ZÉEUWSCH
ZONDAGSBLAD
Lof
4
of der Zotheid
VAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCME COUPAhTl
J3 SS rs1 jsss 3
I De
ZEEUWSCHE KRONIEK.
DAEGELIKSE DIENGEN.
DAMMEN EN SCHAKEN.
UIT DE MIDDELBURGSCHE
COURANT VAN VOOR VIJFTIG
JAAR.
MOPPEN.
Herinnering.
De viering van het veertigjarig regee-
ringsjubileum onzer Koningin is achter den
rug. Niettegenstaande crisis en internati
onale spanning heeft ons volk met dank
baarheid herdacht den zegen, dien het ont
vangen heeft in deze vorstin; maar ook
door Haar. Er is in schier alle bladen over
dat tijdperk van veertig jaren geschreven.
Wat het was voor de hooge jubilaresse; wat
het was voor land en volk.
Op haar verjaardag heeft de vorstin zich
door middel van de radio gericht tot haar
volk. Welk een schitterende uitvinding toch
die radio! Niet meer door middel van een
gedrukte proclamatie, die, hoe veelzeggend
ook, toch niet tot de harten zoo spreken
kan, maar door de microfoon sprak de jari
ge Koningin tot haar volk in Nederland;
in Oost en in West.
In die toespraak heeft zij herdacht de
genen, die waren, maar nu niet meer zijn.
Zij sprak een woord tot hen, die met haar
deze veertig jaren gegaan zijn en nu na
korter of langer tijd gekomen zullen
zijn aan het einde der baan. Zij had een be
moedigend woord tot de jongere generatie,
die het volle leven nog open voor zich ziet
liggen en met vernuft en vlijt daarvan wat
kan maken, mits de omstandigheden hun
gunstig zijn.
Wij zullen er niet over twisten welke
groep het belangrijkste is: die de herinne
ring hebben aan deze veertig jaren of die
het leven nog voor den boeg hebben; de
menschen van de ervaring of die van het
ideaal. Beiden hebben hun groote nut en
daarom hebben beiden elkander ook noodig.
Een land, een volk; de maatschappij; een
bedrijf; een gezin kunnen er slechts wel bij
varen, wanneer ervaring, vrucht van herin
nering en idealisme samengaan.
Wat al gedachten hebben zich in de blij
de dagen, die nu achter den rug zijn, ver
menigvuldigd in hen, die de herinnering
aan deze veertig jaren met zich mee mogen
dragen.
Zij hebben waarschijnlijk eerst gesproken
van het prinsesje; toen van het Koningin
netje, daarna van de Koningin.
Maar niet alleen daarvan spreken zij. Zij
hebben een der gewichtigste deelen van
de wereldgeschiedenis der laatste eeuwen
medegemaakt. Zeker even gewichtig als het
tijdvak der Fransche Revolutie, dat van Na
poleon en van de restauratie van ons ko
ninkrijk.
Wat geschiedde in dezen tijd niet in de
wereld! Oorlogen werden gevoerd; de we
reld werd in lichte laaie gezet. Rijken van
eeuwen doorleefden een transformatie. Vor
stenhuizen, bij iedereen bekend, verloren
hun troon. Nieuwe grenzen werden weer
getrokken en sedert alweder veranderd
de kaart van Europa, die wij voor veertig
jaren kenden, is wel heel sterk gewijzigd.
Die de herinnering van die 40 jaren heb
ben, zagen oude welvaart verdwijnen. Wat
was het een kalme tijd, die ongeveer ter
helft dezer jaren, plots afgesneden werd. In
derdaad; er heerschte heel wat minder
weelde, maar de welvaart was een stuk
grooter. En fortuinen in die dagen ge
maakt, werden bijna waardeloos of onder
gingen ten naasten bij een Napoleontische
tierceering.
Op politiek terrein zagen zij een ontwik
keling van den derden stand, die daar een
grooten invloed gaf. De vierde stand ont
wikkelde zich daarachter. Oude politieke
denkbeelden, die als een dogma gegolden
hebben, werden betwijfeld en boetten bij
zeer velen hun gezag in. Buiten onze gren
zen werd aan nieuwe theoriën een practi-
schen vorm gegeven.
