LUCHTBESCHERMING. KRONIEK van den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURCSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CR T.) VAN DINSDAG 25 OCTOBER 1938. No. 251. KERK EN SCHOOL. LALINE LESTER'S ROMAN Engeland op een keerpunt Hoewel het hoogtepunt van de crisis nu alreeds bijna een maand in het verleden ligt, wordt heel het politieke beeld van Engeland nog steeds beheerscht door het groote vraagstuk van het buitenlandsch beleid. Steeds duidelijker begint men er zich rekenschap van te geven dat het Europa van Versailles in München in de smeltkroes is gedaan, en dat Engeland zijn traditioneele politiek grondig zal moeten herzien. Niemand ontveinst zich langer dat de „balance of power''' uit zijn evenwicht is gebracht, en dat Engeland's positie nu zwakker is dan het sinds de oorlog ooit is geweest. Hoe daarin moet worden voor zien is een vraag die weinigen nog met eenig vertrouwen durven beantwoorden. De meest voor de hand liggende stap is een hervatting van het streven de spil- Rome-Berlijn te breken. Hoewel het van officieele zijde natuurlijk immer ten stel ligste wordt ontkend dat de Engelsche po litiek op dit doel gericht is, zou men toch in de hervatting van de besprekingen over de ratificatie van het Engelsch-Italiaansch accoord een aanwijzing mogen zien, dat de regeering alles in het werk stelt om het zuidelijke eind van de spil ongevaarlijk te maken. In hoeverre zij daar succes mee zal hebben moet nog worden afgewacht. Op het oogenblik kan slechts worden ge zegd dat de kansen op een regeling van de Spaansche kwestie en de ratificatie van het accoord niet ongunstig schijnen. Alleen de toekomst zal kunnen leeren of de for- meele bezegeling van de Engelseh-Itali- aansche vriendschap gevolgd zal worden door een nieuwe en meer westelijke koers van de Italiaansche poitiek, welke het evenwicht in Europa zou kunnen herstel len. De hervatting van de Engelsch-Italiaan- sche besprekingen, met de kennelijke be doeling Italië uiteindelijk weer in het Westelijke kamp te brengen, moet echter niet worden opgevat als een bewijs dat Chamberlain alle hoop heeft opgegeven met Duitsch'land tot overeenkomst te ko men, en besloten heeft zich derhalve tot een zuiver defensieve politiek te beperken. Het tegendeel is waar. Chamberlain hoopt nog steeds tot een regeling met Duitsch land te kunnen komen en zal, nu de Tsje chische kwestie opgelost is, opnieuw een krachtige poging doen om dit zoo vurig verlangde doel te verwezenlijken. Zijn mot to blijft: verzoening. De berichten uit Duitschland van de laatste weken stem men echter niet zeer hoopvol Algemeen wordt verwacht dat de koloniale kwestie in de naaste toekomst aan de orde zal worden gesteld. Chamberlain zal daaraan een harde noot te kraken hebben, aange zien er tot nu toe nog geen enkel teeken is dat de conservatieve party, de Domini ons en de betrokken gebieden zelf hun negatieve houding tegenover teruggave van de koloniën hebben gewijzigd. Ook op een ander gebied zijn moeilijkheden te voorzien. Duitschland heeft reeds eenige onofficieele ballonnejes opgelaten over de mogelijkheid van een bewapeningsbeper- king in de lucht. In principe is dit idee Chamberlain uitermate welkom. De wijze waarop Duitschland zich voorstelt het ten uitvoer te brengen schijnt echter minder aantrekkelijk. Mag men de klaarblijkelijk goed gefundeerde geruchten in diploma tieke kringen gelooven, dan zou Duitsch land willen voorstellen de respectievelijke luchtmachten van de twee landen te sta- biliseeren op een peil, dat ongeveer in om