KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 19 SEPTEMBER 1938. No. 220. Praag is rustig en vastberaden. LALINE LESTER'S ROMAN Gewest Zeeland Nederlandschen visschersbond. U KENT UW KUNSTGEBIT J NIET MEER TERUG. lug's z., gen. J. u en S. 10 25 j. |J. Ver- j. jd., Ijk 31 J. en H. (naar z,? IRIIH wegens hypoth. aeek, op lente ea ven No. A.S. Antwer- 2 Pof 'leer J. P' )88, Mid< Mén kan op het oogenblik van de Tsje chen zeggen wat men wil in het verle den hebben ze veel fouten gemaakt maar ze gedragen zich kordaat en kruipen voor de dreigementen van het groote Duitsche rijk niet in hun schulp. Een interessante beschrijving van deze energieke en gestaalde mentaliteit ontvingen wij van een bijzon e- ren correspondent, die sinds enkele dage Praag, de hoofdstad van Tsjechoslovakije vertoeft. „Wie hier uit het buitenland aan komt, zou niet zeggen, zoo schrijft hij. ui een stad te zijn, die dan toch in het brand pZt der wereldbelangstelling staat. Zeker, de straten zijn voller dan enkele maanden geleden, men groept samen en gritst den krantenverkoopers het laatste nieuws uit de handen; in de verschillende café's is vrij wel geen plaats onbezet en wat men er doet bestaat, zooals alle goeds, uit drieën: men drinkt zijn koffie, leest de eene krant na de andere enfluistert." Men zag zelden of nooit een volk dat in zéér benarde tijden zich zóó goed weet te beheerschen als het Tsjechische. Dit volk weet wat er op het spel staat enis volko men klaar om als het nu eenmaal niet anders kan op te treden. Wie zijn oor in de meest verschillende kringen te luiste ren legt, zal hooren dat men te Praag van het onderhoud tusschen Hitler en Chamber lain niet al te veel verwacht, en hij zal o o k hooren dat men over het algemeen zéér sceptisch staat tegenover de hulp der En- gelschen. Dit in tegenstelling met den steun der Franschen en last not least der Russen. Ons, Nederlanders, zal dat mis schien verwonderen, maar men wijst er te Praag op, dat het Slavische bloed zich niet verloochent. Praag leeft eigenlijk zooals het altijd leeft, men gaat niet minder dan anders uit, men maakt zich geen zorgen voor den tijd, hoopt dat alles nog goed zal afloopen en is vol vertrouwen op president Benesj, wien het optimisme bij al de moeilijkheden nog niet verlaten heeft. Er is niemand die met zekerheid iets weet, of het moest al zijn de zekerheid dat men niets heeft nagelaten om zich tot het alleruiterste te verdedigen. Over de kansen van een volksstemming (en het schijnt toch wel vrij zeker te zijn dat het daartoe komen zal) oordeelt men vrij wel gelijk. Het zal door de regeering niet worden toegestaan, want dat zou weinig anders beteekenen dan het begin van het einde. Momenteel is het rustig, zoo lang zamerhand is men aan „eenige incidenten" gewend en men zou verbaasd zijn te hooren dat er een dag zonder plaatselijke onlus ten voorbij gegaan was. Zoo is de mensch hij went aan alles. Bij stroomen komen vrouwen en kin deren meestal zonder eenige bagage in Praag aan, voor een deel worden zij in de bekende „Massaryk-Heime" onderge bracht en ook het „Roode Kruis" en de „Rote Wehr" een marxistische organisa tie doen alles om hen voor den allererg- sten nood te behoeden. Wie deze stumperds ziet aankomen en uitgehongerd ziet aanval len op het hun in verschillende lokalen ge geven voedsel, denkt aan de dagen toen bij ons de Belgische vluchtelingen over de grens kwamen. In dit opzicht herhaalt zich de geschie denis van 1914. Het begin is erOf ze zich ook verder herhalen zal? Niemand kan het zeggen. Een werk woord wordt te Praag door allen tot in den treuren vervoegd. Van den vroegen morgen tot den laten avonden dat werkwoord is „afwachten." Kalm, vastberaden, zonder overbodige illusies op een overwin ning van het Tsjechische standpunt. Zaterdagmiddag zei niet de eerste de bes te het volgende tot onzen correspondent: „Wanneer wij maar zeker waren van de hulp der Engelschen en Franschen, „dann würden wir losschlagen". Maar toen men op deze opmerking dieper inging, verklaar de hij tenslotte: „En als dan toch dat ple bisciet gehouden mote worden en zelfs Frankrijk schijnt daartoe over te hellen dan in vredesnaam nog maar liever een stuk gebied verloren dan duizenden voor het leven verminkten. Alhoewel, dan d a n is het uit met ons land De „man in the Street" dringt tot de eigenlijke oorzaken van al deze ellende niet door. Hij ziet enkel en alleen het begeerige Duitschland, hij wantrouwt den Duitscher, hjj wijst telkens weer op Oostenrijk en het is hem niet aan het verstand te brengen dat dan toch ook de Tsjechen niet vrij uit gaan. Uit het Engelsch door W. A. C 9). Haar twijfel verleende een nieuwe char me aan haar stralend gelaat. „Een prachtidee!" antwoordde David ech ter. „Laten we dat doen". En toen slopen ze weg, de trap op en gingen naar 't verst verwijderde punt van het sloependek, waar ze over de verschan sing leunden en naar 't Westen keken. De zachte wind, die thans geminderd was tot een zuchtje, speelde met de goudblonde krulletjes van Laline's haar en nooit had ze er zoo verrukkelijk uitgezien. David veroorloofde zich vlak bij haar te staan. „O! is 't niet schitterend?" en ze strekte haar handjes uit naar de golven van licht: „Ik ben een zon-aanbidster!" Hij antwoordde niet keek maar naar haar en zijn sterk magnetische blik scheen haar te doorboren. Toen haalde hij zijn horloge voor den dag ®e. e_r °P- Het was tien minuten voor s" 1J zei *ot zich zelf: „Nu is 't lieve poes je van plan me aan den gang te maken! Welnu, dan moest ze de gevolgen maar dragen, dat kan ze best en gedurende een uur moet ze dat dan maar!" „Waarom Iqjkt u op uw horloge?" vroeg Laline. „Om te zien hoeveel tijd ik nog heb om naar u te kijken". DE TOESTAND VAN PRINSES JULIANA Steeds vooruitgaande. Men meldt ons van officieele zijde dat de gezondheidstoestand van Prinses Juliana steeds vooruitgaande is. Toch gevoelt H. K. H. zich, tengevolge van de hooge koorts in de eerste dagen der ziekte, nog vermoeid. De behandelende geneesheer acht het waarschijnlijk dat het vertrek naar Soest- dijk deze week zal kunnen plaats vinden. Gedurende de eerstvolgende weken zal de Prinses ook dan nog grootere inspanningen moeten vermijden. EINDE ZOMERTIJD OP 2 OCTOBER. De minister van binnenlandsche zaken heeft in een circulaire aan de gemeentebe sturen eraan herinnerd dat de vervroeging met een uur van den wettelijken tijd, zal eindigen den tweeden October a.s., te drie uur in den voormiddag. SLUITING VAN DE ZITTING DER STATEN-GENERAAL. Zaterdagmiddag heeft de minister van binnenlandsche zaken, de heer Van Boeyen in naam der Koningin de zitting der Staten- Generaal gesloten. Te ongeveer vijf voor drie verliet de minister, gekleed in ambts gewaad, het paleis Noordeinde, daarbij uit geleide gedaan door den thesaurier van H.M. jhr. J. H. Repelaer van Driel. Een eerewacht van huzaren bracht het eerbe wijs. Voorafgegaan en gevolgd door een de tachement huzaren reed de minister in een hofkoets over de Heulstraat, den Kneuter dijk en den Vijverdam naar het Binnenhof, waar een eerewacht van huzaren-te-voet de karabijn presenteerde en de minister na het uitstijgen door de commissie van in- en uit geleide aan den ingang van het gebouw der Tweede Kamer werd begroet. Zoowel aan het Noordeinde als langs de korte route en op het Binnenhof was het belangstellende publiek weinig talrijk. Ook in de