KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 19 SEPTEMBER 1938. No. 220.
Praag is rustig en
vastberaden.
LALINE LESTER'S ROMAN
Gewest Zeeland
Nederlandschen visschersbond.
U KENT UW
KUNSTGEBIT J
NIET MEER TERUG.
lug's z.,
gen. J.
u en S.
10 25 j.
|J. Ver-
j. jd.,
Ijk 31 J.
en H.
(naar z,?
IRIIH
wegens
hypoth.
aeek, op
lente ea
ven No.
A.S.
Antwer-
2 Pof
'leer J. P'
)88, Mid<
Mén kan op het oogenblik van de Tsje
chen zeggen wat men wil in het verle
den hebben ze veel fouten gemaakt maar
ze gedragen zich kordaat en kruipen voor
de dreigementen van het groote Duitsche
rijk niet in hun schulp. Een interessante
beschrijving van deze energieke en gestaalde
mentaliteit ontvingen wij van een bijzon e-
ren correspondent, die sinds enkele dage
Praag, de hoofdstad van Tsjechoslovakije
vertoeft. „Wie hier uit het buitenland aan
komt, zou niet zeggen, zoo schrijft hij. ui
een stad te zijn, die dan toch in het brand
pZt der wereldbelangstelling staat. Zeker,
de straten zijn voller dan enkele maanden
geleden, men groept samen en gritst den
krantenverkoopers het laatste nieuws uit
de handen; in de verschillende café's is vrij
wel geen plaats onbezet en wat men er
doet bestaat, zooals alle goeds, uit drieën:
men drinkt zijn koffie, leest de eene krant
na de andere enfluistert."
Men zag zelden of nooit een volk dat in
zéér benarde tijden zich zóó goed weet te
beheerschen als het Tsjechische. Dit volk
weet wat er op het spel staat enis volko
men klaar om als het nu eenmaal niet
anders kan op te treden. Wie zijn oor
in de meest verschillende kringen te luiste
ren legt, zal hooren dat men te Praag van
het onderhoud tusschen Hitler en Chamber
lain niet al te veel verwacht, en hij zal o o k
hooren dat men over het algemeen zéér
sceptisch staat tegenover de hulp der En-
gelschen. Dit in tegenstelling met den steun
der Franschen en last not least der
Russen. Ons, Nederlanders, zal dat mis
schien verwonderen, maar men wijst er te
Praag op, dat het Slavische bloed zich niet
verloochent.
Praag leeft eigenlijk zooals het altijd
leeft, men gaat niet minder dan anders uit,
men maakt zich geen zorgen voor den tijd,
hoopt dat alles nog goed zal afloopen en is
vol vertrouwen op president Benesj, wien
het optimisme bij al de moeilijkheden nog
niet verlaten heeft. Er is niemand die met
zekerheid iets weet, of het moest al zijn de
zekerheid dat men niets heeft nagelaten
om zich tot het alleruiterste te verdedigen.
Over de kansen van een volksstemming (en
het schijnt toch wel vrij zeker te zijn dat
het daartoe komen zal) oordeelt men vrij
wel gelijk. Het zal door de regeering niet
worden toegestaan, want dat zou weinig
anders beteekenen dan het begin van het
einde. Momenteel is het rustig, zoo lang
zamerhand is men aan „eenige incidenten"
gewend en men zou verbaasd zijn te hooren
dat er een dag zonder plaatselijke onlus
ten voorbij gegaan was. Zoo is de mensch
hij went aan alles.
Bij stroomen komen vrouwen en kin
deren meestal zonder eenige bagage
in Praag aan, voor een deel worden zij in
de bekende „Massaryk-Heime" onderge
bracht en ook het „Roode Kruis" en de
„Rote Wehr" een marxistische organisa
tie doen alles om hen voor den allererg-
sten nood te behoeden. Wie deze stumperds
ziet aankomen en uitgehongerd ziet aanval
len op het hun in verschillende lokalen ge
geven voedsel, denkt aan de dagen toen bij
ons de Belgische vluchtelingen over de
grens kwamen.