gekeerde verhouding staat tot de in het Engelsch-Duitsche vloot-accoord neerge legde ratio van de twee vlootmachten. De sterkte der Engelsche luchtmacht zou dus 35 van die der Duitsche mogen uit maken! Waar Baldwin en Chamberlain steeds hebben verkondigd dat Engeland een even groote luchtmacht moest hebben als elk van zijn naburen, schijnt het wel haast ondenkbaar dat het Duitsche voor stel aanvaard zou kunnen worden. Diplo matieke kringen te Londen vreezen dat Duitschland in dat geval zich gerechtigd zal voelen het vloot-accoord op te zeggen. Het zou daarbij het moeilijk weerlegbare argument kunnen gebruiken dat, als En geland niet bereid is Duitschland een su perioriteit in de lucht toe te staan, Duitschland van zijn kant niet langer in de vrijwillig aanvaarde inferioriteit ter zee kan berusten. Inmiddels is de onmiddellijke aandacht te Londen meer gevestigd op de noodzaak van een nationale krachtsinspanning om Engelands bewapening op peil te brengen dan op de diplomatieke doeleinden voor welker verwezenlijking deze bewapening zoo broodnoodig is. De Engelschen zien op het oogenblik algemeen dat geen enkel buitenlandsch beleid mogelijk is als Enge land niet ten spoedigste zorgt dat het zijn diplomatie met de noodige machtsmiddelen kracht bij kan zetten. De crisis der vorige maand heeft, wat dat betreft, een bittere les geleerd. Naarmate de tijd verstrijkt wordt het steeds weer duidelijker, dat vooral de Engelsche verdediging tegen luchtaanvallen schandelijk verwaarloosd was. Sir Thomas Inskip's erkenning dat er in de crisis „ernstige tekorten in de Engelsche verdediging" aan den dag waren getreden is dan ook allerminst een over drijving. Het ontbreekt niet alleen aan organisatie maar ook aan materiaal. Zoo bezat een zoo uitermate wondbare stad als Londen op het hoogtepunt van de cri sis niet meer dan 100 luchtafweerkanon- nen, waarvan er verschillende nog niet eens gevechtsklaar waren. In andere ste den was de toestand nog ongunstiger. De Engelsche regeering heeft hierover dan ook veel bittere woorden te hooren gekre gen. Men begrijpt niet waarom Engelands militaire apparaat, ondanks de geweldige sommen die daaraan in de laatste jaren zjjn besteed, op het uur van gevaar zoo uitermate gebrekkig moest blijken. Het eenige excuus dat de regeering kan bie den, is dat zij tot nu toe, met instemming van het Lagerhuis, het principe heeft ge handhaafd dat de uitvoering van het be wapeningsprogramma het normale zaken leven geen moeilijkheden in de weg moest leggen. Alle teekenen wijzen er op dat dit prin cipe nu overboord zal moeten worden ge worpen. Groote conservatieve bladen en invloedrijke leden van de partij, zooals Lord Baldwin, dringen er reeds sinds eeni ge weken met kracht op aan, dat een geheel nieuwe opvatting van de wijze waarop het bewapeningsprogramma moet worden uitgevoerd Engeland in korte tijd het militaire apparaat zal verschaffen dat het voor zijn diplomatie niet kan missen. Er is volgens hen een nationale krachts inspanning noodig, waaraan vele geliefde tradities zullen moeten worden opgeofferd. De bewapening moet voortaan vóór alle andere belangen gaan. Meer dan dat: het volk zelf moet in vredestijd reeds geor ganiseerd en geoefend worden voor de diensten die het in oorlogstijd zou moeten verrichten. Kortom, het principe van de vrijwillige dienst moet plaats maken voor den een of anderen vorm van nationale or ganisatie van a'lle krachten. De regeering heeft bij monde van Sir John Simon en Hore Belisha reeds blijk gegeven dat zij voor deze argumenten niet