ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
I
Lof der Zotheid
\AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPAMT
Vpt, wetenswaardigheden.
ZEEUWSCHE KRONIEK,
De
IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK.
DAMMEN EN SCHAKEN.
Op een Daktuin.
In het Boek Daniel, dat voorkomt in het
Oude Testament, wordt ons een interessan
te episode vermeld uit het leven van den
machtigen koning van Babel Nebucadne-
zar, zoo bekend in de geschiedenis, omdat
hp Jeruzalem in het laatst der zesde eeuw
voor Christus heeft ingenomen en ver
woest. Hij zond een groot deel en niet
het minst beteekenende des Jood-
schen volks in ballingschap. Van dien tijd
af dateert hun verstrooiing over de aarde,
welke verstrooiing nog haar einde niet ge
vonden heeft, integendeel in onze dagen
weer zeer sterk is.
De schrijver vertelt dan, dat koning Ne-
bucadnezar op een kwaden dag wandelde
op het dak van zijn paleis en de stad Ba-
bel aanzag. Daar strekte de gansche stad
met haar vele en groote gebouwen," met
haar huizen, haar pleinen en straten zich
uit.
Onder de regeering van Nebucadnezar
was die stad vergroot, vernieuwd, zoodat
als het ware een hieuw Babel verrezen was.
Nebucadnezar zag dat alles. Zijn hart
zwol van trots en hij riep uit: „Is dit niet
het groote Babel, dat ik gebouwd heb?"
Hoogmoed komt voor den val zegt een
oud spreekwoord. De hoogmoedige koning,
die zich op den daktuin van zijn paleis, ver
lustigde in eigen grootheid, werd, gelijk het
verhaal verder zegt, zwaar voor dien hoog
moed gestraft.
Nebucadnezar, wandelende in zijn dak
tuin en beneden zich het groote Babel aan
schouwende, had nog een andere en betere
gedachte kunnen hebben. Een gedachte, die
hem nederig zou gemaakt hebben.
Wanneer hij gezien had niet naar de ge
bouwen, maar naar de menschen, tot welk
een andere conclusie was hij gekomen!
Want hij zou de menschen op de pleinen
en in de straten gezien hebben als kleine
poppetjes; hun gewemel als dat van de
mieren bij hun mierenterperg druk,
ieder met eigen werk, dat weer een onder
deel was van het ingewikkelde groote men-
schenleven en hij zou hebben kunnen den
ken, dat is de mensch en wat ben ik, ge
meten met de maat van het groote geheel
en van den grooten tyd? Niets! Wij lijken
wel heel groot en heel veel gemeten naar
ons zelf. Wie deugdelijker maatstaf aan
legt, die weet: wij zijn stof; klein; loopen
korten tijd mee in de renbaan van het aard-
sche. Dan is het uit!
Het komt er altijd maar op aan, dat men
niet alleen gebeurtenissen en dingen, maar
ook zichzelf ziet in de rechte verhouding.
Omdat Nebucadnezar dat vergat werd hij
een hoogmoedige dwaas.
Architecten van groote gebouwen heb
ben ons in den laatsten tijd weder geschon
ken wat de oudheid reeds bezeten heeft:
dakhuizen. Het platte dak wordt restau
ratie. Onder het genot van een kopje kof
fie kan men zijn oog laten gaan over de
groote stad. Men ziet wat Nebucadnezar in
zijn dagen reeds gezien heeft: het groote
stadsbeeld. De kolossale gebouwen, maar
ook de kleine huizen, de pleinen en de par
ken en de straten ende menschen. Wij
zijn geneigd onder den indruk van dat alles
te komen. Wat een stad; wat een gebou
wen en de heimelijke achtergrond van die
gedachte is: dat bouwen menschen. Wat
zijn die stedenbouwkundigen knap; wat
kunnen de menschen toch veeleen va
riatie, ieder op zijn wijze, van het: Zie hier,
het groote Babel, dat i k gebouwd heb
Maar wie over den rand van den dak
tuin naar beneden ziet, die aanschouwt de
wiemelende hoop der menschen. Wat zijn
ze klein. Daar beneden hebben zij hun le
ven. Hun strijd met elkander; hun strijd
met zichzelf en met hun levenslot. Zij slo
ven en zjj draven en zij plukharen. Zij jui
chen, zoodat hun stem ten hemel klinkt of
verzinken in een bodemloos pessimisme. En
van bovenaf, van den daktuin, merkt men
niets van dat alles. Men ziet alleen de heele
kleine menschen met hun vele gebeweeg.
