Veertig jaar buitenlandsch beleid TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 3 SEPTEMBER 193S. No. 207. door prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lohman. Bij het regeringsjubileum van H. M. Koningin Wilhelmina. Waarlijk niet het minst op het gebied der buitenlandsche politiek is de regeering van Koningin "Wilhelmina van groote betee- kenis geweest. Teekenend is alleen reeds het feit, dat sinds dat jaar het aantal Ne derlandsche gezantschappen meer dan ver dubbeld is. Dat dit onderdeel van regee- ringsbeleid zoozeer op den voorgrond zou treden, is zeker in 1898, toen Hare Maje steit het bewind aanvaardde, door slechts weinigen vermoed. Eerst het uitbreken van den wereldoorlog heeft ook het groote publiek doen begrijpen, dat in het bijzonder een land als het onze, met zijn blootgestelde strategische positie in Europa en overzee, alles eerder kan ontberen dan een goed ge leide buitenlandsche politiek. Het ligt voor de hand, naar ik meen, het tijdperk van veertig jaren buitenlandsch beleid, dat wij hebben te overzien, in vie ren te verdeelen: de periode van 18981914; die van 19141919; die van 19191936 en die welke in 1936 aanving en waarvan het einde nog niet is te voorzien. Want al bleef gedurende al deze jaren de hoofdrichting onzer buitenlandsche politiek, naar aloude traditie, zooals de heer De Beaufort het in de Tweede Kamer eens puntig heeft om schreven: „goede verstandhouding met alle mogendheden, maar geen nauwe verstand houding met één van haar", het spreekt vanzelf, dat de kaleidoskopische verschui ving der internationale verhoudingen in de ze vier perioden der „histoire contempo raine", niet zonder invloed kon blijven op de toepassing van dit beginsel in de zich steeds wijzigende omstandigheden. 18981914. Internationaal: de periode van machtseven wicht; nationaal: de periode van de voortgezette volstrek te afzijdigheid. Achteraf bezien, zou men vanuit het ge zichtspunt der algemeene geschiedenis, de ze periode van 16 jaren ook kunnen noe men het incubatie-tijdperk van den volke- renkrijg Maar in 1898 scheen deze catastro fe, die de wereld uit haar voegen zou lich ten en een nieuwe aera zou inluiden, aller minst aanstaande. Integendeel, nog vóór Koningin Wilhelmina de teugels van het bewind had gevat, verraste de Czar aller Russen de wereld met zijn vredesmanifest, inleiding tot de met schoonklinkende rede voeringen geopende eerste Vredesconfe rentie, die in 1899 in onze Residentie werd gehouden. Het „werk van Den Haag", kon beginnenmaar was nauwelijks aange vangen, toen kort na het sluiten der Con ferentie, in de Octobermaand van het vre desjaar, de Zuid-Afrikaansche oorlog uit brak, waarin ons .volk hartstochtelijk voor onze stamverwanten partij koos. Nooit zal Nederland vergeten, dat, toen in het najaar van 1900 het onrecht had gezegevierd, Hare Majesteit het initiatief nam tot het schoone gebaar, den ouden President Kruger, die zijn land moest verlaten, „de Gelderland" ter beschikking te stellen. Een daad, die een Franschen dichter de loftuiting aan onze jonge Koningin ontlokte: „Vous seule, entre les rois, fïtes le geste male". Heeft het zin; thans nog veel te zeg gen over de tweede, door President Roose velt bijeengeroepen Vredesconferentie van 1907, die óók in Den Haag daagde? Inmid dels toch waren de stukken op het wereld schaakbord geordend voor een algemeenen oorlog, dien evenwel, hoe paradoxaal het moge klinken, vermoedelijk eigenlijk geen enkele mogendheid heeft gewenscht. De Triple Alliantie had haar tegenspeelster, de Triple Entente gevonden: In 1904 wer den Engeland en Frankrijk het