ongevoelig is. Een aanzienlijke uitbreiding van de lucht- afweer-divisies is aangekondigd, en een verregaand onderzoek is ingesteld naar de gebleken tekorten in de verdediging met het doel deze ten spoedigste goed te ma ten. Tevens is er nauwelijks meer twijfel aan, dat Chamberlain in de naaste toe komst gehoor zal geven aan den wijdver- spreiden aandrang op een of andere vorm van nationale organisatie en training. Zijn- critici en daaronder bevinden zich vele invloedrijke conservatieven, zijn ook daar echter nog niet mee bevredigd. Zij wen- schen nog duidelijker bewijzen dat het de regeering dezen keer ernst is met haar beloften, en dringen aan op een vervanging van enkele ministers door meer energieke figuren. Sommigen van hen gaan zelfs verder dan, dit en meenen dat de nationale krachtsinspanning, die noodig is om Enge land paraat te maken, alleen mogelijk is met medewerking van alle partijen. Kort om, zij eischen een verbreeding van de basis van de nationale regeering. Zonder twijfel vertolken zij daarmee de gevoelens van een belangrijk deel van het volk, dat door de crisis en de lessen, die de crisis geleerd heeft, ten diepste verontrust is over de positie van hun land. Ds. S. Spaans doopsgezind predikant te Assen en Stadskanaal, is voornemens te gen 8 Januari 1939 emeritaat aan te vra gen. Ds. Spaans deed 9 Januari 1899 z}jn intrede te G o e s. Later stond hij te Enk huizen (1907—1917) en op 28 October 1917 deed hij zijn intrede te Assen. Benoemd tot onderwijzer aan de Ju- lianaschool te Tiel de heer J. Lampert kweekeling met akte aan de chr. school te V e r e. Ned. Herv. Kerk. Ds. O. G. Bunjes te Sirjansland heeft het beroep naar Borsele aangenomen. fenen? Neen immers, dat zou misdadig zijn. Spr. zeide, dat geen verantwoordelijk mensch verkondigen kan, dat de volledige veiligheid te bereiken zou zijn. De oorlog is geen sportief gebeuren, maar een gru wel der menschheid. Een geesel, die wondt en doodt. Kruip in den kelder en een vol treffer-brisantbom zal ook daar allen doo- den. Als die hel ooit losbreekt, zullen er vrouwen en kinderen en grijsaards vallen Maar: de luchtbeschermingsdienst en een goede opvoeding tot zelfbescherming zul len er voor zorgen, dat er veel minder slachtoffers komen dan anders. De erva ring in den wereldoorlog heeft geleerd, dat na de invoering van doelmatige lucht beschermingsmaatregelen het aantal slachtoffers van luchtaanvallen enorm veel kleiner is geworden. Het is onmogelijk de heele bevolking van Nederland onder te brengen in gas- en bomvrije schuilplaatsen Maar moet men omdat dit onmogelijk is, dan nalaten andere maatregelen te nemen, waardoor de slachtoffers van een lucht aanval tot op de helft of nog minder wor den terug gebracht? Neen, immers. Deze wel mogelijke maatregelen te nemen is plicht. Men mag de branden niet laten branden, de gewonden niet aan hun lot overlaten, men moet de bedolven trachten te bevrijden, de strijdgassen trachten te neutraliseeren. Om dit te kunnen doen in tijd van nood, is voorbereiding, organisatie in tijd van vre de noodig. Zonder organisatie bereikt men niets. Nergens. Ook op het gebied der lucht bescherming niet. Wat is hier de taak der overheid, en hoe de wettelijke regeling der luchtbescherming in Nederland? Aanvankelijk was de opvat ting der regeering, dat zij met het geven van voorlichting zou kunnen volstaan. En dat de gemeentebesturen het dan verder zelf wel zouden doen. Maar dat liep mis. Toen is in 1931 een „Leidraad voor de bur gemeesters" inzake den luchtbeschermings dienst opgesteld. Die