Op sociaal en economisch gebied het
is te veel om slechts met een enkel woord
aan te geven wat daar geschiedde. Zouden
wij daarvoor twee woorden gebruiken, wij
zouden spreken van reusachtige evoluties;
deze of gene zal voor dat laatste woord nog
de letter „r" zetten.
De uitvindingen op technisch gebied
volgden elkaar op als de snelle bliksem
stralen bij een hevig onweder. Wij noemden
reeds dat ééne voorbeeld: de radio. Wat
werd het leven gemakkelijker gemaakt.
Maar ook, omdat goed en kwaad naast el-
ander liggen hoeveel gevaren bedrei-
w *nSi voorbeeld is de luchtvaart:
ruhn ml 8aat de mensch door het lucht-
™5nT,ïern's.t!„rS'!hr'la,e")k d<! K"
al ommekeer. Indien die voor veertig jaren
onzen leeftijd hadden, dit alles nog
eens zouden kunnen zien, hoe zouden zH
zich verbazen! Meer nog dan wij, die deze
ontwikkeling van stap tot stap hebben me
degemaakt.
Of men nu voor dat alles dankbaar is of
niet dankbaar, dat moet ieder voor zichzelf
weten. Wij constateeren slechts.
Ieder die dit leest en die van onze gene
ratie is; die dus deze veertig jaren heeft-
medegeleefd, zal uit de schatkamer zijner
herinneringen wat wij schreven overvloedig
unnen aanvullen. Veertig jaren is een lan-
fu. En in deze veertig jaren is heel
veel geschied.
J. Nagel.
HOE LANG HEEFT ELK DER
ORANJEVORSTEN GEREGEERD?
Nu de feesten voor het veertig jarig ju
bileum der Koningin pas achter den rug
zijn of nog gevierd moeten worden, achten
wij het niet ondienstig eens na te gaan, hoe
lang elk der Oranjevorsten aan de regee
ring zijn geweest.
Daar het Oranjehuis reeds bijna vier
eeuwen samen met het Nederlandsche volk
lief en leed heeft gedragen, is de liefde voor
Oranje in het hart van ons volk niet ge
plant, maar er in geworteld. Deze wortels
zouden nog dieper en dus vaster zitten (al
is in de laatste tientallen van jaren hierin
wel een verandering ten goede gekomen),
zoo het Nederlandsche volk meer wist van
de geschiedenis van het Oranjehuis. Een
betrekkelijk klein percentage van de vol
wassen Nederlanders is in staat om in chro
nologische volgorde de namen te noemen
van de Oranjevorsten, om van de juiste ja
ren hunner regeering niet te spreken. Zoo
als voor zooveel zaken, wordt ook voor dit
gebrek de remedie gezocht bij de school. Dit
is voor een groot deel waar, helaas echter
wordt de verkregen kennis niet onderhou
den en daaromvergeten.
Tot opfrissching van hetgeen de lezers
en de lezeressen op de schoolbanken ge
leerd mochten hebben en tevens tot verge
lijking, laten wij de namen der Oranjevor
sten hieronder volgen, echter niet in de
goede volgorde, doch naar het aantal hun
ner regeeringsjaaren.
1. Stadhouder Willem II van 1647 tot
1650, dus 3 jaar.
2. Stadhouder Willem IV van 1747 tot
1751, dus 4 jaar.
3. Koning Willem II van 1840 tot 1849
dus 9 jaar.
4. Stadhouder Frederik Hendrik van 1625
tot 1647, dus 22 jaar.
5. Stadhouder Willem I van 1559 tot 1584
dus 25 jaar.
6. Koning Willem I van 1813 tot 1840
dus 27 jaar.
7. Stadhouder Willem V van 1751 tot
1795, dus 43 jaar. (waarvan 15 onder re
gentschap).
8. Stadhouder Willem III van 1672 tot
1702, dus 30 jaar.
9. Stadhouder Maurits van 1585 tot 1625
dus 40 jaar.
10. Koning Willem III van 1849 tot 1890
dus 41 jaar.
In bovenstaande lijst zien wij, dat Koning
Willem III, de vader van onze Koningin
het langst heeft geregeerd. Hij heeft ook
van al de Oranjevorsten den hoogsten leef
tijd bereikt, n.l. van 73 jaar.