eens, in 1907 voegde zich daarbij Rusland. Het stelsel van evenwicht was geboren en daarmede de kiem van den wereldoorlog gelegd. In 1908 tersprong; daarna dreigden de Balkan-oor- volgde de Bosnische crisis; in 1911 de Pan- logen en de Servische quaestie Europa in vlammen te zetten. Nederland bleef in middels aan zijn traditioneele no-entangle- ments-politiek getrouw. Op officieuse po gingen van Belgische zijde, om tot een soort Nederlandsch-Belgische entente te ge raken, ging ons land wijselijk niet in. Een doodgeboren particuliere Nederlandsch-Bel gische commissie was de eenige vrucht. Gelukkig begreep onze Regeering, toen de internationale hemel steeds meer betrok en een noodlottige wedstrijd in bewapening overal inzette, dat een politiek van onzijdig heid bij een mogelijk conflict in West-Euro pa gesteund moest worden door een betere defensie, dan waarover Nederland in die jaren beschikte. Gemakkelijk was het ook nie ,voor een Nederlandsche Regee- - ®nt krachtige defensiepolitiek te voe- fieïr mü inrHgef1'J<leltie Nederlander, paci- aard. als h« is, kon moeilijk geloo- ven dat zoo iets afschuwelijks als een we reldoorlog nog eens werkelijkheid zou kun nen worden. De oudere generatie herinnert zich nog de misère met het ontwern-Kust- verdedigingsfonds, waarachter geheel ten onrechte Duitsche inblazingen, waarvoor de Nederlandsche Regeering niet ontoeganke lijk zou zijn geweest, werden gezocht. Werd het zeer besnoeide ontwerp tenslotte in 1913 tot een wet verheven, die nooit tot uitvoering is gekomen, meer succes had, na verschillende voorafgegane ministercrisissen aan Oorlog, de reorganiastie van ons leger waaraan de naam Colijn is verbonden. Een reorganisatie die juist tijdig genoeg haar r,e^ a? kreeg om ons land voor "het lot van ??^gle..ln, den wereldoorlog te behoeden, h!t n I I™ udering ter elfder ure van Ll v fï6 veldtochtplan en toen de hel losbrak, het voortreffelijk slagen onzer mo bilisatie op haar credit kon boeken.; 1914 1919, Internationaal: 't tijdperk van den volkeren- krijg; nationaal: de periode der op de proef gestelde neu traliteit. Pas toch was de wereld weer ietwat ge rustgesteld, doordat met het sluiten van den vrede van Boekarest weer eens een on- weder in den Balkan scheen te zijn over gedreven, of na dagen van zenuwsloopende spanning brak, toch nog naar aanleiding van een bloedig incident in het nabije Oos ten, op 1 Augustus 1914 de volkerenkrijg uit. Merkwaardigerwijze, evenals voor 15 jaren, toen vlak na de eerste Vredesconfe rentie de Boerenoorlog het gepraat over den vrede te schande had gemaakt, op nieuw biji^ onmiddellijk na een geestdrifti ge vredesmanifestatie, thans de opening van het Vredespaleis te Den Haag, de stichting van den Amerikaan Carnegie. Reeds eenige dagen voor 1 Augustus, op 30 Juli 1914, was hier te lande bij K.B. de mobilisatie afgekondigd, die vlot verliep. Toen daarna het land aan de grootste geva ren werd blootgesteld en een paniek dreig de, gaf Hare Majesteit, van Wier beleid in die dagen zoo ontzaggelijk veel afhing, het voorbeeld van kalmte en zelfbeheersching en Hare raadslieden volgden Haar daarin na. Gode zij dank ontging Nederland het lot van België en werden in de eerste da gen van den oorlog onze grenzen ontzien. Maar wat zou de toekomst brengen? Thans zouden onze neutraliteitspolitiek en de preventieve kracht onzer weermacht op de zwaarste proef worden gesteld. De Koningin vóór alles naar constitutioneel recht onverantwoordelijk, maar in feite met drukkender verantwoordelijkheid belast dan wie ook voorts Harer Majesteit's Regeering en tenslotte, maar waarlijk niet