ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD I Lof der Zotheid \AM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPAMT Vpt, wetenswaardigheden. ZEEUWSCHE KRONIEK, De IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK. DAMMEN EN SCHAKEN. Op een Daktuin. In het Boek Daniel, dat voorkomt in het Oude Testament, wordt ons een interessan te episode vermeld uit het leven van den machtigen koning van Babel Nebucadne- zar, zoo bekend in de geschiedenis, omdat hp Jeruzalem in het laatst der zesde eeuw voor Christus heeft ingenomen en ver woest. Hij zond een groot deel en niet het minst beteekenende des Jood- schen volks in ballingschap. Van dien tijd af dateert hun verstrooiing over de aarde, welke verstrooiing nog haar einde niet ge vonden heeft, integendeel in onze dagen weer zeer sterk is. De schrijver vertelt dan, dat koning Ne- bucadnezar op een kwaden dag wandelde op het dak van zijn paleis en de stad Ba- bel aanzag. Daar strekte de gansche stad met haar vele en groote gebouwen," met haar huizen, haar pleinen en straten zich uit. Onder de regeering van Nebucadnezar was die stad vergroot, vernieuwd, zoodat als het ware een hieuw Babel verrezen was. Nebucadnezar zag dat alles. Zijn hart zwol van trots en hij riep uit: „Is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb?" Hoogmoed komt voor den val zegt een oud spreekwoord. De hoogmoedige koning, die zich op den daktuin van zijn paleis, ver lustigde in eigen grootheid, werd, gelijk het verhaal verder zegt, zwaar voor dien hoog moed gestraft. Nebucadnezar, wandelende in zijn dak tuin en beneden zich het groote Babel aan schouwende, had nog een andere en betere gedachte kunnen hebben. Een gedachte, die hem nederig zou gemaakt hebben. Wanneer hij gezien had niet naar de ge bouwen, maar naar de menschen, tot welk een andere conclusie was hij gekomen! Want hij zou de menschen op de pleinen en in de straten gezien hebben als kleine poppetjes; hun gewemel als dat van de mieren bij hun mierenterperg druk, ieder met eigen werk, dat weer een onder deel was van het ingewikkelde groote men- schenleven en hij zou hebben kunnen den ken, dat is de mensch en wat ben ik, ge meten met de maat van het groote geheel en van den grooten tyd? Niets! Wij lijken wel heel groot en heel veel gemeten naar ons zelf. Wie deugdelijker maatstaf aan legt, die weet: wij zijn stof; klein; loopen korten tijd mee in de renbaan van het aard- sche. Dan is het uit! Het komt er altijd maar op aan, dat men niet alleen gebeurtenissen en dingen, maar ook zichzelf ziet in de rechte verhouding. Omdat Nebucadnezar dat vergat werd hij een hoogmoedige dwaas. Architecten van groote gebouwen heb ben ons in den laatsten tijd weder geschon ken wat de oudheid reeds bezeten heeft: dakhuizen. Het platte dak wordt restau ratie. Onder het genot van een kopje kof fie kan men zijn oog laten gaan over de groote stad. Men ziet wat Nebucadnezar in zijn dagen reeds gezien heeft: het groote stadsbeeld. De kolossale gebouwen, maar ook de kleine huizen, de pleinen en de par ken en de straten ende menschen. Wij zijn geneigd onder den indruk van dat alles te komen. Wat een stad; wat een gebou wen en de heimelijke achtergrond van die gedachte is: dat bouwen menschen. Wat zijn die stedenbouwkundigen knap; wat kunnen de menschen toch veeleen va riatie, ieder op zijn wijze, van het: Zie hier, het groote Babel, dat i k gebouwd heb Maar wie over den rand van den dak tuin naar beneden ziet, die aanschouwt de wiemelende hoop der menschen. Wat zijn ze klein. Daar beneden hebben zij hun le ven. Hun strijd met elkander; hun strijd met zichzelf en met hun levenslot. Zij slo ven en zjj draven en zij plukharen. Zij jui chen, zoodat hun stem ten hemel klinkt of verzinken in een bodemloos pessimisme. En van bovenaf, van den daktuin, merkt men niets van dat alles. Men ziet alleen de heele kleine menschen met hun vele gebeweeg. En of daar beneden nu iemand onder een auto