In dit opzicht herhaalt zich de geschie
denis van 1914. Het begin is erOf ze
zich ook verder herhalen zal?
Niemand kan het zeggen. Een werk
woord wordt te Praag door allen tot in den
treuren vervoegd. Van den vroegen morgen
tot den laten avonden dat werkwoord
is „afwachten." Kalm, vastberaden,
zonder overbodige illusies op een overwin
ning van het Tsjechische standpunt.
Zaterdagmiddag zei niet de eerste de bes
te het volgende tot onzen correspondent:
„Wanneer wij maar zeker waren van de
hulp der Engelschen en Franschen, „dann
würden wir losschlagen". Maar toen men
op deze opmerking dieper inging, verklaar
de hij tenslotte: „En als dan toch dat ple
bisciet gehouden mote worden en zelfs
Frankrijk schijnt daartoe over te hellen
dan in vredesnaam nog maar liever een
stuk gebied verloren dan duizenden voor
het leven verminkten. Alhoewel, dan
d a n is het uit met ons land
De „man in the Street" dringt tot de
eigenlijke oorzaken van al deze ellende niet
door. Hij ziet enkel en alleen het begeerige
Duitschland, hij wantrouwt den Duitscher,
hjj wijst telkens weer op Oostenrijk en het
is hem niet aan het verstand te brengen
dat dan toch ook de Tsjechen niet vrij uit
gaan.
Uit het Engelsch door W. A. C
9).
Haar twijfel verleende een nieuwe char
me aan haar stralend gelaat.
„Een prachtidee!" antwoordde David ech
ter. „Laten we dat doen".
En toen slopen ze weg, de trap op en
gingen naar 't verst verwijderde punt van
het sloependek, waar ze over de verschan
sing leunden en naar 't Westen keken. De
zachte wind, die thans geminderd was tot
een zuchtje, speelde met de goudblonde
krulletjes van Laline's haar en nooit had
ze er zoo verrukkelijk uitgezien.
David veroorloofde zich vlak bij haar te
staan.
„O! is 't niet schitterend?" en ze strekte
haar handjes uit naar de golven van licht:
„Ik ben een zon-aanbidster!"
Hij antwoordde niet keek maar naar
haar en zijn sterk magnetische blik scheen
haar te doorboren.
Toen haalde hij zijn horloge voor den dag
®e. e_r °P- Het was tien minuten voor
s" 1J zei *ot zich zelf: „Nu is 't lieve poes
je van plan me aan den gang te maken!
Welnu, dan moest ze de gevolgen maar
dragen, dat kan ze best en gedurende een
uur moet ze dat dan maar!"
„Waarom Iqjkt u op uw horloge?" vroeg
Laline.
„Om te zien hoeveel tijd ik nog heb om
naar u te kijken".
DE TOESTAND VAN PRINSES JULIANA
Steeds vooruitgaande.
Men meldt ons van officieele zijde dat de
gezondheidstoestand van Prinses Juliana
steeds vooruitgaande is.
Toch gevoelt H. K. H. zich, tengevolge
van de hooge koorts in de eerste dagen der
ziekte, nog vermoeid.
De behandelende geneesheer acht het
waarschijnlijk dat het vertrek naar Soest-
dijk deze week zal kunnen plaats vinden.
Gedurende de eerstvolgende weken zal de
Prinses ook dan nog grootere inspanningen
moeten vermijden.
EINDE ZOMERTIJD OP 2 OCTOBER.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft in een circulaire aan de gemeentebe
sturen eraan herinnerd dat de vervroeging
met een uur van den wettelijken tijd, zal
eindigen den tweeden October a.s., te drie
uur in den voormiddag.
SLUITING VAN DE ZITTING DER
STATEN-GENERAAL.