in de laatste plaats, Nederland's eerste sol daat, de Opperbevelhebber Generaal Snij ders, zagen zich vier jaren achtereen voor de moeilijkste vraagstukken van internati onalen, economischen en militairen aard gesteld. Een herinneringsdag als wij heden beleven geeft zeker alle aanleiding om in groote dankbaarheid te gedenken aan wat onze Landsvrouwe en de mannen, die Haar terzijde stonden, toen het vaderland in nood was, voor ons volk hebben gedaan. Eerst de latere historicus zal over de ge gevens beschikken, om den geheelen om vang te kunnen beoordeelen van de geva ren, waaraan Nederland in deze jaren is blootgesteld geweest. Maar dat het meer malen heeft gespannen, staat toch wel vast. Ik herinner aan de intrekking der verloven op 31 Maart 1916; aan de pogingen, Neder land te bewegen tot het deelnemen aan een verbond van protest en verzet tegen den verscherpten duikbootoorlog, begin 1917; aan de zand- en grintquaestie in het voor jaar van 1918. Daarbij komt, dat het neu- traliteitsrecht, naarmate de oorlog langer duurde en de verbittering toenam, in toe nemende mate werd geschonden, al bleef gelukkig ons grondgebied ongerept en- onze souvereiniteit geëerbiedigd, zoodat ons land niet gedwongen werd, partij te kiezen. Ne derland bepaalde zich en moest zich bij die voortdurende rechtskrenkingen wel bepa len tot protesten en tot pogingen, om door onderhandelingen al te ingrijpende aantas ting van onze meest vitale belangen b.v. van onze voedselvoorziening te voor komen. Maar de bittere woorden, bij een van deze gelegenheden van grievende rechtsschennis door den Voorzitter van den Ministerraad Cort van der Linden in de Tweede Kamer gesproken, toen hij veront waardigd gewaagde van „het onrecht, den dwang en den smaad" ons aangedaan, gaf het algemeen gevoelen van de natie weer. Toen eindelijk, op 11 November 1918, kort nadat het oorlogskabinet door het eerste kabinet-Ruys de Beerenbrouck was vervan gen, de wapenstilstand werd gesloten, kon Nederland zich dankbaar verheugen in het wonder, dat ons grondgebied onaangetast en onze souvereiniteit intact was gebleven. Wel dreigde nog het annexionistisch drijven van het door den oorlogsroes nog ietwat bevangen België, op de Vredesconferentie te Parijs, een oogenblik ons internationale moeilijkheden te bezorgen, doch de krach tige houding onzer gedelegeerden, met na me van Minister Van Karnebeek en van diens adviseur prof. Struycken, gesteund o.a. door Engeland en Zuid-Afrika, wist dit gevaar af te wenden. Wat de binnenlandsche politiek betreft, heeft de wereldoorlog een nauwer contact tusschen Parlement en Regeering bevorderd door de instelling in 1917 door de Tweede Kamer van een Commissie voor Buitenland sche Zaken. Eenige jaren na de vredesslui- ting, kwam de grondwetsherziening van 1922 tot stand, welke oorlogsverklaring door den Koning aan voorafgaande parlementai re machtiging bond en den Koning ver plichtte, inplaats van verschillende catego rieën van verdragen, alle tractaten aan de goedkeuring van het Parlement te onder werpen. 19191936. Internationaal: tijdperk van statenorganisa- tie in een Volkenbond; natio naal: de vervanging der neu- traliteits- door een zelfstan digheids-politiek. De beperkte omvang van dit artikel belet het geven van een schets van de organisa tie en de doeleinden van den Volkenbond; het refereerend karakter van dit opstel maakt het moeilijk, uit tp weiden over zijn voor- en nadeelen. Daarom moet met en kele opmerkingen over deze creatie van President Wilson, welker statuut te kwa der ure, naar tegenwoordig, althans in Ne- aerland, wgI bijna ied6r toegGGft in dG