ZÉEUWSCH ZONDAGSBLAD Lof 4 of der Zotheid VAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCME COUPAhTl J3 SS rs1 jsss 3 I De ZEEUWSCHE KRONIEK. DAEGELIKSE DIENGEN. DAMMEN EN SCHAKEN. UIT DE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VOOR VIJFTIG JAAR. MOPPEN. Herinnering. De viering van het veertigjarig regee- ringsjubileum onzer Koningin is achter den rug. Niettegenstaande crisis en internati onale spanning heeft ons volk met dank baarheid herdacht den zegen, dien het ont vangen heeft in deze vorstin; maar ook door Haar. Er is in schier alle bladen over dat tijdperk van veertig jaren geschreven. Wat het was voor de hooge jubilaresse; wat het was voor land en volk. Op haar verjaardag heeft de vorstin zich door middel van de radio gericht tot haar volk. Welk een schitterende uitvinding toch die radio! Niet meer door middel van een gedrukte proclamatie, die, hoe veelzeggend ook, toch niet tot de harten zoo spreken kan, maar door de microfoon sprak de jari ge Koningin tot haar volk in Nederland; in Oost en in West. In die toespraak heeft zij herdacht de genen, die waren, maar nu niet meer zijn. Zij sprak een woord tot hen, die met haar deze veertig jaren gegaan zijn en nu na korter of langer tijd gekomen zullen zijn aan het einde der baan. Zij had een be moedigend woord tot de jongere generatie, die het volle leven nog open voor zich ziet liggen en met vernuft en vlijt daarvan wat kan maken, mits de omstandigheden hun gunstig zijn. Wij zullen er niet over twisten welke groep het belangrijkste is: die de herinne ring hebben aan deze veertig jaren of die het leven nog voor den boeg hebben; de menschen van de ervaring of die van het ideaal. Beiden hebben hun groote nut en daarom hebben beiden elkander ook noodig. Een land, een volk; de maatschappij; een bedrijf; een gezin kunnen er slechts wel bij varen, wanneer ervaring, vrucht van herin nering en idealisme samengaan. Wat al gedachten hebben zich in de blij de dagen, die nu achter den rug zijn, ver menigvuldigd in hen, die de herinnering aan deze veertig jaren met zich mee mogen dragen. Zij hebben waarschijnlijk eerst gesproken van het prinsesje; toen van het Koningin netje, daarna van de Koningin. Maar niet alleen daarvan spreken zij. Zij hebben een der gewichtigste deelen van de wereldgeschiedenis der laatste eeuwen medegemaakt. Zeker even gewichtig als het tijdvak der Fransche Revolutie, dat van Na poleon en van de restauratie van ons ko ninkrijk. Wat geschiedde in dezen tijd niet in de wereld! Oorlogen werden gevoerd; de we reld werd in lichte laaie gezet. Rijken van eeuwen doorleefden een transformatie. Vor stenhuizen, bij iedereen bekend, verloren hun troon. Nieuwe grenzen werden weer getrokken en sedert alweder veranderd de kaart van Europa, die wij voor veertig jaren kenden, is wel heel sterk gewijzigd. Die de herinnering van die 40 jaren heb ben, zagen oude welvaart verdwijnen. Wat was het een kalme tijd, die ongeveer ter helft dezer jaren, plots afgesneden werd. In derdaad; er heerschte heel wat minder weelde, maar de welvaart was een stuk grooter. En fortuinen in die dagen ge maakt, werden bijna waardeloos of onder gingen ten naasten bij een Napoleontische tierceering. Op politiek terrein zagen zij een ontwik keling van den derden stand, die