ZEELAND.
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 6 OCTOBER 1938. No. 235.
Steun aan kleine boeren
bedrijven.
Verkouden - Grieperig?
«IDDELBURfc
Aardstralen, wichelroede en
onze gezondheid
Dobbelmamtlekkerman!
„Wij zullen volhouden
en ons handhaven".
Het spreekt vanzelf, dat er sedert Don
derdag der vorige week een gedrukte stem
ming te Praag heerscht. De offers, welke
men den Tsjechen tot het behoud van den
vrede heeft opgedrongen zijn niet van dien
aard, dat zij er na korten tijd de schouders
over op kunnen halen. Zulks te minder,
daar op 't oogenblik nog moeilijk te over
zien is, wat de gevolgen van den afstand van
het Sudetenland in financieel en econo
misch opzicht voor het geamputeerde Tsje
choslovakije zullen zijn. Het Sudetenland
is nogal rijk aan belangrijke grondstoffen:
kolen, ijzer, hout en diverse chemische stof
fen. De economische structuur der Tsjecho-
slovaaksche republiek werd door dezen be-
trekkelijken rijkdom uiteraard voor 'n aan
zienlijk deel bepaald. Het verlies er van
haalt die structuur dus overhoop en het
Tsjechische volk zal op de een of andere
manier een nieuwe bruikbare samenstelling
moeten vinden.
Er zijn Tsjechen, die daar een zwaar
hoofd in hebben. Moedeloos vragen zjj zich
af, wat voor ellende de naaste toekomst nog
in petto heeft. Zij twijfelen zelfs aan de
mogelijkheid van een voortbestaan der Tsje
choslovaaksche republiek in den huidigen
vorm. Een voldoende stevige financieele en
economische grondslag is, zoo zeggen ze,
naar alle waarschijnlijkheid niet meer te
vinden.
Tegenover deze pessimisten staan echter
tal van Tsjechische deskundigen, die met
een zeker optimisme zich de economische
ontwikkeling voorstellen. Zoo o.a. prof. Ma-
cek van de Praagsche Handelshoogeschool.
Deze deskundige is van meening, dat het
verkleinde Tsjechoslovakije heel goed in
staat zal zijn, financieel en economisch op
de been te blijven.
Prof. Macek stelt vast, dat Tsjechoslova
kije weliswaar niet voldoende betrouwbare
politieke vrienden bezit, doch dat zijn pro
ducten genoeg en ook steeds méér vrienden
vinden. Met name overzee neemt dit aantal
elk jaar toe. Men kan dus met het volste
recht hopen, dat de Tsjechoslovaaksche pro
ducten die vrienden niet verliezen, maar in
tegendeel dat de sympathie, welke de onge
lijke strijd van Tsjechoslovakije in de we
reld overal heeft gewekt, omgezet wordt in
hulp, welke de afnemers van Tsjechoslo
vaaksche goederen kunnen verleenen zonder
zelf offers te brengen, maar tot hun eigen
voordeel, daar de Tsjechoslovaaksche pro
ducten goed en goedkoop zijn. Het is na
tuurlijk waar, dat zich op het gebied dat
wordt afgestaan veel hout, kolen, genees
krachtige bronnen en andere natuurlijke
rijkdommen bevinden, voorts fabrieken, ver
bindingswegen en andere objecten, waarin
veel geldbelegging steekt. Bij de waarde-
berekening van deze natuurlijke en kunst
matig geproduceerde rijkdom mag men ech
ter de passief-zijde niet vergeten. In dezelf
de gebieden bevinden zich ook talrijke in-
dustrieele ondernemingen, die geen rijkdom
en welvaart om zich verspreiden, maar el
lende en ziekte tengevolge van slechte loo-
nen, ongeregelden bedrijfsgang en ongezon
de arbeidsvoorwaarden. In deze streken
heerschte reeds onder Oostenrijk grooten
nood. Een aantal industrieele bedrijven in
dit gebied bevindt zich in zoo'n toestand,
dat een Zweedsche industrieel, die twee jaar
geleden eenige textielondernemingen be
zichtigde, verklaarde, dat zij vergeleken bij
Zweden, minstens vijftien jaar ten achter
waren.
