ZEELAND. KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 6 OCTOBER 1938. No. 235. Steun aan kleine boeren bedrijven. Verkouden - Grieperig? «IDDELBURfc Aardstralen, wichelroede en onze gezondheid Dobbelmamtlekkerman! „Wij zullen volhouden en ons handhaven". Het spreekt vanzelf, dat er sedert Don derdag der vorige week een gedrukte stem ming te Praag heerscht. De offers, welke men den Tsjechen tot het behoud van den vrede heeft opgedrongen zijn niet van dien aard, dat zij er na korten tijd de schouders over op kunnen halen. Zulks te minder, daar op 't oogenblik nog moeilijk te over zien is, wat de gevolgen van den afstand van het Sudetenland in financieel en econo misch opzicht voor het geamputeerde Tsje choslovakije zullen zijn. Het Sudetenland is nogal rijk aan belangrijke grondstoffen: kolen, ijzer, hout en diverse chemische stof fen. De economische structuur der Tsjecho- slovaaksche republiek werd door dezen be- trekkelijken rijkdom uiteraard voor 'n aan zienlijk deel bepaald. Het verlies er van haalt die structuur dus overhoop en het Tsjechische volk zal op de een of andere manier een nieuwe bruikbare samenstelling moeten vinden. Er zijn Tsjechen, die daar een zwaar hoofd in hebben. Moedeloos vragen zjj zich af, wat voor ellende de naaste toekomst nog in petto heeft. Zij twijfelen zelfs aan de mogelijkheid van een voortbestaan der Tsje choslovaaksche republiek in den huidigen vorm. Een voldoende stevige financieele en economische grondslag is, zoo zeggen ze, naar alle waarschijnlijkheid niet meer te vinden. Tegenover deze pessimisten staan echter tal van Tsjechische deskundigen, die met een zeker optimisme zich de economische ontwikkeling voorstellen. Zoo o.a. prof. Ma- cek van de Praagsche Handelshoogeschool. Deze deskundige is van meening, dat het verkleinde Tsjechoslovakije heel goed in staat zal zijn, financieel en economisch op de been te blijven. Prof. Macek stelt vast, dat Tsjechoslova kije weliswaar niet voldoende betrouwbare politieke vrienden bezit, doch dat zijn pro ducten genoeg en ook steeds méér vrienden vinden. Met name overzee neemt dit aantal elk jaar toe. Men kan dus met het volste recht hopen, dat de Tsjechoslovaaksche pro ducten die vrienden niet verliezen, maar in tegendeel dat de sympathie, welke de onge lijke strijd van Tsjechoslovakije in de we reld overal heeft gewekt, omgezet wordt in hulp, welke de afnemers van Tsjechoslo vaaksche goederen kunnen verleenen zonder zelf offers te brengen, maar tot hun eigen voordeel, daar de Tsjechoslovaaksche pro ducten goed en goedkoop zijn. Het is na tuurlijk waar, dat zich op het gebied dat wordt afgestaan veel hout, kolen, genees krachtige bronnen en andere natuurlijke rijkdommen bevinden, voorts fabrieken, ver bindingswegen en andere objecten, waarin veel geldbelegging steekt. Bij de waarde- berekening van deze natuurlijke en kunst matig geproduceerde rijkdom mag men ech ter de passief-zijde niet vergeten. In dezelf de gebieden bevinden zich ook talrijke in- dustrieele ondernemingen, die geen rijkdom en welvaart om zich verspreiden, maar el lende en ziekte tengevolge van slechte loo- nen, ongeregelden bedrijfsgang en ongezon de arbeidsvoorwaarden. In deze streken heerschte reeds onder Oostenrijk grooten nood. Een aantal industrieele bedrijven in dit gebied bevindt zich in zoo'n toestand, dat een Zweedsche industrieel, die twee jaar geleden eenige textielondernemingen be zichtigde, verklaarde, dat zij vergeleken bij Zweden, minstens vijftien jaar ten achter waren. Men kan aannemen, dat het grootste deel van de bruinkool welke Tsjechoslovakije oplevert, zich in het gebied bevindt, dat thans wordt afgestaan. Daarom zullen de mijnen, die zich op