daar een grooten invloed gaf. De vierde stand ont wikkelde zich daarachter. Oude politieke denkbeelden, die als een dogma gegolden hebben, werden betwijfeld en boetten bij zeer velen hun gezag in. Buiten onze gren zen werd aan nieuwe theoriën een practi- schen vorm gegeven. Op sociaal en economisch gebied het is te veel om slechts met een enkel woord aan te geven wat daar geschiedde. Zouden wij daarvoor twee woorden gebruiken, wij zouden spreken van reusachtige evoluties; deze of gene zal voor dat laatste woord nog de letter „r" zetten. De uitvindingen op technisch gebied volgden elkaar op als de snelle bliksem stralen bij een hevig onweder. Wij noemden reeds dat ééne voorbeeld: de radio. Wat werd het leven gemakkelijker gemaakt. Maar ook, omdat goed en kwaad naast el- ander liggen hoeveel gevaren bedrei- w *nSi voorbeeld is de luchtvaart: ruhn ml 8aat de mensch door het lucht- ™5nT,ïern's.t!„rS'!hr'la,e")k d<! K" al ommekeer. Indien die voor veertig jaren onzen leeftijd hadden, dit alles nog eens zouden kunnen zien, hoe zouden zH zich verbazen! Meer nog dan wij, die deze ontwikkeling van stap tot stap hebben me degemaakt. Of men nu voor dat alles dankbaar is of niet dankbaar, dat moet ieder voor zichzelf weten. Wij constateeren slechts. Ieder die dit leest en die van onze gene ratie is; die dus deze veertig jaren heeft- medegeleefd, zal uit de schatkamer zijner herinneringen wat wij schreven overvloedig unnen aanvullen. Veertig jaren is een lan- fu. En in deze veertig jaren is heel veel geschied. J. Nagel. HOE LANG HEEFT ELK DER ORANJEVORSTEN GEREGEERD? Nu de feesten voor het veertig jarig ju bileum der Koningin pas achter den rug zijn of nog gevierd moeten worden, achten wij het niet ondienstig eens na te gaan, hoe lang elk der Oranjevorsten aan de regee ring zijn geweest. Daar het Oranjehuis reeds bijna vier eeuwen samen met het Nederlandsche volk lief en leed heeft gedragen, is de liefde voor Oranje in het hart van ons volk niet ge plant, maar er in geworteld. Deze wortels zouden nog dieper en dus vaster zitten (al is in de laatste tientallen van jaren hierin wel een verandering ten goede gekomen), zoo het Nederlandsche volk meer wist van de geschiedenis van het Oranjehuis. Een betrekkelijk klein percentage van de vol wassen Nederlanders is in staat om in chro nologische volgorde de namen te noemen van de Oranjevorsten, om van de juiste ja ren hunner regeering niet te spreken. Zoo als voor zooveel zaken, wordt ook voor dit gebrek de remedie gezocht bij de school. Dit is voor een groot deel waar, helaas echter wordt de verkregen kennis niet onderhou den en daaromvergeten. Tot opfrissching van hetgeen de lezers en de lezeressen op de schoolbanken ge leerd mochten hebben en tevens tot verge lijking, laten wij de namen der Oranjevor sten hieronder volgen, echter niet in de goede volgorde, doch naar het aantal hun ner regeeringsjaaren. 1. Stadhouder Willem II van 1647 tot 1650, dus 3 jaar. 2. Stadhouder Willem IV van 1747 tot 1751, dus 4 jaar. 3. Koning Willem II van 1840 tot 1849 dus 9 jaar. 4. Stadhouder Frederik Hendrik van 1625 tot 1647, dus 22 jaar. 5. Stadhouder Willem I van 1559 tot 1584 dus 25 jaar. 6. Koning Willem I van 1813 tot 1840 dus 27 jaar. 7. Stadhouder Willem V van 1751 tot 1795, dus 43 jaar. (waarvan 15 onder re gentschap). 