LUCHTBESCHERMING.
KRONIEK van den DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURCSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CR T.) VAN DINSDAG 25 OCTOBER 1938. No. 251.
KERK EN SCHOOL.
LALINE LESTER'S ROMAN
Engeland op een keerpunt
Hoewel het hoogtepunt van de crisis nu
alreeds bijna een maand in het verleden
ligt, wordt heel het politieke beeld van
Engeland nog steeds beheerscht door het
groote vraagstuk van het buitenlandsch
beleid. Steeds duidelijker begint men er
zich rekenschap van te geven dat het
Europa van Versailles in München in de
smeltkroes is gedaan, en dat Engeland zijn
traditioneele politiek grondig zal moeten
herzien. Niemand ontveinst zich langer dat
de „balance of power''' uit zijn evenwicht
is gebracht, en dat Engeland's positie nu
zwakker is dan het sinds de oorlog ooit
is geweest. Hoe daarin moet worden voor
zien is een vraag die weinigen nog met
eenig vertrouwen durven beantwoorden.
De meest voor de hand liggende stap is
een hervatting van het streven de spil-
Rome-Berlijn te breken. Hoewel het van
officieele zijde natuurlijk immer ten stel
ligste wordt ontkend dat de Engelsche po
litiek op dit doel gericht is, zou men toch
in de hervatting van de besprekingen over
de ratificatie van het Engelsch-Italiaansch
accoord een aanwijzing mogen zien, dat de
regeering alles in het werk stelt om het
zuidelijke eind van de spil ongevaarlijk te
maken. In hoeverre zij daar succes mee
zal hebben moet nog worden afgewacht.
Op het oogenblik kan slechts worden ge
zegd dat de kansen op een regeling van
de Spaansche kwestie en de ratificatie van
het accoord niet ongunstig schijnen. Alleen
de toekomst zal kunnen leeren of de for-
meele bezegeling van de Engelseh-Itali-
aansche vriendschap gevolgd zal worden
door een nieuwe en meer westelijke koers
van de Italiaansche poitiek, welke het
evenwicht in Europa zou kunnen herstel
len.
De hervatting van de Engelsch-Italiaan-
sche besprekingen, met de kennelijke be
doeling Italië uiteindelijk weer in het
Westelijke kamp te brengen, moet echter
niet worden opgevat als een bewijs dat
Chamberlain alle hoop heeft opgegeven
met Duitsch'land tot overeenkomst te ko
men, en besloten heeft zich derhalve tot
een zuiver defensieve politiek te beperken.
Het tegendeel is waar. Chamberlain hoopt
nog steeds tot een regeling met Duitsch
land te kunnen komen en zal, nu de Tsje
chische kwestie opgelost is, opnieuw een
krachtige poging doen om dit zoo vurig
verlangde doel te verwezenlijken. Zijn mot
to blijft: verzoening. De berichten uit
Duitschland van de laatste weken stem
men echter niet zeer hoopvol Algemeen
wordt verwacht dat de koloniale kwestie
in de naaste toekomst aan de orde zal
worden gesteld. Chamberlain zal daaraan
een harde noot te kraken hebben, aange
zien er tot nu toe nog geen enkel teeken
is dat de conservatieve party, de Domini
ons en de betrokken gebieden zelf hun
negatieve houding tegenover teruggave
van de koloniën hebben gewijzigd. Ook op
een ander gebied zijn moeilijkheden te
voorzien. Duitschland heeft reeds eenige
onofficieele ballonnejes opgelaten over de
mogelijkheid van een bewapeningsbeper-
king in de lucht. In principe is dit idee
Chamberlain uitermate welkom. De wijze
waarop Duitschland zich voorstelt het ten
uitvoer te brengen schijnt echter minder
aantrekkelijk. Mag men de klaarblijkelijk
goed gefundeerde geruchten in diploma
tieke kringen gelooven, dan zou Duitsch
land willen voorstellen de respectievelijke
luchtmachten van de twee landen te sta-
biliseeren op een peil, dat ongeveer in om
gekeerde verhouding staat tot de in het
Engelsch-Duitsche vloot-accoord neerge
legde ratio van de twee vlootmachten.