hielp ook niet veel. Daarop is gekomen de Wet van 23 April 1936, tot bescherming der bevolking tegen luchtaanvallen. Onder die wet leven wij nu. Twee hoofdpunten kan spr. aangeven. De eerste: voor de burgers zelf is zelfbe scherming de eerste zaak. De tweede: de algemeene burgerluchtbescherming is ge meentelijke zaak, geen Rijkszaak. Wat het eerste betreft: de wet voorziet hierin door het scheppen van gelegenheid tot voorlich ting der burgerbevolking. Een groot deel van deze taak is sindsdien overgenomen door de Vereeniging voor Luchtbescher ming, een semi-officieele vereeniging die zeer goed werk doet. Daarnaast bestaan nog gemeentelijke voorlichtingsdiensten, onder rechtstreeks bevel staande van het gemeen telijke hoofd van den luchtbeschermings dienst. Maar, bij voorlichten blijft het hier, de zelfbescherming moet menzelf doen. De algemeene of men zou kunnen zeggen openbare luchtbescherming is echter ge meentezaak. Zij is opgedragen aan de bur gemeesters, die in dezen machtige mannen zijn. De groote Ijjn van de Wet is nu deze: er zijn drie soorten gemeenten in Neder land, uit luchtgevaarsoogpunt bezien dan. De heel erg gevaarlijke (klasse I); de ge vaarlijke (klasse II) en de betrekkelijk on gevaarlijke gemeenten (klasse III). In Zee land liggen in klasse I: Vlissingen (Marine en kustartillerie) en Vere (mijnenloods, vliegtuigloodsen). In klasse II liggen hier Middelburg en Soeburg. Heel de rest in Zeeland is klasse III. In de gemeenten der derde gevarenklasse behoeven de minste maatregelen genomen te worden. Eigenlijk kan daar volstaan worden met het maken van een organisatie, die alleen optreedt als er werkelijk wat gebeurd is. In de gemeen ten der tweede en eerste gevarenklasse daarentegen moeten diensten ingericht wor den, lieden van gasmaskers voorzien, red dingsploegen gemaakt worden, en al wat dies meer zij. De kosten van openbare schuil plaats, van de materialen tot uitrusting van de diensten in de gemeenten der tweede en eerste gevarenklasse draagt het rijk omdat immers door de aanwezigheid van oorlogs zaken dat gevaar veroorzaakt wordt. Rechtstreeks onder den minister van bin- nenlandsche zaken ressorteert de inspectie van de bescherming der burgerbevolking tegen luchtaanvallen. Dit is de eigenlijke centrale, die de heele zaak regelt. Nademaal dit deskundigen zijn. De Wet voorziet de mogelijkheid schuil kelders in te richten onder nieuw te bouwen of te verbouwen gebouwen. Te Middelburg heeft men sindsdien een ziekenhuis en een nieuwe school voor de S.D.O.A. gekregen, maaronder het een noch het ander zit een schuilkelder. Die kelders dienen voor namelijk voor hen die op straat zijn. Ten slotte wees spr. nog op een zeer be langrijk principiëel punt. De burgerlucht bescherming is geen aardigheidje, waaraan men naar believen wel of n et mee kan doen. Het is een wettelijk geregelde alge meene burgerlijke dienstplicht. Als de nood aan den man komt, dan kan men geen praatjes dulden. Dan moet er ingegrepen en aangepakt worden. Dan kan de burgemees ter in beslag nemen, en men heeft er in te berusten; dan kan de burgemeester las ten en bevelen, dat Gij dit doet en ik dat doe en dan heeft ieder dat onverwijld en volledig te doen. Op grond van de wet kan en moet de bur gemeester zulks vorderen. Maar op grond van het algemeene nut der burgerlucht bescherming, en van den plicht dat de bur gers van stad en lande elkaar in tijden van nood bijstaan, mag de burgemeester ook zedelijk gesproken, dit eischen. Burgerluchtbescherming is burgerplicht zoowel als wettelijke