En of daar beneden nu iemand onder een
auto verpletterd wordt of dolblij met een
behaald succes naar huis snelt, men merkt
daarboven er niets van. Men is er feitelijk
alleen met het eigen wereldje, waarin men
opgaat. En wat beteekent dat wereldje als
men met de lift enkele tientallen meters
naar beneden gezakt is? Dan verdwijnt het
in het volle menschengewemel.
Dat leere een mensch bescheidenheid. Ge
lijkvloers lijkt het heel veel- Van bovenaf
gezien is het maar heel klein.
Daar beneden stroomt het vergankelijke
leven voort naar de vergetelheid, gelijk een
mensch daar verloren gaat onder de velen.
Het komt er dus maar op aan, hoe hoog
het standpunt is, waarop men gaat staan.
Wie wijs is, die kiest een hoog stand
punt. Zoo hoog, dat hij menschen en dingen
en zichzelf in de juiste proportie kan "zien.
Dit zal hem leeren heel bescheiden te we
zen. Een bescheidenheid, die niet anders
dan tot zegen kan wezen.
J. Nagel.
dekt dltrahn^man' dr" Peinard- heeft ont-
toon' blaffen,
mor „t kouder
honden van hetzelfde ras in i a
Noorden lager blaffen, dan in het ZuidÏÏÜ
In het plaatsje Elham in Engeland heeft
men er tegen geprotesteerd, dat de wegwij
zer niet vast aan de grond staat. De wind
draait hem in de rondte en daardoor ver
gissen de touristen zich telkens in de rich
ting!
ZEEUWSCHE SCHRIJFKUNSTENAARS.
De schrijfkunst, rijk van zwier
Geeft spraak aan 't stom papier.
De drie woorden, rijk van zwier, zeggen
ons dadeljjk, dat bovenstaand motto be
trekking heeft op vroegere tijden, toen de
letters geschreven werden met allerlei
krullen, die aan het schrift zeker wel eeni-
ge bekoorlijkheid gaven.
In onzen tijd streeft men op de lagere
school, waar de edele schrijfkunst aange
leerd moet worden, naar eenvoud; want dit
moet het kenmerk zijn van het ware, al is
het, dat die eenvoud soms wel wat ver door
gedreven wordt.
Tal van schrijfmethoden zijn er in de
laatste tientallen van jaren in de schoolwe
reld verschenen om de leerlingen, later
volwassenen, een goede „hand van schrij
ven" te geven. Helaas blijkt er later van
dat methodisch geleerde schrijven weinig
te zijn overgebleven. Als zij dan maar dui
delijk, regelmatig schrift leveren! Maar
hoeveel personen, zelfs onder de ontwik
keldste, of beter gezegd, juist onder de ont
wikkeldste, zijn er niet, wier schrift bijna
onleesbaar is. Een uitkomst voor hen, be
ter nog voor de lezers, dat de schrijfmachi
ne in de plaats van de pen is gekomen.
Daar wij kroniek schrijven, moeten wij
het hebben over vroegere dagen, toen de
pen, en nog wel de zelf gesneden schacht
van de ganzenveer, gehanteerd werd om
Cadmus' zwarte dochtertjes prachtig en re
gelmatig op het blanke papier te zetten.