Tsjechoslovaaksch natio naal terrein bevinden, moeten worden uit gebreid. Daardoor krijgt dan ook een groot deel van die mijnwerkers een plaats, welke van het gemengde naar het nationale ge- tned overgaan. De behoefte aan steenkool wordt door de aanwezige kolenlagen ten volle gedekt. Wij zijn niet bang aldus prol. Macek dat buitenlandsche mijnen ons geen bruinkolen zouden willen verkoo- pen, of dat zij ons die duur zouden verkoo- onderscheid zal alleen daarin ge- gen zijn, welk werk tot dusverre de in- kolenverbruikers hebben betaald, °ver beze steenkool hier werd gedol- woiv"! mheemsch geld werd betaald, hot a ia werk in de toekomst zal worden la d' wanneer er gedeeltelijk, n.l. wat in nprri eft> uit het buitenland wordt ni hrf en fr betaMd wordt, hetzij met hetzij met vreemd geld, dat wij ons LALINE LESTER'S ROMAN Uit het Engelsch door W A C 24). Zjj bedankten hem hartelijk, maar als 't ver weg was, mochten zij hem dan al die moeite wel veroorzaken? „Ik zal deze dame tot die lijn van boom stronken rijden en dan terugkomen om u te halen, eerwaarde vader," zei David. De oude priester boog beleefd en zij gin gen verder. Toen Laline gedurende den tijd, dat de beide mannen over 't effen stuk grond re den, alleen was gelaten, keek ze om zich heenheen. Wat een vreeselijke plek zoo verlaten en afgelegen. Men kon zich niets melancholiekers denken, zelfs ondanks den schitterenden zonneschijn. Overal rondom haar waren diepe granaattrechters en een kleine honderd meter verder op kon ze het begin van de loopgroef zien, tegenover de stronken, die eens een bosch waren ge weest. heerlijke Mei-zon scheen te spotten met de wreede souvenirs een munitie voorwagen lag nog op zijn kant en wat was. at voor een monster, dat er zoo vree- senjK uitzag? o, een tank! zoo'n tank, viaarc?Y.er ze had gelezen. Daar moesten ze *V-0 1J, g,aan °m te zienToen kwam Da vid met den priester. re,r.is V' riep hij verrukt. „Wat i*j Eerlijk geluk, om 't na al dien t«d terug te vinden." waar d^od^L*^ naa£..een Pant- n steviger was, bij een heu- weer moeten verschaffen door uitvoer van andere goederen. Waarschijnlijk zal er in dit opzicht wel een en ander veranderen. Dat zal echter tegelijk den stoot geven tot oprichting van nieuwe fabrieken op het na tionale gebied, hetgeen weer den bouwvak ken werk geeft, verder machinebedrijven, enz. Het zal noodig zijn nieuwe verkeers wegen aan te leggen, nieuwe spoorlijnen, wegen en electrische centrales alles on dernemingen, waarvoor zoowel de behoefte als de gunstige levensvoorwaarden aanwezig zijn. Onze organisatorische gaven moeten wij daarbij inspannen. Er is geen aanleiding tot kleinhartigheid, verklaart prof. Macek. Tot dusverre heb ben wij op een grooter doch op een met aanzienlijke schulden belast erf gewerkt. Er waren groote hypotheken, die onze credi teuren ons thans opeens hebben opgezegd. Wij zijn genoopt tot een kleiner bestek, ons te beperken tot een kleiner erf, dat echter rein is, en ons geheele volk toebehoort. Daar zal ons geen hypotheek meer kwellen. Daar zullen wij alleen voor ons zelf kunnen wer ken. En nu moeten wij ons vrij maken van het bijgeloof, dat wij nood moeten hebben omdat het ons aan geld zou ontbreken. De ze dwaling is in den loop der laatste harde jaren weerlegd, toen wij ons tot gewapenden weerstand tegen den buitenlandschen vijand hebben voorbereid. Toen bleek het, dat er géén geld te kort was. Hoog het hart! De oorlog zou voor ons, voor het heele volk ook economisch veel harder geweest zijn, dan de vrede zal blij ken. Wij zullen volhouden en ons handha ven. Gift van Prins Bernhard aan het Mellema-fonds. Prins Bernhard heeft aan den heer T. C. Mellema te Groningen als voorzitter van het naar hem