plicht. De Gemeentelijke Luchtbescher mingsdienst. De tweede spreker, de heer J. H. Voort- h u y z e n, hoofd luchtbeschermingsdienst sprak over „Wat men van een gemeentelij ken luchtbeschermingsdienst kan en mag verwachten". Dit is in groote trekken het nemen van maatregelen tot vermindering van gevolgen van luchtaanvallen, welke spr. vergelijkt met die inzake verzekering tegen brand- en overlijden. Bij de luchtbescherming hebben de Ned. Vereeniging, het Rijk en de gemeente ieder haar taak. De belangstelling neemt toe bij stijgend gevaar. De luchtbeschermingsdienst is een ge meentelijke civiele en dus geen militaire dienst en de bestaande gemeentelijke bedrij ven en diensten vormen er de kern van, een en ander door speciale groepen aange vuld. De hoofdleiding van den dienst berust bij den burgemeester, die daarin wordt terzijde gestaan door het hoofd luchtbeschermings dienst. De taak van den dienst is te waar schuwen voor luchtgevaar en de gevolgen er van te beperken en weg te nemen. Daartoe is de dienst weder in verschillende takken onderverdeeld. Ten eerste de waarschuwingsdienst, die van de luchtwacht via de radio en door eigen waarschuwings- en luisterpost op de hoogte komt van naderende vliegtuigen en daarop alarm kan maken. De tweede afdeeling is de maskeerings- en herstellingdienst, die feitelijk geheel bij gemeentebedrijven berust. Deze zorgen voor de stedelijke verduistering en geven advies aan particulieren. Verder zorgen z8 voor de opheffing van de eerste gevolgen en met name van schade toegebracht aan gas- en waterleiding en electrisch net. Daarop volgt dan als vanzelf sprekend la ter de herstelling. De derde dienst is de dekking- en oprui mingsdienst, die bij gemeentewerken zal komen te berusten. Daaronder valt wat het eerste betreft de zorg voor openbare schuil plaatsen, en advies aan de bevolking voor het inrichten van particuliere schuilplaat sen. Na een aanval uit de lucht volgt dan vanzelf het opheffen van de eerste belem meringen als gevolg van instortingen en 't zoeken naar eventueele gewonden. Ook hier volgt later geheele herstelling. De vierde afdeeling is de brandweerdienst die volgens spr. geen nadere toelichting be hoeft. De geneeskundige dienst is de vijfde af deeling. Men vergete niet dat het Roode Kruis een militaire taak heeft en men op de Eerste Hulp bij ongelukken met de transportdiensten moet kunnen vertrou wen. Ieder moet daarvoor worden opgeleid. Dan volgt als zesde de politiedienst, die ook geheel voor zichzelf spreekt en gevolgd wordt door den gasbeschermingsdienst. Hier is 'n taak voor de chemische afdeeling en de gemeentereiniging. Men begint met vast te stellen welke voor menschen schadelijke stof gebruikt is en waarschuwt de buurtbe- volking voor het ontstane gevaar. De geva ren voor besmetting worden opgeheven en ten slotte is er de taak van het geven van advies aan de bevolking inzake het be schermen en behandelen van eetwaren en dergelijke. De laatste afdeeling is de pers- en voor lichtingsdienst, die afgezien van het wer ken van de Vereeniging voor luchtbescher ming een nuttige taak heeft. Voor een goeden dienst is een verdeeling in vier wijken voor de stad noodig en moet Uit het Engelsch door W. A. C. 40). - Vroolijk sprong hij op. God zou hen nu zeker op de een of andere wijze wel hel pen en hem kracht verleenen zijn plan ten ^erte brengen. Hij ging naar de hoop oude blikjes, waar ook de bajonetten lagen van deze vond hij er vier, zeer be- roest, maar toch een kostelijk bezit! Er lag onder de blikjes nog een ijzeren staaf