verpletterd wordt of dolblij met een behaald succes naar huis snelt, men merkt daarboven er niets van. Men is er feitelijk alleen met het eigen wereldje, waarin men opgaat. En wat beteekent dat wereldje als men met de lift enkele tientallen meters naar beneden gezakt is? Dan verdwijnt het in het volle menschengewemel. Dat leere een mensch bescheidenheid. Ge lijkvloers lijkt het heel veel- Van bovenaf gezien is het maar heel klein. Daar beneden stroomt het vergankelijke leven voort naar de vergetelheid, gelijk een mensch daar verloren gaat onder de velen. Het komt er dus maar op aan, hoe hoog het standpunt is, waarop men gaat staan. Wie wijs is, die kiest een hoog stand punt. Zoo hoog, dat hij menschen en dingen en zichzelf in de juiste proportie kan "zien. Dit zal hem leeren heel bescheiden te we zen. Een bescheidenheid, die niet anders dan tot zegen kan wezen. J. Nagel. dekt dltrahn^man' dr" Peinard- heeft ont- toon' blaffen, mor „t kouder honden van hetzelfde ras in i a Noorden lager blaffen, dan in het ZuidÏÏÜ In het plaatsje Elham in Engeland heeft men er tegen geprotesteerd, dat de wegwij zer niet vast aan de grond staat. De wind draait hem in de rondte en daardoor ver gissen de touristen zich telkens in de rich ting! ZEEUWSCHE SCHRIJFKUNSTENAARS. De schrijfkunst, rijk van zwier Geeft spraak aan 't stom papier. De drie woorden, rijk van zwier, zeggen ons dadeljjk, dat bovenstaand motto be trekking heeft op vroegere tijden, toen de letters geschreven werden met allerlei krullen, die aan het schrift zeker wel eeni- ge bekoorlijkheid gaven. In onzen tijd streeft men op de lagere school, waar de edele schrijfkunst aange leerd moet worden, naar eenvoud; want dit moet het kenmerk zijn van het ware, al is het, dat die eenvoud soms wel wat ver door gedreven wordt. Tal van schrijfmethoden zijn er in de laatste tientallen van jaren in de schoolwe reld verschenen om de leerlingen, later volwassenen, een goede „hand van schrij ven" te geven. Helaas blijkt er later van dat methodisch geleerde schrijven weinig te zijn overgebleven. Als zij dan maar dui delijk, regelmatig schrift leveren! Maar hoeveel personen, zelfs onder de ontwik keldste, of beter gezegd, juist onder de ont wikkeldste, zijn er niet, wier schrift bijna onleesbaar is. Een uitkomst voor hen, be ter nog voor de lezers, dat de schrijfmachi ne in de plaats van de pen is gekomen. Daar wij kroniek schrijven, moeten wij het hebben over vroegere dagen, toen de pen, en nog wel de zelf gesneden schacht van de ganzenveer, gehanteerd werd om Cadmus' zwarte dochtertjes prachtig en re gelmatig op het blanke papier te zetten. Dat men de schrijfkunstenaars onder de onderwijzers moest zoeken, is een weinig te begrijpen, daar bij hun sollicitatie niet naar hun kennis of bekwaamheid in het onder wijzen werd gevraagd, maar of zij ook prachtig konden schrijven. Omdat een schoolmeester ook voorzanger en voorlezer in de kerk was en in het college, dat hem benoemde, de geheele kerkeraad zitting had, werd eerst gelet of de sollicitant een flinke stem had om te zingen en voor de lezen. Voldeden deze proeven van bekwaam heid, dan moest hij nog zijn bedrevenheid toonen in het schrijven. Daartoe had hij zijn schriften meegebracht om zijn schrijf kunst te toonen. De kerk toch kon ook pro- fiteeren van zijn schrijftalenten, daar hem ook opgedragen werd het schrijven der di aconierekeningen. In de school diende zijn schrift een voorbeeld te zijn voor de leer lingen. Niet ten onrechte sprak en spreekt men nog van „meesterlijk" geschreven. Wij willen aan de bekwaamheid in het schrijven van schoolmeesters buiten Zee land in vroegere jaren niets te kort doen, maar toch is het opmerkelijk, dat er in ons gewest echte schrijfkunstenaars hebben ge woond. In vele families worden nog schrif ten bewaard van een of meer voorvaderen, die. onderwijzer waren en in de schrijfkunst uitblonken. Wij zouden een lange lijst van Zeeuwen kunnen