Dat men de schrijfkunstenaars onder de
onderwijzers moest zoeken, is een weinig te
begrijpen, daar bij hun sollicitatie niet naar
hun kennis of bekwaamheid in het onder
wijzen werd gevraagd, maar of zij ook
prachtig konden schrijven. Omdat een
schoolmeester ook voorzanger en voorlezer
in de kerk was en in het college, dat hem
benoemde, de geheele kerkeraad zitting
had, werd eerst gelet of de sollicitant een
flinke stem had om te zingen en voor de
lezen. Voldeden deze proeven van bekwaam
heid, dan moest hij nog zijn bedrevenheid
toonen in het schrijven. Daartoe had hij
zijn schriften meegebracht om zijn schrijf
kunst te toonen. De kerk toch kon ook pro-
fiteeren van zijn schrijftalenten, daar hem
ook opgedragen werd het schrijven der di
aconierekeningen. In de school diende zijn
schrift een voorbeeld te zijn voor de leer
lingen. Niet ten onrechte sprak en spreekt
men nog van „meesterlijk" geschreven.
Wij willen aan de bekwaamheid in het
schrijven van schoolmeesters buiten Zee
land in vroegere jaren niets te kort doen,
maar toch is het opmerkelijk, dat er in ons
gewest echte schrijfkunstenaars hebben ge
woond. In vele families worden nog schrif
ten bewaard van een of meer voorvaderen,
die. onderwijzer waren en in de schrijfkunst
uitblonken. Wij zouden een lange lijst van
Zeeuwen kunnen opmaken, die in het schrij
ven bijzonder bekwaam waren. Wij zullen
volstaan met de meest bekende.
Om met de oudsten te beginnen, noe
men wij uit de eerste helft der 17de eeuw
Samuel de Swaef te Middel
burg. Hij gaf zijn kunstschriften in
plaatdruk uit. Zijn tijdgenoot en even be
kwaam schrijfkunstenaar was Abraham
van Overbecke, eerst schoolmees
ter te Domburg, later te Middelburg.
Van Adriaan de Vin, school
meester te Sint-Laurens lezen
wij, dat hij niet alleen bekwaam was, „om
de jonge jeugd met behulp van plak, roede
en dergelijke instrumenten van torture
(pijniging) de eerste beginselen van wijs
heid in te planten", maar, dat hij ook was
een phenix in de penne const, met zwierige
ciertrekken kunstig getrokken".
Opdat de prachtig geschreven letters van
verre zouden tegenblinken, waren ze vaak
met goud-, zilver- of glaspoeder bestrooid.
Adr. de Vin overleed in 1743.
Een andere niet minder bekwame schrijf
kunstenaar moet geweest zijn Petrus
N y t t h u s, in 1758 te Kerkwerve
geboren. Hjj was eerst schoolmeester te
Burgh. Toen hij in 1783, dus op 25-jarigen
leeftijd naar den post van onderwijzer te
Oostburg solliciteerde, trok zijn inge
leverd pennewerk bijzonder de aandacht.
Om ook zijn schrijfkunst met krijt te too
nen, schreef hjj in tegenwoordigheid van
het stadsbestuur met beide handen tegelijk
een paar woorden op een bord zóó keurig,
dat tot aandenken het geschrevene met wit
te verf werd- overgehaald. Meer dan een
halve eeuw werd deze proeve van be
kwaamheid op het stadhuis bewaard.
Op 4 Maart 1783 werd Petrus Nytthus
benoemd tot schoolmeester, voorzanger en
koster te Oostburg. Hij verlangde na eenige
jaren weer terug naar zijn geboortegrond,
't land van Schouwen, en vertrok in 1790
naar Noordgouw e, waar hij het
volgende jaar overleed.
Het is opmerkelijk, dat in de vorige eeuw
er een tijd was, dat de Zeeuwsche onder
wijzers zich in het schrijven boven hun col
lega's uit de andere provincies onderscheid
den.
