UIT HET MOGEN NOORDEN. DE WITTE STAD AAN DE BLAUWE FJORD, UIT DE GOESCHE COURANT VAN EEN HALVE EEUW GELEDEN. KERK EN SCHOOL. Een dreigend gevaar voor Zeeland. RADIO-PROGRAMMA, Elec. Drukkerij G. W. dea Boer, M'burf. Waar walvischvaarders hun buit in een krant me© naar huis ne men Ook de Sandefjordsche huizen worden van buiten ge boend. Het aantal in de Zuide lijke IJszeeën buitgemaakte wal- visschen in drie jaar met vijftig procent gestegen. Elk najaar weer trekken zoo'n zeven, achtduizend mannen en jongens uit San- defjord en Tonsberg en andere piaatsen aan den Westkant van de Buiten-Oslofjord naar de Zuidelijke IJszeeën om er meer dan drie maanden Sang ononderbroken jacht te maken op het grootste wild de zer aarde, op de walvisschen, de levende grondstof van de zeep- en margarine-indu strie. Dag in, dag uit, met "als eenigen rustdag slechts den 24sten December, Kerstavond, jagen de vangstbooten voort door de stormen van Antarctis en zwerven de kokerijen, geweldige varende fabrie ken met honderden arbeiders, her en der om, geleid door het tikke-tikken van de draadlooze, den buit op te halen, wacht na wacht richten op de, de golven door borende hooge stevens van de vangstboo ten de schutters het harpoenkanon, zwoe gen op de hellende dekken van de met traanstank doortrokken kokerijen de ar beiders, die de kadavers ontleden en de machinale beenderzagen knerpend doör de boomstam-dikke ruggewervels laten gaan, waken weer anderen bij' de kook- apparaten, bij de manometers, bij de kijkglazen, waarlangs bruingeel de kost bare traan naar de enorme tanks vloeit, terwijl in zijn hut op de brug achter sta pels rapporten en staatjes de vangstleider zit, die voor heel de expeditie verantwoor delijk is, maar dan ook niet zelden ge durende een seizoen van rond honderd dagen ongeveer duizend gulden per etmaal verdient. Maar nu is het zomer. Nu liggen in de breede baaien voor Sandefjord en Tons berg de kokerijen en de vangstbooten werkloos achter de boeien in 't gelid, voor zoover ze niet bij de Amsterddmsche Droogdok-Maatschappij of Wilton-Feijen- oord of elders in reparatie zijn. Nu zitten de walvischvaarders, de „actieve walvisch vaarders", zooals ze fier zichzelf noemen ter onderscheiding van hun „schuiten", op de naar teer geurende, zonnige steigers in de tintelende fjord uur na uur aandachtig naar hun dobbertje te staren om tegen dat de fluit van de werf gaat men een paar visclijes in een krant naar huis te kun nen wandelen, als ze 't al niet nóg rus tiger nemen en gemakkelijk achterover in een ligstoel in hun angstig-nette tuin tje zitten. Nu is het stil, zomersch stil daar in Sandefjord. Het is er anders ook wel stil en landelijk rustig in dit stadje aan den waterkant, dat zijn voornaamste industrie heelemaal aan de andere zijde van den aardbol heeft, dat alleen maar levendige drukte kent in de bewogen weken van aan- en afmonsteren, van uitrusten en opleggen, van afscheid en thuiskomst, dat vijf, zes maanden van 't winterhalfjaar èen zóó groot percentage van zijn man nelijke bevolking ter walvischvaart heeft, dat een naar 'n pakkenden kop zoekende journalist in de verleiding komt het ad ministratieve wereldcentrum der walvisch vaart dan „een stad zonder mannen" te noemen. Maar zoo op een zomerschen middag met felle zon in de breede straten en over de fjord tusschen de rossig-gloei- ende rotsen is het er zoo stil als 't in een rustig en zéér welvarend stadje maar zijn kan. Van de werf Frammaes aan den over kant van 't water, die zich, dat kan hier haast niet anders, op 't bouwen van wal vischvaarders heeft gespecialiseerd, komt geen geratel van klinkhamers, geen ge- druisch van machines zelfs, en de blonde typiste van de internationale vereeniging voor de walvischvaart, die voor