
beter dan alleen zijn met haar gedachten
Er kon toch niets worden gedaan voordat
zij den volgenden morgen te Parijs zouden
zijn.
Jack begreep, dat ze ontzettend verlan
gend was te weten, waarom David zoo plot
seling was vertrokken, maar aangezien hij
haar niet kon helpen, deed hij zijn best
haar geest met andere dingen bezig te hou
den.
Ze praatten over Channings Priory; hij
hoopte, dat ze 't daar prettig zouden vin
den. 't Was een heerlijke, oude buitenplaats
met kruisgangen, die naar de kapel leidden
en 't buiten zou nu, met al zijn jonge groen,
op zijn mooist zijn.
Laline trachtte met belangstelling te ant
woorden en te praten; ze deed haar best
zich te beheerschen. Maar een innerlijke
stem scheen steeds te zeggen: „Waar is hij?
moet worden volstaan met een verlaging
van 2 opcenten, waarmede, over een vol
jaar gerekend, 22.000 is gemoeid. De voor
gestelde belastingverlaging impliceert dat
het tot dusver gevolgde beleid ten opzichte
der uitgaven moet worden gehandhaafd,
Zoodra daarvoor in de begrooting eenige
ruimte aanwezig was hebben Ged. Staten
niet geschroomd voor zeer wenschelijke
doeleinden het budget te belasten.
Ged. Staten herinneren in dit verband
aan de bijdrage voor de huishoudelijke voor
lichting ten plattenlande, subsidie voor be
strijding van de t.b.c. onder het rundvee;
bijdrage voor onderwijs aan zwakzinnigen,
subsidie handels-avondschool te Vlissingen,
bijdrage borgstellingsfondsen voor den Mid
denstand en ten behoeve der tertiaire we
gen.
Het budget zal in de naaste toekomst nog
ten ongunste worden beïnvloed als de brug
over de Zandkreek tot stand komt; door
gemis van steigerrechten te Walsoorden,
als de haven te Perkpolder in gebruik
wordt genomen; en door de stijgende uit
gaven ten behoeve van het onderhoud der
secondaire wegen. Dus ook voor de naaste
toekomst is een zeer voorzichtig beleid ge
boden. Toch hebben Ged. Staten gegronde
hoop, dat de voorgestelde belastingverlaging
in de toekomst stand kan houden.
Door renteverlaging en conversie is de
rente van alle geldleeningen, op één uitzon
dering na, teruggebracht tot 3% of la
ger. De uitzondering betreft de leening
1932/33, oorspronkelijk groot 1.000.000
waarvan de rentestand 444 bedraagt. De
ze leening is eerst geheel aflosbaar per 1
Augustus 1939. Een poging om ongeacht
het conversieverbod tot een renteverlaging
te geraken is mislukt. Wanneer de dan gel
dende rentestand daartoe aanleiding geeft
zal t.z.t. worden getracht tot renteverla
ging te geraken. De renten door de stoom
bootdiensten en de P.Z.E.M. verschuldigd
is voor 1939 gesteld op 4
De stoombootdiensten
Wat de stoombootdiensten betreft be
hoefden voor de gesubsidieerde lijnen de te
korten met inbegrip van de extra-afschrij
vingen niet hooger te worden geraamd dan
voor 1938, aangezien het vervoer is toe
genomen. Voor de lijn VlissingenNouzen
moet echter het tekort hooger worden uit
getrokken. Over 1937 bedroeg dit 9.220.
Dit bedrag werd toen 2.291 gunstig be
ïnvloed door het vervoer van werkloozen.
Dit vervoer heeft zich tot nu toe in 1938
niet voorgedaan en kan ook in 1930 niet
worden verwacht. Mede door stijging van
de prijzen van brandstoffen e.d. en verla
ging der tarieven is een tekort voor 1939
geraamd van 18.200. Zoolang het stoom
schip „Schouwen" nog in de vaart kan blij
ven wenschen Ged. Staten geen voorstel te
doen tot opheffing van deze lijn. Wanneer
evenwel de lijn in de toekomst moet wor
den bezwaard met de kapitaalskosten van
een nieuw schip, zal het tekort bij overi
gens gelijke omstandigheden zoodanig stij
gen, dat het voortbestaan van deze lijn in
nadere overweging moet worden genomen.
Het tekort van den Ooster-Schelde dienst
kan als gevolg van het toenemen van het
vervoer voor 1939 worden gesteld op
f 38.000 tegen rond f 47.400 voor 1938.
Een nieuwe motorboot.