Toen de Maatschappij tot Nut van 't Al
gemeen van 1832 tot 1844 om de drie jaar
een wedstrijd uitschreef, werden er elf
inzendingen bekroond en hiervan vielen ze
ven prijzen aan Zeeuwen ten deel. Een der
eerste prijswinners was H. M. K e s t e -
1 o o te Domburg. Na 38 jaar aldaar on
derwijzer te zijn geweest, werd hjj in 1843
opgevolgd door zijn zoon G. A. K e s t e-
1 o o. Deze deed voor zijn vader in het
schoonschrijven niet onder. Ook zijn werk
werd eenige malen door het Nut van 't
Algemeen bekroond. Drie tientallen van
schrijfvoorbeelden van hem werden bij Van
Benthem Jutting te Middelburg uitgege
ven. Toen hij den 19den Augustus 1847 bij
het baden op 35-jarigen leeftijd was ver
dronken, heeft zijn vader nog 6 jaar de be
trekking van onderwijzer vervuld.
L. Hoogerheide, hulponderwijzer
in zijn geboorteplaats Nieuw - e n
Sint-Joosland, behaalde ook een
De eeuw van het dier.
In een sentimenteele bui vond iemand
„de eeuw van het kind" uit. „Het kind" liet
zich de onderscheiding met welgevallen
aanleunen, in zoo vollen omvang zelfs, dat
het noodig werd, het op eenigszins gefor
ceerde wijze eraan te herinneren, dat ook
moeders recht op attentie hebben. Zoo ont
stond tegenover de „eeuw" van het kind de
sobere Moeder„dag", hetgeen de verdeeling
der eerbewijzen niet slecht weergeeft.
Men zou een eeuw in de geschiedenis
vooruit willen kijken om te zien, 'of het met
de dieren denzelfden kant uitgaat, het is
niet te betwijfelen, dat de dieren tegen
woordig niet het onsympathiekste deel van
de schepping uitmaken, evenmin als men
kan zeggen, dat zij altijd de eer
hebben gekregen die hun toekwam.
Maar het wordt beter. De ver-i
eenigingen van dierenbescherming doen
nuttig en hoognoodig werk. En gelukkig
zijn er menschen met phantasie, die begrij
pen dat de dieren er recht op hebben en er
waarschijnlijk ook naar verlangen, een
beetje deel te nemen aan het menschelijk
society-leven. Zoo kon men sedert lang le
zen van hondjes wier nageltjes gelakt en
die gepermanent en geparfumeerd worden,
zoodat ze niet al te slecht bij hun gecivili
seerde omgeving afsteken, ja zelfs kan men
in Engeland zijn viervoetige lievelingen
iederen dag opnieuw verven in de kleur
van zijn avondjurk, zoodat hun aesthetische
smaak gestreeld wordt, en zij zich niet voor
de disharmonie van hun uiterlijk behoeven
te geneeren.
Sovjet-Rusland spant echter de kroon.
Daar is een koe niet minder dan een
mensch en krijgen koeien die hun kiezen
verliezen een valsch gebit, hetgeen nog een
bevoorrechting van het dier inhoudt, daar
w ij er geducht in den zak moeten tasten
en koeien hoogstens in natura moeten be
talen. Van het district Worosjilowgrad,
waar een vernuftige tandarts den veesta
pel die door een onbekende kwaal zijn
masticators had verloren van een com
pleet gebit voorzag, begint de victorie. De
tandarts, die op zoo onverwachte wijze zijn
clientèle ziet uitbreiden, zal het er zeker
niet bij laten. En heeft de dierenwereld,
waaraan wij in tal van opzichten zooveel te
danken hebben, er geen recht op, mee te
genieten van de overwinningen der men-
schelijke wetenschap, om nog te zwijgen
van de vondsten der aesthetische chirurgie?
Heeft men zich weieens bekommerd om de
óógen der koeien? Koeien zullen toch ook
wel eens bijziende worden en koeien loopen
ook niet graag in zeven slooten tegelijk.
Kunt gij u uw eersten hoornen bril herin
neren? Of sterker: die van uw vader? En
gelooft u werkelijk, dat een hoornen bril
een bijziende koe vreemder zou staan dan
hem? Het oog went aan alles, zoowel het
uwe als dat van de koe en ik durf be
weren, dat een paard met een monocle een
aesthetische verrijking van het landschaps-
schoon zou beteekenen.
Het initiatief van den Russischen tand
arts opent dan ook ongekende perspectie
ven.