een open venster met wijd uitzicht over de fjord een paar nagekomen rapporten van de Ja- pansehe kokerij Nisshin Maru zit over te tikken, werkt op een werkelijke noiseless. Zoodat ze ook niet de middagrust ver stoort van den bejaarden knecht in den winkel van een der grootste walvischree- derijen in Noorwegen, waar men om zoo te zeggen van alles koopen kern behalve walvisehtraan. Maar meer dan een pak je pruimtabak aan een wajlvischvaarder in ruste en een fleschje zonnebrand-olie aan een badnimf in shorts verkoopt de over 'n kasboek wat soezende winkel knecht dezen zonnigen achtermiddag niet. Och, de goede dagen voor den Sandef- jordschen winkelstand komen pas in Sep tember, begin October, wanneer de wal vischvaarders kleeren en schoenen en al lerlei kleinigheden en bovenal sigaretten sigareten bij de duizend tegelijk, komen koopen, en dan omstreeks Paschen op nieuw, als 't vangstvolk terugkeert en er dagen :lang feest wordt gevierd en 't geld vooreerst niet op schijnt te jkunnen. Dan kan 't na een goed seizoen zijn, dat de champagnevoorrraad van het zeer groote hotel Atlantic waarom heeft men dat eigenlijk niet Antartic gedoopt? uitge put raakt en dat bij de agenten van „be tere" automerken de klanten haast in queue moeten staan,. Maar het drukst heb ben de banken het toch altijd, want de walvischvaarders zijn over ',t algemeen ver standige lieden. Velen hebben een eigen huis gekocht, een boerderijtje vaak hier ergens in de buurt, waar moeder-de-vrouw in 't winterhalfjaar de doening bestiert en de walvischvaarder 'e zomers min of meer voor zijn genoegen boert. Vangstlei ders en schutters, wier namen elke jongen tusschen Kristiansand en Oslo kent, heb ben zich soms tegen de rotsige hoogten villa's als kasteelen gebouwd, maar 't zijn toch eigenlijk de minder pretentieuze hou ten villatjes van de minder vermaarde walvischvaarders aan den buitenkant van Sandefjord, die op dit stadje hun stempel zetten. Kleine villatjes, niet bijzonder van stijl of liever gezegd: heelemaal zonder stijl, maar ^allemaal even goed onderhou den, allemaal even blinkend wit geschil derd en allemaal omgeven door even keu rige tuintjes vol zomers-bonte bloemen en met schelpen rond de perkjes. En zoo wit als die villatjes zijn, zoo wit zijn vrij wel alle huizen van het heele stadje, tot hot Volkshuis, waar de zeemansmissie zus terlijk samenhuist met de bioscoop en de redactie van het socialistische streekblad toe. Je kunt zien, dat de menschen hier in Sandefjord den tijd hebben, om hun hui zen elk voorjaar weer een streekje verf te geven, om voortdurend in hun tuintjes be zig te zijn, om den boel teljkens mooier, telkens beter te maken. Je kunt hier ook zien, hoe de huizen van de dakgoot tot de stoep met den boender worden schoon- geschrobt, wat volgens de schoolboekjes anders alleen met Hollandsehe huizen pleegt te gebeuren. Maar wanneer je daar zoo op 'n wan deling door deze stralend witte stad aan de blauwe fjord eens aan 't praten komt met een walvischvaarder, merk je al spoedig iets van bezorgdheid voor de toe komst. En wanneer dan later op 't gezél lig kleine kantoor van de walvischvaart- vereeniging met de scheepsmodellen op de rood-mahonie kasten en de walvischtanden als pressepapiers op de hoogen statistisch materiaal van alle kokerijen en vangst booten ter wereld, je een paar rijtjes cij fers mét commentaar voorgelegd worden, wordt het je duidelijk, dat die welvaart hier in Sandefjord, én in Tonsberg én in die andere walvischvaartplaatsen langs de Buiten-Oslofjord in gevaar is. Al sedert een jaar of vijf, zes spreekt en schrijft men er over, dat de walvis schen van de Zuidelijke IJszeeën ernstig met uitroeiing bedreigd worden en al bijna even lang is men het er in theorie over eens, dat