opmaken, die in het schrij ven bijzonder bekwaam waren. Wij zullen volstaan met de meest bekende. Om met de oudsten te beginnen, noe men wij uit de eerste helft der 17de eeuw Samuel de Swaef te Middel burg. Hij gaf zijn kunstschriften in plaatdruk uit. Zijn tijdgenoot en even be kwaam schrijfkunstenaar was Abraham van Overbecke, eerst schoolmees ter te Domburg, later te Middelburg. Van Adriaan de Vin, school meester te Sint-Laurens lezen wij, dat hij niet alleen bekwaam was, „om de jonge jeugd met behulp van plak, roede en dergelijke instrumenten van torture (pijniging) de eerste beginselen van wijs heid in te planten", maar, dat hij ook was een phenix in de penne const, met zwierige ciertrekken kunstig getrokken". Opdat de prachtig geschreven letters van verre zouden tegenblinken, waren ze vaak met goud-, zilver- of glaspoeder bestrooid. Adr. de Vin overleed in 1743. Een andere niet minder bekwame schrijf kunstenaar moet geweest zijn Petrus N y t t h u s, in 1758 te Kerkwerve geboren. Hjj was eerst schoolmeester te Burgh. Toen hij in 1783, dus op 25-jarigen leeftijd naar den post van onderwijzer te Oostburg solliciteerde, trok zijn inge leverd pennewerk bijzonder de aandacht. Om ook zijn schrijfkunst met krijt te too nen, schreef hjj in tegenwoordigheid van het stadsbestuur met beide handen tegelijk een paar woorden op een bord zóó keurig, dat tot aandenken het geschrevene met wit te verf werd- overgehaald. Meer dan een halve eeuw werd deze proeve van be kwaamheid op het stadhuis bewaard. Op 4 Maart 1783 werd Petrus Nytthus benoemd tot schoolmeester, voorzanger en koster te Oostburg. Hij verlangde na eenige jaren weer terug naar zijn geboortegrond, 't land van Schouwen, en vertrok in 1790 naar Noordgouw e, waar hij het volgende jaar overleed. Het is opmerkelijk, dat in de vorige eeuw er een tijd was, dat de Zeeuwsche onder wijzers zich in het schrijven boven hun col lega's uit de andere provincies onderscheid den. Toen de Maatschappij tot Nut van 't Al gemeen van 1832 tot 1844 om de drie jaar een wedstrijd uitschreef, werden er elf inzendingen bekroond en hiervan vielen ze ven prijzen aan Zeeuwen ten deel. Een der eerste prijswinners was H. M. K e s t e - 1 o o te Domburg. Na 38 jaar aldaar on derwijzer te zijn geweest, werd hjj in 1843 opgevolgd door zijn zoon G. A. K e s t e- 1 o o. Deze deed voor zijn vader in het schoonschrijven niet onder. Ook zijn werk werd eenige malen door het Nut van 't Algemeen bekroond. Drie tientallen van schrijfvoorbeelden van hem werden bij Van Benthem Jutting te Middelburg uitgege ven. Toen hij den 19den Augustus 1847 bij het baden op 35-jarigen leeftijd was ver dronken, heeft zijn vader nog 6 jaar de be trekking van onderwijzer vervuld. L. Hoogerheide, hulponderwijzer in zijn geboorteplaats Nieuw - e n Sint-Joosland, behaalde ook een De eeuw van het dier. In een sentimenteele bui vond iemand „de eeuw van het kind" uit. „Het kind" liet zich de onderscheiding met welgevallen aanleunen, in zoo vollen omvang zelfs, dat het noodig werd, het op eenigszins gefor ceerde wijze eraan te herinneren, dat ook moeders recht op attentie hebben. Zoo ont stond tegenover de „eeuw" van het kind de sobere Moeder„dag", hetgeen de verdeeling der eerbewijzen niet slecht weergeeft. Men zou een eeuw in de geschiedenis vooruit willen kijken om te zien, 'of het met de dieren denzelfden kant uitgaat, het is niet te betwijfelen, dat de dieren tegen woordig niet het onsympathiekste deel van de schepping uitmaken, evenmin als men kan zeggen, dat zij altijd de eer hebben gekregen die hun toekwam. Maar het wordt beter. De ver-i eenigingen van dierenbescherming doen nuttig en hoognoodig werk. En gelukkig zijn er menschen met phantasie, die begrij pen dat de dieren er recht op hebben en er waarschijnlijk ook naar verlangen, een beetje deel te nemen aan het menschelijk society-leven. Zoo kon men sedert lang le zen van hondjes wier nageltjes gelakt en die