De vos, die niet zijn streken verliest maar
wel zijn haren, verdient even goed een
pruikje als mijn nicht Henriët, bij wie het
zelfde het geval is. De wangen van den
buldog hangen wanstaltig breed en slap
neer en het is een onrecht, hem niet mee
te laten profiteeren van de aesthetische
chirurgie, die met verbijsterend succes op
mijn tante Charlotte is toegepast. De Pa-
rijsche chirurgen hebben zich op dat ge
bied een wereldnaam veroverd. Trouwens,
wat kunnen zij niet? Zij werken magere
halzen weg, evengoed als al te lange neu
zen en wie zijn giraffe of olifant dus lief
heeft, zende ze naar Parijs ter schoonheids
behandeling.
En boschapen met hun zware borstelige
wenkbrauwen is het niet onwaardig, de
ze verre neven voor schandaal te laten loo
pen, terwijl wij het in ons vermogen hebben
hen te laten epileeren? Het mijlpaard die
met zijn omvang zoo hopeloos uit den
tijd is, is er dan niemand die zich zijn lot
aantrekt en probeert hem van zijn zielige
figuur af te helpen, met een rauwkost-diëet,
een Hollywoodkuur, een Mensendieckcur-
sus of desnoods de vermageringspillen van
de Weduwe Gonzalves te Neuilly-sur-Sei-
ne? Kan de zebra erop gesteld zijn, ten
eeuwigen dage tot de streepjesmode ver
oordeeld te blijven, terwijl sedertdien rui
ten, moezen, bloemen, Chineesche motiefjes,
ja wat niet al de moderevue gepasseerd
zijn?
Kortom, de beurt is aan de dieren om te
worden geëmancipeerd. En men zij ver
standig en doe het vlug, voordat ze met
congressen beginnen. E. RASMUS.
prijs van genoemde Maatschappij.
Op de algemeene vergadering der
districtvereeniging van onderwijzers, ge
houden op 11 Juli 1857 verwierf A. V i s -
ser te Gapinge den eereprijs.
De afdeeling Zeeland van het Nederlandsch
Onderwijzersgenootschap heeft ook een
tijdlang de beste schoonschriften, door hulp
onderwijzers ingezonden, bekroond. Wij zul
len al de namen van deze prijswinners niet
vermelden, daar de lijst vrij lang zou wor
den. Alleen willen wij nog noemen als ver
dienstelijke schoonschrijvers uit het midden
der vorige eeuw: T. van den Heu
vel te Zieriksee, L. Coomans
te Kolijnsplaat, A. Timmer
man te Aardenburg, S. de
Ridder te Sint-Kruis enP.
Fret eerst te R i t t e m, daarna te
Vlissingen.
r. B. J. d. M.
Deze week was er een van vreugde
voor de lage landen. Feestklanken ruischen
alom. Het hoofdmotief, dat al het andere
verdringt, is het: „Oranje boven". In den
ganschen vaderlandschen hof zijn thans al
le hoofden en harten vervuld van het re-
geeringsjubileum der landsvrouwe en van
de vele, vele gebeurtenissen, die de viering
van dit gedenkwaardige feit heeft ontke
tend. Het huis van moeder Holland is van
boven tot beneden met oranje getooid; uit
alle ramen steekt de driekleur; haar gezin
zit mef blijde oogen rond den overladen
feestdisch, die zij ter eere van koningin
Wilhelmina's jubileum heeft aange
richt
Het is feest in Den Haag. In Am
sterdam. In Rotterdam. Maar ook bij ons.
En evenzoo in alle plaatsen, ook de klein
ste, die op de landkaart maar een naam
hebben gekregen. En in de Oost en de
West, bij de verre familieleden van de be
woners der lage landen, is men niet achter
gebleven.
