ir&trtttcïule COURANT De Brug over de Zandkreek Komt Er ELECTRO en CITY gewoon door. MiHEYMROHG Het Einde van Noordbevelands Isolement, Het Werkfonds staat f 1.600000 toe. In 1941 de feestelijke opening De steun aan de noodlijdende gemeenten. BI19I£NLAND. Gedurende de verduiste- rir gsavonden gaan de VOORSTELLINGEN in de Cassa's geopend van 7 uur af. Twee wetsontwerpen, welke beoogen ze weer zooveel mogelijk op eigen beenen te laten staan, De school en de lichamelijke opvoeding Dagblad. Uitg. N.V. De AMddelburgsche Crt. Bureauxte MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139; te GOES: Turfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct. NUMMER 8SL TWEE BLADEN. DINSDAG COURANT Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten en dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. ^Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct. Wi&AB8B®RC.£iLEEDINC alléén bij (Ingez. Med.) Prinses Beatrix in haar box. Deze foto werd gemaakt door Prins Bernhard, Naar wij vernemen heeft het Werkfonds zich thans bereid verklaard een 2% leening ten bedrage van 1.600.000 te verstrekken ten behoeve van den bouw van den zoo veel-omstreden brug over de Zandkreek, waardoor Noordbeveland met Zuidbeveland, en daardoor met den vasten wal van overig Nederland, verbonden zal worden. Het moet in de bedoeling liggen, zoo vernamen wfj verder, zoo spoedig mogelijk een vergadering met gemeentebesturen, poderbesturen en brugcomité te beleggen, teneinde daarin de zaak in onderdeelen te bespreken en uiteen te zetten terwijl, zoo eenigszins mogelijk, in de najaarszitting der Provinciale Staten van Zeeland de financieele regeling aan de orde zal worden gesteld. Zooals men weet, komt het nieuwe fi nancieringsplan neer op een bijdrage, ge durende 25 jaren, van de- gemeenten- en polderbesturen op Noordbeveland ten be drage van 5000, terwijl de Provincie ge durende 25 jaren 10.000 zou moeten bij dragen; de tolheffing op de brug zou dan niet, gelijk aanvankelijk in het voornemen lag, zgn. „eeuwigdurend" zijn, maai\ na 25 jaren afloopen. Aangenomen mag worden, dat de plan nen in dezen vorm wel nergens meer op ernstig verzet zullen stuiten, temeer niet omdat het duidelijk zal zijn, dat de be reidverklaring van het Werkfonds niet zonder de instemming van den minister van waterstaat zal zijn tot stand gekomen, zoodat men dus thans van de algeheele instemming van dien bewindsman verze kerd kan zijn. Aangezien de principieele moeilijkheden thans uit den weg geruimd zijn, mag op goede gronden worden aangenomen, dat volgend jaar met den bouw zal kunnen worden aangevangen. De bouw van dit enorme werk zal zeker wel twee jaren duren, zoodat niet voor 1941 op de fees telijke ingebruikstelling van de brug mag worden gehoopt. Het vallen van dit besluit is een geluk- wensch voor Noordbeveland en het brug comité wèl waard! WEERBERICHT. Verwachting tot morgenavond: DE BILT: zwakke tot matige wind, aanvankelijk nog uit "Zuidelijke richtingen, toenemende bewolking met vorming van uitgebreide mistgebieden. Weinig of geen neerslag in het Oosten temperatuur om het vriespunt des nachts en zelfde tempe ratuur overdag, in het Westen zachter des nachts en overdag iets kouder. Wo 26 Oct. Zon op: 6 h 45; onder: 16 h 42. Licht op: 17 h 12. Maan op: 10 h 06; onder. 18 h 31. E.K. 31 Oct. Hoog- en Laagwster te Hoogwater. October. Dinsdag 25 S 2.10 14.20 Woensdag 26 2.47 14.58 Donderdag 27 3.25 15.34 Vrijdag 28 4.00 16.14 Laagwatet 8.28 20.55 9.07 21.31 9.43 22.04 10.22 22.36 Hoog- en Lsagwater te WemeUHagei Dinsdag 25 Woensdag 26 Donderdag 27 Vrijdag 28 Hoogwater, October. 