De sterkte der Engelsche luchtmacht zou
dus 35 van die der Duitsche mogen uit
maken! Waar Baldwin en Chamberlain
steeds hebben verkondigd dat Engeland
een even groote luchtmacht moest hebben
als elk van zijn naburen, schijnt het wel
haast ondenkbaar dat het Duitsche voor
stel aanvaard zou kunnen worden. Diplo
matieke kringen te Londen vreezen dat
Duitschland in dat geval zich gerechtigd
zal voelen het vloot-accoord op te zeggen.
Het zou daarbij het moeilijk weerlegbare
argument kunnen gebruiken dat, als En
geland niet bereid is Duitschland een su
perioriteit in de lucht toe te staan,
Duitschland van zijn kant niet langer in
de vrijwillig aanvaarde inferioriteit ter
zee kan berusten.
Inmiddels is de onmiddellijke aandacht
te Londen meer gevestigd op de noodzaak
van een nationale krachtsinspanning om
Engelands bewapening op peil te brengen
dan op de diplomatieke doeleinden voor
welker verwezenlijking deze bewapening
zoo broodnoodig is. De Engelschen zien op
het oogenblik algemeen dat geen enkel
buitenlandsch beleid mogelijk is als Enge
land niet ten spoedigste zorgt dat het zijn
diplomatie met de noodige machtsmiddelen
kracht bij kan zetten. De crisis der vorige
maand heeft, wat dat betreft, een bittere
les geleerd. Naarmate de tijd verstrijkt
wordt het steeds weer duidelijker, dat
vooral de Engelsche verdediging tegen
luchtaanvallen schandelijk verwaarloosd
was. Sir Thomas Inskip's erkenning dat
er in de crisis „ernstige tekorten in de
Engelsche verdediging" aan den dag waren
getreden is dan ook allerminst een over
drijving. Het ontbreekt niet alleen aan
organisatie maar ook aan materiaal. Zoo
bezat een zoo uitermate wondbare stad
als Londen op het hoogtepunt van de cri
sis niet meer dan 100 luchtafweerkanon-
nen, waarvan er verschillende nog niet
eens gevechtsklaar waren. In andere ste
den was de toestand nog ongunstiger. De
Engelsche regeering heeft hierover dan
ook veel bittere woorden te hooren gekre
gen. Men begrijpt niet waarom Engelands
militaire apparaat, ondanks de geweldige
sommen die daaraan in de laatste jaren
zjjn besteed, op het uur van gevaar zoo
uitermate gebrekkig moest blijken. Het
eenige excuus dat de regeering kan bie
den, is dat zij tot nu toe, met instemming
van het Lagerhuis, het principe heeft ge
handhaafd dat de uitvoering van het be
wapeningsprogramma het normale zaken
leven geen moeilijkheden in de weg moest
leggen.
Alle teekenen wijzen er op dat dit prin
cipe nu overboord zal moeten worden ge
worpen. Groote conservatieve bladen en
invloedrijke leden van de partij, zooals
Lord Baldwin, dringen er reeds sinds eeni
ge weken met kracht op aan, dat
een geheel nieuwe opvatting van de wijze
waarop het bewapeningsprogramma moet
worden uitgevoerd Engeland in korte tijd
het militaire apparaat zal verschaffen dat
het voor zijn diplomatie niet kan missen.
Er is volgens hen een nationale krachts
inspanning noodig, waaraan vele geliefde
tradities zullen moeten worden opgeofferd.
De bewapening moet voortaan vóór alle
andere belangen gaan. Meer dan dat: het
volk zelf moet in vredestijd reeds geor
ganiseerd en geoefend worden voor de
diensten die het in oorlogstijd zou moeten
verrichten. Kortom, het principe van de
vrijwillige dienst moet plaats maken voor
den een of anderen vorm van nationale or
ganisatie van a'lle krachten. De regeering
heeft bij monde van Sir John Simon en
Hore Belisha reeds blijk gegeven dat zij
voor deze argumenten niet ongevoelig is.