Men kan aannemen, dat het grootste deel
van de bruinkool welke Tsjechoslovakije
oplevert, zich in het gebied bevindt, dat
thans wordt afgestaan. Daarom zullen de
mijnen, die zich op Tsjechoslovaaksch natio
naal terrein bevinden, moeten worden uit
gebreid. Daardoor krijgt dan ook een groot
deel van die mijnwerkers een plaats, welke
van het gemengde naar het nationale ge-
tned overgaan. De behoefte aan steenkool
wordt door de aanwezige kolenlagen ten
volle gedekt. Wij zijn niet bang aldus
prol. Macek dat buitenlandsche mijnen
ons geen bruinkolen zouden willen verkoo-
pen, of dat zij ons die duur zouden verkoo-
onderscheid zal alleen daarin ge-
gen zijn, welk werk tot dusverre de in-
kolenverbruikers hebben betaald,
°ver beze steenkool hier werd gedol-
woiv"! mheemsch geld werd betaald,
hot a ia werk in de toekomst zal worden
la d' wanneer er gedeeltelijk, n.l. wat
in nprri eft> uit het buitenland wordt
ni hrf en fr betaMd wordt, hetzij met
hetzij met vreemd geld, dat wij ons
LALINE LESTER'S ROMAN
Uit het Engelsch door W A C
24).
Zjj bedankten hem hartelijk, maar als
't ver weg was, mochten zij hem dan al
die moeite wel veroorzaken?
„Ik zal deze dame tot die lijn van boom
stronken rijden en dan terugkomen om u
te halen, eerwaarde vader," zei David.
De oude priester boog beleefd en zij gin
gen verder.
Toen Laline gedurende den tijd, dat de
beide mannen over 't effen stuk grond re
den, alleen was gelaten, keek ze om zich
heenheen. Wat een vreeselijke plek zoo
verlaten en afgelegen. Men kon zich niets
melancholiekers denken, zelfs ondanks den
schitterenden zonneschijn. Overal rondom
haar waren diepe granaattrechters en een
kleine honderd meter verder op kon ze het
begin van de loopgroef zien, tegenover de
stronken, die eens een bosch waren ge
weest.
heerlijke Mei-zon scheen te spotten
met de wreede souvenirs een munitie
voorwagen lag nog
op zijn kant en wat
was. at voor een monster, dat er zoo vree-
senjK uitzag? o, een tank! zoo'n tank,
viaarc?Y.er ze had gelezen. Daar moesten ze
*V-0 1J, g,aan °m te zienToen kwam Da
vid met den priester.
re,r.is V' riep hij verrukt. „Wat
i*j Eerlijk geluk, om 't na al dien
t«d terug te vinden."
waar d^od^L*^ naa£..een Pant-
n steviger was, bij een heu-
weer moeten verschaffen door uitvoer van
andere goederen. Waarschijnlijk zal er in
dit opzicht wel een en ander veranderen.
Dat zal echter tegelijk den stoot geven tot
oprichting van nieuwe fabrieken op het na
tionale gebied, hetgeen weer den bouwvak
ken werk geeft, verder machinebedrijven,
enz. Het zal noodig zijn nieuwe verkeers
wegen aan te leggen, nieuwe spoorlijnen,
wegen en electrische centrales alles on
dernemingen, waarvoor zoowel de behoefte
als de gunstige levensvoorwaarden aanwezig
zijn. Onze organisatorische gaven moeten
wij daarbij inspannen.
Er is geen aanleiding tot kleinhartigheid,
verklaart prof. Macek. Tot dusverre heb
ben wij op een grooter doch op een met
aanzienlijke schulden belast erf gewerkt. Er
waren groote hypotheken, die onze credi
teuren ons thans opeens hebben opgezegd.