Het vervoer op de lijn VlissingenBres-
kens, in het bijzonder van automobielen, is
zoodanig gestegen, dat binnen afzienbaren
tijd tot den bouw van een nieuwe motor
boot zal moeten worden besloten. T.z.t. ho
pen Ged. Staten in staat te zijn daarvoor de
noodige voorstellen te doen. Een wijziging
van de tarieven van veevervoer hopen Ged.
Staten binnenkort aan den Minister van
Waterstaat ter goedkeuring te kunnen zen
den. Met ingang van 2 October hebben Ged.
Staten besloten geen steigerrecht meer te
verhalen op reizigers van en naar Borsele.
De verbetering van de secondaire wegen
gaat geregeld voort.
De gezamenlijke lengte van de nog te ver
beteren wegen en wegvakken bedraagt
globaal 83.5 km. De hoofdingenieur van den
Prov. Waterstaat raamt de totale kosten
van verbetering op 2.030.000.
In de eerstkomende jaren zal per jaar
ongeveer 400.000 a 450.000 beschikbaar
zijn voor verbeteringsbijdragen. Dit bedrag
gedurende 5 jaren (1939 tot en met 1943)
zal ruimschoots voldoende zijn voor de al-
geheele voltooiing van het wegenplan.
David, kom bij me terug. O! waar kun je
toch zijn?"
Maar weldra kwam de oude dokter bin
nen en gaf haar een slaapmiddel, zoodat ze
eindelijk in slaap viel. Den volgenden mor
gen ging 't clubje, hoewel 't arme kind nau
welijks op haar beenen kon staan, met den
trein naar Parijs terug en kwam tegen de
lunch in hotel Ritz aan.
HOOFDSTUK XXVI.
Met een koortsachtig verlangen vroeg La
line, toen zij in 't hotel waren aangekomen,
naar haar poststukken, 't Was een heele be
zending maar alles uit Amerika, behalve
een brief van haar vriendin Molly, die met
den Engelschen markies was getrouwd. Mol
ly was verrukt te hooren dat Laline in Eu
ropa was aangekomen en zond een harte
lijke invitatie om bij haar in Londen te ko
men logeeren.
Hoe heerlijk had dit kunnen zijn! maar
nu kon de beteekenis der woorden nauwe
lijks tot haar doordringen, zóó hevig was
de slag voor haar geweest, dat ze geen let
tertje van David had aangetroffen.
Ze zou er den portier eens naar vragen;
misschien lag er een boodschap voor haar
op zijn lessenaar. Boodschappen en brieven
komen in hotels wel eens verkeerd terecht.
Men zei haar, dat er wel eenige kaartjes
en briefjes waren, maar die waren al naar
de kamers gebracht en toen scheen 't als
of ze nooit in haar leven in zoo'n treuzelige
lift gestaan had! Maar eindelijk was ze in
Op de in de zomerzitting vastgesteld „ter
tiaire wegenverordening Zeeland" is de Ko
ninklijke goedkeuring nog niet verkregen.
Intusschen zijn eenige aanvragen ingeko
men om een bijdrage in de kosten van ver
betering van op het tertiaire wegenplan ge
plaatste wegen. Zoodra de verordening
door de Kroon zal zijn goedgekeurd zullen
Ged. Staten op die aanvragen een beschik
king nemen, teneinde te bevorderen dat de
verbetering zoo spoedig mogelijk kan wor
den ter hand genomen.
Ged. Staten stellen afgescheiden van de
begrooting voor te bepalen dat 38 opcenten
op de hoofdsomen der vermogens- en in
komstenbelastingen worden geheven en te
besluiten de bijdrage van 2000 aan de
Zeeuwsche borgstellingsfondsen tot weder
opzegging toe te kennen.
Zooals in een deel der vorige oplaag nog
gemeld, werd, een voorstel van den heer
v. d. Feltz, om de door B. en W. voorge
stelde bepaling, dat voor een tentoonstel
ling van kunst, als de ondernemer kan aan-
toonen, dat hij noodlijdend is, geen verma
kelijkheidsbelasting verschuldigd is, te
schrappen, verworpen.
Zondag openstelling van winkels.
Ter tafel kwam nu het voorstel van de
heeren mr. Portheine en Jeronimus om de
openstelling van bepaalde winkels gedu
rende enkele uren op Zondag, te doen
plaats hebben van 1 April tot 30 Septem
ber en ook op Paasch-Zondag, als die in
Maart valt.
Plierbij kwamen de adhaesiebetuigingen
aan de orde.