Staten-generaal zelf was de op komst dit jaar minder groot dan andere jaren. Na de sluiting der zitting vertrok de kleine stoet op gelijke wijze weder naar het paleis Noordeinde. MOEILIJKHEDEN IN DE GROEP VAN DEN HEER KlèS. Men deelt ons mede, dat meeningsver- schillen in de door den uit de S.D.A.P. ge- royeerden heer P. Kiès opgerichte politieke groep, de z.g. „Troelstra-beweging Neder land", hebben geleid tot uittreding van ver scheidene bestuursleden van het gewest Amsterdam. Het voornaamste bezwaar der uitgetre- denen was, dat de groep door den heer Kiès te veel in communistisch vaarwater zou zijn gebracht. EEN TELEGRAM VAN DE NEDER- LANDSCHE JEUGD AAN MINISTER CHAMBERLAIN. Op initiatief van den heer G. A. van de Ree, hoofd eener openbare school voor ulo te Den Haag, is met onmiddellijke mede werking van de heeren P. Kokshoorn, hoofd R.K. ulo te Voorburg, W. D. Kaat, hoofd eener Chr. school, dr. W. van der Wijk, dir. openbare H.B.S., A. v[d Veen Vonk, dir. openbare ambachtsschool, broeder Pius Smeelen, dir. bisschoppelijke kweekschool, dr. P. Doorenbal, dir. Chr. HBS, G. Hellin- ga, dir. Haagsche schoolvereeniging en J. van der Rest, dir. Chr. ambachtsschool, al len te Den Haag, na gehouden ruggespraak met een twintigtal der voornaamste onder- wijs-organisaties hier te lande, namens de Nederlandsche jeugd het volgende telegram aan minister Chamberlain gestuurd: Prime minister Chamberlain, Downing- street, Londen. The schoolgoing youth of Holland ex press with deep emotion their admiration and gratitude for the step, you took on Sept 15 in the interest of world-peace apd the salvation of mankind. They pray that God may grant you the strength to complete De Tsjechoslovaaksche soep niet ge kookt in een gewone, maar meer in een heksenketel is overigens niet zóó ziedend heet als men het hier en daar wel doet voorkomen. Wanneer men in Praag zoo tustig is en zich op het oogenblik be- heerscht, kunnen wij het in Nederland ze ker Angst men kan het zich niet genoeg voorhouden is altijd de slechtste raad geefster geweest „Is 't dan zoo noodig, dat u naar me kijkt?" „Natuurlijk is 'f dan niet heerlijk naar u te kijken?" „Jawel maar ik heb mijzelf niet ge maakt daarom geldt dat volstrekt niet als een compliment". „U wilt dus alleen maar worden gevleid over dingen, die u zelf beheerscht. „Juist!" Hij bleef zwijgen Dat ergerde haar ze leidde er uit af, dat hij op dit punt niet zoo heel veel te prijzen had! „Waarom zegt u niet iets?" Hij lachte. „Ik ben een lomperd en kan alleen maar de waarheid zeggen!" „Dus u denkt, dat ik die niet zou kunnen aanhooren?" Ze werd boos. „Waarschijnlijk niet". „Probeer 't maar eens!" „Neen, niet graag". „Ik beveel 't u". „Beveel net zoo veel als u maar wilt". „Dus u gehoorzaamt niet?" „Neen". „Bruut!" „Snoesje „Ik ben geen „snoesje" voor u. U bent bent altijd grof en hatelijk tegen me!" „Waarom hebt u dan 't idee aan de hand gedaan om naar dit dek te gaan?" „Om dezelfde reden, waarom men vóór 't diner een bitter smakend aperitief ge your task and to crown it with success. (De schoolgaande jeugd van Nederland getuigt met diepe ontroering van haar be wondering en dankbaarheid voor wat U in het belang van den wereldvrede en voor het heil der geheele menschheid op 15 Sept. deed. Zij hoopt vurig, dat God U de kracht moge schenken om uw taak te volbrengen en haar met succes te bekronen). Bijdragen voor wegsverbeteringen. Ged. Staten van Zeeland hebben overeen komstig art. 38 der Motorrijtuigenbelasting wet en de Wegenbelastingverordening Zee land wegens opgemaakte ontwerpen van verbeteringswerken 2689 aan bijdragen toegekend, wegens uitgevoerde werken 49.859 en wegens de in 1937 uitgevoerde