vredesverdragen werd geïncorporeerd, wor den volstaan. Idealiter beteekende de oprichting van den Bond, van welke men verwacht had, dat hij op den duur vrijwel alle staten zou omvatten, vervanging van wat men placht te noemen een stelsel van anarchie tusschen de mogendheden, hetwelk via blok- en coa litievorming als het ware conflicten, door het zwaard te beslechten, uitlokte, door een stelsel van georganiseerde samenwerking in een vreedzamen bond. Voorkoming van oor log door veïplichte rechtspraak en beper king der bewapening, en, als niettemin een staatsmisdadiger den vrede zou verstoren, beteugeling en bestraffing van den aanval ler door collectieve economische en des noods militaire actie, kortom, vrede door recht, was het parool. Natuurlijk vond deze theoretische grond gedachte van den Bond in Nederland alge meene instemming. Het rechts- en vredes- ideaal van den Bond was van ouds het ide aal van het land van Grotius enzijn hoogste belang! Niettemin waren er reeds van meet af, toen de algemeene oorlogs moeheid velen tot een al te groot optimis me, waarvan de defensie het slachtoffer dreigde te worden, scheen te zullen verlei den sommigen ik denk b.v. aan den veel te vroeg aan het vaderland ontvallen Struycken die er voor waarschuwden, niet uit het oog te verliezen, dat de poli tieke realiteit niet altijd in overeenstem ming is met de verheven denkbeelden, wel ke staatslieden voor het forum der wereld plegen te verkondigen. Evenwel was toe treding door Nederland, toen het daartoe werd uitgenoodigd, zooals zelfs de aarze lénden toegaven, in de toenmalige wereld situatie eigenlijk een vanzelfsprekendheid. Niettemin beteekende die toetreding voor ons land het brengen van een belangrijk offer. Het lidmaatschap van den Volken bond toch sloot, in juist de gevaarlijkste gevallen, die zich zouden kunnen voordoen, in beginsel de neutraliteit zijner leden uit. Met name de verplichting krachtens art. 16 van het statuut, om vreemde troepen, die den tot aanvaller verklaarden staat te lijf wilden door te laten, was voor een land van de geographische gesteldheid van Ne derland, dat zich steeds bij een politiek van neutraliteit goed had bevonden, allesbehal ve aantrekkelijk. Men hoopte evenwel op een toenemende universaliteit der bewape ning welke, vooral in verband met de bij den vrede opgelegde ontwapening van de centrale mogendheden, dit geval tot een vrijwel theoretische mogelijkheid zouden maken. Bovendien zou het offer der neu traliteit, naar men meende, gecompenseerd worden door de door alle leden van den Bond gegarandeerde collectieve veiligheid, indien Nederland zelf, gelijk in 1914 België, van een agressie het slachtoffer zou drei gen te worden. Alzoo werd ons land gedwongen aar het grondbeginsel onzer buitenlandsche po litiek, in den aanvang van dit artikel met de woorden van de Beaufort omschreven, een andere toepassing te geven. Het kon niet meer beteekenen, dat Nederland er naar zou streven, zoo lang maar eenigs- zins mogelijk, de volstrekte neutraliteit m elk denkbaar conflict te handhaven. Maar wèl bleef richtsnoer der buitenlandsche politiek, dat ons land, daargelaten natuu lijk het lidmaatschap van den Bond en de daaruit voortvloeiende verplichtingen, met geen enkele mogendheid nauwere banden zou aanknoopen dan met alle anderen. Onze toenmalige minister van Buitenland sche Zaken, jhr. Van Karnebeek, vond daarvoor den gelukkigen, term „zelfstandig- heidspolitiek". Aan die politiek is Neder land dan ook trouw gebleven. Vandaar dat bv. toen vóór eenige jaren Duitsehland aan Nederland aanbood, deel te nemen aan een non-agressiepact