4.09 16.20 4.45 16.55 5.21 17.28 5.56 18.05 Laagwftkg?. 9.32 21.49 10.12 22.28 10.49 23.06 11.36 23.41 (Ingez. Med.) ingediend Bij de Tweede Kamer zijn twee ontwerpen van wet tot: le. wijziging van de wet van 22 Decem ber 1933 tot steun aan noodlijdende ge meenten 2e. nadere wijziging van de wet van 15 Juli 1929 houdende herziening van de fi nancieele verhouding tusschen het rijk en de gemeenten en wijziging van artikel 283 van de gemeentewet. Aan de memorie van toelichting tot het eerstgenoemde wetsontwerp ontleenen wij het volgende: De zorgwekkende budgetaire omstandig heden van een groot deel der gemeenten noopten de ministers van financiën en van binnenlandsche zaken, ernstig de vraag on der de oogen te zien, welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om tot verbetering van den financieelen toestand dier gemeenten te geraken. In de millioenen-nota is onlangs de weg reeds aangegeven waarlangs dit, althans gedeeltelijk, zou kunnen worden gevonden. Indien deb elastingvoorstellen, tot verster king van 's rijks middelen worden aan vaard zal voor steun aan gemeenten en saneering der gemeentefinanciën een be drag van 37.250.000 beschikbaar zijn. Met de enkele beschikbaarstelling van dit bedrag evenwel, zijn de gemeenten, zooals ook in de millioenennota reeds is opge merkt, in haar financieel beleid nog niet zelfstandig geworden en dit laatste juist is een eisch, waaraan een herziening der financieele uitkeeringsregelingen zooveel maar eenigszins mogelijk is, moet vol doen. De ministers meenen, dat moet worden gestreefd naar het vaststellen van een regeling der financieele uitkeeringen, wel ke zooveel mogelijk volgens objectieve nor men der gemeenten de beschikbare gelden doet toevloeien. Het moet, naar hunne overtuiging, mogelijk zijn langs dezen weg een gedeelte van de thans, financieel af hankelijke gemeenten, de zoozeer begeerde financieele zelfstandigheid terug te geven Zij beseffen volkomen dat ook na de vaststelling van bedoelde regelen er ge meenten zullen overblijven, die nog bijzon dere hulp behoeven. Een gedeelte van het bedrag van 37.250.000 zal dan ook ge reserveerd moeten blijven voor gemeen ten, welke daarna nog met een budgetair tekort hebben te kampen. Maar ook aan deze gemeenten moet de gelegenheid wor den geboden. Desnoodig de plicht worden opgelegd, zich zoo mogelijk zelf nog ge heel of gedeeltelijk te redden. Daarbij zal het noodig zijn recht te laten wedervaren aan het zoo juiste algemeene beginsel bij het financieele overheidsbeheer, dat de kringen, die de uitgaven doen, ook zich in zekere mate offers moeten getroosten. Op grond van deze overwegingen achten de ministers het noodzakelijk, dat de mo gelijkheid wordt geopend voor gemeenten, wier begrooting niet sluit om, voordat het rijk met gereed geld bijspringt, uit een bijzondere verruiming van beln*«nggeh5»<' nieuwe eigen inkomsten te putten. Ont komt hierdoor de gemeente aan het stel len van voorwaarden op het gebied van de gemeentehuishouding, het voorschrift, dat deze extra belasting slechts kan worden geheven als daaraan vooraf is gegaan een verklaring van de kroon, dat daartegen geen bezwaar bestaat, is waarborg, dat niet onnoodig naar deze nieuwe bron van inkomsten wordt gegrepen. Anders toch zou de heffing weldra vrij algemeen zijn en het probleem slechts ver schoven worden. De regeering stelt zich voor, deze toestemming niet anders te ge ven dan in die gevallen, waarin het hef