van ruim anderhalven meter dus hij behoef de geen schoppen en bajonetten samen te bundelen. Ook lag de vloer ruim een meter hooger dan in het andere vertrek, zoodat zpn vest 't touw van voldoende lengte zou maken en de kist hoog genoeg zou zijn. Ja 't had er allen schijn van, dat alles mogelijk zou zijn. Hij moest geen oogenblik langer uitstellen en Laline van alles op de hoogte brengen. Toen keerde hij, door 't water plassend, naar 't touw terug, maar de verzoeking om even stil te houden en te drinken, werd hem te machtig. Hij boog zich voorover en schepte met zijn handen het modderige wa ter op, dat hij dronk, alsof 't de fijnste cam pagne was! Toen liep hij opgewekt weer voort en riep, met zijn gezicht naar boven, met forsche stem Laline toe. Maar sülte was 't antwoord. Juist op dit oogenblik was Laline flauw gevallen. Want in werkelijkheid had al dit denken en doen van David niet lang ge duurd. Hij riep en riep nog eens, terwijl vreeseljjk angstig te moede werd. Waarom antwoordde ze toch niet? Wat was er dan in die enkele minuten ge beurd hij kon toch niet langer dan een kwartier weg geweest zijn. Was ze dood...? Groote hemel! wat een angst. „Laline! Laline!" schreeuwde hij in zijn wanhoop en toen begon hij met een wilde energie in het touw te klimmen. Toen hij bij den eersten knoop het volgende klee- dingstuk had bereikt, had hij geen kracht meer in zjjn armen en gleed weer in 't water terug. Opnieuw klonk een onderdrukte kreet door de lucht als van een in 't nauw ge bracht dier, en toen een snik: „Help me!" Geen geluid kwam er van boven. Als hij er maar in kon slagen boven den eersten knoop te komen, om, daaraan han gende, even te rusten alvorens te trachten den tweede te bereiken. Hij zou 't nog eens probeeren. Het koude water had meer leven in hem gebracht. Hij beheerschte zich en liet zijn zenuwen tot bedaren komen. Toen trachtte hij nogmaals naar boven te ko men. Gelukkig was hij een uitstekend athleet en zijn goede training hielp hem om kunst matig zijn afnemende krachten op te hou den. Hij had nooit gedacht, dat zoo iets ge makkelijks als klimmen in een touw eenige moeilijkheid zou opleveren. Hij begon weer, kwam bij den eersten knoop en hield dien vast. Maar tot den tweede was een grootere afstand, en hoe zou 't gaan als hij bij de lange deken en de zijden jurk was geko men? Hij hijgde verschrikkelijk, maar bleef Een druk bezochte vergadering. Gisteravond had in de groote Schutters hofzaal te Middelburg de aangekondigde bijeenkomst plaats uitgaande van den ge meentelijken luchtbeschermingsdienst. Het groot aantal uitgezette stoelen was niet talrijk genoeg en eenige tientallen werden er bijgezet om alle belangstellen den, uit alle kringen der bevolking, een zitplaats te verschaffen. Onder de aanwezigen merkten wij op den Commissaris der Koningin, den Com mandant der maritieme middelen te Vlis singen met zijn adjudant; den burgemees ter, den gemeentesecretaris, verschillende raadsleden, 'leden van de rechterlijkt macht enz. enz. Het hoofd luchtbescherming, de heer J. H. Voorthuyzen, heette allen hartelijk welkom, inzonderheid den Commissaris der Koningin. Spr. zeide, dat men meende de zen avond te moeten organiseeren in ver band met de komende oefeningen en met het gebeuren van een viertal weken gele den. Men wil de aanwezigen inlichten over de luchtbescherming zonder in tech nische onderdeelen af te dalen en het doel van den dienst op eenvoudige wijze naar voren brengen. Spr. gaf daarop het woord aan den eersten spreker, dr. S S. Smeding, hoofd van den