Zaterdagmiddag heeft de minister van
binnenlandsche zaken, de heer Van Boeyen
in naam der Koningin de zitting der Staten-
Generaal gesloten. Te ongeveer vijf voor
drie verliet de minister, gekleed in ambts
gewaad, het paleis Noordeinde, daarbij uit
geleide gedaan door den thesaurier van
H.M. jhr. J. H. Repelaer van Driel. Een
eerewacht van huzaren bracht het eerbe
wijs.
Voorafgegaan en gevolgd door een de
tachement huzaren reed de minister in een
hofkoets over de Heulstraat, den Kneuter
dijk en den Vijverdam naar het Binnenhof,
waar een eerewacht van huzaren-te-voet de
karabijn presenteerde en de minister na het
uitstijgen door de commissie van in- en uit
geleide aan den ingang van het gebouw
der Tweede Kamer werd begroet.
Zoowel aan het Noordeinde als langs de
korte route en op het Binnenhof was het
belangstellende publiek weinig talrijk.
Ook in de Staten-generaal zelf was de op
komst dit jaar minder groot dan andere
jaren.
Na de sluiting der zitting vertrok de
kleine stoet op gelijke wijze weder naar het
paleis Noordeinde.
MOEILIJKHEDEN IN DE GROEP VAN
DEN HEER KlèS.
Men deelt ons mede, dat meeningsver-
schillen in de door den uit de S.D.A.P. ge-
royeerden heer P. Kiès opgerichte politieke
groep, de z.g. „Troelstra-beweging Neder
land", hebben geleid tot uittreding van ver
scheidene bestuursleden van het gewest
Amsterdam.
Het voornaamste bezwaar der uitgetre-
denen was, dat de groep door den heer
Kiès te veel in communistisch vaarwater
zou zijn gebracht.
EEN TELEGRAM VAN DE NEDER-
LANDSCHE JEUGD AAN MINISTER
CHAMBERLAIN.
Op initiatief van den heer G. A. van de
Ree, hoofd eener openbare school voor ulo
te Den Haag, is met onmiddellijke mede
werking van de heeren P. Kokshoorn, hoofd
R.K. ulo te Voorburg, W. D. Kaat, hoofd
eener Chr. school, dr. W. van der Wijk, dir.
openbare H.B.S., A. v[d Veen Vonk, dir.
openbare ambachtsschool, broeder Pius
Smeelen, dir. bisschoppelijke kweekschool,
dr. P. Doorenbal, dir. Chr. HBS, G. Hellin-
ga, dir. Haagsche schoolvereeniging en J.
van der Rest, dir. Chr. ambachtsschool, al
len te Den Haag, na gehouden ruggespraak
met een twintigtal der voornaamste onder-
wijs-organisaties hier te lande, namens de
Nederlandsche jeugd het volgende telegram
aan minister Chamberlain gestuurd:
Prime minister Chamberlain, Downing-
street, Londen.
The schoolgoing youth of Holland ex
press with deep emotion their admiration
and gratitude for the step, you took on
Sept 15 in the interest of world-peace apd
the salvation of mankind. They pray that
God may grant you the strength to complete
De Tsjechoslovaaksche soep niet ge
kookt in een gewone, maar meer in een
heksenketel is overigens niet zóó ziedend
heet als men het hier en daar wel doet
voorkomen. Wanneer men in Praag zoo
tustig is en zich op het oogenblik be-
heerscht, kunnen wij het in Nederland ze
ker
Angst men kan het zich niet genoeg
voorhouden is altijd de slechtste raad
geefster geweest
„Is 't dan zoo noodig, dat u naar me
kijkt?"
„Natuurlijk is 'f dan niet heerlijk naar
u te kijken?"
„Jawel maar ik heb mijzelf niet ge
maakt daarom geldt dat volstrekt niet
als een compliment".