fen van nieuwe belasting inderdaad een juist effect zal hebben. Allereerst moet daarvoor vaststaan, dat de gemeente niet meer rond kan komen met de gewone middelen, waaronder dus mede te verstaan de inkomsten, welke een gevolg zijn van de in uitzicht gestelde her ziening der financieele uitkeeringsregelen. De ministers ontveinzen zich evenwel niet, dat belastingverhooging het vertrek van draagkrachtige ingezetenen uit de noodlijdende gemeenten in de hand zal werken en de vestiging van zoodanige in gezetenen zal tegenhouden, waardoor het tegendeel zou worden bereikt. Om deze voor die gemeente funeste ge volgen te ontgaan wordt voorgesteld aan de gemeentelijke inkomstenbelasting een forensenbelasting vast te koppelen. Hierop nu slaat het tweede ingediende ontwerp. Aan de toelichting daarvan ont leenen wjj het volgende. Het belastingvraagstuk van de werkfo- rensen is in den laatsten tijd opnieuw aan de orde gekomen. Twijfel is gerezen of, ondanks de deugdelijkheid van de grond slagen van de wet tot herziening van de financieele verhouding tusschen het rijk en de gemeenten van 1920 dit forensen- vraagstuk wel waarlijk geacht mocht wor den zijn oplossing te hebben gevonden, twijfel, met andere woorden, of wellicht gelijktijdig met de vele gebreken van de afgeschafte forensenbelasting, een juiste grondgedachte mede was weggeworpen. Die twijfel is in sterke mate gevoed door den ernstigen financieelen toestand, waar in juist nagenoeg al dezulke gemeenten verkeeren, die 's avonds in grooten getale de forensenscharen zien vertrekken en welke den volgenden ochtend die scharen hun dagelijkschen intocht zien herhalen. Die twijfel heeft den ministers aanleiding gegeven, het fiscale werkforensenvraag- stuk in studie te nemen. Het onderhavige ontwerp is hiervan het resultaat. Het fiscale werkforensenvraagstuk is daarbij beschouwd als een vraagstuk van het localiseeren van bevoegdheid tot het heffen van belasting naar het inkomen. De wet van 1929 heeft met de gedachte van een meervoudige „woonplaats" radi caal gebroken. De draagkrachtfactor, wel ke de verdeeling van het gemeentefonds mede bepaalt, moest voortaan goedmaken, wat een enkelvoudig woonplaatsbegrip aan de eene groep van gemeente op het stuk van belastingcapiciteiten tekort deed en aan de andere teveel verschafte. Het komt den ministers voor, dat de wetgever van 1929 hier iets te ver is ge gaan. Zij aanvaarden de bestaande oplos sing met betrekking tot de woonforensen. In de verhouding tusschen de gemeen ten van hoofdverblijf en de centrale werk- gemeente meenen zij echter een verande ring te moeten voorstellen. Zy meenen den werkforens te moeten zien als een burger van twee gemeenten: van de gemeente van hoofdverbiyf en van de gemeente, waar de forens het centrum van zijn werkzaamhe den heeft. Tusschen deze gemeenten vinde daarom een verdeeling van bevoegdheid tot opcentenheffing plaats. Maar dan ook een werkeiyke verdeeling, zoodat niemand meer betaalt aan opcenten dan hü zou hebben betaald, indien het aantal opcenten in de woongemeente niet langer was dan dat in de werkgemeente. In deze orde van gedachten hebben de ministers gemeend te moeten voorstellen, met betrekking tot werkforensen de hoofd som van de gemeentefondsbelasting ten behoeve van de gemeentelijke opcenten heffing te splitsen in een gedeelte, dat ten kohiere wordt gebracht in de gemeente van hoofdverbiyf en een gedeelte, dat ten kohiere wordt gebracht in de werkforen- saalgemeente. Elke van deze beide ge meenten heeft dan een hoofdsomgedeelte