Wij zijn genoopt tot een kleiner bestek, ons
te beperken tot een kleiner erf, dat echter
rein is, en ons geheele volk toebehoort. Daar
zal ons geen hypotheek meer kwellen. Daar
zullen wij alleen voor ons zelf kunnen wer
ken. En nu moeten wij ons vrij maken van
het bijgeloof, dat wij nood moeten hebben
omdat het ons aan geld zou ontbreken. De
ze dwaling is in den loop der laatste harde
jaren weerlegd, toen wij ons tot gewapenden
weerstand tegen den buitenlandschen vijand
hebben voorbereid.
Toen bleek het, dat er géén geld te kort
was. Hoog het hart! De oorlog zou voor ons,
voor het heele volk ook economisch veel
harder geweest zijn, dan de vrede zal blij
ken. Wij zullen volhouden en ons handha
ven.
Gift van Prins Bernhard aan het
Mellema-fonds.
Prins Bernhard heeft aan den heer T.
C. Mellema te Groningen als voorzitter
van het naar hem genoemde fonds ten
behoeve van het vakonderwijs aan schip-
persjongens aan boord van het school-
schip „Koningin Wilhelmina" van het
onderwijsfonds voor de scheepvaart een
gift doen toekomen.
Een nieuw reglement voor 1939.
De minister van economische zaken en
sociale zaken hebben, uit overweging, dat
het noodzakelijk is den bijzonderen bedrijfs
steun aan de kleine boerenbedrijven in den
vorm van tewerkstelling van grondgebrui-
ers op eigen bedrijf, ook voor 1939 te doen
plaats hebben daarvoor een nieuw regle
ment vastgesteld, dat 1 Jan. 1939 in wer
king treedt.
Volgens dit reglement kunnen voor te
werkstelling op eigen bedrijf in aanmerking
komen:
alle grondgebruikers, wier bedrijfsinkom-
sten meer dan 4 per week bedragen, be
houdens:
1. Grondgebruikers, wier bedrijfsinkom-
sten meer dan 4, doch minder dan 7
per week bedragen en die den leeftijd van
66 jaar bereikt of overschreden hebben,
indien een plaatsvervanger aanwezig is. In
dat geval kan bedoelde plaatsvervanger
voor tewerkstelling op eigen bedrijf in aan
merking komen;
2. grondgebruikers, wier bedrijfsinkom-
sten meer dan 4, doch minder dan 7
per week bedragen, en die weduwe zijn, in
dien 'n plaatsvervanger aanwezig is. In dat
geval kan bedoelde plaatsvervanger voor
tewerkstelling op eigen bedrijf in aanmer
king komen;
3. grondgebruikers, die lichamelijk niet in
staat zijn hun bedrijfje naar behooren te
bewerken, of niet in aanmerking komen
zich bij de bureaux voor arbeidsbemidde
ling te laten inschrijven, voorzoover zulks
ingevolge de bepalingen van dit reglement
noodzakelijk is;
4. grondgebruikers, die een bedrijfje ex-
ploiteeren, dat, 'berekend naar den toe
stand en omstandigheden, waarin het op 1
November 1937 verkeerde, niet voor de
kleine boerenregeling in aanmerking zou
zijn gekomen;
5. grondgebruikers, die geen ingezetene
zijn van het rijk der Nederlanden.
Aan de grondgebruikers, die voor tewerk
stelling. op eigen bedrijf in aanmerking ko
men, wordt in beginsel een totaal inkomen
van 9 per week verzekerd.
Dit inkomen wordt:
1. indien het gezin uit niet meer dan 6
veltje en liet haar daar staan. Toen liepen
ze door.
De oude priester scheen hen te hebben
vergeten; hij 'praatte in zich zelf in 't La
tijn; misschien sprak hij een gebed uit
maar hij liep als iemand, die den weg kent
en niet twijfelt.