Een aanzienlijke uitbreiding van de lucht-
afweer-divisies is aangekondigd, en een
verregaand onderzoek is ingesteld naar de
gebleken tekorten in de verdediging met
het doel deze ten spoedigste goed te ma
ten. Tevens is er nauwelijks meer twijfel
aan, dat Chamberlain in de naaste toe
komst gehoor zal geven aan den wijdver-
spreiden aandrang op een of andere vorm
van nationale organisatie en training. Zijn-
critici en daaronder bevinden zich vele
invloedrijke conservatieven, zijn ook daar
echter nog niet mee bevredigd. Zij wen-
schen nog duidelijker bewijzen dat het de
regeering dezen keer ernst is met haar
beloften, en dringen aan op een vervanging
van enkele ministers door meer energieke
figuren. Sommigen van hen gaan zelfs
verder dan, dit en meenen dat de nationale
krachtsinspanning, die noodig is om Enge
land paraat te maken, alleen mogelijk is
met medewerking van alle partijen. Kort
om, zij eischen een verbreeding van de
basis van de nationale regeering. Zonder
twijfel vertolken zij daarmee de gevoelens
van een belangrijk deel van het volk, dat
door de crisis en de lessen, die de crisis
geleerd heeft, ten diepste verontrust is
over de positie van hun land.
Ds. S. Spaans doopsgezind predikant
te Assen en Stadskanaal, is voornemens te
gen 8 Januari 1939 emeritaat aan te vra
gen. Ds. Spaans deed 9 Januari 1899 z}jn
intrede te G o e s. Later stond hij te Enk
huizen (1907—1917) en op 28 October 1917
deed hij zijn intrede te Assen.
Benoemd tot onderwijzer aan de Ju-
lianaschool te Tiel de heer J. Lampert
kweekeling met akte aan de chr. school te
V e r e.
Ned. Herv. Kerk.
Ds. O. G. Bunjes te Sirjansland heeft het
beroep naar Borsele aangenomen.
fenen? Neen immers, dat zou misdadig
zijn.
Spr. zeide, dat geen verantwoordelijk
mensch verkondigen kan, dat de volledige
veiligheid te bereiken zou zijn. De oorlog
is geen sportief gebeuren, maar een gru
wel der menschheid. Een geesel, die wondt
en doodt. Kruip in den kelder en een vol
treffer-brisantbom zal ook daar allen doo-
den. Als die hel ooit losbreekt, zullen er
vrouwen en kinderen en grijsaards vallen
Maar: de luchtbeschermingsdienst en een
goede opvoeding tot zelfbescherming zul
len er voor zorgen, dat er veel minder
slachtoffers komen dan anders. De erva
ring in den wereldoorlog heeft geleerd,
dat na de invoering van doelmatige lucht
beschermingsmaatregelen het aantal
slachtoffers van luchtaanvallen enorm veel
kleiner is geworden. Het is onmogelijk de
heele bevolking van Nederland onder te
brengen in gas- en bomvrije schuilplaatsen
Maar moet men omdat dit onmogelijk is,
dan nalaten andere maatregelen te nemen,
waardoor de slachtoffers van een lucht
aanval tot op de helft of nog minder wor
den terug gebracht? Neen, immers.
Deze wel mogelijke maatregelen te nemen
is plicht.
Men mag de branden niet laten branden,
de gewonden niet aan hun lot overlaten,
men moet de bedolven trachten te bevrijden,
de strijdgassen trachten te neutraliseeren.
Om dit te kunnen doen in tijd van nood,
is voorbereiding, organisatie in tijd van vre
de noodig. Zonder organisatie bereikt men
niets. Nergens. Ook op het gebied der lucht
bescherming niet.
Wat is hier de taak der overheid, en hoe
de wettelijke regeling der luchtbescherming
in Nederland? Aanvankelijk was de opvat
ting der regeering, dat zij met het geven
van voorlichting zou kunnen volstaan. En
dat de gemeentebesturen het dan verder
zelf wel zouden doen. Maar dat liep mis.
Toen is in 1931 een „Leidraad voor de bur
gemeesters" inzake den luchtbeschermings
dienst opgesteld. Die hielp ook niet veel.
Daarop is gekomen de Wet van 23 April
1936, tot bescherming der bevolking tegen
luchtaanvallen. Onder die wet leven wij nu.