8. Stadhouder Willem III van 1672 tot 1702, dus 30 jaar. 9. Stadhouder Maurits van 1585 tot 1625 dus 40 jaar. 10. Koning Willem III van 1849 tot 1890 dus 41 jaar. In bovenstaande lijst zien wij, dat Koning Willem III, de vader van onze Koningin het langst heeft geregeerd. Hij heeft ook van al de Oranjevorsten den hoogsten leef tijd bereikt, n.l. van 73 jaar. Toen hij in 1889 zijn veertigjarig jubi leum herdacht, was hij reeds ziek en werd op het Loo verpleegd. De dichter Boele van Hensbroek zegt daarvan: „Die oude, grijze koning „hij werd zoo mat, hij werd zoo krank; „aan 't leger lachte het dochterkijn, „en de vrouwe reikte hem medicijn; „veel dagen en maanden lank, „veel dagen en maanden lank." Op den 23 November van het volgende jaar overleed hij. Moge onze geliefde Koningin nog zeer vele jaren tot heil van ons volk regeeren! 'T IS ORANJEBLOED. Bjj het uitbreken van de revolutie in 1795 moest in ons land zooveel mogelijk alles verdwijnen, wat herinnerde aan de vorige regeering, in het bijzonder als dit in ver band stond met het Oranjehuis, dat uitge diend had. Alle regeeringspersonen, zelfs de kerke- raadsleden en de leden van het bestuur van den polder Walcheren moesten een verkla ring afleggen en onderteekenen, waarin o.a. stond, dat zij een onver anderlij ken afkeer hadden van het stadhouderschap. Met dit laatste werd natuurlijk bedoeld het Oranje huis. De meerderheid van de vroedschap van V 1 i s s i n g e n had eenige jaren vóór de omwenteling niet veel liefde voor Oranje gevoeld, in welke antipathie zij nog over troffen werd door de vroedschap vai) Z i e- r i k s e e. De bom sprong echter verkeerd en de oude regenten moesten later hun zetel af staan aan de echte Patriotten, die met Fransche hulp zich van de regeering mees ter maakten. Dat de paam Oranje voor goed van den aardbodem moest verdwijnen, is te begrij pen. Toch was en bleef een groot deel van het gewone volk Oranjegezind. Het durfde zich echter in het publiek hierover niet uiten. Nu was er in 1795, het eerste jaar der zoo hoog geroemde Bataafsche vrijheid, te Vlissingen een zekere H. G o o y e n die zijn kind had laten doopen met de na men Frederika, Sophia, Wilhelmina. De burgerlijke stand bestond toen nog niet, zoodat eerst bij den doop de voornaam werd vastgelegd. Genoemde Gooyen zou zijn dochtertje in het dagelijksch leven met den derden naam Wilhelmina noemen. Nauwe lijks was dit bij de revolutionnaire heeren op het stadhuis bekend, of de vader van de doopeling moest voor hen verschijnen en verklaren, waarom hij zijn kind met de ge noemde voornamen had laten doopen, daar toch niemand uit zijn familie zoo heette. Tegen de namen op zich zelf hadden zij zoo zeer geen bezwaar, doch opmerkelijk was het, dat de vrouw van den pas uitgeweken stadhouder Prins Willem V van Oranje ook dezelfde voornamen had. Zij wisten, dat hun „vriend" Gooyen een echte Oranje man was en dit niet onder stoelen of ban ken stak. Nu hadden zij een goede gelegen heid hem te treffen, Nadat hij bekend had zijn dochtertje genoemd te hebben naar de vrouw van stadhouder Willem V, werd hij Dan se en doe. Kiek is an, Eine die ei m'n pleksje werm 'ehouwe. Mae' ja, noe bin ik er wee', dus ik za' dan noe toch motte verzoeke' ofdat 'n oprieze