Zij volgden hem eerbiedig, terwijl hij den
weg wees naar de loopgraaf.
„Wij namen haar in een handgemeen,
dwars door 't bosch," vertelde David aan
Laline, „en dien avond hadden we een for-
meelen picnic in hun bomvrije onderkomens
en den volgenden ochtend een helsch
gevecht bij den tegenaanval. Toen kreeg
m'Jn cbef in de gaten en ik werd terug
gehaald naar mijn werk bij 't hoofdkwar
tier, juist toen we ze weder genomen had-
u6n. Een prachtig avontuur!"
„Men dacht dus niet, dat je vocht. Wat
was dan je taak?"
„Wel, ik had tamelijk gewichtig werk,
maar juist toen had ik niets te doen."
Inmiddels hadden zij den tank bereikt.
Laline was vol belangstelling.
„Mogen we hier even stilhouden, eer
waarde vader?" vroeg David. „Juffrouw
Lester wenscht kennis te maken met dit
voorhistorische monster," zei hij glimla
chend.
De priester scheen het nauwelijks te be
grijpen. Vaag keek hij over hun hoofden
heen.
„Bij dien steen is een bron," zei hij, „voor
't geval u water wilt hebben. Ik haal 't daar
ook."
Laline was verrukt over den tank. Ze
personen bestaat, verhoogd met 0.15 voor
ieder gezinslid boven de twee;
2. indien het gezin uit meer dan 6 perso
nen bestaat, verhoogd met 0.15 voor vier
gezinsleven boven de twee, en met 0.40
voor ieder gezinslid boven de zes.
RICHTINGAANWIJZERS VOOR TRAMS.
De K.N.A.C. schrijft, dat de richtingaan
wijzers voor trams in België met ingang
van 5 September 1939 verplicht zullen wor
den gesteld. De betreffende bepaling in het
Belgische politiereglement luidt: „De mo
torwagens zullen van vier richtingsseinen
voorzien zijn. Deze seinen zullen bestaan
uit lichtgevende apparaten, van geel-oran-
jekleur, op de zijwanden geplaatst, twee
van voren, twee langs achter van de voer
tuigen."
Met ingang van 5 September 1939 vormt
Nederland dus tusschen Duitschland en
België, die beiden hun maatregelen op dit
gebied getroffen hebben, een eiland, waar
trams uitgezonderd worden van den meest
elementair en maatregel voor veilig vei keer:
„Kondig tijdig richtingverandering aan".
Nadat aan de trams te allen tijde voor
rang is gegeven om de eenvoudige reden,
dat zij niet behoorlijk kunnen remmen (en
nergens anders om), mocht toch worden
verwacht, dat zij dan tenminste ook andere
veiligheidsmaatregelen zouden moeten tref
fen, die kostbaar of niet, aan andere ver
keersdeelnemers werden opgelegd.
Nog is er gelegenheid onze zuidelijke bu
ren op vreedzame wijze den loef af te ste
ken al is de eer van het initiatief al lang
verkeken. Maar dan dient er snel te worden
gehandeld
DE UITVOER VAN ZWARE VARKENS
NAAR DUITSCHLAND.
De minister antwoordt den heer
van Vessem.