„U wilt dus alleen maar worden gevleid
over dingen, die u zelf beheerscht.
„Juist!"
Hij bleef zwijgen
Dat ergerde haar ze leidde er uit af,
dat hij op dit punt niet zoo heel veel te
prijzen had!
„Waarom zegt u niet iets?"
Hij lachte.
„Ik ben een lomperd en kan alleen maar
de waarheid zeggen!"
„Dus u denkt, dat ik die niet zou kunnen
aanhooren?" Ze werd boos.
„Waarschijnlijk niet".
„Probeer 't maar eens!"
„Neen, niet graag".
„Ik beveel 't u".
„Beveel net zoo veel als u maar wilt".
„Dus u gehoorzaamt niet?"
„Neen".
„Bruut!"
„Snoesje
„Ik ben geen „snoesje" voor u. U bent
bent altijd grof en hatelijk tegen me!"
„Waarom hebt u dan 't idee aan de hand
gedaan om naar dit dek te gaan?"
„Om dezelfde reden, waarom men vóór
't diner een bitter smakend aperitief ge
your task and to crown it with success.
(De schoolgaande jeugd van Nederland
getuigt met diepe ontroering van haar be
wondering en dankbaarheid voor wat U in
het belang van den wereldvrede en voor het
heil der geheele menschheid op 15 Sept.
deed. Zij hoopt vurig, dat God U de kracht
moge schenken om uw taak te volbrengen
en haar met succes te bekronen).
Bijdragen voor wegsverbeteringen.
Ged. Staten van Zeeland hebben overeen
komstig art. 38 der Motorrijtuigenbelasting
wet en de Wegenbelastingverordening Zee
land wegens opgemaakte ontwerpen van
verbeteringswerken 2689 aan bijdragen
toegekend, wegens uitgevoerde werken
49.859 en wegens de in 1937 uitgevoerde
verbeteringswerken 599.413.
Algemeene vergadering.
Zaterdagmiddag hield het gewest Zee
land van den Nederlandschen Visschers
bond zijn algemeene vergadering in „Sint-
Joris" te Middelburg.
De voorzitter, de heer D. H u i n i n k,
burgemeester van Vere, heette in het bij
zonder welkom den heer Vrolijk, directeur
van het Verkoopkantoor van garnalen, en
tevens vertegenwoordiger van den Minister
van Economische zaken; het eere lid der
vereeniging, den oud-voorzitter, den heer
D. H. van Zuijen, de Tweede Kamerleden de
heeren Kievit en v. d. Zaal resp. namens
de S.D.A.P. en A.R. fractie aanwezig; Hil
debrand, namens de visscherij-inspectie en
De Haan namens de scheepvaartinspectie.
Maar vooral de talrijke aanwezigen riep
spr. een hartelijk welkom toe.
Spr. opent de vergadering met gemeng
de gevoelens. Is er aan de eene zijde reden
tot dankbaarheid, aan de andere zijde is er
aanleiding, om droef gestemd te zijn. Dat
men ook in de hoogste instanties ontvangen
is, is een belangrijke sprong vooruit en dit
is te danken aan het werken van jhr. m. J.
W. Quarles van Ufford, den beschermheer
van het gewest. Er is gelegenheid ontstaan,
dat ook gemeentebesturen toetreden en
daarvan is ook gebruik gemaakt. Het resul
taat is, dat geen gewest zoo vruchtbaar
werkt als Zeeland. Naar aanleiding van de
vraag naar het oordeel over het hooren van
deskundigen, heeft het bestuur zich op een
algemeen standpunt geplaatst. Doch er is
ook reden te over om zich bezorgd te ma
ken, omdat men de bedrijfsgenoten steeds
harder tegen de moeilijkheden ziet worste
len, en steeds minder worden. Vooral ook
nu de vangst zoo gering is. Het wordt spr.
soms bang om 't hart. Het is niet erger dan
dat men geen resultaten ziet na hard wer
ken. Maar men mag niet alleen zoo praten,
men vraagt terecht om weer moed te vatten.