Twee hoofdpunten kan spr. aangeven.
De eerste: voor de burgers zelf is zelfbe
scherming de eerste zaak. De tweede: de
algemeene burgerluchtbescherming is ge
meentelijke zaak, geen Rijkszaak. Wat het
eerste betreft: de wet voorziet hierin door
het scheppen van gelegenheid tot voorlich
ting der burgerbevolking. Een groot deel
van deze taak is sindsdien overgenomen
door de Vereeniging voor Luchtbescher
ming, een semi-officieele vereeniging die
zeer goed werk doet. Daarnaast bestaan nog
gemeentelijke voorlichtingsdiensten, onder
rechtstreeks bevel staande van het gemeen
telijke hoofd van den luchtbeschermings
dienst. Maar, bij voorlichten blijft het hier,
de zelfbescherming moet menzelf doen.
De algemeene of men zou kunnen zeggen
openbare luchtbescherming is echter ge
meentezaak. Zij is opgedragen aan de bur
gemeesters, die in dezen machtige mannen
zijn.
De groote Ijjn van de Wet is nu deze:
er zijn drie soorten gemeenten in Neder
land, uit luchtgevaarsoogpunt bezien dan.
De heel erg gevaarlijke (klasse I); de ge
vaarlijke (klasse II) en de betrekkelijk on
gevaarlijke gemeenten (klasse III). In Zee
land liggen in klasse I: Vlissingen (Marine
en kustartillerie) en Vere (mijnenloods,
vliegtuigloodsen). In klasse II liggen hier
Middelburg en Soeburg. Heel de rest in
Zeeland is klasse III. In de gemeenten der
derde gevarenklasse behoeven de minste
maatregelen genomen te worden. Eigenlijk
kan daar volstaan worden met het maken
van een organisatie, die alleen optreedt als
er werkelijk wat gebeurd is. In de gemeen
ten der tweede en eerste gevarenklasse
daarentegen moeten diensten ingericht wor
den, lieden van gasmaskers voorzien, red
dingsploegen gemaakt worden, en al wat
dies meer zij. De kosten van openbare schuil
plaats, van de materialen tot uitrusting van
de diensten in de gemeenten der tweede en
eerste gevarenklasse draagt het rijk omdat
immers door de aanwezigheid van oorlogs
zaken dat gevaar veroorzaakt wordt.
Rechtstreeks onder den minister van bin-
nenlandsche zaken ressorteert de inspectie
van de bescherming der burgerbevolking
tegen luchtaanvallen. Dit is de eigenlijke
centrale, die de heele zaak regelt. Nademaal
dit deskundigen zijn.
De Wet voorziet de mogelijkheid schuil
kelders in te richten onder nieuw te bouwen
of te verbouwen gebouwen. Te Middelburg
heeft men sindsdien een ziekenhuis en een
nieuwe school voor de S.D.O.A. gekregen,
maaronder het een noch het ander zit
een schuilkelder. Die kelders dienen voor
namelijk voor hen die op straat zijn.
Ten slotte wees spr. nog op een zeer be
langrijk principiëel punt. De burgerlucht
bescherming is geen aardigheidje, waaraan
men naar believen wel of n et mee kan
doen. Het is een wettelijk geregelde alge
meene burgerlijke dienstplicht. Als de nood
aan den man komt, dan kan men geen
praatjes dulden. Dan moet er ingegrepen en
aangepakt worden. Dan kan de burgemees
ter in beslag nemen, en men heeft er in
te berusten; dan kan de burgemeester las
ten en bevelen, dat Gij dit doet en ik dat
doe en dan heeft ieder dat onverwijld en
volledig te doen.
Op grond van de wet kan en moet de bur
gemeester zulks vorderen. Maar op grond
van het algemeene nut der burgerlucht
bescherming, en van den plicht dat de bur
gers van stad en lande elkaar in tijden van
nood bijstaan, mag de burgemeester ook
zedelijk gesproken, dit eischen.
Burgerluchtbescherming is burgerplicht
zoowel als wettelijke plicht.
De Gemeentelijke Luchtbescher
mingsdienst.