gepermanent en geparfumeerd worden, zoodat ze niet al te slecht bij hun gecivili seerde omgeving afsteken, ja zelfs kan men in Engeland zijn viervoetige lievelingen iederen dag opnieuw verven in de kleur van zijn avondjurk, zoodat hun aesthetische smaak gestreeld wordt, en zij zich niet voor de disharmonie van hun uiterlijk behoeven te geneeren. Sovjet-Rusland spant echter de kroon. Daar is een koe niet minder dan een mensch en krijgen koeien die hun kiezen verliezen een valsch gebit, hetgeen nog een bevoorrechting van het dier inhoudt, daar w ij er geducht in den zak moeten tasten en koeien hoogstens in natura moeten be talen. Van het district Worosjilowgrad, waar een vernuftige tandarts den veesta pel die door een onbekende kwaal zijn masticators had verloren van een com pleet gebit voorzag, begint de victorie. De tandarts, die op zoo onverwachte wijze zijn clientèle ziet uitbreiden, zal het er zeker niet bij laten. En heeft de dierenwereld, waaraan wij in tal van opzichten zooveel te danken hebben, er geen recht op, mee te genieten van de overwinningen der men- schelijke wetenschap, om nog te zwijgen van de vondsten der aesthetische chirurgie? Heeft men zich weieens bekommerd om de óógen der koeien? Koeien zullen toch ook wel eens bijziende worden en koeien loopen ook niet graag in zeven slooten tegelijk. Kunt gij u uw eersten hoornen bril herin neren? Of sterker: die van uw vader? En gelooft u werkelijk, dat een hoornen bril een bijziende koe vreemder zou staan dan hem? Het oog went aan alles, zoowel het uwe als dat van de koe en ik durf be weren, dat een paard met een monocle een aesthetische verrijking van het landschaps- schoon zou beteekenen. Het initiatief van den Russischen tand arts opent dan ook ongekende perspectie ven. De vos, die niet zijn streken verliest maar wel zijn haren, verdient even goed een pruikje als mijn nicht Henriët, bij wie het zelfde het geval is. De wangen van den buldog hangen wanstaltig breed en slap neer en het is een onrecht, hem niet mee te laten profiteeren van de aesthetische chirurgie, die met verbijsterend succes op mijn tante Charlotte is toegepast. De Pa- rijsche chirurgen hebben zich op dat ge bied een wereldnaam veroverd. Trouwens, wat kunnen zij niet? Zij werken magere halzen weg, evengoed als al te lange neu zen en wie zijn giraffe of olifant dus lief heeft, zende ze naar Parijs ter schoonheids behandeling. En boschapen met hun zware borstelige wenkbrauwen is het niet onwaardig, de ze verre neven voor schandaal te laten loo pen, terwijl wij het in ons vermogen hebben hen te laten epileeren? Het mijlpaard die met zijn omvang zoo hopeloos uit den tijd is, is er dan niemand die zich zijn lot aantrekt en probeert hem van zijn zielige figuur af te helpen, met een rauwkost-diëet, een Hollywoodkuur, een Mensendieckcur- sus of desnoods de vermageringspillen van de Weduwe Gonzalves te Neuilly-sur-Sei- ne? Kan de zebra erop gesteld zijn, ten eeuwigen dage tot de streepjesmode ver oordeeld te blijven, terwijl sedertdien rui ten, moezen, bloemen, Chineesche motiefjes, ja wat niet al de moderevue gepasseerd zijn? Kortom, de beurt is aan de dieren om te worden geëmancipeerd. En men zij ver standig en doe het vlug, voordat ze met congressen beginnen. E. RASMUS. prijs van genoemde Maatschappij. Op de algemeene vergadering der districtvereeniging van onderwijzers, ge houden op 11 Juli 1857 verwierf A. V i s - ser te Gapinge den eereprijs. De afdeeling Zeeland van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap heeft ook een tijdlang de beste schoonschriften, door hulp onderwijzers ingezonden, bekroond. Wij zul len al de namen van deze prijswinners niet vermelden, daar de lijst vrij lang zou wor den. Alleen willen wij nog noemen als ver dienstelijke schoonschrijvers uit het midden der vorige eeuw: T. van den Heu vel te Zieriksee, L. Coomans te Kolijnsplaat, A. Timmer man te Aardenburg, S. de Ridder te Sint-Kruis enP. Fret