wilt, enneje weet zeker de pad wè' naer 'uus Eine? Bedankt voe' zö- varre, 'óor! Onder óns gezeid, van mien part was 'n vort, 'ebleve. Wan' a' 'k noe m'n 'arte recht uutspreke' mot: „ik vinde zien vertelsels mooier om lezen as de miene". En 'k bin der glad nie' voor, da' een aar dat ok ziet. Noe ik oal z'n leven nog graag over den ouwen tied 'óore vertelle, 'óor. Bie óns tuus was dat in de winter ok agauw oallen aevendtied, nae den eten: „toe Voader, ver tel je nog is uut je jongen tied?" Dae' was niks dat a me liever 'oorden. Maer om noe, liek as Eine, oltied maer in dien ouwen tied te leven, dat kan 'k toch ok nie prieze'. Kiek is 'ier, me bin in de waereld en me motte der deur. Dat gae somsmets wer is een bitje mee 'orten en stóoten, de waereld is noe êenmael önglieke, mer 'oe a 't is of nie' en is: der deur mö' je. Da' je zó noe en dan is omkiekt, wè', wat zou dae' tegen weze? mae' je mot ok veruut kieke, 'óor, en ok deur de rondte. Je mö' mee je tied mee. Voe zovarre a je geweten dat toelaet, 'oor. Eelegans der mie' meegae', nae-e, dat ku' je as pront en fersoenlik boeremêns nie' doe-e. El-el-el-el! a' je dat 'óort, wat a tegen- wooreg de guus durve zegge'! Ik kwam uut den trein, in noga' een gröote stad, en voor 't station stienge vanselft een ree ke autobussen. Eén ree' der wig, en een misje vóór me riep: „o, daar gaat onze bus al". Een jongen van een jaer of vêertien vuuftiene, die a bie 'eur gezelschap 'oorden zei, en dan most je 'óore, op wat voe' meniere, „dat is immers een andere Klets nou niet. En wat kan 't me dan nóg schelen? Dan ga je maar loopen". De „gróote", die a bie dat troepje waere, keke net zó vriendelik en tevree-e, ofdat er niks 'ezeid wier. Ik docht bie m'n eigen: „de va der zelf verdient de straf, die 't kind geen beter voorbeeld gaf". Kiek is 'ier, ik dat van eesten of an 'ezeid, meschien weet je 't nog ik bin vrêed tegen slaen, je be reikt er, nae' mien gedachten, o zó weineg mee, maer ik zou toch voe' der aregheid wer is wille prombeere, as zó 'n jongen midden in 't volk, zó te werke gaet, om 'n dan, ök te midden in 't volk, een 'klap op z'n onstrant gezicht te geven, kie ke ofdat 'n dat voe' de twidde kaer dan nog is doe-e zou. Foei! 't mag gin dag zie? Mer alia, dat is dan noe nog mae' guze praat, mae', dan mö' je dat anzie-e in een wezelukke groote stad, 'oe a die mèn sen dae' bevoobeld d'r Zitterdagaevend deurbrienge. De guus 'ier zegge dikkels: ,,'t is bie de knor-'aenen of", maer ik vin- de' een knor-'aene een fesoenlikken 'êer, dae' bie vergeleke'. Noe zu' je meschien zegge': „in wa'-voe' buurten bin jie dan te- rechten 'ekomme'?" Mae' noe je verkeer de gedachten 'óor, 't was een êeste klas zaak, een komme koffie kostten der twi kwartjes, dan ku' je de rest wè' uutrekene. Je 'oefden trouwens die lui mae' te bekie- ken, die a ter zatte, om te weten, dat die voerêest gin kouwe Ja, bie meniere van spreken dan dat die dames gin térige op d'r lief 'aele', dat snap je tóch nie'. Mae' die klaeren, da' 's 't ergste nog nie' óor, en die verve en die sigarette net zó min. Mae', die meniere van kieken, as ze prate mie' een 'êer, en dan, 'oe a die terug kieke. Mêer as êens lag 't op m'n tonge om te zeggen: „misje, ei jie gin schaemte?" En dat dansen. Foei! En een leven van die muziek. Nog