Toen hij in 1889 zijn veertigjarig jubi
leum herdacht, was hij reeds ziek en werd
op het Loo verpleegd.
De dichter Boele van Hensbroek zegt
daarvan:
„Die oude, grijze koning
„hij werd zoo mat, hij werd zoo krank;
„aan 't leger lachte het dochterkijn,
„en de vrouwe reikte hem medicijn;
„veel dagen en maanden lank,
„veel dagen en maanden lank."
Op den 23 November van het volgende
jaar overleed hij.
Moge onze geliefde Koningin nog zeer
vele jaren tot heil van ons volk regeeren!
'T IS ORANJEBLOED.
Bjj het uitbreken van de revolutie in 1795
moest in ons land zooveel mogelijk alles
verdwijnen, wat herinnerde aan de vorige
regeering, in het bijzonder als dit in ver
band stond met het Oranjehuis, dat uitge
diend had.
Alle regeeringspersonen, zelfs de kerke-
raadsleden en de leden van het bestuur van
den polder Walcheren moesten een verkla
ring afleggen en onderteekenen, waarin o.a.
stond, dat zij een onver anderlij ken afkeer
hadden van het stadhouderschap. Met dit
laatste werd natuurlijk bedoeld het Oranje
huis.
De meerderheid van de vroedschap van
V 1 i s s i n g e n had eenige jaren vóór de
omwenteling niet veel liefde voor Oranje
gevoeld, in welke antipathie zij nog over
troffen werd door de vroedschap vai) Z i e-
r i k s e e.
De bom sprong echter verkeerd en de
oude regenten moesten later hun zetel af
staan aan de echte Patriotten, die met
Fransche hulp zich van de regeering mees
ter maakten.
Dat de paam Oranje voor goed van den
aardbodem moest verdwijnen, is te begrij
pen. Toch was en bleef een groot deel van
het gewone volk Oranjegezind. Het durfde
zich echter in het publiek hierover niet
uiten.
Nu was er in 1795, het eerste jaar der
zoo hoog geroemde Bataafsche vrijheid, te
Vlissingen een zekere H. G o o y e n
die zijn kind had laten doopen met de na
men Frederika, Sophia, Wilhelmina. De
burgerlijke stand bestond toen nog niet,
zoodat eerst bij den doop de voornaam
werd vastgelegd. Genoemde Gooyen zou zijn
dochtertje in het dagelijksch leven met den
derden naam Wilhelmina noemen. Nauwe
lijks was dit bij de revolutionnaire heeren
op het stadhuis bekend, of de vader van de
doopeling moest voor hen verschijnen en
verklaren, waarom hij zijn kind met de ge
noemde voornamen had laten doopen, daar
toch niemand uit zijn familie zoo heette.
Tegen de namen op zich zelf hadden zij zoo
zeer geen bezwaar, doch opmerkelijk was
het, dat de vrouw van den pas uitgeweken
stadhouder Prins Willem V van Oranje
ook dezelfde voornamen had. Zij wisten,
dat hun „vriend" Gooyen een echte Oranje
man was en dit niet onder stoelen of ban
ken stak. Nu hadden zij een goede gelegen
heid hem te treffen, Nadat hij bekend had
zijn dochtertje genoemd te hebben naar de
vrouw van stadhouder Willem V, werd hij
Dan se en doe.
Kiek is an, Eine die ei m'n pleksje werm
'ehouwe. Mae' ja, noe bin ik er wee', dus
ik za' dan noe toch motte verzoeke' ofdat
'n oprieze wilt, enneje weet zeker de
pad wè' naer 'uus Eine? Bedankt voe' zö-
varre, 'óor!
Onder óns gezeid, van mien part was 'n
vort, 'ebleve. Wan' a' 'k noe m'n 'arte recht
uutspreke' mot: „ik vinde zien vertelsels
mooier om lezen as de miene". En 'k bin
der glad nie' voor, da' een aar dat ok ziet.