Op de vragen van het Eerste Kamerlid
den heer Van Vessem betreffende den uit
voer van zware varkens naar Duitschland,
luidt het antwoord van den minister van
economische zaken:
Zooals de minister reeds op 29 September
j.l. in de vergadering van de Eerste Kamer
mededeelde, kan hij bevestigen, dat de Ne-
derlandsche veehouderijcentrale, ingevolge
een reeds op 1 April 1938 in principe geslo
ten verkoopovereenkomst, een aanvang
heeft gemaakt met den uitvoer van onge
veer 8000 varkens naar Duitschland. Deze
overeenkomst is een gevolg geweest van de
omstandigheid, dat onvoldoende spek aan
wezig was om het overeen gekomen beta
lingscontingent voor spek uit te putten. Dit
overschot op het betalingscontingent voor
spek zal gedeeltelijk worden aangewend
voor den export van bovenbedoelde var
kens. Ingevolge deze overeenkomst, waar
aan zij uiteraard gebonden is, kop de Ne-
derlandsche veehouderijcentrale op 1 Juli
j.l. bekend maken, dat zij een aantal var
kens tegen een bepaalden prijs uit de markt
zou nemen, waardoor tevens de noodzake
lijke steun aan de varkensmarkt kon wor
den verleend. De door de Nederlandsche
veehouderijcentrale van de varkenshouders
af te nemen varkens moesten krachtens
contract met dezen, gedurende den termijn
van 15 Augustus tot 15 October 1938 wor
den afgenomen en in verband daarmede is
met Duitschland overeen gekomen, dat de
levering aan dit land in dien tijd zou vallen.
De vleeschvoorziening van het Nederland
sche volk wordt door den bovenbedoelden
export niet in gevaar gebracht. Bovendien
zou een verscherping der internationale om
standigheden waarschijnlijk, door den dan
ontegenzeglijk bemoeilijkten invoer van
veevoeder, een groot aanbod van varkens
met zich mede hebben gebracht, zoodat bo
venbedoelde export slechts een welkome
transactie was met het oog op de speciale
maatregelen, die zonder eenigen twijfel
noodzakelijk zouden zijn geweest. Ontlasting
van onze markt op dit moment moet om
deze reden gunstig worden geacht.
In verband met het hierboven vermelde
had de minister geen aanleiding, den
vleeschexport met het oog op onze nationale
voedselvoorziening te doen beëindigen.
Terstond Dampo inwrijven en inademen.
Dit voorkomterger en U bent spoedig beter.
Pot 50 ct. Doos 30 ct.
Bij Apoth. en Drogisten.
(Ingez. Med.)
wilde er op klimmen en er ingaan, zei ze,
maar David stond 't niet toe.
,,'t Ding is vuil en een en al roest. Je
zoudt je beeldige kleeren bederven. Boven
dien kijkt onze vriendelijke geleider alsof
hij wil, dat we doorloopen."
Een beetje onwillig liep ze verder.
„Ik houd van zijn lieve, oude gezicht,"
lachte ze. „Het doet me een beetje den
ken aan mijn poes Mumps, als hij slaperig
is en zijn kop neerlegt. O! je moet toch
eens aan Mumps worden voorgesteld! Van
dat dier houd ik 't meest ter wereld."
„Ik zal er trotsch op zijn met hem te
mogen wedijveren. Zie zoo! We zijn er!"
De priester liep nu vooraan en 't was
verbazend te zien, hoe goed zijn zwakke
beenen hem droegen. Zonder dat 't hem
oogenschijnlijk moeite kostte, daalde hij in
de loopgraaf of.
Hjj woonde nu tijdelijk in het dorp Oieul,
ongeveer twee kilometer Oostelijk, vertelde
hij hun, maar dikwijls kwam hij voor een
dag en een nacht in dit bomvrije onder
komen, omdat er 't een en ander van zijn
kerk in stond: 't kleine zijaltaar en ook een
van de zevenarmige kandelaars, waardoor
't voor hem tot iets heiligs werd gemaakt.
De mannen van de opruimingscommissie,
die hier in 1919 waren geweest, waren
7eer welwillend en hadden hem zoowel
hier als in 't onderkomen er naast onge
moeid gelaten. Beide waren nog in goeden
toestand.
Laline trilde. Eindelijk zou ze een bom
vrij onderkomen zien! Ze had er zooveel
over gelezen.
Gisteravond heeft in „St. Joris" alhier de
heer J. G. Mieremet uit Wassenaar een
lezing gehouden over de brandende kwestie
der aardstralen: de aantooning er van met
de wichelroede en de beteekenis welke een
en ander voor onze gezondheid zou heb
ben.