De tweede spreker, de heer J. H. Voort-
h u y z e n, hoofd luchtbeschermingsdienst
sprak over „Wat men van een gemeentelij
ken luchtbeschermingsdienst kan en mag
verwachten".
Dit is in groote trekken het nemen van
maatregelen tot vermindering van gevolgen
van luchtaanvallen, welke spr. vergelijkt
met die inzake verzekering tegen brand- en
overlijden.
Bij de luchtbescherming hebben de Ned.
Vereeniging, het Rijk en de gemeente ieder
haar taak.
De belangstelling neemt toe bij stijgend
gevaar.
De luchtbeschermingsdienst is een ge
meentelijke civiele en dus geen militaire
dienst en de bestaande gemeentelijke bedrij
ven en diensten vormen er de kern van,
een en ander door speciale groepen aange
vuld.
De hoofdleiding van den dienst berust bij
den burgemeester, die daarin wordt terzijde
gestaan door het hoofd luchtbeschermings
dienst. De taak van den dienst is te waar
schuwen voor luchtgevaar en de gevolgen
er van te beperken en weg te nemen.
Daartoe is de dienst weder in verschillende
takken onderverdeeld.
Ten eerste de waarschuwingsdienst, die van
de luchtwacht via de radio en door eigen
waarschuwings- en luisterpost op de hoogte
komt van naderende vliegtuigen en daarop
alarm kan maken.
De tweede afdeeling is de maskeerings-
en herstellingdienst, die feitelijk geheel bij
gemeentebedrijven berust. Deze zorgen
voor de stedelijke verduistering en geven
advies aan particulieren. Verder zorgen z8
voor de opheffing van de eerste gevolgen
en met name van schade toegebracht aan
gas- en waterleiding en electrisch net.
Daarop volgt dan als vanzelf sprekend la
ter de herstelling.
De derde dienst is de dekking- en oprui
mingsdienst, die bij gemeentewerken zal
komen te berusten. Daaronder valt wat het
eerste betreft de zorg voor openbare schuil
plaatsen, en advies aan de bevolking voor
het inrichten van particuliere schuilplaat
sen. Na een aanval uit de lucht volgt dan
vanzelf het opheffen van de eerste belem
meringen als gevolg van instortingen en 't
zoeken naar eventueele gewonden. Ook
hier volgt later geheele herstelling.
De vierde afdeeling is de brandweerdienst
die volgens spr. geen nadere toelichting be
hoeft.
De geneeskundige dienst is de vijfde af
deeling. Men vergete niet dat het Roode
Kruis een militaire taak heeft en men op
de Eerste Hulp bij ongelukken met de
transportdiensten moet kunnen vertrou
wen. Ieder moet daarvoor worden opgeleid.
Dan volgt als zesde de politiedienst, die
ook geheel voor zichzelf spreekt en gevolgd
wordt door den gasbeschermingsdienst. Hier
is 'n taak voor de chemische afdeeling en de
gemeentereiniging. Men begint met vast te
stellen welke voor menschen schadelijke
stof gebruikt is en waarschuwt de buurtbe-
volking voor het ontstane gevaar. De geva
ren voor besmetting worden opgeheven en
ten slotte is er de taak van het geven van
advies aan de bevolking inzake het be
schermen en behandelen van eetwaren en
dergelijke.
De laatste afdeeling is de pers- en voor
lichtingsdienst, die afgezien van het wer
ken van de Vereeniging voor luchtbescher
ming een nuttige taak heeft.
Voor een goeden dienst is een verdeeling
in vier wijken voor de stad noodig en moet
Uit het Engelsch door W. A. C.
40). -
Vroolijk sprong hij op. God zou hen nu
zeker op de een of andere wijze wel hel
pen en hem kracht verleenen zijn plan ten
^erte brengen. Hij ging naar de hoop
oude blikjes, waar ook de bajonetten lagen
van deze vond hij er vier, zeer be-
roest, maar toch een kostelijk bezit! Er lag
onder de blikjes nog een ijzeren staaf van
ruim anderhalven meter dus hij behoef
de geen schoppen en bajonetten samen te
bundelen. Ook lag de vloer ruim een meter
hooger dan in het andere vertrek, zoodat
zpn vest 't touw van voldoende lengte zou
maken en de kist hoog genoeg zou zijn. Ja
't had er allen schijn van, dat alles mogelijk
zou zijn. Hij moest geen oogenblik langer
uitstellen en Laline van alles op de hoogte
brengen.