verbeteringswerken 599.413. Algemeene vergadering. Zaterdagmiddag hield het gewest Zee land van den Nederlandschen Visschers bond zijn algemeene vergadering in „Sint- Joris" te Middelburg. De voorzitter, de heer D. H u i n i n k, burgemeester van Vere, heette in het bij zonder welkom den heer Vrolijk, directeur van het Verkoopkantoor van garnalen, en tevens vertegenwoordiger van den Minister van Economische zaken; het eere lid der vereeniging, den oud-voorzitter, den heer D. H. van Zuijen, de Tweede Kamerleden de heeren Kievit en v. d. Zaal resp. namens de S.D.A.P. en A.R. fractie aanwezig; Hil debrand, namens de visscherij-inspectie en De Haan namens de scheepvaartinspectie. Maar vooral de talrijke aanwezigen riep spr. een hartelijk welkom toe. Spr. opent de vergadering met gemeng de gevoelens. Is er aan de eene zijde reden tot dankbaarheid, aan de andere zijde is er aanleiding, om droef gestemd te zijn. Dat men ook in de hoogste instanties ontvangen is, is een belangrijke sprong vooruit en dit is te danken aan het werken van jhr. m. J. W. Quarles van Ufford, den beschermheer van het gewest. Er is gelegenheid ontstaan, dat ook gemeentebesturen toetreden en daarvan is ook gebruik gemaakt. Het resul taat is, dat geen gewest zoo vruchtbaar werkt als Zeeland. Naar aanleiding van de vraag naar het oordeel over het hooren van deskundigen, heeft het bestuur zich op een algemeen standpunt geplaatst. Doch er is ook reden te over om zich bezorgd te ma ken, omdat men de bedrijfsgenoten steeds harder tegen de moeilijkheden ziet worste len, en steeds minder worden. Vooral ook nu de vangst zoo gering is. Het wordt spr. soms bang om 't hart. Het is niet erger dan dat men geen resultaten ziet na hard wer ken. Maar men mag niet alleen zoo praten, men vraagt terecht om weer moed te vatten. Bij het monument voor J. P. Coen op het Waterlooplein te Batavia staat zijn zin spreuk: „Ende despereert niet, het is hier om iets groots te doen". Dit moet men nu hier ook doen. De vis- schers hebben nooit een rijk bestaan gehad, maar zitten nu wel voor erg zware zorgen. Men sprak reeds over saneering van het visscherij bedrijf, maar nu begrijpt men toch, dat eerst de mogelijkheid daarvan grondig moet worden onderzocht alvorens er toe over te gaan. Zoolang er nog visch- rijke stroomen zijn, moet er ook een vis- scherstand kunnen zijn. De nood der tijden heeft hen samen ge bracht en geleid tot organisatorisch samen werken. Spr. is overtuigd, dat de eeono mische steun onvoldoende is, en daaruit geen levensbestaan meer is te halen en dan ook dient te worden aangevuld met soci alen steun. Maar daarbij struikelt men over het gebrek aan samenwerking tus schen de betrokken departementen. Zeker men beschouwt ook in Den Haag den toe stand van de garnalenvisscherij met aan dacht en deernis. Spr. meent, dat Zeeland in deze de zwaarste slagen krijgt. Maar men mag ook niet de saamhorigheid verge ten, die ook nu weer is gebleken bij de fees ten voor het regeeringsjubileum, waaraan ook de visschers medewerkten. Men moet het voorbeeld van trouw van H. M. de Ko ningin volgen en dan mag men ook smeken om redding, want spr. wil aanhalen het „men kan niet wachten geen dag en geen nacht". Spr. herinnert ook aan de angst der tij den, al zal wellicht de samenspreking tus schen Chamberlain en Hitier tot betere tij den leiden en dan ook verschillende eco bruikt", en ze lachte, 't Zou toch niets geven om zich razend op hem te maken ze wist dat ze toch het onderspit zou delven. „Nu, 't is beter een bitter aperitief te zijn dan een ehoeolade-icecream", „Bedoelt u Jack?" „Neen Jack is de beste kerel in de heele wereld veel te goed om door mo derne bakvisschen te