genoemde fonds ten behoeve van het vakonderwijs aan schip- persjongens aan boord van het school- schip „Koningin Wilhelmina" van het onderwijsfonds voor de scheepvaart een gift doen toekomen. Een nieuw reglement voor 1939. De minister van economische zaken en sociale zaken hebben, uit overweging, dat het noodzakelijk is den bijzonderen bedrijfs steun aan de kleine boerenbedrijven in den vorm van tewerkstelling van grondgebrui- ers op eigen bedrijf, ook voor 1939 te doen plaats hebben daarvoor een nieuw regle ment vastgesteld, dat 1 Jan. 1939 in wer king treedt. Volgens dit reglement kunnen voor te werkstelling op eigen bedrijf in aanmerking komen: alle grondgebruikers, wier bedrijfsinkom- sten meer dan 4 per week bedragen, be houdens: 1. Grondgebruikers, wier bedrijfsinkom- sten meer dan 4, doch minder dan 7 per week bedragen en die den leeftijd van 66 jaar bereikt of overschreden hebben, indien een plaatsvervanger aanwezig is. In dat geval kan bedoelde plaatsvervanger voor tewerkstelling op eigen bedrijf in aan merking komen; 2. grondgebruikers, wier bedrijfsinkom- sten meer dan 4, doch minder dan 7 per week bedragen, en die weduwe zijn, in dien 'n plaatsvervanger aanwezig is. In dat geval kan bedoelde plaatsvervanger voor tewerkstelling op eigen bedrijf in aanmer king komen; 3. grondgebruikers, die lichamelijk niet in staat zijn hun bedrijfje naar behooren te bewerken, of niet in aanmerking komen zich bij de bureaux voor arbeidsbemidde ling te laten inschrijven, voorzoover zulks ingevolge de bepalingen van dit reglement noodzakelijk is; 4. grondgebruikers, die een bedrijfje ex- ploiteeren, dat, 'berekend naar den toe stand en omstandigheden, waarin het op 1 November 1937 verkeerde, niet voor de kleine boerenregeling in aanmerking zou zijn gekomen; 5. grondgebruikers, die geen ingezetene zijn van het rijk der Nederlanden. Aan de grondgebruikers, die voor tewerk stelling. op eigen bedrijf in aanmerking ko men, wordt in beginsel een totaal inkomen van 9 per week verzekerd. Dit inkomen wordt: 1. indien het gezin uit niet meer dan 6 veltje en liet haar daar staan. Toen liepen ze door. De oude priester scheen hen te hebben vergeten; hij 'praatte in zich zelf in 't La tijn; misschien sprak hij een gebed uit maar hij liep als iemand, die den weg kent en niet twijfelt. Zij volgden hem eerbiedig, terwijl hij den weg wees naar de loopgraaf. „Wij namen haar in een handgemeen, dwars door 't bosch," vertelde David aan Laline, „en dien avond hadden we een for- meelen picnic in hun bomvrije onderkomens en den volgenden ochtend een helsch gevecht bij den tegenaanval. Toen kreeg m'Jn cbef in de gaten en ik werd terug gehaald naar mijn werk bij 't hoofdkwar tier, juist toen we ze weder genomen had- u6n. Een prachtig avontuur!" „Men dacht dus niet, dat je vocht. Wat was dan je taak?" „Wel, ik had tamelijk gewichtig werk, maar juist toen had ik niets te doen." Inmiddels hadden zij den tank bereikt. Laline was vol belangstelling. „Mogen we hier even stilhouden, eer waarde vader?" vroeg David. „Juffrouw Lester wenscht kennis te maken met dit voorhistorische monster," zei hij glimla chend. De priester scheen het nauwelijks te be grijpen. Vaag keek hij over hun hoofden heen. „Bij dien steen is een bron," zei hij, „voor 't geval u water wilt hebben. Ik haal 't daar ook." Laline was verrukt over den tank. Ze personen bestaat, verhoogd met 0.15 voor ieder gezinslid boven de twee; 2. indien het gezin uit meer dan 6 perso nen bestaat, verhoogd met 0.15 voor vier gezinsleven boven de twee, en met 0.40 voor ieder gezinslid boven de zes. RICHTINGAANWIJZERS VOOR TRAMS. De K.N.A.C. schrijft, dat de richtingaan wijzers voor trams in België met ingang van 5 