Bij het monument voor J. P. Coen op het
Waterlooplein te Batavia staat zijn zin
spreuk: „Ende despereert niet, het is hier
om iets groots te doen".
Dit moet men nu hier ook doen. De vis-
schers hebben nooit een rijk bestaan gehad,
maar zitten nu wel voor erg zware zorgen.
Men sprak reeds over saneering van het
visscherij bedrijf, maar nu begrijpt men
toch, dat eerst de mogelijkheid daarvan
grondig moet worden onderzocht alvorens
er toe over te gaan. Zoolang er nog visch-
rijke stroomen zijn, moet er ook een vis-
scherstand kunnen zijn.
De nood der tijden heeft hen samen ge
bracht en geleid tot organisatorisch samen
werken. Spr. is overtuigd, dat de eeono
mische steun onvoldoende is, en daaruit
geen levensbestaan meer is te halen en dan
ook dient te worden aangevuld met soci
alen steun. Maar daarbij struikelt men
over het gebrek aan samenwerking tus
schen de betrokken departementen. Zeker
men beschouwt ook in Den Haag den toe
stand van de garnalenvisscherij met aan
dacht en deernis. Spr. meent, dat Zeeland
in deze de zwaarste slagen krijgt. Maar
men mag ook niet de saamhorigheid verge
ten, die ook nu weer is gebleken bij de fees
ten voor het regeeringsjubileum, waaraan
ook de visschers medewerkten. Men moet
het voorbeeld van trouw van H. M. de Ko
ningin volgen en dan mag men ook smeken
om redding, want spr. wil aanhalen het
„men kan niet wachten geen dag en geen
nacht".
Spr. herinnert ook aan de angst der tij
den, al zal wellicht de samenspreking tus
schen Chamberlain en Hitier tot betere tij
den leiden en dan ook verschillende eco
bruikt", en ze lachte, 't Zou toch niets geven
om zich razend op hem te maken ze
wist dat ze toch het onderspit zou delven.
„Nu, 't is beter een bitter aperitief te zijn
dan een ehoeolade-icecream",
„Bedoelt u Jack?"
„Neen Jack is de beste kerel in de
heele wereld veel te goed om door mo
derne bakvisschen te worden mishandeld".
„Moet ik daaruit opmaken, dat u er op
zinspeelt, dat ik een moderne bakvisch ben,
majoor Lamont?" De grijze oogen bliksem
den.
„Niet precies. U bent ontsnapt aan de
ergste uitwassen van de bakvischepidemie".
„Wat bedoelt u eigenlijk met de „bak-
visch-epidemie"
Ze trachtte verstandig te blijven en haar
toenemende ergernis niet te toonen.
„Wel, de meest onmogelijke uitingen van
slechten smaak en onaantrekkelijke bruta
liteit debiteeren onder het mom van kinder
lijkheid".
„En u vindt, dat ik door die ziekte ben
aangetast?" Haar stem beefde bijna.
„Ten deele".
„Hoe durft u zoo iets te zeggen!"
„U deedt me een weloverwogen vraag".
„Dan bent u verplicht u nader te ver
klaren".
„U zoudt 't toch niet begrijpen".
„U bent beslist beleedigend, majoor La
mont! De gevolgtrekking, die ik uit alles,
wat u hebt gezegd, moet maken, is dat ik
een leeghoofd ben, die zich aanstelt met
nomische oplossingen mogelijk doen zijn.
Thans werd mededeeling gedaan van ver
schillende kamerfracties en andere instan
ties of personen, die verhinderd waren aan
wezig te zijn.
Jaarverslag.