aens: foei! Neê-e, 'onderd- mael beter ku' je danse' net as óns vroe ger, op de vioole van Pier Menêere. De sna ren waere wè' an mekare vast-'eknóopt, a' ze soms is spronge, en a ze zó 'ard stamp ten mie' d'r 'oefiesders onder d'r schoenen da' je de wieze nie' mid 'óore kust, dan most 'n meezienge om d'r boven uut te kommen, van: Toen ik nog in de wiege lag, van [één, twee, drie, Toen ik nog een klein kindje was, [één, twee, drie, En moeder gee' de pot is an, En ja, je weet er alles van, van één, [twee, drie. Dat was de stampschots, bie één, twee, drie, stampten me, bie iedere tel op de vloer, dat de erreberrege der van dreun den. De woorden, daer 'k nóóit op-'elet. Noe zie 'k dae', da' je ze een bitje vies zou kunne noeme, mer afijn, dat is dan in ieder geval gezonde viezegheid. Ons 'ieuwe mekare vast bie de schoeren en vadder bleve me een góed ènde van me kare vandaen. Ik zegge: 'onderdmael beter ku' je dan se' liek as ons. En nog véé en véé beter k' je doe-e liek as Eine; gae' 's aevens an de zeediek zitte en kieke over 't waeter Freek Hóógstee. veroordeeld om gegeeseld te worden. Toen de geeseling op den blooten rug was geschied en door de slagen, die vrij hard waren toegekomen, bloed te zien was, riep hij: 't Is Oranjebloed. Wat een brutaliteit! Op last der overheid werd hij ten tweeden male gegeeseld en uit de stad gebannen. Zoo 'n verstokten Oranjeklant wilde men niet meer binnen de stadsmuren hebben. Te Vlissingen woont nog een familie Gooyen. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Tante ziet de wereld. Je weet soms niet of je er goed aan doet, als je den menschen aanraadt, eens een flinke buitenlandsche reis te maken om hun gezichtsveld te verbreeden. Wij hadden bijvoorbeeld tante Suzanne willen opvoeden en een vacantiereis naar Frankrijk voor haar in elkaar gezet. Haar odyssee spoedt ten einde en gisteren mocht ik den volgenden brief van haar ontvan gen: Beste neef, Nu onze reis al een heel stuk opschiet, herinner ik mij opeens dat ik je nog niet bedankt heb voor de gedane moeite en wil ik je wel bedanken. Het was een zeer in teressante reis, zekerlijk vol vreemde er varingen en ook wel ontberingen doch be grijp ik zeer goed men die voor een mooien tocht moet overhebben. De moeilijkheden begonnen aan de Fransche grens waar de douane zeer onaangenaam was en werden er direct allerlei opmerkingen gemaakt over diverse levensmiddelen die wij hadden meegenomen omdat een mensch toch aan zijn Hollandsche keuken gewend is, maar werden zij bepaald onhebbelijk toen zij on der in de koffer de honderd sigaren vonden die ik voor Neef Joost had meegebracht. Die Franschen zeiden notabene dat ik wou smokkelen, alsof ik zelf sigaren rook en is het toch wel een verschil of men iets mede- neemt ten eigen behoeve of als geschenk. Hetgeen hun door den reisgeleider liet uit eenzetten maar hebben deze menschen zoo weinig opvoeding genoten dat het niet aan hun verstand te brengen en moesten maar even het dubbele invoerrecht betalen, waar voor Neef Joost mij toch wel even had kunnen waarschuwen, want het lag toch voor de hand dat ik niet met ledige han den zou komen! Wil in ieder geval in je courant scherp protesteeren tegen de on wettige houding van de Fransche grens- autoriteiten, het is waarlijk meer dan bar. Ik