Noe ik oal z'n leven nog graag over den
ouwen tied 'óore vertelle, 'óor. Bie óns
tuus was dat in de winter ok agauw oallen
aevendtied, nae den eten: „toe Voader, ver
tel je nog is uut je jongen tied?" Dae' was
niks dat a me liever 'oorden.
Maer om noe, liek as Eine, oltied
maer in dien ouwen tied te leven, dat kan
'k toch ok nie prieze'. Kiek is 'ier, me bin
in de waereld en me motte der deur. Dat
gae somsmets wer is een bitje mee 'orten
en stóoten, de waereld is noe êenmael
önglieke, mer 'oe a 't is of nie' en is: der
deur mö' je.
Da' je zó noe en dan is omkiekt, wè',
wat zou dae' tegen weze? mae' je mot
ok veruut kieke, 'óor, en ok deur de rondte.
Je mö' mee je tied mee. Voe zovarre a
je geweten dat toelaet, 'oor. Eelegans der
mie' meegae', nae-e, dat ku' je as pront en
fersoenlik boeremêns nie' doe-e.
El-el-el-el! a' je dat 'óort, wat a tegen-
wooreg de guus durve zegge'! Ik kwam uut
den trein, in noga' een gröote stad,
en voor 't station stienge vanselft een ree
ke autobussen. Eén ree' der wig, en een
misje vóór me riep: „o, daar gaat onze bus
al". Een jongen van een jaer of vêertien
vuuftiene, die a bie 'eur gezelschap 'oorden
zei, en dan most je 'óore, op wat voe'
meniere, „dat is immers een andere
Klets nou niet. En wat kan 't me dan nóg
schelen? Dan ga je maar loopen". De
„gróote", die a bie dat troepje waere, keke
net zó vriendelik en tevree-e, ofdat er niks
'ezeid wier. Ik docht bie m'n eigen: „de va
der zelf verdient de straf, die 't kind geen
beter voorbeeld gaf". Kiek is 'ier, ik dat
van eesten of an 'ezeid, meschien weet
je 't nog ik bin vrêed tegen slaen, je be
reikt er, nae' mien gedachten, o zó weineg
mee, maer ik zou toch voe' der aregheid
wer is wille prombeere, as zó 'n jongen
midden in 't volk, zó te werke gaet, om 'n
dan, ök te midden in 't volk, een
'klap op z'n onstrant gezicht te geven, kie
ke ofdat 'n dat voe' de twidde kaer dan nog
is doe-e zou. Foei! 't mag gin dag zie?
Mer alia, dat is dan noe nog mae' guze
praat, mae', dan mö' je dat anzie-e in een
wezelukke groote stad, 'oe a die mèn
sen dae' bevoobeld d'r Zitterdagaevend
deurbrienge. De guus 'ier zegge dikkels:
,,'t is bie de knor-'aenen of", maer ik vin-
de' een knor-'aene een fesoenlikken 'êer,
dae' bie vergeleke'. Noe zu' je meschien
zegge': „in wa'-voe' buurten bin jie dan te-
rechten 'ekomme'?" Mae' noe je verkeer
de gedachten 'óor, 't was een êeste klas
zaak, een komme koffie kostten der twi
kwartjes, dan ku' je de rest wè' uutrekene.
Je 'oefden trouwens die lui mae' te bekie-
ken, die a ter zatte, om te weten, dat die
voerêest gin kouwe Ja, bie meniere van
spreken dan dat die dames gin térige
op d'r lief 'aele', dat snap je tóch nie'. Mae'
die klaeren, da' 's 't ergste nog nie' óor, en
die verve en die sigarette net zó min. Mae',
die meniere van kieken, as ze prate
mie' een 'êer, en dan, 'oe a die terug kieke.
Mêer as êens lag 't op m'n tonge om te
zeggen: „misje, ei jie gin schaemte?"
En dat dansen. Foei! En een leven van
die muziek. Nog aens: foei! Neê-e, 'onderd-
mael beter ku' je danse' net as óns vroe
ger, op de vioole van Pier Menêere. De sna
ren waere wè' an mekare vast-'eknóopt, a'
ze soms is spronge, en a ze zó 'ard stamp
ten mie' d'r 'oefiesders onder d'r schoenen
da' je de wieze nie' mid 'óore kust, dan
most 'n meezienge om d'r boven uut te
kommen, van:
Toen ik nog in de wiege lag, van
[één, twee, drie,
Toen ik nog een klein kindje was,
[één, twee, drie,
En moeder gee' de pot is an,
En ja, je weet er alles van, van één,
[twee, drie.