September 1939 verplicht zullen wor den gesteld. De betreffende bepaling in het Belgische politiereglement luidt: „De mo torwagens zullen van vier richtingsseinen voorzien zijn. Deze seinen zullen bestaan uit lichtgevende apparaten, van geel-oran- jekleur, op de zijwanden geplaatst, twee van voren, twee langs achter van de voer tuigen." Met ingang van 5 September 1939 vormt Nederland dus tusschen Duitschland en België, die beiden hun maatregelen op dit gebied getroffen hebben, een eiland, waar trams uitgezonderd worden van den meest elementair en maatregel voor veilig vei keer: „Kondig tijdig richtingverandering aan". Nadat aan de trams te allen tijde voor rang is gegeven om de eenvoudige reden, dat zij niet behoorlijk kunnen remmen (en nergens anders om), mocht toch worden verwacht, dat zij dan tenminste ook andere veiligheidsmaatregelen zouden moeten tref fen, die kostbaar of niet, aan andere ver keersdeelnemers werden opgelegd. Nog is er gelegenheid onze zuidelijke bu ren op vreedzame wijze den loef af te ste ken al is de eer van het initiatief al lang verkeken. Maar dan dient er snel te worden gehandeld DE UITVOER VAN ZWARE VARKENS NAAR DUITSCHLAND. De minister antwoordt den heer van Vessem. Op de vragen van het Eerste Kamerlid den heer Van Vessem betreffende den uit voer van zware varkens naar Duitschland, luidt het antwoord van den minister van economische zaken: Zooals de minister reeds op 29 September j.l. in de vergadering van de Eerste Kamer mededeelde, kan hij bevestigen, dat de Ne- derlandsche veehouderijcentrale, ingevolge een reeds op 1 April 1938 in principe geslo ten verkoopovereenkomst, een aanvang heeft gemaakt met den uitvoer van onge veer 8000 varkens naar Duitschland. Deze overeenkomst is een gevolg geweest van de omstandigheid, dat onvoldoende spek aan wezig was om het overeen gekomen beta lingscontingent voor spek uit te putten. Dit overschot op het betalingscontingent voor spek zal gedeeltelijk worden aangewend voor den export van bovenbedoelde var kens. Ingevolge deze overeenkomst, waar aan zij uiteraard gebonden is, kop de Ne- derlandsche veehouderijcentrale op 1 Juli j.l. bekend maken, dat zij een aantal var kens tegen een bepaalden prijs uit de markt zou nemen, waardoor tevens de noodzake lijke steun aan de varkensmarkt kon wor den verleend. De door de Nederlandsche veehouderijcentrale van de varkenshouders af te nemen varkens moesten krachtens contract met dezen, gedurende den termijn van 15 Augustus tot 15 October 1938 wor den afgenomen en in verband daarmede is met Duitschland overeen gekomen, dat de levering aan dit land in dien tijd zou vallen. De vleeschvoorziening van het Nederland sche volk wordt door den bovenbedoelden export niet in gevaar gebracht. Bovendien zou een verscherping der internationale om standigheden waarschijnlijk, door den dan ontegenzeglijk bemoeilijkten invoer van veevoeder, een groot aanbod van varkens met zich mede hebben gebracht, zoodat bo venbedoelde export slechts een welkome transactie was met het oog op de speciale maatregelen, die zonder eenigen twijfel noodzakelijk zouden zijn geweest. Ontlasting van onze markt op dit moment moet om deze reden gunstig worden geacht. In verband met het hierboven vermelde had de minister geen aanleiding, den vleeschexport met het oog op onze nationale voedselvoorziening te doen beëindigen. Terstond Dampo inwrijven en inademen. Dit voorkomterger en U bent spoedig beter. Pot 50 ct. Doos 30 ct. Bij Apoth. en Drogisten. (Ingez. Med.) wilde er op klimmen en er ingaan, zei ze, maar David stond 't niet toe. ,,'t Ding is vuil en een en al roest. Je zoudt je beeldige kleeren bederven. Boven dien kijkt onze vriendelijke geleider alsof hij