kan mij niet voorstellen dat Nederland sche grensdouanen eveneens invoerrechten van vreemdelingen zouden eischen zoo het slechts cadeaux betreft. Dat het hier van vreemdelingen wemelt behoef ik je wel niet te zeggen. Zij kunnen er zekerlijk niets aan doen, dat ze niet als Nederlanders geboren werden, maar wat men hun diende af te leeren, is zoo luidruchtig en zelfs met de handen te spre ken. En zoo rad dat men hen niet volgen kan. Wel prijst men zich gelukkig als men dan behoort tot een volk dat er zelfbeheer- sching, beschaving en een gelijkmatig tem perament op nahoudt. De eerste dag in Parijs was een draven en jachten om onze hotels te vinden. Maar tenslotte kwamen wij dan toch waar wij wezen moesten en rook het er naar knof look, wat mij zeer tegenstond. Ik vroeg den portier in duidelijk Nederlandsch, of daar in geen verandering .was te brengen, want ik vind dat men in dezen benarden tijd zijn taal en landsgewoonten niet ontrouw moet worden, maar deze brutale kerel haalde steeds zijn schouders op en zeide voortdu rend Je regret madame. Ze houden zich naar mijn meening van den domme en ver zoek ik je vriendelijk ook daarop in je or gaan de aandacht van de autoriteiten te vestigen. Een mooie stad heb ik Parijs niet kunnen vinden wel zeer interessant om de vele Franschen en andere buitenlanders die men ziet doch ver van zindelijk. De meeste hui zen zouden met een degelijke Hollandsche schoonmaak zeer gediend zijn en heb ik dit ook den directeur van ons hotel pogen duidelijk te maken zoomede een politie agent doch gezien het zeer gebrekkige taal onderwijs begrepen zij niet waar ik heen- wilde. Wij lachten er veel om. Wij d.i. me vrouw Van Diggelen en ik, werden goede vrienden en vergeleken steeds de rekenin gen, jammer dat men hier in franks rekent wat de aantrekkelijkheid van het reizen niet bevordert en veel hoofdbrekens kost. Ook over het drukke verkeer zou veel aan te merken zijn, ik heb den indruk dat er zeker tweemaal teveel auto's zijn voor een stad die toch vreemdelingen moet trekken. Ook zijn wij een avond naar een cabaret ge weest, maar zeer weinig verstaan; wij wer den door den conférencier speciaal toege sproken bij onze binnenkomst, zeer attent maar wel vreemd en ik zou er wat voor overgehad hebben te weten wat hij zeide. Het publiek lachte hartelijk om den man en wij lachten toen maar mede. Veel moeite hadden wij om een Hol- landseh restaurant te vinden, maar Neef Joost heeft ons een adres verschaft waar wij iederen avond onzen biefstuk nuttigden en ons als thuis voelden. Ook zijn wij nog een film met Harry Baur gaan zien die we in Middelburg al hadden bekeken, om het verschil eens te zien, maar nee hoor, pre cies hetzelfde, in dat opzicht kunnen ze ons landje niet slaan! En nu, adieu en au revoir. Ton tante Suzanne. E. RASMUS. WETENSWAARDIGHEDEN. In de plaats Sörnowitz, dicht bij de be kende stad vóór Saksisch porcelein Meissen in Duitschland, is één van de grootste fa brieken voor electrische apparaten. Alleen in Duitschland wordt al in meer dan 600.000 huishoudens electrisch gekookt. Op één dag kunnen in deze fabriek 300 electrische ka chels gemaakt worden. Om de 11/3 minuut is een nieuwe kachel klaar. Maar wat nog veel ongeloofeljjker is: in 7% seconde kan een strijkijzer klaar zijn! Op deze manier worden elke dag 3000 strijkijzers gemaakt! Onderstaande partij werd gespeeld in de bondswedstrijden welke dit jaar zijn gehou den te Groningen. Wit: J. SCHELTENS, Middelburg. Zwart: J. GRUPPELAAR, Rotterdam. Colle opening. 