Toen keerde hij, door 't water plassend,
naar 't touw terug, maar de verzoeking om
even stil te houden en te drinken, werd
hem te machtig. Hij boog zich voorover en
schepte met zijn handen het modderige wa
ter op, dat hij dronk, alsof 't de fijnste cam
pagne was! Toen liep hij opgewekt weer
voort en riep, met zijn gezicht naar boven,
met forsche stem Laline toe.
Maar sülte was 't antwoord.
Juist op dit oogenblik was Laline flauw
gevallen. Want in werkelijkheid had al dit
denken en doen van David niet lang ge
duurd. Hij riep en riep nog eens, terwijl
vreeseljjk angstig te moede werd.
Waarom antwoordde ze toch niet?
Wat was er dan in die enkele minuten ge
beurd hij kon toch niet langer dan een
kwartier weg geweest zijn. Was ze dood...?
Groote hemel! wat een angst.
„Laline! Laline!" schreeuwde hij in zijn
wanhoop en toen begon hij met een wilde
energie in het touw te klimmen. Toen hij
bij den eersten knoop het volgende klee-
dingstuk had bereikt, had hij geen kracht
meer in zjjn armen en gleed weer in 't
water terug.
Opnieuw klonk een onderdrukte kreet
door de lucht als van een in 't nauw ge
bracht dier, en toen een snik: „Help me!"
Geen geluid kwam er van boven.
Als hij er maar in kon slagen boven den
eersten knoop te komen, om, daaraan han
gende, even te rusten alvorens te trachten
den tweede te bereiken. Hij zou 't nog eens
probeeren. Het koude water had meer leven
in hem gebracht. Hij beheerschte zich en liet
zijn zenuwen tot bedaren komen. Toen
trachtte hij nogmaals naar boven te ko
men.
Gelukkig was hij een uitstekend athleet
en zijn goede training hielp hem om kunst
matig zijn afnemende krachten op te hou
den. Hij had nooit gedacht, dat zoo iets ge
makkelijks als klimmen in een touw eenige
moeilijkheid zou opleveren. Hij begon weer,
kwam bij den eersten knoop en hield dien
vast. Maar tot den tweede was een grootere
afstand, en hoe zou 't gaan als hij bij de
lange deken en de zijden jurk was geko
men?
Hij hijgde verschrikkelijk, maar bleef
Een druk bezochte vergadering.
Gisteravond had in de groote Schutters
hofzaal te Middelburg de aangekondigde
bijeenkomst plaats uitgaande van den ge
meentelijken luchtbeschermingsdienst.
Het groot aantal uitgezette stoelen was
niet talrijk genoeg en eenige tientallen
werden er bijgezet om alle belangstellen
den, uit alle kringen der bevolking, een
zitplaats te verschaffen.
Onder de aanwezigen merkten wij op
den Commissaris der Koningin, den Com
mandant der maritieme middelen te Vlis
singen met zijn adjudant; den burgemees
ter, den gemeentesecretaris, verschillende
raadsleden, 'leden van de rechterlijkt
macht enz. enz.
Het hoofd luchtbescherming, de heer J.
H. Voorthuyzen, heette allen hartelijk
welkom, inzonderheid den Commissaris der
Koningin. Spr. zeide, dat men meende de
zen avond te moeten organiseeren in ver
band met de komende oefeningen en met
het gebeuren van een viertal weken gele
den. Men wil de aanwezigen inlichten
over de luchtbescherming zonder in tech
nische onderdeelen af te dalen en het doel
van den dienst op eenvoudige wijze naar
voren brengen. Spr. gaf daarop het woord
aan den eersten spreker, dr. S S. Smeding,
hoofd van den voorlichtingsdienst, die
sprak over.
De burgerbevolking in den oorlog
en wettelijke regeling harer be
scherming tegen luchtgevaar in
Nederland.