tusschen België, Duitsehland en Frankrijk, onze Regeering dat aanbod beleefd, maar ondubbelzinnig heeft afgewezen. Oorlogsnaweeën. Ik verlaat een oogenblik den Volkenbond en keer terug tot den datum van het slui ten van den vrede, 28 Juni 1919. De oor log was officieel geëindigd, maar de na weeën lieten zich, ook in Nederland, nog lang gevoelen. Reeds kort na de vredesluiting wérd door de Entente de uitlevering gevorderd van den Duitschen Keizer die in Nederland een toevlucht had gezocht. Op grond van/ de Nederlandsche wetten en de vaderlandsche tradities werd de uitlevering geweigerd en na herhaalden aandrang werd bij de weigering volhard. Van meer belang en langer van duur waren de moeilijkheden met België. Over de onredelijke politieke aspiraties van dat land, tijdens de vredesonderhandelingen te berde gebracht, is reeds gesproken. Een ongeclausuleerd: non possumus, was te Parijs ons antwoord. Wèl verklaarde ech ter Nederland zich bereid, over een her ziening van de economische bepalingen der Scheidingsregeling van 1839 te onderhan delen. Dat, nadat de onderhandelingen tot een resultaat hadden geleid, België op het onverwachts toch nog weigerde te onder teekenen, omdat de zgn. Wielingen-quaes- tie ongeregeld bleef: dat eenige jaren daarna (op 3 April 1925) niettemin tot onderteekening werd overgegaan, dat de Tweede Kamer met een zeer kleine meer derheid het verdrag goedkeurde, maar de Eerste Kamer met een groote meerder heid een krachtig veto uitsprak op 27 Maart 1927, ligt nog versch in het geheu gen. Zelden heeft de publieke opinie in Ne derland zoo duidelijk gesproken in een zaak van buitenlandsch beleid. Economi sche en politieke overwegingen speelden bij de tegenstanders een rol. Hun voor naamste politieke motief was wel, dat de concessie van het Moerdijkkanaal, alsmede het voorgestelde Schelde-regime, nog zoo vele sporen droegen van pogingen om Ne derland te betrekken in de Fransch-Bel- gische buitenlandsche politiek, dat in feite aan Nederland politieke servituten zouden worden opgelegd. De minder aangename stemming, door de verwerping in België gewekt, is intus- schen langzamerhand geluwd en vooral de kentering in de buitenlandsche politiek van dat land, tien jaren daarna, in de richting van een zelfstandigheidspolitiek naar Ne- derlandschen trant, en het sympathieke optreden van den jongen Koning der Bel gen, hebben de verhouding tusschen beide op elkander aangewezen buurlanden aan zienlijk verbeterd. V olkenbondsactie. Ik keer terug tot de algemeene buiten landsche politiek van Nederland. Geduren de deze geheele periode, werd uit den aard der zaak deze politiek voor een zeer groot deel door het lidmaatschap van den Vol kenbond beheerscht. Van meet af heeft Nederland, welks talentvolle Minister van Buitenlandsche Zaken, jhr. Van Karnebeek de eerste vergadering van den Volkenbond voorzat, zich een ijverig en trouw lid var. den Bond getoond. Het werd trouwens nog nauwer aan den Volkenbond gebonden, doordat het Hof van Internationale Justi tie, stichting van den Bond, in 1922 in te genwoordigheid van de Koningin geopend en waarvan onze beroemde landgenoot Lo- der de eerste President was, zijn permanen ten zetel in het Vredespaleis in Den Haag kreeg. Zoo nauwgezet vatte ons land het lidmaatschap van den Bond op, dat zelfs bij sommigen weieens de vraag is gere zen, of ons land niet soms, bv. bij- gelegen heid van de sanctiepolitiek tegen Italië, 'olijk heeft gegeven van „trop de zèle!" Ik geef op die vraag geen antwoord, maar bepaal mij liever tot de herinnering aan den voorzichtigen raad, reeds in 1916 door wijlen Struycken