Dat was de stampschots, bie één, twee,
drie, stampten me, bie iedere tel op de
vloer, dat de erreberrege der van dreun
den. De woorden, daer 'k nóóit op-'elet.
Noe zie 'k dae', da' je ze een bitje vies zou
kunne noeme, mer afijn, dat is dan in ieder
geval gezonde viezegheid.
Ons 'ieuwe mekare vast bie de schoeren
en vadder bleve me een góed ènde van me
kare vandaen.
Ik zegge: 'onderdmael beter ku' je dan
se' liek as ons.
En nog véé en véé beter k' je doe-e liek
as Eine; gae' 's aevens an de zeediek zitte
en kieke over 't waeter
Freek Hóógstee.
veroordeeld om gegeeseld te worden.
Toen de geeseling op den blooten rug was
geschied en door de slagen, die vrij hard
waren toegekomen, bloed te zien was, riep
hij: 't Is Oranjebloed.
Wat een brutaliteit! Op last der overheid
werd hij ten tweeden male gegeeseld en uit
de stad gebannen.
Zoo 'n verstokten Oranjeklant wilde men
niet meer binnen de stadsmuren hebben.
Te Vlissingen woont nog een familie
Gooyen.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
Tante ziet de wereld.
Je weet soms niet of je er goed aan doet,
als je den menschen aanraadt, eens een
flinke buitenlandsche reis te maken om hun
gezichtsveld te verbreeden.
Wij hadden bijvoorbeeld tante Suzanne
willen opvoeden en een vacantiereis naar
Frankrijk voor haar in elkaar gezet. Haar
odyssee spoedt ten einde en gisteren mocht
ik den volgenden brief van haar ontvan
gen:
Beste neef,
Nu onze reis al een heel stuk opschiet,
herinner ik mij opeens dat ik je nog niet
bedankt heb voor de gedane moeite en wil
ik je wel bedanken. Het was een zeer in
teressante reis, zekerlijk vol vreemde er
varingen en ook wel ontberingen doch be
grijp ik zeer goed men die voor een mooien
tocht moet overhebben. De moeilijkheden
begonnen aan de Fransche grens waar de
douane zeer onaangenaam was en werden
er direct allerlei opmerkingen gemaakt
over diverse levensmiddelen die wij hadden
meegenomen omdat een mensch toch aan
zijn Hollandsche keuken gewend is, maar
werden zij bepaald onhebbelijk toen zij on
der in de koffer de honderd sigaren vonden
die ik voor Neef Joost had meegebracht.
Die Franschen zeiden notabene dat ik wou
smokkelen, alsof ik zelf sigaren rook en is
het toch wel een verschil of men iets mede-
neemt ten eigen behoeve of als geschenk.
Hetgeen hun door den reisgeleider liet uit
eenzetten maar hebben deze menschen zoo
weinig opvoeding genoten dat het niet aan
hun verstand te brengen en moesten maar
even het dubbele invoerrecht betalen, waar
voor Neef Joost mij toch wel even had
kunnen waarschuwen, want het lag toch
voor de hand dat ik niet met ledige han
den zou komen! Wil in ieder geval in je
courant scherp protesteeren tegen de on
wettige houding van de Fransche grens-
autoriteiten, het is waarlijk meer dan bar.
Ik kan mij niet voorstellen dat Nederland
sche grensdouanen eveneens invoerrechten
van vreemdelingen zouden eischen zoo het
slechts cadeaux betreft.
Dat het hier van vreemdelingen wemelt
behoef ik je wel niet te zeggen. Zij kunnen
er zekerlijk niets aan doen, dat ze niet als
Nederlanders geboren werden, maar wat
men hun diende af te leeren, is zoo
luidruchtig en zelfs met de handen te spre
ken. En zoo rad dat men hen niet volgen
kan. Wel prijst men zich gelukkig als men
dan behoort tot een volk dat er zelfbeheer-
sching, beschaving en een gelijkmatig tem
perament op nahoudt.