De heer LAMBERMONT zeide geen
principieel bezwaar te hebben tegen dit
voorstel. Het gaat er om of Middelburg
een seizoenplaats is of niet. Die dit niet
erkent, is ziende blind. Spr. betreurt het,
dat men bij stukjes en brokjes er toe
komt, de winkels open te stellen. Niet
alleen uit België, maar ook uit Nederland
neemt het bezoek toe en spr. zag nog lie
ver dat men deze zaak doorzette.
De heer v. d. FELTZ vroeg of het wel
zoo noodzakelijk is, als er maar een paar
winkeliers gebruik van maken. Spr. wacht
met belangstelling de houding van de S.D.
A.P. terzake dit voorstel zal zijn; omdat die
afwisselend voor en tegen was. Hoe staat
het met het personeel nu? Zij lieten dit
argument vallen. De voorstanders zullen
toch nimmer toegeven, dat Middelburg
geen seizoen plaats is. In begin April kan
men toch zeker nog geen bezoek van de
badplaatsen verwachten. Gezien de saam-
hoorigheid bij het regeeringsjubileum, be
treurt spr. het, dat men aan de „overzij
de" zoo weinig eerbied heeft voor hetgeen,
toch in een groote minderheid van de
Middelburgsche bevolking leeft.
Spr. vroeg tenslotte hoeveel winkels er
open zijn.
De heer PAUL zeide, dat het voorstel
wel zijn instemming heeft, doch hij vroeg
zich af of het wel noodig is ook de maand
April er bij te nemen; en hij zou er Mei
van willen maken en toch de Paaschzon-
dag er bij opnemen.
Spr. blijft er bij, dat als het personeel het
slachtoffer er van werd, hij zou voorstellen
de verordening in te trekken.
Het is echter gebleken, dat de winke
liers geen personeel in dienst nemen.
De heer DEN HOLLANDER zeide, dat
elk gemeentebestuur zelf kan uitmaken
of men Zondags winkels open wil stel
len, ook al is het uitgemaakt, dat de stad
een seizoenplaats is. Het is een zuiver
principieele kwestie, en links moest wat
water in zijn wijn doen. Spr. ziet er geen
belang in, het is nu een drijven om bij-
stukjes en brokjes te krijgen, wat men
niet in eens kan bemachtigen.
De heer PORTHEINE wilde heel in het
kort dit voorstel verdedigen. Er worden
dikke woorden gebruikt, die spreker niet
van de zijde van de tegenstanders had ver
wacht.
Het principieele is reeds uitgemaakt en
spr. zal daarop dan ook niet meer praten.
Het staat vast, dat Middelburg een seizoen-
VOOR DE PIJP
(Inz. Med.)
plaats is en dan moet men als enkele
winkeliers dat vragen hen in de gelegen
heid stellen te verkoopen.
Nu gaat het om eenige uitbreiding en
dan voor bezoekers, die wel niet uit de
badplaatsen komen, maar toch wel dege
lijk komen. Er is geen sprake van nog
met verdere voorstellen te willen komen.
Het gaat niet aan terug te komen op
debatten van vroegere gelegenheden. Het
gaat niet aan hem en zijn mede voorstel
ler verwijten te doen, als of zij meer wil
len krijgen.
De kwestie van 1 April of 1 Mei, is een
kwestie van de practijk, maar verleden
jaar is heel vroeg reeds een Zondag in
April toestemming verleend en Paschen
valt meestal in April.
De heer JERONIMUS zeide, dat de hee
le bedoeling is geweest de winkeliers wat
meer armslag te geven. Het ging er juist
om Paschen zeker te hebben en ook de
Zondag er voor en er na.
Ook de vroegere zomertijd in België
spreekt in deze een woordje mede.
Hoeveel winkels er juist open zijn, weet
spr. niet, en de vraag van den heer v. d.
Feltz blijkt meer een poging om een spaak
in het wiel te steken. Spr. heeft eerbied
voor de levensbeschouwing van den heer
v. d. Feltz en anderen, maar eischte dit
ook wederkeerig. Daarbij komt dat het be
zoek van de Belgische badplaatsen met
Kerstdag en zeker ook met Paschen steeds
toeneemt.
De heer ONDERDIJK zeide vroeger te
gen een algemeene openstelling te zjjn ge
weest, omdat men personen zou dwingen
op Zondag te werken tegen hun overtui
ging in. Later ging het om het personeel-
vraagstuk. Toen dit verviel, heeft men
hoop op de medewerking van de winke
liers gehouden en in die hoop is men niet
teleurgesteld.