gegeven: „De lief de tot het eigen land, het eigen volk sta voorop: ter wille daarvan geve men zijne beste krachten voor de versterking van de nationale zelfstandigheid; daarnaast zij men er mede tevreden, op bescheiden schaal mede te werken aan den vredesar- beid der groote staten, voor zoover deze werkelijkheid is in hun staatkundig le ven." Die raadgeving heeft niets van haar beteekenis verloren, sinds door de toetreding totden Bond Nederland, gelijk Colijn het eens uitdrukte, van belangstel lenden toeschouwer van den optocht der mogendheden, deelnemer is geworden aan den stoet. Een hoogtepunt van Volkenbondsactie was voorzeker de totstandkoming van het Protocol van Genève in 1924, dat op ver schillende punten het statuut van den Volkenbond versterkte. Niettemin' is door velen hier te lande allerminst betreurd, dat door de weigering van Engeland om het Protocol te ratificeeren, Nederland niet voor de moeilijke vraag is gesteld, of het wel verstandig zou handelen met de uit het Protocol voortvloeiende verzwaring zij ner internationale verplichtingen, op zich te nemen. Wèl trad Nederland in 1928 toe tot het Kelloggpact, dat, het klinkt thans bijna als wreede spot, den oorlog als po litiek middel kortweg verbood. Het zou te ver voeren, hier de „ups en downs" in het leven van den Volkenbond en den weerslag daarvan op onze buiten landsche politiek te beschrijven. Helaas spannen de „downs" de kroon. De hoop, dat de Volkenbond de, voor al na het uitbreken van de wereldcrisis en de opkomst van autoritaire staten, toene mende neiging der mogendheden tot eco nomische afsluiting zou temperen, ver vloog in rook. Aan den niet slechts in Ne derland, maar ook in het buitenland zoo zeer gewaardeerden staatsman C o 1 ij n, heeft dat waarlijk niet gelegen! Ook pogin gen buiten den Volkenbond om, waarbij Nederland nauw betrokken was, b.v. die, waaraan de namen Oslo enOuchy her inneren, hadden geen succes. Het verdrag van Ouchy werd zelfs niet geratificeerd. Het gevolg van deze betreurenswaardige ontwikkeling was, dat het zwaartepunt van ons buitenlandsch beleid meer en meer op handelspolitiek gebied kwam te liggen. De mislukking van de in 1932 aangevan gen ontwapeningsconferentie daarentegen alsmede de politieke omkeer in Centraal- Europa met zijn consequenties van alge meene herbewapening in een tempo, tevo ren nimmer bereikt, heeft niet onmiddel lijk onze buitenlandsche politiek beïnvloed maar wel het al te groot vertrouwen bij een groot deel van ons volk in den Vol kenbond als vredesfactor een schok gege ven en daardoor een kentering -ijl onze defensiepolitiek, die in deze periode maar al te zeer in het teeken van bezuiniging stond, in de hand gewerkt. Een keer in onze buitenlandsche en in het bijzonder onze Volkenbonds-politiek is eigenlijk eerst door het falen van de sanc ties tegen Italië in 1936 veroorzaakt. 19361938. Het laatste, nau welijks aangevangen tijdperk, Internationaal; verzwakking van den Volkenbond; gedeel telijke terugkeer tot de vóór- oorlogsche verhoudingen; na tionaal: emancipatie van Vol kenbondsverplichtingen; ver schuiving in de richting der oude neutraliteit. Wil men voor Nederland een bepaalden datum, dan is 30 Juni 1936 het keer punt, toen met medewerking van Neder land nameins de kleine e x-n eutralen te Genève aan de pers de mededeeling is verstrekt, dat deze staten zich genood zaakt zagen, bij de toepassing van het sanc tie-artikel art. 16 van het Pact rekening te houden met het feit, dat het Volkenbondsverdrag in zijn geheel slechts op onvoldoende en inconsequente wijze wordt toegepast. Ruim anderhalf jaar la