De eerste dag in Parijs was een draven
en jachten om onze hotels te vinden. Maar
tenslotte kwamen wij dan toch waar wij
wezen moesten en rook het er naar knof
look, wat mij zeer tegenstond. Ik vroeg den
portier in duidelijk Nederlandsch, of daar
in geen verandering .was te brengen, want
ik vind dat men in dezen benarden tijd zijn
taal en landsgewoonten niet ontrouw moet
worden, maar deze brutale kerel haalde
steeds zijn schouders op en zeide voortdu
rend Je regret madame. Ze houden zich
naar mijn meening van den domme en ver
zoek ik je vriendelijk ook daarop in je or
gaan de aandacht van de autoriteiten te
vestigen.
Een mooie stad heb ik Parijs niet kunnen
vinden wel zeer interessant om de vele
Franschen en andere buitenlanders die men
ziet doch ver van zindelijk. De meeste hui
zen zouden met een degelijke Hollandsche
schoonmaak zeer gediend zijn en heb ik
dit ook den directeur van ons hotel pogen
duidelijk te maken zoomede een politie
agent doch gezien het zeer gebrekkige taal
onderwijs begrepen zij niet waar ik heen-
wilde. Wij lachten er veel om. Wij d.i. me
vrouw Van Diggelen en ik, werden goede
vrienden en vergeleken steeds de rekenin
gen, jammer dat men hier in franks rekent
wat de aantrekkelijkheid van het reizen
niet bevordert en veel hoofdbrekens kost.
Ook over het drukke verkeer zou veel aan
te merken zijn, ik heb den indruk dat er
zeker tweemaal teveel auto's zijn voor een
stad die toch vreemdelingen moet trekken.
Ook zijn wij een avond naar een cabaret ge
weest, maar zeer weinig verstaan; wij wer
den door den conférencier speciaal toege
sproken bij onze binnenkomst, zeer attent
maar wel vreemd en ik zou er wat voor
overgehad hebben te weten wat hij zeide.
Het publiek lachte hartelijk om den man
en wij lachten toen maar mede.
Veel moeite hadden wij om een Hol-
landseh restaurant te vinden, maar Neef
Joost heeft ons een adres verschaft waar
wij iederen avond onzen biefstuk nuttigden
en ons als thuis voelden. Ook zijn wij nog
een film met Harry Baur gaan zien die we
in Middelburg al hadden bekeken, om het
verschil eens te zien, maar nee hoor, pre
cies hetzelfde, in dat opzicht kunnen ze ons
landje niet slaan!
En nu, adieu en au revoir.
Ton tante Suzanne.
E. RASMUS.
WETENSWAARDIGHEDEN.
In de plaats Sörnowitz, dicht bij de be
kende stad vóór Saksisch porcelein Meissen
in Duitschland, is één van de grootste fa
brieken voor electrische apparaten. Alleen
in Duitschland wordt al in meer dan 600.000
huishoudens electrisch gekookt. Op één dag
kunnen in deze fabriek 300 electrische ka
chels gemaakt worden. Om de 11/3 minuut
is een nieuwe kachel klaar. Maar wat nog
veel ongeloofeljjker is: in 7% seconde kan
een strijkijzer klaar zijn! Op deze manier
worden elke dag 3000 strijkijzers gemaakt!
Onderstaande partij werd gespeeld in de
bondswedstrijden welke dit jaar zijn gehou
den te Groningen.
Wit: J. SCHELTENS, Middelburg.
Zwart: J. GRUPPELAAR, Rotterdam.
Colle opening.
1. d2d4 Pg8—f6 2. Pgl—f3 e7—e6
3. e2e3 d7—d5 4. Pbl—d2 Pb8—d7
5. c2c3 Lf8d6 6. Lfl—d3 c7—c5
Beter is 6e6e5. Na 7. d4xe5
krijgt Zwart uitstekend spel.
7. e3e4 d5xe4 8. Pd2xe4 Pf6xe4
9. Ld3xe4 Pd7—f6 10. Le4—c2 c5xd4
11. Ddl x d4 0—0 12. 0—0 Ld6—e7
13. Dd4—h4 g7—g6 14. Tfl—dl Dd8—a5?
Wit heeft uitstekend geprofiteerd van
een zwakke voortzetting van zijn tegenpar
tij. Ook 14Dd8c7 verliest. B.v.