voorlichtingsdienst, die sprak over. De burgerbevolking in den oorlog en wettelijke regeling harer be scherming tegen luchtgevaar in Nederland. Spr. begon met pr op te wijzen, dat de groote opkomst hem in zoo verre tegen viel, dat hij nu een deel van zjjn rede moest veranderen, omdat hij daarin over gebrek aan belangstelling voor de zaak van de luchtbescherming klaagde. Natuur lijk doet hem dit werkelijk genoegen. Spr. wees voor een indruk van den mo dernen oorlog op Spanje en China. Er worden huizen van tien verdiepingen half doormidden gescheurd; puinhoopen en branden door voltreffers en brandbommen ontstaan en daartusschen loopen mannen met gasmaskers op om de gewonden te helpen. Toen de Japanners Kanton ver overden, waren de Chineezen bezig de be langrijkste overheidsgebouwen in de lucht te laten springen, en tegelijk huilden de sirenes: luchtaanval der Japanners, eigen dynamiet van onder en 's vijands bommen van boven, en in die dubbele hel vertoefde de burgerbevolking. De beschouwer in het vreedzame Nederland, dat meer dan een eeuw reeds van oorlogsgeweld verschoond bleef, voelt allereerst deernis met de klaarblijkelijk waanzinnig geworden menschheiden daarna groote dank baarheid, dat wij in vrede leven mogen. De vraag is: hoe moet de mensch in de zen tijjd staan tegenover het geweldige pro bleem van oorlog en vrede, hetwelk hem zóó voorgezet wordt? Het antwoord moet luiden: realistisch en idealistisch. Idealis tisch moet men blijven werken met alle macht en kracht aan de bevordering van de vredes- en rechtsidee, opdat eens de vrede en het recht zullen regeeren over de brute macht en het geweld. Maar daar naast realistisch de oogen niet sluiten voor de werkelijkheid en die is dat ook Nederland gevaar dreigt. Wij 'liggen strategisch, uiterst gevaarlijk. Als Duitschland Frankrijk andermaal zou aanvallen, dan ligt zijn weg de deskun digen hebben het een- en andermaal uit eengezet door Nederland, hoogstwaar schijnlijk althans. En de luchtweg Berlijn Londen loopt over Den Haag, Londen Leipzig overMiddelburg. De kans, dat wij er hee'lemaal buiten blijven, is voor een volgenden West-Eu- ropeeschen oorlog, naar de vaklieden zeg gen, veel kleiner dan in 1914. Maarwat dan? Als wat de hemel verhoede de oorlogsgeesel eens over Nederland zou komenals tanks ver nielend door ons land trekken, onze brug gen opgeblazen worden, onze Nederland- sche soldaten bij duizenden gedood wor den in den strijd om de onafhankelijkheid van ons volksbestaanwat dan in de steden, waar de burgerbevolking achter bleef, waar het gewone maatschappelijke leven zijn voortgang moet hebben. Moet daar dan niets gebeuren, vraagt spr. Of... dit zij den passieven weerstandelingen ge zegd moeten wij dan pas er aan gaan denken, wat we kunnen doen om de ge volgen van luchtbombardementen zoo klein mogelijk te maken? Als het te laat is om nog een organisatie te bouwen, om perso neel in te deelen en op te leiden en te oe- vasthouden en bereikte de deken boven zjjn broek. Hier schenen zijn knieën niet meer te kunnen knijpen en de inspanning van ar men en hart was verschrikkelijk, maar nu meende hij, dat er boven hem werd ge kermd en dat hij zwak zijn naam hoorde noemen. „David Laline riep hem. Ze leed ze was in gevaar. De zielsangst, die hij hierdoor voelde, spoorden zijn afnemende krachten aan tot een plotselinge en uiterste krachts inspanning, zoodat hij zich eindelijk door de opening optrok. Maar toen rolde hij voor over en viel flauw op den aarden vloer. Laline begon, terwijl zij voor het altaar in de andere kamer