ter, op 31 Januari 1938, verklaarde de Ne derlandsche gedelegeerde in de Volken- bondsstad in de vergadering der Commis sie van 28, die belast is met de voorberei ding eener herziening van het Pact in ver band met de mislukking der sanctie-poli tiek, namens onze Regeering, dat Neder land voorstander is van een interpretatie van het genoemde artikel in dien zin, dat alle daarin vermelde verplichtingen, niet alleen de militaire wat reeds vroe ger was aangenomen maar ook de eco nomische en de doortochtsplicht, voortaan als bevoegdheden zullen worden op gevat. Reeds tevoren was door onze Re geering in de Staten-Generaal verklaard, dat Nederland zich in voorkomende geval len zal gedragen, alsof deze her-interpre tatie van het artikel reeds algemeen was aanvaard geworden. Van Nederland mag wat dit betreft wel worden getuigd; quantum mutatum ab illo! Daarbij was die verandering, hetgeen ove rigens zeer verklaarbaar is, wel zeer plot seling. Nog bij de jaarwende 1934-1935 had den velen in en buiten de Kamers zich verheugd over de rol, door den Volken bond gespeeld bij de liquidatie van de Saarbezetting en over het aan deel, door ons land daarin genomen. Niet lang daarna, najaar 1935, kwam in onze Staten-Generaal het zgn. s a n c t i e-o n t- w e r p in behandeling. Eindelijk zou dan toch, wat vroeger, ook in gevallen, waarin dit met het Pact in de hand eigenlijk had moeten geschieden, was verzuimd, dwang worden gebruikt tegen een staat, die in strijd met het Pact een oorlog was begon nen! Door hik genoemde ontwerp te vo- teeren verklaarde het Parlement zich be reid mede te werken aan de nakoming der verplichtingen op dit stuk van ons land als lid van den Bond. Zelfs was er in die dagen eenige moed voor noodig, om in het Parlement twijfel uit te spreken aan het slagen van de actie en op de daaraan verbonden bezwaren te wijzen! Een half jaar daarna wijzigt, zonder groot protest in den lande en in de Kamers, de Regee ring haar koers. Maar het waren niet alleen Nederland en de Noordelijke staten, die hun koers veran derden. Ook andere leden van den trou wens reeds aanzienlijk verzwakten Volken bond, welks afbrokkeling sindsdien nog verderen voortgang Trad, keerden noodge dwongen in feite min of meer terug tot den toestand van de vóór-oorlogsche onge bondenheid der staten, ook al waren er onder deze bondsleden, die formeel van een verwatering van het Pact niet wilden we ten. Rusland vooraan, welks toela ting tot den Bond in 1934, waartegen gelukkig Nederland zijn stem had uitge bracht, den Volkenbond waarlijk geen goed heeft gedaan. Maar ook b.v. Frankrijk. En geland's minister-president Chamber lain daarentegen verklaarde openlijk, dat de collectieve veiligheid niet meer bestond. Ook grijpen sinds eenige jaren de belang rijkste internationale besprekingen niet meer te Genève, maar elders, b.v. te Lon den plaats. Juridisch mogen wellicht de staten, die samen met Nederland zich feitelijk ge ëmancipeerd hebben van de meest druk kende Volkenbondsverplichtingen, niet zeer sterk staan, politiek konden zij wèl zeer krachtige argumenten laten gelden. Nimmer toch zou b.v. een land als Neder land de verplichting, vreemde troepen door te laten, op zich hebben genomen, als het had kunnen t/oorzien, dat de universeel gedachte Volkenbond tot een romp-Vol kenbond zou ineenschrompelen; dat Duitseh land zich tot de tanden zou wapenen; dat over 'de heele wereld een bewapenings wedstrijd zou ontstaan en vooral, dat de collectieve veiligheid tot een schim zou verbleeken. Verdere kentering? Ik noemde boven deze heroriënteering onzer buitenlandsche politiek een verschui