Overal ter wereld, waar Nederlandsch
gesproken wordt, en waar men Neder
landsch verstaat, rijen de onderdanen der
vorstelijke vrouwe zich om den Oranje
boom om elk naar eigen aard hun dank te
betuigen voor de weldaden, die Haar wijs
beleid hun deelachtig deed worden. In de
groote steden dankt men grootsch met
vlammende gevels en meF een weelde van
kleuren. In de vele stille, verdroomde stad
jes, die ons land rijk is, voeren het groen
der eere-poorten en het oude, bekende dun
doek den boventoon. In de dorpen en ge
huchten worden de hulde en vreugde wel
beleden in vrij schamele attributen. Doch in
alle plaatsen, groot en klein, hebben de
menschen den eerbied gemeen. Eerbied
voor de statige, vrome vorstin, die zich
door voorspoed noch door tegenslag liet
voeren van den moeilijken weg, Haar door
afstamming aangewezen
zetelden op de hooge tronen der verbeel
ding. De diepe klove, die deze tronen
scheidde van de groote massa maakte het
veelal niet moeilijk groot te schijnen in de
oogen der gewone stervelingen, die immers
een verrekijker noodig hadden om iets van
de eenzame figuur te kunnen ontwaren. De
vorstelijke jubilaresse der lage landen is
echter groot gebleven, ja zelfs nog grooter
geworden, toen de technische middelen,
waarover deze eeuw beschikt, Haar troon
als 't ware in een glazen paleis plaatsten.
Toen Zij Haar stem kon brengen in alle
woningen, waar men aanvankelijk tot groo
te verwondering constateerde, hoe men
schelijk een vorstelijke stem toch klonk
gesproken toen het koninklijk hart vol
rouw was. En ze kwam ook tot ons toen er
vreugde heerschde over het groote geluk,
Haar eenig kind ten deel gevallen. En tel
kens werden we opnieuw getroffen door de
nabijheid van de vorstelijke spreekster;
door het feit, dat dezelfde invloeden, die
den gewonen sterveling ontroeren, ontroe
ring vermochten te wekken in Haar, die we
vroeger, door de hoogte waarop wij Haar
dachten, daarvoor onbereikbaar achtten.
De stem, die trilde en die later juichtte, die
den mensch ontdekken deed, heeft de be
volking der lage landen zich nog dichter
rond de vorstin doen scharen. Door de
stem is de waarlijke beeltenis van de ko
ninklijke persoonlijkheid nog dieper geëtst
in ontelbare vaderlandsche harten
veel gebeuren. In de 40-jarige regeeringspe-
riode van de landsvrouwe i s veel gebeurd.
Zooveel, dat we op deze plaats zelfs niet
aan het begin van een opsomming kunnen
denken. Maar gezegd dient te worden, dat
de Koningin altijd het devies, dat Oranje
nooit genoeg voor Nederland kan doen,
zuiver heeft bewaard. Voor een niet ge
ring gedeelte dankt vermoedelijk het land
het daaraan, dat het gedurende dien tijd
steeds aan een veilig beschut eiland kon
doen denken. Hoe hoog de golven er om
heen zich ook opstapelden
Het is zeer verleidelijk hier lan
ger te toeven bij de groote koninklijke fi
guur, wier jubileum den geheelen hof van
Holland in een kleurigen feesttuin heeft
herschapen, doch we dienen ook even te
toeven bij de zwakkere klanken, die we in
het kielzog naast den massalen juichkreet
onderscheiden.
Hoort U dat tevreden murmelen van tien
tallen heertjes op gevorderden leeftijd, die
ditmaal op 31 Augustus op een zoo gunstige
plaats in den regen stonden, dat hun linker
knoopsgaten gevuld werden? En is U niet
verrukt van het meiske Batten met den
mannelijken voornaam en met de manne
lijke bravour? Of liever van haar snoezig
Nederlandsch, waarmede zij de meneeren
van de krant, onmiddellijk na haar landing
op Ypenburg het koele journalistieke hoofd
op hol wist te brengen
Wat zegt U bovendien van Sjefke
uit Roosendaal, die voor de tweede maal
door zjjn stadgenooten onder aanvoering
van den burgervader gefêteerd is? En van
dien snellen Arie, die eindelijk den Belg
Scherens van zijn met pedalen getooiden
troon wist te trappen? Of van dien vreed-
zamen ernstigen leeuw, die in Sittard ter
kerke ging, en die Sittardsch vleesch niet
bleek te waardeeren?