14Dc7 15. Lg5, Pf6d5; 16.
Tdlxdö, e6xd5 enz.
15. Lel—g5 Kg8g7 16. Lg5—h6t Kg7—g8
17. Lh6xf8 Kg8xf8 18 Dh4—h6t Kf8—g8
19. Lc2—b3 Pf6g4 20. Dh6—f4 Da5—f5
21. Df4c7
Wit had nu de dames moeten ruilen
2 1Le7—f6 22. Tdl—fl
Waarom niet 22. Tdld2, ten einde door
de verdubbeling der torens een druk te
kunnen uitoefenen op de d-lijn.
2 2b7B6 23. h2—h3 Pg4—e5
24. Pf3 x e5 Df5xe5
Met de 24ste zet beoogde wit een afruil
te krijgen en Zwart is daar inderdaad op
ingegaan. Maar na 24Lf6xe5
had de strijd wel eens ten gunste van Zwart
kunnen uitloopen.
De witte dame heeft slechts een beperkt
aantal velden waarvan het veld c4 het beste
is. Daarop echter wordt Zwart in de gele
genheid gesteld zijn dame vleugel te ont
wikkelen door Lb7 en daardoor krijgt hij
een sterke aanval.
25. Dc7xe5 Lf6xe5 26. Tal—dl LcS—a6
27. Tfl—el Le5—f6 28. Tdl—d7 La6—b5
29. Td7d6 Kg8—g7 30. a2—a4 Lf6—e7
31. Td6—dl Lb5—c6 32. Tel—e2
Een aardige voortzetting was 32. Lb3xe6
Na 32Lc6xa4 volgt 33. Le6d5,
Ta8e8; 34. Tdld4 La4b5 en daarna
35. Td4e4 en Zwart moet alle zeilen bij
zetten om het verlies van een looper te
voorkomen.
32Ta8c8 33. Tdl—el Tc8—d8
34. Lb3xe6
Dat looper offer brengt één pion op
34f7 xe6
Na 34Lc6 x a4 volgt 35. Le6 x f7
enz.
35. Te2xe6 Le7—d6 36. Tel—dl Ld6—h2t
37. Kgl x h2 Td8 x dl 38. Te6xc6 Tdl—d2
39. b2—b4 Td2—d7 40. g2—g3 Kg7—f7
41. g3g4 Td7e7 43 h3h4 en Zwart
geeft op.
36e week 1888.
Door de regeering wordt bij de Ned.
Spoorwegbesturen op de spoedige invoering
van een beperkten Zondagsdienst op de
Spoorwegen aangedrongen.
Tot predikant te Kats is beroepen de
heer L. C. Terneden, predikant te Maas
dam.
De heer J. A. Bolle is benoemd tot
burgemeester van Zonnemere.
Ook te Vlissingen zal het Leger des
Heils zijne tenten opslaan. Het locaal Ti-
voli, in de Gravenstraat, daar wel bekend
en vroeger voor balzaal enz. in gebruik ge
weest, zal zijne deuren voor het leger ope
nen. De oefeningen zullen weldra een aan
vang nemen.
Maandag had de officieele opening
plaats van de stoomtramlijn Antwepren
Bergen op ZoomTolen.
Niet op de hoogte.
Professorsvrouw (tot haar echtgenoot, die
aan het pakken van zijn valeis bezig is)
Wat maak jij toch voor toebereidselen, Ka-
rel?
Professor: Lees je dan geen krant
vrouw? Ik ga morgen een studiereis naar
China maken!
Onverstand.
Ik heb je nu zeker al tienmaal geroe
pen, Karei, en je luistert niet. Wat moet er
van je worden? bromde de moeder.
Kellner, antwoordde de jongen vlot.
Op de hoogte.
Tuinman: Zie eens, mevrouw, dat is
nu een tabaksplant in vollen bloei.
Mevrouw: Hé, tuinman, wat aardig!
En hoe lang duurt het nou eer de sigaren
rijp zijn?