Spr. begon met pr op te wijzen, dat de
groote opkomst hem in zoo verre tegen
viel, dat hij nu een deel van zjjn rede
moest veranderen, omdat hij daarin over
gebrek aan belangstelling voor de zaak
van de luchtbescherming klaagde. Natuur
lijk doet hem dit werkelijk genoegen.
Spr. wees voor een indruk van den mo
dernen oorlog op Spanje en China. Er
worden huizen van tien verdiepingen half
doormidden gescheurd; puinhoopen en
branden door voltreffers en brandbommen
ontstaan en daartusschen loopen mannen
met gasmaskers op om de gewonden te
helpen. Toen de Japanners Kanton ver
overden, waren de Chineezen bezig de be
langrijkste overheidsgebouwen in de lucht
te laten springen, en tegelijk huilden de
sirenes: luchtaanval der Japanners, eigen
dynamiet van onder en 's vijands bommen
van boven, en in die dubbele hel vertoefde
de burgerbevolking. De beschouwer in het
vreedzame Nederland, dat meer dan een
eeuw reeds van oorlogsgeweld verschoond
bleef, voelt allereerst deernis met de
klaarblijkelijk waanzinnig geworden
menschheiden daarna groote dank
baarheid, dat wij in vrede leven mogen.
De vraag is: hoe moet de mensch in de
zen tijjd staan tegenover het geweldige pro
bleem van oorlog en vrede, hetwelk hem
zóó voorgezet wordt? Het antwoord moet
luiden: realistisch en idealistisch. Idealis
tisch moet men blijven werken met alle
macht en kracht aan de bevordering van
de vredes- en rechtsidee, opdat eens de
vrede en het recht zullen regeeren over
de brute macht en het geweld. Maar daar
naast realistisch de oogen niet sluiten
voor de werkelijkheid en die is dat ook
Nederland gevaar dreigt.
Wij 'liggen strategisch, uiterst gevaarlijk.
Als Duitschland Frankrijk andermaal zou
aanvallen, dan ligt zijn weg de deskun
digen hebben het een- en andermaal uit
eengezet door Nederland, hoogstwaar
schijnlijk althans. En de luchtweg Berlijn
Londen loopt over Den Haag, Londen
Leipzig overMiddelburg.
De kans, dat wij er hee'lemaal buiten
blijven, is voor een volgenden West-Eu-
ropeeschen oorlog, naar de vaklieden zeg
gen, veel kleiner dan in 1914.
Maarwat dan? Als wat de hemel
verhoede de oorlogsgeesel eens over
Nederland zou komenals tanks ver
nielend door ons land trekken, onze brug
gen opgeblazen worden, onze Nederland-
sche soldaten bij duizenden gedood wor
den in den strijd om de onafhankelijkheid
van ons volksbestaanwat dan in de
steden, waar de burgerbevolking achter
bleef, waar het gewone maatschappelijke
leven zijn voortgang moet hebben. Moet
daar dan niets gebeuren, vraagt spr. Of...
dit zij den passieven weerstandelingen ge
zegd moeten wij dan pas er aan gaan
denken, wat we kunnen doen om de ge
volgen van luchtbombardementen zoo klein
mogelijk te maken? Als het te laat is om
nog een organisatie te bouwen, om perso
neel in te deelen en op te leiden en te oe-
vasthouden en bereikte de deken boven zjjn
broek. Hier schenen zijn knieën niet meer
te kunnen knijpen en de inspanning van ar
men en hart was verschrikkelijk, maar nu
meende hij, dat er boven hem werd ge
kermd en dat hij zwak zijn naam hoorde
noemen.
„David
Laline riep hem. Ze leed ze was in
gevaar. De zielsangst, die hij hierdoor
voelde, spoorden zijn afnemende krachten
aan tot een plotselinge en uiterste krachts
inspanning, zoodat hij zich eindelijk door de
opening optrok. Maar toen rolde hij voor
over en viel flauw op den aarden vloer.
Laline begon, terwijl zij voor het altaar
in de andere kamer lag, zich te bewegen.