waarop uitsluitend zij hare opeenteiiriieft. Bij de gedachte splitsing van de hoofd som is voorts aan de woongemeente een voorgift gegeven van 27, overeenstem mende met een belastbare som van 1800; Bedraagt de hoofdsom nie* meer dan 27 dan heft alleen de woongemeente opcenten, bedraagt de hoofdsom wel meer, dan wordt voor elke gemeente de helft van het overschot tot basis voor opcenten heffing. Het ontwerp strekt zich tevens uit tot. buitenlandsche belasingplichtigen, die in een Nederlandsche gemeente het middel punt van hun geheelen arbeid of van hun geheele bedrijf hebben. De hoofdsom wordt van deze belastingplichtigen geheven uit sluitend naar het hier te lande verwor ven inkomen. Öp deze hoofdsom zal dan de forensaalgemeente hare opcenten hef fen, en wel over die geheele hoofdsom. lOODENDAGBOEK VAN HET VERKFP= Best: 1 doode. Gistermiddag wilde het elfjarig zoontje der familie Willems te Best by het verlaten van het ouderiyk huis per fiets den rijweg oversteken. Hü keek een oogenblik achter zich om een vriendje te groeten en sloeg geen acht op een naderende vrachtauto. De jongen werd door den wagen overreden en was op slag dood. Zoeternieer: 1 doode. Gistermiddag is de 30-jarige telegrambe steller J. A. te Zoetermeer, toen hij den Broekweg wilde oversteken, door een auto aangereden. Hij was op slag dood. Het slachtoffer was ongehuwd. De meening van het rijkscol lege voor lichamelijke opvoe ding. Het rykscollege voor de lichamelijke op voeding heeft een dik rapport samenge steld, waarin hoofdzakelijk de lichamelijke opvoeding in de school is behandeld. By de samenstelling is het college uitge gaan van de gedachte, dat de lichamelijke opvoeding in de school niet alleen uit hy giënisch, maar vooral uit sociaal en paeda- gogisch oogpunt van groote beteekenis is. Ter gelegenheid van de uitreiking van dit rapport aan een aantal journalisten heeft de voorzitter van het rijkscollege, prof. dr. F. J. J. Buytendijk, eenige opmer kingen gemaakt. Prof. Buytendijk zeide o.m., dat in ons land 49 procent van de lagere-schoolbevol- king verstoken blijft van lichamelijke op voeding, dat wil zeggen, ongeveer een half millioen kinderen moet dat gedeelte van de opvoeding ontberen, dat voor den mensch hygiënisch noodzakelijk is. Een staat, die degelijke, luchtige, zonnige woningen voor den mensch eischt, moet ook zorg dragen, dat de woning van den geest, n.l. het lichaam, goed verzorgd wordt. De grondslag hiervoor wordt in de jeugd gelegd, waarbij het kind tevens ervaren moet, welk een weldaad van goede licha- meiyke oefening uitgaat. Dan alleen zal het den wil verkrijgen om ook in zijn verdere leven aan den lichamelijken welstand aan dacht te schenken. Deze gezondheidswil is één van de groote waarden, die door licha- meiyke opvoeding wordt bereikt, die volks- misbruiken, onmatigheid op elk gebied, te genhouden kan, die ook een wil wordt tot het stichten van een gezond familieleven en tot een belangsteling voor het welzijn van het nageslacht. Vrijwel in alle landen van Europa ziet men dit in en wordt de lichamelijke opvoe ding in de schooljaren en daarna krachtig ter hand genomen. Dat daarmede de weer baarheid van een volk wordt verhoogd, is telkens weer betoogd. Het rykscollege voor de lichameiyke op voeding heeft van het begin van zpn optre den af den grootst mogelijken drang op de regeering trachten uit te oefenen. Talrijke voorstellen werden gedaan, geen enkel werd aanvaard. Niettegenstaande deze te leurstelling is het rijkscollege vast besloten zpn taak voort te