worden mishandeld". „Moet ik daaruit opmaken, dat u er op zinspeelt, dat ik een moderne bakvisch ben, majoor Lamont?" De grijze oogen bliksem den. „Niet precies. U bent ontsnapt aan de ergste uitwassen van de bakvischepidemie". „Wat bedoelt u eigenlijk met de „bak- visch-epidemie" Ze trachtte verstandig te blijven en haar toenemende ergernis niet te toonen. „Wel, de meest onmogelijke uitingen van slechten smaak en onaantrekkelijke bruta liteit debiteeren onder het mom van kinder lijkheid". „En u vindt, dat ik door die ziekte ben aangetast?" Haar stem beefde bijna. „Ten deele". „Hoe durft u zoo iets te zeggen!" „U deedt me een weloverwogen vraag". „Dan bent u verplicht u nader te ver klaren". „U zoudt 't toch niet begrijpen". „U bent beslist beleedigend, majoor La mont! De gevolgtrekking, die ik uit alles, wat u hebt gezegd, moet maken, is dat ik een leeghoofd ben, die zich aanstelt met nomische oplossingen mogelijk doen zijn. Thans werd mededeeling gedaan van ver schillende kamerfracties en andere instan ties of personen, die verhinderd waren aan wezig te zijn. Jaarverslag. De secrtaris mr. F. L. b a r o n van Tuyll van Serooskerken bracht vervolgens het jaarverslag uit, waarin hij de verschillende gevoerde acties de revue laat passeeren. De poging om eeni ge vergoeding in de kosten gemaakt aan vaartuigen en benoodigdheden op last van de scheepvaartinspectie, mislukte, doch la ter bleek toch een steun mogelijk en wel tot het niet onbelangrijke percentage van 65. Men kreeg kennis dat de uitvoer van garnalen naar België voortdurend de aan dacht van den minister heeft. In de tax- verdeeling kwam een kleine verbetering. Een rapport met wenschen werd aan dr. Van Rhijn, destijds sceretaris-generaal van het departement van Landbouw en Vissche rij, uitgebracht, doch dit alles moest als in strijd met de algemeene regeeringspolitiek terzijde worden gelegd. Het visscherijproefstation heeft toege zegd het falen van het verkoperen van de netten te zullen onderzoeken en naar nieu we middelen te zullen uitzien om de kust- visscherij behulpzaam te zijn. Op het ver zoek om verruiming van de gelegenheid tot het meenemen van garnalen voor eigen gebruik mocht een gunstige beschikking worden ontvangen. De richtlijnen tot reorganisatie van het bedrijf liepen eerst vlot van stapel, en von den ook bij andere bedrijfsgenooten instem ming, maar tenslotte liepen zij op hoege naamd niets uit, daar de een na den an der weer afviel. De secretaris herinnert verder aan het uittreden van de Zeeuwsche afdeelingen uit den Nederl. Visschersbond en aan het overleg terzake, dat nog niet tot de zoo zeer gewenschte minnelijke schikking leid de. Op initiatief van den Commissaris dei- Koningin werd een bespreking gehouden met de secretarissen-generaal van sociale- en van economische zaken. Op 10 Augus tus had deze bespreking helaas hoege naamd geen resultaat. Niettemin zal het bestuur zich niet laten ontmoedigen maar op nieuw een actie ondernemen zoowel bij gemeentebesturen, als bij verschillende re- geeringsinstanties, als ook bij de volksver tegenwoordiging. Spr. deed ten slotte verschillende meer huishoudelijke mededeelingen. Het verslag werd met dank aan den se cretaris goedgekeurd, evenals de rekening van den penningmeester, den heer Van Belzen, loopende over 1 Juli31 December 1397, aanwijzende aan ontvang 390 en uitgaaf 176, alzoo een goed slot van 213. De rekening was nagezien door de al- deeling Breskens, voor de rekening 1938 werd Vlissingen aangewezen. De noodtoestand van de garnalen- visschers. Alsnu werd gelegenheid gegeven aan de aanwezigen tot bespreking van den nood toestand in de Garnalenvisscherij. Het was de penningmeester, die