Vermoeid en onzeker kwam ze weer tot be
wustzijn en ging overeind zitten. Ze voelde
zich heel zwak.
Had ze iemand hard hooren roepen?
Waar was ze eigenlijk. Toen begon 't bloed
weer sneller in haar aderen te stroomen
en haar geheugen keerde terug. Was er
hulp gekomen? en wat was toch dat le
ven, dat ze had gehoord?
Ze ging overeind staan en trachtte haar
zinnen weer bij elkaar te krijgen.
Daivd was langs 't touw naar beneden
gegaan en had gefloten dat herinnerde
ze zich. Maar nu was alles stil. Ze wankel
de naar 't nevenvertrek en daar zag ze bij
het licht der twee kaarsen het lichaam van
haar lieveling voorover liggen aan den rand
van de gapende opening, waarin een van
zijn armen hing.
In doodsangst gaf ze een gil en wierp *ch
naast hem neer.
„David! David! Mijn lieveling!" en ze
kuste hem wanhopig, terwijl ze trachtte
hem tegen zich aan te drukken. Maar zijn
hoofd viel loodzwaar tegen haar borst. O,
hemel! als hij maar niet dood was. In haar
bezorgdheid voor den man, dien ze liefhad,
vergat ze haar gansche zwakte; haar geest
had zich boven haar lichaam verheven. Ze
legde zijn donkere hoofd weer op den
grond. Zijn oogen waren gesloten en onder
zijn zware, inktzwarte wimpers lagen blau
we schaduwen; zijn gezicht zag er, waar
zijn zwarte baard niet groeide, groenachtig
uit in 't flikkerende licht.
Zoo goed en zoo kwaad als 't ging, stond
ze op en ging naar de woonkamer. Nu hield
ze zich weer in bedwang. Ze zocht en vond
de overgebleven chocolade, de sigaretten en
't laatste glas water en bracht een en ander
naar de plaats, waar David lag.
Ze voelde den polsslag die was bijna
onmerkbaar, maar hij was dus, Goddank,
niet dood.
Ze bracht het glas water aan zijn mond
en goot er een weinig van den inhoud in.
Toen stak ze een sigaret op en blies den
rook in zijn gezicht. Zjjn oogleden trilden.
Gejaagd brak ze een stukje van de choco
lade af en wrong dit tusschen de tanden.
Hij begon bij te komen en niet wetende wat
hij deed, at hij gretig de chocolade op, waarna
Laline hem alles, wat er nog over was
alles wat voor hen beiden, zoo lang rij nog
te leven hadden, bestemd was liet op
eten. Ze dacht geen oogenblik aan zich zelf
Slechts één hartstochtelijke gedachte was1
haar drijfveer hem, haar aangebeden
lieveling, te redden.
Spoedig werd David weer beter. Onbe
wust had hij het zoete goedje als 't ware
verslonden en toen hij overeind zat en weer
geheel bij bewustzijn was, kwam hij tot 't
vreeselijke besef, wat hij gedaan had.
Hij zag de naast hem knielende gestalte
met het etherische gezichtje en de branden
de oogen, door den rook en een sluier van
loshangend, goudblond haar heen naar hem
kijken hij proefde den smaak van de
chocolade en toen het besef volledig was te
ruggekeerd, riep hij luid en angstig:
„Laline Laline wat heb je gedaan
En met een luiden snik verborg
hij zijn gezicht in zijn handen. Toen haar
daad van zelfopoffering tot hem was door
gedrongen, verloor hij zijn zelfbeheersching
en stortte bittere tranen.
Ze liefkoosde hem en stelde hem gerust,
zooals een moeder een kind zou doen.
„Mijn lieveling mijn David je moet
niet, je mag niet huilen!"
„O, Laline, mijn engel, mijn heerlijke
kleine schat ik heb je dus je laatste kans
op voedsel benomen" en hij schommelde
zijn bovenlijf heen en weer „O, dierlijk
wezen, dat ik toch ben!"
Laline voelde zich opgetogen. Het scheen
of niets haar kon schelen, nu ze David daar
weer zoo sterk zag zitten. Er kwam een
beetje kleur op haar wasbleeke wangen.
(Wvrdt vervolgd).