De secrtaris mr. F. L. b a r o n
van Tuyll van Serooskerken
bracht vervolgens het jaarverslag uit,
waarin hij de verschillende gevoerde acties
de revue laat passeeren. De poging om eeni
ge vergoeding in de kosten gemaakt aan
vaartuigen en benoodigdheden op last van
de scheepvaartinspectie, mislukte, doch la
ter bleek toch een steun mogelijk en wel
tot het niet onbelangrijke percentage van
65. Men kreeg kennis dat de uitvoer van
garnalen naar België voortdurend de aan
dacht van den minister heeft. In de tax-
verdeeling kwam een kleine verbetering.
Een rapport met wenschen werd aan dr.
Van Rhijn, destijds sceretaris-generaal van
het departement van Landbouw en Vissche
rij, uitgebracht, doch dit alles moest als in
strijd met de algemeene regeeringspolitiek
terzijde worden gelegd.
Het visscherijproefstation heeft toege
zegd het falen van het verkoperen van de
netten te zullen onderzoeken en naar nieu
we middelen te zullen uitzien om de kust-
visscherij behulpzaam te zijn. Op het ver
zoek om verruiming van de gelegenheid
tot het meenemen van garnalen voor eigen
gebruik mocht een gunstige beschikking
worden ontvangen.
De richtlijnen tot reorganisatie van het
bedrijf liepen eerst vlot van stapel, en von
den ook bij andere bedrijfsgenooten instem
ming, maar tenslotte liepen zij op hoege
naamd niets uit, daar de een na den an
der weer afviel.
De secretaris herinnert verder aan het
uittreden van de Zeeuwsche afdeelingen
uit den Nederl. Visschersbond en aan het
overleg terzake, dat nog niet tot de zoo
zeer gewenschte minnelijke schikking leid
de. Op initiatief van den Commissaris dei-
Koningin werd een bespreking gehouden
met de secretarissen-generaal van sociale-
en van economische zaken. Op 10 Augus
tus had deze bespreking helaas hoege
naamd geen resultaat. Niettemin zal het
bestuur zich niet laten ontmoedigen maar
op nieuw een actie ondernemen zoowel bij
gemeentebesturen, als bij verschillende re-
geeringsinstanties, als ook bij de volksver
tegenwoordiging.
Spr. deed ten slotte verschillende meer
huishoudelijke mededeelingen.
Het verslag werd met dank aan den se
cretaris goedgekeurd, evenals de rekening
van den penningmeester, den heer Van
Belzen, loopende over 1 Juli31 December
1397, aanwijzende aan ontvang 390 en
uitgaaf 176, alzoo een goed slot van
213.
De rekening was nagezien door de al-
deeling Breskens, voor de rekening 1938
werd Vlissingen aangewezen.
De noodtoestand van de garnalen-
visschers.
Alsnu werd gelegenheid gegeven aan de
aanwezigen tot bespreking van den nood
toestand in de Garnalenvisscherij. Het was
de penningmeester, die het eerst het woord
nam en den Commissaris der Koningin
dank bracht voor de uitstekende woorden
gebruikt in het belang der visschers bij de
conferentie met dr. Van Rhijn, die toen
zeer pessimistisch was en de toekomst voor
de visscherij ontzettend donker inzag. Men
kan toch ook niet blijven steunen. Men
moet dan zeker maar den hongerdood ster
ven of naar het armbestuur gaan. Maar de
zee is toch geschapen om te bevaren. Als
men bij sociale zaken zegt dat 't bedrijf te
Stellemdam toch goedkooper is, dan wijst
spr. er op, dat men daar alleen zeilschepen
gebruikt en hier motorbooten. Van de toer
beurten ziet spr. ook geen heil want men
moet het zoeken in meer afzet. Dit kan
als men ook de militairen dit voedsel geeft
en het ook voor gesteunde werkloozen ver
plicht stelt, bijv. het inkopen voor 15 cent
per week. Spr. hoopt, dat zijn woorden
geen holle klanken zullen worden geacht.