zetten, meenende, dat ook in ons land eenmaal de regeering tot de overtuiging zal komen, dat belangrijke geldmiddelen aan de lichamelijke oefening besteed, een rijke winst voor de volkswel vaart opleveren. Aan vele scholen wordt de lichameiyke opvoeding zoo ondoelmatig uitgevoerd, dat zoowel de leerlingen, als ook de ouders en leeraren, hierop geen prijs stellen. Een omvangrijke taak als de lichameiyke opvoe ding op de scholen eischt dan ook, naar de overtuiging van het rijkscollege, een ener giek en speciaal hierop gericht toezicht. Tegen den drang om de lichameiyke op voeding van het schoolwezen los te maken en aan particulier initiatief over te laten dient krachtig verzet te worden aangetee- kend, en wel vóór alles, omdat het particu lier initiatief geheel gericht is op sport en spel en niet op een systematische lichame iyke opvoeding. De uitkomsten van een onderzoek om trent de lichamelijke oefening bij het lager onderwas, door het rijksschooltoezicht in 1935 gehouden, waren ontstellend, omdat ze o.m. uitwezen, dat het bepaalde in het eer ste lid van artikel 42 van de lager-onder- wyswet uiterst slecht wordt nageleefd. Wellicht nog meer ontstellend is, dat dit mogelijk blijkt te zijn. Dit artikel nl. zegt o.m. „dat het schoolonderwijs aan de li chamelijke oefening der kinderen wordt dienstbaar gemaakt". Wat leert ons dien aangaande de practijk? Van de 3963 open bare scholen in Nederland bezaten 1017 een onvoorwaardelijke of voorwaardeiyke vrij stelling voor lichamelijke oefening. Van de 4986 bijzondere lagere scholen waren er 2478 in het bezit eener onvoorwaardelijke vrijstelling voor de lichameiyke oefening, die bij wetsartikel gewaarborgd is. Het rijkscollege heeft gemeend een rap port te moeten samenstellen, waarin met klem op het eminente belang dat in de goe de verzorging van de lichamelijke opvoe ding van het opgroeiend geslacht gelegen is wordt gewezen. Aan dit rapport ligt de bedoeling ten grondslag alle regeeringsinstanties en ook alle belangstellenden in de opvoeding van de jeugd voor te lichten omtrent den wer- keiyk bestaanden toestand der lichamelijke opvoeding aan de inrichtingen van onder was, en omtrent de maatregelen, die naar de meening van het college getroffen dienen te worden, zoowel voor de lichamelijke op voeding op de lagere, middelbare en nij verheidsscholen als ten aanzien van die opvoeding aan de universiteiten en hooge- scholen, welke daar nog steeds ontbreekt. By de samenstelling van het rapport werd het college door de volgende grondge dachten geleid: 1. de lichameiyke opvoeding behoort vóór alles blijvend en hecht verbonden te zyn aan de onderwysinrichingen; 2. de lichamelijke opvoeding is voor alle leerlingen van welke school ook noodig en dient te worden ingesteld op leeftijd en ge aardheid 3. teneinde de lichameiyke schoolopvoe- ding tot haar recht te doen komen, zpn noodig: a. speciaal opgeleide leerkrachten; voor zoover het onderwijs in de lichamelijke oefening aan onderwyzers wordt opgedra gen, behooren deze daartoe een goede op leiding te hebben genoten; b. deskundig toezicht. Ambulance-vaartu'iïen voor de marine in gebruik gesteld. Dezer dagen zün twee snelvarende ambu lance-vaartuigen voor de Koninklyke ma rine in dienst gesteld. De twee schepen, Hr. Ms. „M 73" en „M 74", die gebouwd zijn op de Marinewerf (afd. werktuigb.) te Den Helder volgens ontwerp van den scheepsin- genieur H. W. de Voogt, en gebruikt zullen worden bij den marine-vliegdienst, kunnen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 1