Het bijzondere verlof van verleden jaar
was op 20 Maart, dit was een groote uit
zondering, maar dat is niet meer het ge
val als men om de 14 dagen een verzoek
te dier zake kreeg.
Het is daarom goed gezien van de voor
stellers het vast te leggen. Spr. komt ooi?
op tegen de verwijten van de heeren v. d.
Feltz en den Hollander omdat het hier
niet gaat dat men personen tegen hun
beginselen in noopt tot het verrichten van
werk.
Het gaat er om of men Middelburg in
de toekomst zal mijden of wel het onder
de te bezoeken plaatsen zal blijven opne
men.
Men kan niet verlangen, dat men buigt
voor de minderheid als men haar niet tot
iets dwingt tegen haar zin.
Spr. zou ook gaarne willen lezen „1
Mei", de gelegenheid om speciale vergun
ningen te verleenen blijft toch bestaan.
De heer DEN HOLLANDER zeide, dat
de A.R. en de C.H. niet uitgaan van den
wil van den mensch, maar van wat God ge
last. „Zes, dagen zult gij arbeiden en den
zevenden dag zult gij rusten."
De VOORZITTER zeide dat tal van
menschen bij verkeer enz. op Zondagen
moeten werken, die hebben het dan wel-
f// 1.19.7 5 -1.22.75 - f. 26.7 5 1.32.7 5 en hooger
(Ingez. Med.)
de zonnige kamer, die op den tuin uitzicht
gaf. Mevrouw Greening was voortdurend
woelig en druk, maar Laline lette niet op
haar. Haar vingers beefden zoo, dat ze de
brieven uit Amerika, die ze droeg, niet kon
vasthouden en Jack nam die uit haar han
den. Toen keek ze vlug, maar nauwkeurig
de enkele kaartjes en de twee breiven door,
die op de tafel lagen. Er was niets van Da
vid bjj. Ze voelde zich erg zwak en zonk in
een leunstoel.
„Indien je niet op je zelf past, lieve La
line, dan stort je weer in", riep haar tante
uit. „Ga toch dadelijk wat ligegn."
Jack ondersteunde haar, terwijl ze naar
haar slaapkamer ging en Celestine legde
haar op de sofa en gaf iedereen een wenk,
om haar met haar meesteres alleen te la
ten. Laline's oogen hadden haar veel ge
openbaard.
„Celi, ik word gek. Ik moet weten waar
majoor Lamont is. Je moet eens naar be
neden gaan en den portier vragen, of hij in
't hotel is geweest en waar hij nu is."
Celestine ging naar de telefoon en vroeg
of majoor Lamont in 't hotel was.
Laline lette met een angstig gelaat op
haar. Ze merkte, dat er niets werd mede
gedeeld, wat ze wilde weten.
„Ga nu naar beneden en tracht alles te
weten te komen - ik kan 't niet langer
uithouden."
Celestine legde den donzen deken over
haar heen, omdat ze zoo rilde.
„Ga nu, als je belieft!"
Toen werd er op de deur geklopt en La
line's lunch kwam binnen met de bijbehoo-
rende kellners en 't tafeltje. Misschien was
dit wel goed, want 't dwong haar zich te
beheerschen.
Mevrouw Greening had inmiddels haar
brieven gelezen en toen ze in de kamer van
haar nicht keek om te zien of deze al het
noodige had, zwaaide ze een briefje van
mevrouw Randolph heen en weer, waarin
deze de grootst mogelijke deelneming be
tuigde met het afschuwelijke ongeluk en de
hoop uitsprak haar beiden spoedig te ont
moeten.
„De nicht van den gezant je herin
nert je haar wel van 't bal, niet waar, La
line? is juist Dinsdag naar Rome ver
trokken en mevrouw Randolph zegt, dat
ze zich erg eenzaam zonder haar gevoelt. Ze
wil nu partijen geven en jonge menschen
om zich heen hebben dus pretjes genoeg
voor je. Zorg nu maar heel gauw weer be
ter worden".
Op dit oogenblik kwam Celestine terug.
Laline was bijna tot 't uiterste gebracht.
„Tante, ik weet zeker, dat Jack met de
lunch op u zit te wachten. Ik zou u dus
raden te gaan. Ik ben heusch best in orde",
verweerde ze zich, „en ik zou zoo graag
rustig deze heerlijk omelette willen eten".
Mevrouw Greening verzekerde, dat ze
heelemaal geen haast had en in wan
hoop riep Laline uit:
„Nu, laat ik u dan zeggen, dat ik zoo ze
nuwachtig ben, dat ik niet kan eten indien
er iemand bij me is".
(Wordt vervolgd).