Wetenschappelijk heeft men nog heel
weinig vat op deze materie. Niet alleen de
vraag, wat aardstralen zijn, is nog open,
doch tevens gelukte het tot dusver niet,
om wetenschappelijk, d.w.z. objectief met
instrumenten, die onafhankelijk van den
suggereerenden mensch werken, het be
staan er van te bewijzen. Volgens den heer
Mieremet zal er ten deze echter heel spoe
dig een ommekeer komen. Een geophysicus
te Deventer moet een apparaatje uitgevon
den hebben, dat even secuur als de roede
van den wichelroedelooper de aardstralen
signaleert en haar intensiteit aangeeft. Bin
nenkort zal men meer van deze uitvinding
hooren, zoo deelde spr. mede.
De heer Mieremet is er van overtuigd
dat de aardstralen voor de gezondheid van
mensch en dier van zeer bedenkelijke be
teekenis zijn. De ervaring heeft hem nl. ge
leerd, dat allerhande kwalen, zelfs gevaar
lijke als rheumatiek, t.b.c. en kanker, di
rect met het voorkomen dezer „stralen
verband zouden houden. Om het zoo een
voudig mogelijk te zeggen: iemand, die b.v.
geregeld slaapt in een bed, dat in de baan
van zoo'n aardstraal staat, loopt al naar
gelang van de intensiteit er van en na
verloop van een zekeren termijn de een
of andere aandoening op: onafwendbaar,
volgens spr.
Toen de heer Mieremet eenige jaren ge
leden na zijn opleiding bij een deskun
dige in Duitschland te hebben ontvangen
in ons land begon te experimenteeren,
ondervond hij van wetenschappelijke en dan
vooral van medische zijde veel tegenwer
king. Men noemde zijn werk kwakzalverij
en erger en wilde van het nemen van proe
ven niets hooren. Totdat in het najaar van
1936 een arts te Rauwerd (Fr.), dr. Van
Dam, die in zijn praktijk ontzaglijk veel
kankergevallen had, zich met hem in ver
binding stelde. Dr. Van Dam was bereid een
proef te nemen, welke natuurlijk onder
zeer scherpe controle werd gesteld, zoo
scherp, dat knoeierijen uitgesloten waren.
De proef bestond hierin, dat de heer Mie
remet een bepaald dorp met zijn roede
moest onderzoeken en dan aangeven, waar
kankergevallen voorkwamen of waren
voorgekomen. Het onderzoek vond plaats
en het resultaat er van was, dat dokter Van
Dam in zijn rapport moest meedeelen:
„Kankergevallen kwamen nagenoeg uit
sluitend voor in de door den heer Mieremet
als bestraald aangegeven huizen. Door de
ze huizen liepen zware stralen of kruisingen
van stralen. De sterkte der stralen door
den heer Mieremet met een aparte wichel
roede gevonden, wisselde van 510 (10 was
sterkste bestraling). Van 64 woningen wa
ren 46 zwaar bestraald. Op een zware straal
in het dorp, die' door 8 woningen liep, kwa
men 7 kankergevallen voor. In een ander
zestal woningen liep de zware bestraling
juist over de bedden van de patiënten. Al
le stierven aan kanker".
Na deze proef, welke dokter Van Dam
er van overtuigde, dat er in elk geval iets
aan moest zijn van wat de heer Mieremet
beweerde, is er langzamerhand ook van an
dere medische zijde wat meer belangstelling
gekomen, al bleef de tegenwerking
uiteraard groot. Maar door lezingen etc.
kregen de aardstralen c.a. spoedig een ze
kere populariteit en de heer Mieremet
heeft sindsdien een patir duizend woningen,
scholen, stallen etc. in ons land onderzocht.
Frappante staaltjes vertelde hij.