Als men vraagt hoe lang men met een
kor doet, dan zegt spr. dat dit zeer ver
schillend is. De Commissaris der Koningin
zeide wel, dat de visschers zoo te vreden
waren en men daarom pogingen moet doen
hun toestand beter te maken, maar' spr.
kent voorbeelden van personen, die uit
armoede naar België trokken. Aan sociale
zaken zeide men, dat de visschers dan naar
België moeten gaan, maar de visschers zijn
Nederlanders en zij willen dit blijven on
der de regeering van onze Koningin.
De heer Leenhouts zeide, dat
als men er in Den Haag zoo overdenkt, het
beste was Zeeuwsch Vlaanderen maar ge
heel aan België af te staan.
De Voorzitter zeide op te pas-
niet genoeg nafuurlij k verstand om ge
woon Engelsch te verstaan!"
Hij lachte vroolijk.
„Als 't hoofd zoo mooi is als 't uwe, komt
't er niet op aan wat er binnen in is!"
„Dat komt er een heele boel op aan! U
hebt een groote fout gemaakt; ik ben noch
een bakvisch, noch een leeghoofd! maar
waarom ik uw onbeschaamdheid verdraag,
weet ik zelf niet
„Ik: wel".
„Zoo!"
„Ja dat doet u omdat u weet, dat ik
niet zou trachten u te weerhouden, als u
hard wegliep!"
Laline was, toen ze aan deze scene dacht
om haar eigen uitdrukking te gebruiken
zoo „paf" van verbazing over zijn ver
metelheid, dat ze geen geschikte woorden
kon vinden, om hem daarmee te vernieti
gen! Maar indien ze woedend op hem was,
was ze nog woedender op zich zelf, om zóó
door hem te worden aangetrokken, dat ze
niet den moed had hem den rug toe te
draaien en weg te loopen. Daarom lachte ze
maar, inplaats van werkelijk boos te wor
den en verhing de bordjes, door hem
brutaalweg te vragen:
„En waarom kwam u dan op dit dek?
dat deedt u toch niet uitsluitend om me
te beleedigen u hadt een andere reden,
nietwaar?"
„Zeker, die had ik ook ik wenschte
het genoegen te smaken naar u te kijken
in de weinige oogenblikken, die ik van plan
Voordat U zich ter ruste
begeeft, roert U wat Ste-
radent in een bakje*)
warm (geen heet) water
en laat daarin Uw kunst
gebit gedurende den
nacht liggen. Haal het er
's morgens weer uit en
spoel het af (vooral niet
borstelen) en al was het
nog zoo verkleurd en
beslagen, U zult het haast
niet terug kennen, zoo
mooi, frisch en vlekke
loos is het weer geworden.
Aanbevolen door 10.000
Tandartsen voor het dage-
lijksch onderhoud van Uw
kunstgebit.
In bussen van 50 en 90 ct.
bij apoth. en drogisten.
Na storting van 50 ct- op
posttek. no. 118638 van N.V.
Handelmü. ReckittsPharm.
3rd.. DeBilt. ontvangt U franco
het hiernaast afgebeelde sier
lijke bakje (met gepatenteerd
ventilatiesgsteem) waarin plaats
is voor boven- en ondergebit
Proefbusje gratis op aanvraag.
(Ingez. Med.)
sen met zulke woorden, die men toch in
den grond van zijn hart niet meent. Men
moet echter voet bij stuk houden en kan
de vraag stellen, waarom als men in Bel
gië het bedrijf met steun in stand kan hou
den, men dat dan ook niet in Holland kan.
Men moet nu aandringen op direct be
teren steun en ook een goede regeling voor
de toekomst. Maar zeker is het goed alles
te doen om de garnalen consumptie uit te
breiden zooals dit in Amsterdam reeds is
gedaan. Nu gaan vele garnalen voor 2 cent
in den puf en waarom deze dan niet liever
als volksvoedsel tegen bijv. 3 cent te ge
bruiken en ook voor het leger zoo te doen.