wil, dat we doorloopen." Een beetje onwillig liep ze verder. „Ik houd van zijn lieve, oude gezicht," lachte ze. „Het doet me een beetje den ken aan mijn poes Mumps, als hij slaperig is en zijn kop neerlegt. O! je moet toch eens aan Mumps worden voorgesteld! Van dat dier houd ik 't meest ter wereld." „Ik zal er trotsch op zijn met hem te mogen wedijveren. Zie zoo! We zijn er!" De priester liep nu vooraan en 't was verbazend te zien, hoe goed zijn zwakke beenen hem droegen. Zonder dat 't hem oogenschijnlijk moeite kostte, daalde hij in de loopgraaf of. Hjj woonde nu tijdelijk in het dorp Oieul, ongeveer twee kilometer Oostelijk, vertelde hij hun, maar dikwijls kwam hij voor een dag en een nacht in dit bomvrije onder komen, omdat er 't een en ander van zijn kerk in stond: 't kleine zijaltaar en ook een van de zevenarmige kandelaars, waardoor 't voor hem tot iets heiligs werd gemaakt. De mannen van de opruimingscommissie, die hier in 1919 waren geweest, waren 7eer welwillend en hadden hem zoowel hier als in 't onderkomen er naast onge moeid gelaten. Beide waren nog in goeden toestand. Laline trilde. Eindelijk zou ze een bom vrij onderkomen zien! Ze had er zooveel over gelezen. Gisteravond heeft in „St. Joris" alhier de heer J. G. Mieremet uit Wassenaar een lezing gehouden over de brandende kwestie der aardstralen: de aantooning er van met de wichelroede en de beteekenis welke een en ander voor onze gezondheid zou heb ben. Wetenschappelijk heeft men nog heel weinig vat op deze materie. Niet alleen de vraag, wat aardstralen zijn, is nog open, doch tevens gelukte het tot dusver niet, om wetenschappelijk, d.w.z. objectief met instrumenten, die onafhankelijk van den suggereerenden mensch werken, het be staan er van te bewijzen. Volgens den heer Mieremet zal er ten deze echter heel spoe dig een ommekeer komen. Een geophysicus te Deventer moet een apparaatje uitgevon den hebben, dat even secuur als de roede van den wichelroedelooper de aardstralen signaleert en haar intensiteit aangeeft. Bin nenkort zal men meer van deze uitvinding hooren, zoo deelde spr. mede. De heer Mieremet is er van overtuigd dat de aardstralen voor de gezondheid van mensch en dier van zeer bedenkelijke be teekenis zijn. De ervaring heeft hem nl. ge leerd, dat allerhande kwalen, zelfs gevaar lijke als rheumatiek, t.b.c. en kanker, di rect met het voorkomen dezer „stralen verband zouden houden. Om het zoo een voudig mogelijk te zeggen: iemand, die b.v. geregeld slaapt in een bed, dat in de baan van zoo'n aardstraal staat, loopt al naar gelang van de intensiteit er van en na verloop van een zekeren termijn de een of andere aandoening op: onafwendbaar, volgens spr. Toen de heer Mieremet eenige jaren ge leden na zijn opleiding bij een deskun dige in Duitschland te hebben ontvangen in ons land begon te experimenteeren, ondervond hij van wetenschappelijke en dan vooral van medische zijde veel tegenwer king. Men noemde zijn werk kwakzalverij en erger en wilde van het nemen van proe ven niets hooren. Totdat in het najaar van 1936 een arts te Rauwerd (Fr.), dr. Van Dam, die in zijn praktijk ontzaglijk veel kankergevallen had, zich met hem in ver binding stelde. Dr. Van Dam was bereid een proef te nemen, welke natuurlijk onder zeer scherpe controle werd gesteld, zoo scherp, dat knoeierijen uitgesloten waren. De proef bestond hierin, dat de heer Mie remet een bepaald dorp met zijn roede moest onderzoeken en dan aangeven, waar kankergevallen voorkwamen of waren voorgekomen. Het onderzoek vond plaats en het resultaat er van was, dat dokter Van Dam in zijn rapport moest meedeelen: „Kankergevallen kwamen nagenoeg uit sluitend voor in de door den heer Mieremet als bestraald aangegeven