1. d2d4 Pg8—f6 2. Pgl—f3 e7—e6 3. e2e3 d7—d5 4. Pbl—d2 Pb8—d7 5. c2c3 Lf8d6 6. Lfl—d3 c7—c5 Beter is 6e6e5. Na 7. d4xe5 krijgt Zwart uitstekend spel. 7. e3e4 d5xe4 8. Pd2xe4 Pf6xe4 9. Ld3xe4 Pd7—f6 10. Le4—c2 c5xd4 11. Ddl x d4 0—0 12. 0—0 Ld6—e7 13. Dd4—h4 g7—g6 14. Tfl—dl Dd8—a5? Wit heeft uitstekend geprofiteerd van een zwakke voortzetting van zijn tegenpar tij. Ook 14Dd8c7 verliest. B.v. 14Dc7 15. Lg5, Pf6d5; 16. Tdlxdö, e6xd5 enz. 15. Lel—g5 Kg8g7 16. Lg5—h6t Kg7—g8 17. Lh6xf8 Kg8xf8 18 Dh4—h6t Kf8—g8 19. Lc2—b3 Pf6g4 20. Dh6—f4 Da5—f5 21. Df4c7 Wit had nu de dames moeten ruilen 2 1Le7—f6 22. Tdl—fl Waarom niet 22. Tdld2, ten einde door de verdubbeling der torens een druk te kunnen uitoefenen op de d-lijn. 2 2b7B6 23. h2—h3 Pg4—e5 24. Pf3 x e5 Df5xe5 Met de 24ste zet beoogde wit een afruil te krijgen en Zwart is daar inderdaad op ingegaan. Maar na 24Lf6xe5 had de strijd wel eens ten gunste van Zwart kunnen uitloopen. De witte dame heeft slechts een beperkt aantal velden waarvan het veld c4 het beste is. Daarop echter wordt Zwart in de gele genheid gesteld zijn dame vleugel te ont wikkelen door Lb7 en daardoor krijgt hij een sterke aanval. 25. Dc7xe5 Lf6xe5 26. Tal—dl LcS—a6 27. Tfl—el Le5—f6 28. Tdl—d7 La6—b5 29. Td7d6 Kg8—g7 30. a2—a4 Lf6—e7 31. Td6—dl Lb5—c6 32. Tel—e2 Een aardige voortzetting was 32. Lb3xe6 Na 32Lc6xa4 volgt 33. Le6d5, Ta8e8; 34. Tdld4 La4b5 en daarna 35. Td4e4 en Zwart moet alle zeilen bij zetten om het verlies van een looper te voorkomen. 32Ta8c8 33. Tdl—el Tc8—d8 34. Lb3xe6 Dat looper offer brengt één pion op 34f7 xe6 Na 34Lc6 x a4 volgt 35. Le6 x f7 enz. 35. Te2xe6 Le7—d6 36. Tel—dl Ld6—h2t 37. Kgl x h2 Td8 x dl 38. Te6xc6 Tdl—d2 39. b2—b4 Td2—d7 40. g2—g3 Kg7—f7 41. g3g4 Td7e7 43 h3h4 en Zwart geeft op. 36e week 1888. Door de regeering wordt bij de Ned. Spoorwegbesturen op de spoedige invoering van een beperkten Zondagsdienst op de Spoorwegen aangedrongen. Tot predikant te Kats is beroepen de heer L. C. Terneden, predikant te Maas dam. De heer J. A. Bolle is benoemd tot burgemeester van Zonnemere. Ook te Vlissingen zal het Leger des Heils zijne tenten opslaan. Het locaal Ti- voli, in de Gravenstraat, daar wel bekend en vroeger voor balzaal enz. in gebruik ge weest, zal zijne deuren voor het leger ope nen. De oefeningen zullen weldra een aan vang nemen. Maandag had de officieele opening plaats van de stoomtramlijn Antwepren Bergen op ZoomTolen. Niet op de hoogte. Professorsvrouw (tot haar echtgenoot, die aan het pakken van zijn valeis bezig is) Wat maak jij toch voor toebereidselen, Ka- rel? Professor: Lees je dan geen krant vrouw? Ik ga morgen een studiereis naar China maken! Onverstand. Ik heb je nu zeker al tienmaal geroe pen, Karei, en je luistert niet. Wat moet er van je worden? bromde de moeder. Kellner, antwoordde de jongen vlot. Op de hoogte. Tuinman: Zie eens, mevrouw, dat is nu een tabaksplant in vollen bloei. Mevrouw: Hé, tuinman, wat aardig! En hoe lang duurt het nou eer de sigaren rijp zijn?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 7