het eerst het woord nam en den Commissaris der Koningin dank bracht voor de uitstekende woorden gebruikt in het belang der visschers bij de conferentie met dr. Van Rhijn, die toen zeer pessimistisch was en de toekomst voor de visscherij ontzettend donker inzag. Men kan toch ook niet blijven steunen. Men moet dan zeker maar den hongerdood ster ven of naar het armbestuur gaan. Maar de zee is toch geschapen om te bevaren. Als men bij sociale zaken zegt dat 't bedrijf te Stellemdam toch goedkooper is, dan wijst spr. er op, dat men daar alleen zeilschepen gebruikt en hier motorbooten. Van de toer beurten ziet spr. ook geen heil want men moet het zoeken in meer afzet. Dit kan als men ook de militairen dit voedsel geeft en het ook voor gesteunde werkloozen ver plicht stelt, bijv. het inkopen voor 15 cent per week. Spr. hoopt, dat zijn woorden geen holle klanken zullen worden geacht. Als men vraagt hoe lang men met een kor doet, dan zegt spr. dat dit zeer ver schillend is. De Commissaris der Koningin zeide wel, dat de visschers zoo te vreden waren en men daarom pogingen moet doen hun toestand beter te maken, maar' spr. kent voorbeelden van personen, die uit armoede naar België trokken. Aan sociale zaken zeide men, dat de visschers dan naar België moeten gaan, maar de visschers zijn Nederlanders en zij willen dit blijven on der de regeering van onze Koningin. De heer Leenhouts zeide, dat als men er in Den Haag zoo overdenkt, het beste was Zeeuwsch Vlaanderen maar ge heel aan België af te staan. De Voorzitter zeide op te pas- niet genoeg nafuurlij k verstand om ge woon Engelsch te verstaan!" Hij lachte vroolijk. „Als 't hoofd zoo mooi is als 't uwe, komt 't er niet op aan wat er binnen in is!" „Dat komt er een heele boel op aan! U hebt een groote fout gemaakt; ik ben noch een bakvisch, noch een leeghoofd! maar waarom ik uw onbeschaamdheid verdraag, weet ik zelf niet „Ik: wel". „Zoo!" „Ja dat doet u omdat u weet, dat ik niet zou trachten u te weerhouden, als u hard wegliep!" Laline was, toen ze aan deze scene dacht om haar eigen uitdrukking te gebruiken zoo „paf" van verbazing over zijn ver metelheid, dat ze geen geschikte woorden kon vinden, om hem daarmee te vernieti gen! Maar indien ze woedend op hem was, was ze nog woedender op zich zelf, om zóó door hem te worden aangetrokken, dat ze niet den moed had hem den rug toe te draaien en weg te loopen. Daarom lachte ze maar, inplaats van werkelijk boos te wor den en verhing de bordjes, door hem brutaalweg te vragen: „En waarom kwam u dan op dit dek? dat deedt u toch niet uitsluitend om me te beleedigen u hadt een andere reden, nietwaar?" „Zeker, die had ik ook ik wenschte het genoegen te smaken naar u te kijken in de weinige oogenblikken, die ik van plan Voordat U zich ter ruste begeeft, roert U wat Ste- radent in een bakje*) warm (geen heet) water en laat daarin Uw kunst gebit gedurende den nacht liggen. Haal het er 's morgens weer uit en spoel het af (vooral niet borstelen) en al was het nog zoo verkleurd en beslagen, U zult het haast niet terug kennen, zoo mooi, frisch en vlekke loos is het weer geworden. Aanbevolen door 10.000 Tandartsen voor het dage- lijksch onderhoud van Uw kunstgebit. In bussen van 50 en 90 ct. bij apoth. en drogisten. Na storting van 50 ct- op posttek. no. 118638 van N.V. Handelmü. ReckittsPharm. 