huizen. Door de ze huizen liepen zware stralen of kruisingen van stralen. De sterkte der stralen door den heer Mieremet met een aparte wichel roede gevonden, wisselde van 510 (10 was sterkste bestraling). Van 64 woningen wa ren 46 zwaar bestraald. Op een zware straal in het dorp, die' door 8 woningen liep, kwa men 7 kankergevallen voor. In een ander zestal woningen liep de zware bestraling juist over de bedden van de patiënten. Al le stierven aan kanker". Na deze proef, welke dokter Van Dam er van overtuigde, dat er in elk geval iets aan moest zijn van wat de heer Mieremet beweerde, is er langzamerhand ook van an dere medische zijde wat meer belangstelling gekomen, al bleef de tegenwerking uiteraard groot. Maar door lezingen etc. kregen de aardstralen c.a. spoedig een ze kere populariteit en de heer Mieremet heeft sindsdien een patir duizend woningen, scholen, stallen etc. in ons land onderzocht. Frappante staaltjes vertelde hij. Bij prof. ir. v. M. B. te V. liep de grens lijn van een „straling" sterkte 8%, juist over de borst van beide echtgenooten. De professor had daar een hartkwaal gekre gen, z'n echtgenoote was de borst geampu teerd. Een „straling" sterkte 5, ging over het bed (middenrif) van een kind. Op de vraag van prof. v. M. B. wat dat ten gevolge kon hebben, zei de heer Mieremet: „Geen kwaal, maar een eenvoudige zenuw aandoening, die spoorloos verdwijnt zoodra het bed wordt verplaatst." 't Klopt", zei de prof. „mijn dochtertje komt er eiken nacht uitslaapwandelen". Een ouder doch tertje van pl.m. 17 jaren stond er bij en riep Zij liepen door de loopgraaf, waarvan de taluds met gras en lentebloemen waren be groeid. Later zou 't hier rood zien van pa pavers. En toen zij bij de hooger opgezette ta luds kwamen, zagen zij er openingen in, met heel steile trappen, die naar het bin nenste der aarde schenen te voeren; een of twee waren half versperd door modder en de overige zagen er volkomen vervallen uit. Eindelijk kwam er een, die intact was en David bleef staan. „Ik geloof werkelijk, dat dit 't gat is, waarin Jack en ik terecht kwamen!" riep hij enthousiast maar de priester liep door. Deze opening leidde naar een onder komen, waarvan hij niet geheel zeker was hjj was er in den laatsten tijd niet in geweest, maar voor de veiligheid van zijn eigen heilige plaats, die er vlak naast was, kon hij instaan. „Eigenlijk geloof ik niet, snoesje, dat ik je zal toestaan er in af te dalen," zei hij. „Ik zal er zelf in gaan en dan zeggen hoe 't is. Het zal er ontzettend donker zijn en nu we allen den oorlog en wat daaraan annex is, vergeten hebben, lijkt 't dwaas om onder den grond te kruipen." „Als je bang bent, dan ga ik er alleen met den eerwaarden vader in!" en vlug liep Laline vooruit, om den priester te volgen. „Het is altjjd een wensch van mij geweest, om een bomvrij onderkomen te zien en in 't bijzonder nu ik weet, dat er bijna geen zijn overgebleven." „Welnu, laat ik er dan eerst in gaan om te zien, of 't wel geschikt voor je is." (Ingez. Med.) uit: „Maar Pa, toen ik daar sliep, had ik toch hetzelfde! Ik kwam er ook eiken nacht uit en nu toch niet meer!" 't Bleek, dat haar bed nu „vrij" stond. Zoo was 't ook dezer dagen bij prof. dr. J. G. R. te Den Haag. Door dit huis liep maar één „stralenbaan" van 1 m breed, sterkte 7 plus. 