lag, zich te bewegen. Vermoeid en onzeker kwam ze weer tot be wustzijn en ging overeind zitten. Ze voelde zich heel zwak. Had ze iemand hard hooren roepen? Waar was ze eigenlijk. Toen begon 't bloed weer sneller in haar aderen te stroomen en haar geheugen keerde terug. Was er hulp gekomen? en wat was toch dat le ven, dat ze had gehoord? Ze ging overeind staan en trachtte haar zinnen weer bij elkaar te krijgen. Daivd was langs 't touw naar beneden gegaan en had gefloten dat herinnerde ze zich. Maar nu was alles stil. Ze wankel de naar 't nevenvertrek en daar zag ze bij het licht der twee kaarsen het lichaam van haar lieveling voorover liggen aan den rand van de gapende opening, waarin een van zijn armen hing. In doodsangst gaf ze een gil en wierp *ch naast hem neer. „David! David! Mijn lieveling!" en ze kuste hem wanhopig, terwijl ze trachtte hem tegen zich aan te drukken. Maar zijn hoofd viel loodzwaar tegen haar borst. O, hemel! als hij maar niet dood was. In haar bezorgdheid voor den man, dien ze liefhad, vergat ze haar gansche zwakte; haar geest had zich boven haar lichaam verheven. Ze legde zijn donkere hoofd weer op den grond. Zijn oogen waren gesloten en onder zijn zware, inktzwarte wimpers lagen blau we schaduwen; zijn gezicht zag er, waar zijn zwarte baard niet groeide, groenachtig uit in 't flikkerende licht. Zoo goed en zoo kwaad als 't ging, stond ze op en ging naar de woonkamer. Nu hield ze zich weer in bedwang. Ze zocht en vond de overgebleven chocolade, de sigaretten en 't laatste glas water en bracht een en ander naar de plaats, waar David lag. Ze voelde den polsslag die was bijna onmerkbaar, maar hij was dus, Goddank, niet dood. Ze bracht het glas water aan zijn mond en goot er een weinig van den inhoud in. Toen stak ze een sigaret op en blies den rook in zijn gezicht. Zjjn oogleden trilden. Gejaagd brak ze een stukje van de choco lade af en wrong dit tusschen de tanden. Hij begon bij te komen en niet wetende wat hij deed, at hij gretig de chocolade op, waarna Laline hem alles, wat er nog over was alles wat voor hen beiden, zoo lang rij nog te leven hadden, bestemd was liet op eten. Ze dacht geen oogenblik aan zich zelf Slechts één hartstochtelijke gedachte was1 haar drijfveer hem, haar aangebeden lieveling, te redden. Spoedig werd David weer beter. Onbe wust had hij het zoete goedje als 't ware verslonden en toen hij overeind zat en weer geheel bij bewustzijn was, kwam hij tot 't vreeselijke besef, wat hij gedaan had. Hij zag de naast hem knielende gestalte met het etherische gezichtje en de branden de oogen, door den rook en een sluier van loshangend, goudblond haar heen naar hem kijken hij proefde den smaak van de chocolade en toen het besef volledig was te ruggekeerd, riep hij luid en angstig: „Laline Laline wat heb je gedaan En met een luiden snik verborg hij zijn gezicht in zijn handen. Toen haar daad van zelfopoffering tot hem was door gedrongen, verloor hij zijn zelfbeheersching en stortte bittere tranen. Ze liefkoosde hem en stelde hem gerust, zooals een moeder een kind zou doen. „Mijn lieveling mijn David je moet niet, je mag niet huilen!" „O, Laline, mijn engel, mijn heerlijke kleine schat ik heb je dus je laatste kans op voedsel benomen" en hij schommelde zijn bovenlijf heen en weer „O, dierlijk wezen, dat ik toch ben!" Laline voelde zich opgetogen. Het scheen of niets haar kon schelen, nu ze David daar weer zoo sterk zag zitten. Er kwam een beetje kleur op haar wasbleeke wangen. (Wvrdt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5