3rd.. DeBilt. ontvangt U franco het hiernaast afgebeelde sier lijke bakje (met gepatenteerd ventilatiesgsteem) waarin plaats is voor boven- en ondergebit Proefbusje gratis op aanvraag. (Ingez. Med.) sen met zulke woorden, die men toch in den grond van zijn hart niet meent. Men moet echter voet bij stuk houden en kan de vraag stellen, waarom als men in Bel gië het bedrijf met steun in stand kan hou den, men dat dan ook niet in Holland kan. Men moet nu aandringen op direct be teren steun en ook een goede regeling voor de toekomst. Maar zeker is het goed alles te doen om de garnalen consumptie uit te breiden zooals dit in Amsterdam reeds is gedaan. Nu gaan vele garnalen voor 2 cent in den puf en waarom deze dan niet liever als volksvoedsel tegen bijv. 3 cent te ge bruiken en ook voor het leger zoo te doen. De heer De B a a r e merkte op, dat elk schip, dat in België meer bemand wordt, schade beteekent voor onze vissche rij. De V o o r z. zeide, dat men in België geen gebrek heeft aan werkkrachten maar wel aan personen, die anderen in het vak kun nen opleiden en als dit gebeurd is, toch weer naar huis kunnen gaan. De heer Vermeulen, meent, dat de steun geen goudmijntje is. Men is beter ge diend met grooter afzetgebied, ook zonder steun van het Rijk. Men kan de zaken be ter met de gemeenten onderling regelen. Spr. heeft ook bezwaren tegen de wijze waarop de taxen thans verdeeld worden. De V o o r z. meende, dat de heer Ver meulen het eerste niet kon meenen. De taxverdeeling is een zeer moeilijke kwestie en is nog steeds aan de orde en spr. hoopt dat er binnenkort een eerste stap gedaan zal worden. Thans kon de Voorz., mr. dr. Mes, ver tegenwoordiger van de R.K. Kamerfractie, verwelkomen. De heer Leenhouts zou 't billijk ach ten als alle consenten voor uitvoer naar Frankrijk in Zeeland werden geplaatst, want hier voerde men ook vroeger steeds uit. De Voorz. zeide dat ook dit een moei lijk punt is. Maar niet alleen de regeering heeft het te zeggen, want het zijn de Fran- sehe importeurs, die de consenten krijgen en die mogen dan koopen in ons land en hen kan men niet zeggen, dat dan alleen in Zeeland te doen. De heer Van Zuijen dankte voor de woorden van welkom en zeide, dat hij bij zijn heengaan het meest dacht aan de gar- nalenvisschers, wier lot hem zeer na aan het hart ligt, omdat hij overtuigd is van hun nood. Gelukkig weet hij thans dat hij een opvolger heeft, die er even zoo over denkt. Wat de consenten betreft, denkt spr. aan ïuilen van goederen en stelt daarbij de vraag of er dan van Nederlandsche zijde wel genoeg aandacht aan de garnalen wordt geschonken. Een der andere aanwezige heeren, Van Belzen, kwam vooral op tegen het op toerbeurt varen, en liet dan verschillende klachten, deels van zeer persoonlijken aadd, hooren. ben men zelf vrijaf te geven". „U wenscht dus alleen maar te kijken naar meisjes en niet met hen te praten?" „In 't algemeen hebben ze niet genoeg belangrijks in haar hoofd om over te dis cussieeren; haar hersens zijn vol van haar zelf en haar eigen ijdelheid." „U bent verschrikkelijk onrechtvaardig. In den regel zijn wij tienmaal beter opge voed en intelligenter dan de mannen". „Dan is 't des te grooter schande, dat de meisjes er zoo weinig gebruik van maken. Als zij rijk genoeg zijn om niet te behoeven te werken, dan besteden ze al hun krachten aan het bewierookeré van hun ijdelheid en het uitdenken van middeltjes om den tijd te dooden Toen lachte hij zachtjes hij was niet van plan geweest een ernstig gesprek met haar te voerenHij geloofde niet dat haar verstand de moeite loonde ze was louter een genoegen maar zoo'n bijzon der genoegen, dat hij er toch voorzichtig mee zou moeten omgaan. Het jachtinstinct was verschrikkelijk sterk in hem dat wist hij Laline echter, die haar toorn goed had weten te beheerschen, verlangde er slechts naar hem in een discussie te betrekken daarom vroeg ze heel zachtzinnig, in plaats van op te stuiven: „Wat zoudt u dan wel willen, dat wij deden (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5