't Bleek dat de grenslijn daarvan de lits-jumeaux dwars sneed op buikhoogte. Buik en beenen lagen er in; borst en hoofd waren vrij. Op de vraag wat hier nu door kon ontstaan, antwoordde de heer Mieremet: „Géén kanker en géén t. b.c. maar wel buikkwalen en ook spit en ischias, op den duur ook rheumatiek in heupen en beenen." Prof. R. en zijn echtge noote waren zéér verrast want zij lagen daar 19 jaren en leden beiden aan buikaan doeningen, in vrij hevige mate; bovendien hadden zij spit en ischias en rheumatiek in de beenen!! Hoofd en borst hadden bij bei den nooit reden tot klachten gegeven. In den Haag onderzocht de heer Miere met de Prins Mauritsschool, op verzoek van den heer Kamp, tijdelijk hoofd dier school, 't Was gedurende de Paaschvacantie. In een bepaalde klas gekomen vond hij een harde „aardgasbestraling" van 4 m breedte, 't Geheele looppad van den onderwijzer en een paar rijen banken waren er door „be straald". Deze bestraling zou naast vele andere aandoeningen vooral asthma ver oorzaken. De heer M. deelde zijn gedachten- gang mede aan den heer Kamp en zei: ,,'t is goed dat de onderwijzers veel van klas verwisselen, want indien er hier iemand lang was, zou hij asthma kunnen krijgen." De heer Kamp toonde zich zéér verbaasd en verrast. Hij zei: „wel, dit is juist de eenige klas, waarvan de onderwijzer niet verwisselt. Deze staat hier al 8 jaren „hjj heeft inderdaad al 5 jaren asthma!" Er werd natuurlijk een andere klas voor den onderwijzer uitgezocht. Men vond er werkelijk een die totaal „vrij" was. Toen de heer M. dit den heer Kamp mededeelde, was deze opnieuw verrast en vertelde, dat in de zwaar „bestraalde" klas de kinderen vaak ziek waren, soms 40 absenten per jaar. Bij de overgang gingen de kinderen naar de „stralenvrije" klas. En nu had het onder wijzend personeel al vaak opgemerkt, dat er bij de kinderen, die net vorig jaar tel kens ziek waren, daarna bijna geen enkele ziek was! Tenslotte willen wij nog memoreeren een geval van onderzoek in een veestal. Dit was bij een landbouwer De Groot te Mantgum (Fr.). Deze boer had vroeger op een andere boerderij uitsluitend eerste klas vee met hooge melk- en vetproductiecijfers. Nagenoeg een jaar nadat hij te Mantgum v/as komen wonen, begon de ellende; de koeien begonnen er slecht uit te zien; de glans ging verloren en ze gaven veel min der melk, terwijl het vetgehalte ook veel lager was dan vroeger. Daarbij had hij veel te kampen met vroegtijdige abortus. Het was den veeartsenij kundigen dienst niet gelukt een bacteriëele of andere oor zaak voor die verschijnselen te vinden. Op verzoek van dokter Van Dam heeft de heer Mieremet, zooals steeds onder scherpe controle, tenslotte de boerderij on derzocht. Hij wist niet, dat het vee hier altijd ziek was. Na afloop van het onder zoek, dat een paar uur duurde, bracht hij rapport uit. Dit v/as maar zeer kort, nl.... „Wat ben jij voorzichtig! Kijk, de pries ter is er al in verdwenen en als hfj er da gen en nachten in kan doorbrengen, ben ik zeker, dat 't ons in geen enkel opzicht kwaad zal doen!" „Neen, natuurlijk niet maar toch vind ik 't niet goed, dat je er in gaat." „Nu, laat ik je dan eens voor goed zeg gen, dat ik zal doen wat ik zelf wil!" en lachende stapte ze voort. „Best. Het was toch goed, dat ik je waar schuwde; bij duisternis gelden niet dezelfde wetten als bij daglicht en Zijn blik was vol hartstochtelijke bewon dering. Laline viel hem vroolijk in de rede. „Denk je soms, dat ik je dan zal vragen me te kussen „Neen. Maar 't kon zijn, dat ik de wet ten der duisternis zou opvolgen en 't toch doen." „Ik ben niet bang bovendien zal de oude priester mijn chaperon zijn." Toen gaf hjj haar de hand en vroolijk lachende begonnen ze de steile trap af te gaan. Voordat ze nog diep waren afgedaald, keek Laline achter zich naar het heerlijke stukje blauwe lucht, omlijst door de wan den der opening, waardoor zij zooeven wa ren binnen gegaan. „O! wat is 't licht toch verrukkelijk! Heerlijke, blauwe hemel!" riep ze uit en haar stem stokte lichtelijk. (Wordt vervolgd >/-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5