eerst te R i t t e m, daarna te Vlissingen. r. B. J. d. M. Deze week was er een van vreugde voor de lage landen. Feestklanken ruischen alom. Het hoofdmotief, dat al het andere verdringt, is het: „Oranje boven". In den ganschen vaderlandschen hof zijn thans al le hoofden en harten vervuld van het re- geeringsjubileum der landsvrouwe en van de vele, vele gebeurtenissen, die de viering van dit gedenkwaardige feit heeft ontke tend. Het huis van moeder Holland is van boven tot beneden met oranje getooid; uit alle ramen steekt de driekleur; haar gezin zit mef blijde oogen rond den overladen feestdisch, die zij ter eere van koningin Wilhelmina's jubileum heeft aange richt Het is feest in Den Haag. In Am sterdam. In Rotterdam. Maar ook bij ons. En evenzoo in alle plaatsen, ook de klein ste, die op de landkaart maar een naam hebben gekregen. En in de Oost en de West, bij de verre familieleden van de be woners der lage landen, is men niet achter gebleven. Overal ter wereld, waar Nederlandsch gesproken wordt, en waar men Neder landsch verstaat, rijen de onderdanen der vorstelijke vrouwe zich om den Oranje boom om elk naar eigen aard hun dank te betuigen voor de weldaden, die Haar wijs beleid hun deelachtig deed worden. In de groote steden dankt men grootsch met vlammende gevels en meF een weelde van kleuren. In de vele stille, verdroomde stad jes, die ons land rijk is, voeren het groen der eere-poorten en het oude, bekende dun doek den boventoon. In de dorpen en ge huchten worden de hulde en vreugde wel beleden in vrij schamele attributen. Doch in alle plaatsen, groot en klein, hebben de menschen den eerbied gemeen. Eerbied voor de statige, vrome vorstin, die zich door voorspoed noch door tegenslag liet voeren van den moeilijken weg, Haar door afstamming aangewezen zetelden op de hooge tronen der verbeel ding. De diepe klove, die deze tronen scheidde van de groote massa maakte het veelal niet moeilijk groot te schijnen in de oogen der gewone stervelingen, die immers een verrekijker noodig hadden om iets van de eenzame figuur te kunnen ontwaren. De vorstelijke jubilaresse der lage landen is echter groot gebleven, ja zelfs nog grooter geworden, toen de technische middelen, waarover deze eeuw beschikt, Haar troon als 't ware in een glazen paleis plaatsten. Toen Zij Haar stem kon brengen in alle woningen, waar men aanvankelijk tot groo te verwondering constateerde, hoe men schelijk een vorstelijke stem toch klonk gesproken toen het koninklijk hart vol rouw was. En ze kwam ook tot ons toen er vreugde heerschde over het groote geluk, Haar eenig kind ten deel gevallen. En tel kens werden we opnieuw getroffen door de nabijheid van de vorstelijke spreekster; door het feit, dat dezelfde invloeden, die den gewonen sterveling ontroeren, ontroe ring vermochten te wekken in Haar, die we vroeger, door de hoogte waarop wij Haar dachten, daarvoor onbereikbaar achtten. De stem, die trilde en die later juichtte, die den mensch ontdekken deed, heeft de be volking der lage landen zich nog dichter rond de vorstin doen scharen. Door de stem is de waarlijke beeltenis van de ko ninklijke persoonlijkheid nog dieper geëtst in ontelbare vaderlandsche harten veel gebeuren. In de 40-jarige regeeringspe- riode van de landsvrouwe i s veel gebeurd. Zooveel, dat we op deze plaats zelfs niet aan het begin van een opsomming kunnen denken. Maar gezegd dient te worden, dat de Koningin altijd het devies, dat Oranje nooit genoeg voor Nederland kan doen, zuiver heeft bewaard. Voor een niet ge ring gedeelte dankt vermoedelijk het land het daaraan, dat het gedurende dien tijd steeds aan een veilig beschut eiland kon doen denken. Hoe hoog de golven er om heen zich ook opstapelden Het is zeer verleidelijk hier lan ger te toeven bij de groote koninklijke fi guur, wier jubileum den geheelen hof van Holland in een kleurigen feesttuin heeft herschapen, doch we dienen ook even te toeven bij de zwakkere klanken, die