Er is nog wel een en ander te beluisteren.
Maar weet, dat koning Alfons zijn koffers
voor de reis naar Spanje nog niet heeft ge
pakt. Ondanks Franco-vervoer. En dat me
neer Simon van de Engelsche schatkist het
donkere wolkendek, dat zich boven Europa
samen heeft gepakt, nog niet uiteen heeft
kunnen praten.
ZoodatKwartiermeester.
REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN,
Zaamslag.
Wedstrijdprobleem no. 16.
Auteur: N. N.
46 47
Stand in cijfers:
Zwart 11 schijven op 1, 5, 7, 9, 12, 13, 16,
19, 22, 23 en 36.
Wit 11 schijven op 20, 21, 24, 30, 33, 34,
38, 39, 41, 47 en 48.
Wit speelt en wint.
Oplossingen vóór 17 Sept. a.s. aan de Re
dactie der Middelb. Crt. onder motto Dam-
rubriek.
o
Uit onzen lezerskring.
Van den heer A. J. van Hee te Kortgene
ontvingen we eenigen tijd geleden een aar
dig probleem, dat we ter aanmoediging
gaarne een plaatsje gunnen. De stand luidt:
1 2 3 4 5
48 49 50
De heer Van Hee laat wit als volgt win
nen:
29—24 (20x29), 25—20 (14x34 meersl.),
44—39 (34x43), 38x49 (27x38), 49—43
(38x49 dam), 50—44 (49 x 40) en 45x1.
Een aardige constructie met een zeer
voor de hand liggende ontleding. Niettemin
vonden wij het belangrijk genoeg om het
op deze wijze onder de aandacht onzer le
zers te brengen.
De volgende stand, welke ontstond na 25
zetten en voorkwam in de party tusschen
de heeren E. Bronsema te Soeburg met
wit en H. M. Slabbekoorn te Goes met
zwart, gespeeld aan het tweede bord in den
wedstrijd om het clubkampioenschap van
Zeeland 1935 tusschen de eerste tientallen
van Goes en Soeburg, toont aan op welke
wijze een speler zich kansen kan scheppen
in de party. Zwart had n.l. als laatste zet
1822 gespeeld, daarmede op een verras
sende damzet speculeerende. Wit zag het
gevaar niet en antwoordde 3631.
Zwart: SLABBEKOORN, Goes.
1 2 3 4 5
46 n 48 49 30
Wit: BRONSEMA, Soeburg.
Hierna liet de heer Slabbekoorn een even
verrassende als mooie damzet volgen:
24—29!, 33x24 (22x33), 38x29 (14—20),
25x23 (12—18), 23x21 en 16x49 dam.
Een aardig staaltje van doorzicht in de
party.
In een vrije party deed zich tusschen de
heeren H. M. Slabbekoorn met wit en B.
Nonnekens met zwart, beiden te Goes, on-
derstaanden stand voor:
Zwart 14 schyven op 79, 1113, 1618,
20—22, 25 en 26.
Wit 14 schpven op 27, 29, 3139, 41, 43
en 46.
Wit aan zet speelde 3530. Mag zwart
nu het aanlokkeiyke 2228 laten volgen?
Onderstaand verloop geeft onzen lezers
daarop het antwoord: 3530 (2228?),
32x23 (21x32), 37x28 (26x37), 41x32
(2024!). Zwart meent nu de schpf terug
te kunnen winnen met doorbraak naar
dam: 30x19 (13x24), 29x20 (18x40
meersl.), doch wit geeft geen pardon en
vervolgt met 2014 (9x20), 3934
(40x29) en 33x15 met gewonnen stand.
Een treffend voorbeeld op welke ma
nier een speler zich kansen kan scheppen in
de party!
Het verloop der andere mogelijkheid, n.l.
het slaan met schijf 33 vanuit den aan-
vangsstand, hetgeen nadeel voor wit betee
kent, laten wy ter nadere bestudeering aan
onze lezers over.