De heer De B a a r e merkte op,
dat elk schip, dat in België meer bemand
wordt, schade beteekent voor onze vissche
rij.
De V o o r z. zeide, dat men in België geen
gebrek heeft aan werkkrachten maar wel
aan personen, die anderen in het vak kun
nen opleiden en als dit gebeurd is, toch
weer naar huis kunnen gaan.
De heer Vermeulen, meent, dat de
steun geen goudmijntje is. Men is beter ge
diend met grooter afzetgebied, ook zonder
steun van het Rijk. Men kan de zaken be
ter met de gemeenten onderling regelen.
Spr. heeft ook bezwaren tegen de wijze
waarop de taxen thans verdeeld worden.
De V o o r z. meende, dat de heer Ver
meulen het eerste niet kon meenen. De
taxverdeeling is een zeer moeilijke kwestie
en is nog steeds aan de orde en spr. hoopt
dat er binnenkort een eerste stap gedaan
zal worden.
Thans kon de Voorz., mr. dr. Mes, ver
tegenwoordiger van de R.K. Kamerfractie,
verwelkomen.
De heer Leenhouts zou 't billijk ach
ten als alle consenten voor uitvoer naar
Frankrijk in Zeeland werden geplaatst,
want hier voerde men ook vroeger steeds
uit.
De Voorz. zeide dat ook dit een moei
lijk punt is. Maar niet alleen de regeering
heeft het te zeggen, want het zijn de Fran-
sehe importeurs, die de consenten krijgen
en die mogen dan koopen in ons land en
hen kan men niet zeggen, dat dan alleen
in Zeeland te doen.
De heer Van Zuijen dankte voor de
woorden van welkom en zeide, dat hij bij
zijn heengaan het meest dacht aan de gar-
nalenvisschers, wier lot hem zeer na aan
het hart ligt, omdat hij overtuigd is van hun
nood. Gelukkig weet hij thans dat hij een
opvolger heeft, die er even zoo over denkt.
Wat de consenten betreft, denkt spr. aan
ïuilen van goederen en stelt daarbij de
vraag of er dan van Nederlandsche zijde
wel genoeg aandacht aan de garnalen
wordt geschonken.
Een der andere aanwezige heeren, Van
Belzen, kwam vooral op tegen het op
toerbeurt varen, en liet dan verschillende
klachten, deels van zeer persoonlijken aadd,
hooren.
ben men zelf vrijaf te geven".
„U wenscht dus alleen maar te kijken
naar meisjes en niet met hen te praten?"
„In 't algemeen hebben ze niet genoeg
belangrijks in haar hoofd om over te dis
cussieeren; haar hersens zijn vol van haar
zelf en haar eigen ijdelheid."
„U bent verschrikkelijk onrechtvaardig.
In den regel zijn wij tienmaal beter opge
voed en intelligenter dan de mannen".
„Dan is 't des te grooter schande, dat de
meisjes er zoo weinig gebruik van maken.
Als zij rijk genoeg zijn om niet te behoeven
te werken, dan besteden ze al hun krachten
aan het bewierookeré van hun ijdelheid en
het uitdenken van middeltjes om den tijd te
dooden
Toen lachte hij zachtjes hij was niet
van plan geweest een ernstig gesprek met
haar te voerenHij geloofde niet dat
haar verstand de moeite loonde ze was
louter een genoegen maar zoo'n bijzon
der genoegen, dat hij er toch voorzichtig
mee zou moeten omgaan. Het jachtinstinct
was verschrikkelijk sterk in hem dat
wist hij
Laline echter, die haar toorn goed had
weten te beheerschen, verlangde er slechts
naar hem in een discussie te betrekken
daarom vroeg ze heel zachtzinnig, in plaats
van op te stuiven:
„Wat zoudt u dan wel willen, dat wij
deden
(Wordt vervolgd).