we in het kielzog naast den massalen juichkreet onderscheiden. Hoort U dat tevreden murmelen van tien tallen heertjes op gevorderden leeftijd, die ditmaal op 31 Augustus op een zoo gunstige plaats in den regen stonden, dat hun linker knoopsgaten gevuld werden? En is U niet verrukt van het meiske Batten met den mannelijken voornaam en met de manne lijke bravour? Of liever van haar snoezig Nederlandsch, waarmede zij de meneeren van de krant, onmiddellijk na haar landing op Ypenburg het koele journalistieke hoofd op hol wist te brengen Wat zegt U bovendien van Sjefke uit Roosendaal, die voor de tweede maal door zjjn stadgenooten onder aanvoering van den burgervader gefêteerd is? En van dien snellen Arie, die eindelijk den Belg Scherens van zijn met pedalen getooiden troon wist te trappen? Of van dien vreed- zamen ernstigen leeuw, die in Sittard ter kerke ging, en die Sittardsch vleesch niet bleek te waardeeren? Er is nog wel een en ander te beluisteren. Maar weet, dat koning Alfons zijn koffers voor de reis naar Spanje nog niet heeft ge pakt. Ondanks Franco-vervoer. En dat me neer Simon van de Engelsche schatkist het donkere wolkendek, dat zich boven Europa samen heeft gepakt, nog niet uiteen heeft kunnen praten. ZoodatKwartiermeester. REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN, Zaamslag. Wedstrijdprobleem no. 16. Auteur: N. N. 46 47 Stand in cijfers: Zwart 11 schijven op 1, 5, 7, 9, 12, 13, 16, 19, 22, 23 en 36. Wit 11 schijven op 20, 21, 24, 30, 33, 34, 38, 39, 41, 47 en 48. Wit speelt en wint. Oplossingen vóór 17 Sept. a.s. aan de Re dactie der Middelb. Crt. onder motto Dam- rubriek. o Uit onzen lezerskring. Van den heer A. J. van Hee te Kortgene ontvingen we eenigen tijd geleden een aar dig probleem, dat we ter aanmoediging gaarne een plaatsje gunnen. De stand luidt: 1 2 3 4 5 48 49 50 De heer Van Hee laat wit als volgt win nen: 29—24 (20x29), 25—20 (14x34 meersl.), 44—39 (34x43), 38x49 (27x38), 49—43 (38x49 dam), 50—44 (49 x 40) en 45x1. Een aardige constructie met een zeer voor de hand liggende ontleding. Niettemin vonden wij het belangrijk genoeg om het op deze wijze onder de aandacht onzer le zers te brengen. De volgende stand, welke ontstond na 25 zetten en voorkwam in de party tusschen de heeren E. Bronsema te Soeburg met wit en H. M. Slabbekoorn te Goes met zwart, gespeeld aan het tweede bord in den wedstrijd om het clubkampioenschap van Zeeland 1935 tusschen de eerste tientallen van Goes en Soeburg, toont aan op welke wijze een speler zich kansen kan scheppen in de party. Zwart had n.l. als laatste zet 1822 gespeeld, daarmede op een verras sende damzet speculeerende. Wit zag het gevaar niet en antwoordde 3631. Zwart: SLABBEKOORN, Goes. 1 2 3 4 5 46 n 48 49 30 Wit: BRONSEMA, Soeburg. Hierna liet de heer Slabbekoorn een even verrassende als mooie damzet volgen: 24—29!, 33x24 (22x33), 38x29 (14—20), 25x23 (12—18), 23x21 en 16x49 dam. Een aardig staaltje van doorzicht in de party. In een vrije party deed zich tusschen de heeren H. M. Slabbekoorn met wit en B. Nonnekens met zwart, beiden te Goes, on- derstaanden stand voor: Zwart 14 schyven op 79, 1113, 1618, 20—22, 25 en 26. Wit 14 schpven op 27, 29, 3139, 41, 43 en 46. Wit aan zet speelde 3530. Mag zwart nu het aanlokkeiyke 2228 laten volgen? Onderstaand verloop geeft onzen lezers daarop het antwoord: 3530 (2228?), 32x23 (21x32), 37x28 (26x37), 41x32 (2024!). Zwart meent nu de schpf terug te kunnen winnen met doorbraak naar dam: 30x19 (13x24), 29x20 (18x40 meersl.), doch wit geeft geen pardon en vervolgt met 2014 (9x20), 3934 (40x29) en 33x15 met gewonnen stand. Een treffend voorbeeld op welke ma nier een speler zich kansen kan scheppen in de party! Het verloop der andere mogelijkheid, n.l. het slaan met schijf 33 vanuit den aan- vangsstand, hetgeen nadeel voor wit betee kent, laten wy ter nadere bestudeering aan onze lezers over.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 9