Bij prof. ir. v. M. B. te V. liep de grens
lijn van een „straling" sterkte 8%, juist
over de borst van beide echtgenooten. De
professor had daar een hartkwaal gekre
gen, z'n echtgenoote was de borst geampu
teerd. Een „straling" sterkte 5, ging
over het bed (middenrif) van een kind.
Op de vraag van prof. v. M. B. wat dat ten
gevolge kon hebben, zei de heer Mieremet:
„Geen kwaal, maar een eenvoudige zenuw
aandoening, die spoorloos verdwijnt zoodra
het bed wordt verplaatst." 't Klopt", zei de
prof. „mijn dochtertje komt er eiken nacht
uitslaapwandelen". Een ouder doch
tertje van pl.m. 17 jaren stond er bij en riep
Zij liepen door de loopgraaf, waarvan de
taluds met gras en lentebloemen waren be
groeid. Later zou 't hier rood zien van pa
pavers.
En toen zij bij de hooger opgezette ta
luds kwamen, zagen zij er openingen in,
met heel steile trappen, die naar het bin
nenste der aarde schenen te voeren; een
of twee waren half versperd door modder
en de overige zagen er volkomen vervallen
uit. Eindelijk kwam er een, die intact was
en David bleef staan.
„Ik geloof werkelijk, dat dit 't gat is,
waarin Jack en ik terecht kwamen!" riep
hij enthousiast maar de priester liep
door. Deze opening leidde naar een onder
komen, waarvan hij niet geheel zeker was
hjj was er in den laatsten tijd niet in
geweest, maar voor de veiligheid van zijn
eigen heilige plaats, die er vlak naast was,
kon hij instaan.
„Eigenlijk geloof ik niet, snoesje, dat ik
je zal toestaan er in af te dalen," zei hij.
„Ik zal er zelf in gaan en dan zeggen hoe
't is. Het zal er ontzettend donker zijn
en nu we allen den oorlog en wat daaraan
annex is, vergeten hebben, lijkt 't dwaas
om onder den grond te kruipen."
„Als je bang bent, dan ga ik er alleen
met den eerwaarden vader in!" en vlug liep
Laline vooruit, om den priester te volgen.
„Het is altjjd een wensch van mij geweest,
om een bomvrij onderkomen te zien en in
't bijzonder nu ik weet, dat er bijna geen
zijn overgebleven."
„Welnu, laat ik er dan eerst in gaan
om te zien, of 't wel geschikt voor je is."
(Ingez. Med.)
uit: „Maar Pa, toen ik daar sliep, had ik
toch hetzelfde! Ik kwam er ook eiken nacht
uit en nu toch niet meer!" 't Bleek, dat
haar bed nu „vrij" stond.
Zoo was 't ook dezer dagen bij prof. dr.
J. G. R. te Den Haag. Door dit huis liep
maar één „stralenbaan" van 1 m breed,
sterkte 7 plus. 't Bleek dat de grenslijn
daarvan de lits-jumeaux dwars sneed op
buikhoogte. Buik en beenen lagen er in;
borst en hoofd waren vrij. Op de vraag wat
hier nu door kon ontstaan, antwoordde de
heer Mieremet: „Géén kanker en géén t.
b.c. maar wel buikkwalen en ook spit en
ischias, op den duur ook rheumatiek in
heupen en beenen." Prof. R. en zijn echtge
noote waren zéér verrast want zij lagen
daar 19 jaren en leden beiden aan buikaan
doeningen, in vrij hevige mate; bovendien
hadden zij spit en ischias en rheumatiek in
de beenen!! Hoofd en borst hadden bij bei
den nooit reden tot klachten gegeven.