ving in de richting der vóór-oorlogsche neu traliteit. Of deze kentering nog verder zal doorzetten, zal moeten worden afgewacht. Niet weinigen zijn niet voldaan met de omzetting van de verplichtingen van het sanctie- en doortocht-artikel 16 in bevoegd heden, maar bepleiten, dat, om alle dubbel zinnigheid in Nederland's houding in een mogelijk conflict te vermijden, Nederland zich geheel van art. 16 behoort los te ma ken. Samen met de Noordelijke staten en België zijn deze en daarmede samenhan gende vragen dezen zomer in Kopenhagen overwogen. Blijkens het aan de pers ver strekte communiqué zullen de zeven staten, die daar vergaderd waren, in September van dit jaar te Genève zeker niet een min der positieve houding aannemen ten aan zien van art. 16, als in 1936. Ook ten opzichte van Italië zelf heeft onze Regeering de consequentie getrokken uit de mislukking van de sancties tegen dat land wegens zijn overval tvan Abessynië. Nadat een poging, om met de zgn. Oslo- staten, de onderteekenaars der Oslo-over eenkomst tot een gezamenlijk optreden te komen, geen succes had gehad, heeft Ne derland-alleen in dit jaar de facto de ver overaar van Abessynië erkend, door onzen gezant te Rome op te dragen, zijn geloofs brieven aan te bieden aan den Koning van Italië, Keizer van Ethiopië. Een beslissing, welke begrijpelijkerwijze scherpe critiek heeft uitgelokt, maar die, naar uitdrukke lijk door onze Regeering is verklaard, aller minst bedoelde, achteraf het gepleegde on recht goed te keuren, doch die vooraf was ingegeven door den wensch, daardoor iets, hoe weinig misschien ook, bij te dragen tot het verminderen der internationale spanning, en tot voorkoming van de ver deeling van Europa of zelfs van de wereld in twee ideologische coalities, de democra tische tegenover de fascistische of nationaal- socialistische, het meest-dreigend gevaar van het huidige tijdsgewricht. Zelfstandigheidspolitiek, thans geïntensi veerd in de richting van neutraliteitspoli tiek, blijft voor en na het wachtwoord. Maar dat wil niet zeggen, dat Nederland op het punt staat den Volkenbond te verlaten, hetgeen trouwens, zooals de zaken nu een maal staan, licht als een gebaar, om be paalde mogendheden in het bijzonder in het gevlei te komen, zou kunnen worden be schouwd en in zooverre met onze traditi oneele buitenlandsche politiek in strijd zou zijn. De Regeering heeft dan ook meer malen uitgesproken, dat een bondslid niet dan in het uiterste geval den Bond den rug behoort toe te keeren en in Kopenhagen waren de daar vereenigde Ministers het met dit standpunt eens. Onze Regeering ziet, ondanks zijn be zwaren en gebreken, in den Bond toch nog een zekere, zij het momenteel ook niet zeer krachtigen waarborg voor het behoud van den vrede en vreest, dat mèt het uiteen vallen van den Bond in afzienbaren tijd, de mogelijkheid zal zijn verdwenen, om in de toekomst nog eens tot een betere inter nationale rechtsorganisatie te komen. Ook heeft in ons land het cultureele, humani taire en sociale werk van den Bond steeds veel waardeering gevonden en heeft, naar vrijwel algemeen wordt toegegeven, Genève in het verleden goede diensten bewezen als „politieke beurs". Een opmerking. Ik moet hiermede mijn overzicht dat, hoewel alleen het allerbelangrijkste in her innering kon worden gebracht, toch reeds te lang werd, eindigen, en zwijg daarom b.v. over de Washington-conferentie van 1922, waarbij Nederland als koloniale mo gendheid zijdelings betrokken was en in het algemeen over den door het imperia lisme van Japan voor het Koninkrijk der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5