In den Haag onderzocht de heer Miere
met de Prins Mauritsschool, op verzoek van
den heer Kamp, tijdelijk hoofd dier school,
't Was gedurende de Paaschvacantie. In
een bepaalde klas gekomen vond hij een
harde „aardgasbestraling" van 4 m breedte,
't Geheele looppad van den onderwijzer en
een paar rijen banken waren er door „be
straald". Deze bestraling zou naast vele
andere aandoeningen vooral asthma ver
oorzaken. De heer M. deelde zijn gedachten-
gang mede aan den heer Kamp en zei: ,,'t
is goed dat de onderwijzers veel van klas
verwisselen, want indien er hier iemand
lang was, zou hij asthma kunnen krijgen."
De heer Kamp toonde zich zéér verbaasd
en verrast. Hij zei: „wel, dit is juist de
eenige klas, waarvan de onderwijzer niet
verwisselt. Deze staat hier al 8 jaren „hjj
heeft inderdaad al 5 jaren asthma!"
Er werd natuurlijk een andere klas voor
den onderwijzer uitgezocht. Men vond er
werkelijk een die totaal „vrij" was. Toen
de heer M. dit den heer Kamp mededeelde,
was deze opnieuw verrast en vertelde, dat
in de zwaar „bestraalde" klas de kinderen
vaak ziek waren, soms 40 absenten per jaar.
Bij de overgang gingen de kinderen naar
de „stralenvrije" klas. En nu had het onder
wijzend personeel al vaak opgemerkt, dat
er bij de kinderen, die net vorig jaar tel
kens ziek waren, daarna bijna geen enkele
ziek was!
Tenslotte willen wij nog memoreeren
een geval van onderzoek in een veestal.
Dit was bij een landbouwer De Groot te
Mantgum (Fr.). Deze boer had vroeger op
een andere boerderij uitsluitend eerste klas
vee met hooge melk- en vetproductiecijfers.
Nagenoeg een jaar nadat hij te Mantgum
v/as komen wonen, begon de ellende; de
koeien begonnen er slecht uit te zien; de
glans ging verloren en ze gaven veel min
der melk, terwijl het vetgehalte ook veel
lager was dan vroeger. Daarbij had hij
veel te kampen met vroegtijdige abortus.
Het was den veeartsenij kundigen dienst
niet gelukt een bacteriëele of andere oor
zaak voor die verschijnselen te vinden.
Op verzoek van dokter Van Dam heeft
de heer Mieremet, zooals steeds onder
scherpe controle, tenslotte de boerderij on
derzocht. Hij wist niet, dat het vee hier
altijd ziek was. Na afloop van het onder
zoek, dat een paar uur duurde, bracht hij
rapport uit. Dit v/as maar zeer kort, nl....
„Wat ben jij voorzichtig! Kijk, de pries
ter is er al in verdwenen en als hfj er da
gen en nachten in kan doorbrengen, ben
ik zeker, dat 't ons in geen enkel opzicht
kwaad zal doen!"
„Neen, natuurlijk niet maar toch vind
ik 't niet goed, dat je er in gaat."
„Nu, laat ik je dan eens voor goed zeg
gen, dat ik zal doen wat ik zelf wil!" en
lachende stapte ze voort.
„Best. Het was toch goed, dat ik je waar
schuwde; bij duisternis gelden niet dezelfde
wetten als bij daglicht en
Zijn blik was vol hartstochtelijke bewon
dering. Laline viel hem vroolijk in de rede.
„Denk je soms, dat ik je dan zal vragen
me te kussen
„Neen. Maar 't kon zijn, dat ik de wet
ten der duisternis zou opvolgen en 't toch
doen."
„Ik ben niet bang bovendien zal de
oude priester mijn chaperon zijn."
Toen gaf hjj haar de hand en vroolijk
lachende begonnen ze de steile trap af te
gaan. Voordat ze nog diep waren afgedaald,
keek Laline achter zich naar het heerlijke
stukje blauwe lucht, omlijst door de wan
den der opening, waardoor zij zooeven wa
ren binnen gegaan.
„O! wat is 't licht toch verrukkelijk!
Heerlijke, blauwe hemel!" riep ze uit en
haar stem stokte lichtelijk.
(Wordt vervolgd >/-