de tot nu toe genomen bescher mende, de vangst beperkende, maatregelen niet voldoende zijn. Maar om verschillende redenen waarvan de stijging der traan prijzen er één is en de behoefte van Duitschland en Japan aan deviezen een andere is de liefhebberijl voor de wal vischvaart zóó toegenomen, dat het aan tal expedities, dat drie jaar geleden nog circa twintig was, het komende seizoen vijf-en-dertig zal bedragen en dat het aan tal vangstböoten dan naar alle waarschijn lijkheid 288 zal zijn tegen ongeveer 150 in het seizoen 1935'86. Dat seizoen was de totale traanproductie ruim 400.000 ton, den vorigen winter bedroeg zij goed 550.000 ton en voor het aanstaande sei zoen berekent men nog eenige tiendui zenden tonnen meer. En deze laatste drie jaar is, ondanks het feit, dat de over-ex- ploitatie van den walvischsüand door de vakmenschen erkend wordt, het aantal buitgemaakte walvisschen van bijna 31.000 tot 45.000 gestegen. Maar ernstiger dan de groote kans, dat over enkele jaren het bestand zoozeer ge dund zal zijn, dat de walvischvaart met het tegenwoordige, moderne en dure mate riaal niet meer rendabel is, moet voor de walvischvaartplaatsen aan de Oslofjord het feit geacht worden, dat de walvisch vaarders uit deze plaatsen niet meer on misbaar zijn. Tot drie jaar geleden waren alle.opvarenden van alle Noorsche én buitenlandsche kokerijen en vangstboo ten in de Zuidelijke IJszeeën Noren. Daar na zijn de buitenlandsche reeders het om verschillende redenen gedeeltelijk met eigen landgenooten gaan probeeren, al hielden zij op de belangrijke posten ook uitsluitend Noorsche krachten. En in die drie jaar tijds is het percentage niet- Noorsche werkkrachten op de walvisch- vaartvloot van O tot 6.3 vervolgens tot 17.6 en in 't laatste seizoen tot bijna 32 procent gestegen. Wel is door de uitbrei ding van de vloot het' aantal Noren ter walvischvaart ongeveer gelijk gebleven, maar een te verwachten inkrimping van het vangsfmateriaal moet groote werk loosheid onder de Noorsche walvischvaar ders tengevolge hebben. En voor Sandefjord en die andere plaat sen aan de Buiten-Oslofjord, die hun voor naamste bron van inkomsten daar ver naar den Zuidpool toe, in 't stormachtige Antarctis hebben, wordt dat ongetwijfeld een zeer ernstige geschiedenis. Bertil J. 9 Aug. GOES. In de gisteren gehouden gods dienstoefening van de Evangelische Ge meente maakte ds. Loggers bekend, dat het kerkgebouw, om ingekomen overwegende bezwaren, niet aan het Heilsleger zal wor den afgestaan. BORSELE. Zaterdagmiddag strandde in de nabijheid van het kustlicht de Russische driemaster „Braums". Eerst tegen den avond, met het opkomen van den vloed, gelukte het aan het vaartuig zyn reis te vervolgen. 11 Aug. GOES. De inwijding van de nieuwe kolf- zaal in de Prins van Oranje, had plaats met een kolfwedstrjjd waarvoor door den hr. H. J. Molhoek een fraaie prijs beschik baar was gesteld. Winnaar werd de hr. P. Goedbloed, prins van de sociëteit. 14 Aug. GEMENGDE BERICHTEN.. Naar de Vlissingsche Courant meldt, heeft zich nog niemand bereid verklaard om als burge meester dezer gemeente op te treden. 26 Aug. BUITENLAND. Het gaat met Italië in Afrika nog niet voor den wind. Het leger heeft er weer een gevoelige nederlaag gele den, naar verluidt, door verraad van in- landsche bondgenooten. VLISSINGEN. Door de vrijzinnige kies- vereeniging „Algemeen Belang", alhier, is voor de Provinciale Staten candidaat ge steld de hr. C. L. van Woelderen, 'directeur der Stoomvaartmaatschappij „Zeeland". De heer C. van Espen van Waarde, tijdelijk onderwijzer te Goes, is te Breda voor de hoofdakte geslaagd. Geslaagd voor het examen nijverheids onderwijs akte N4, de heer H. H. Gijzeis te Vlissingen. Bevordering van het toerisme en behoud van de inheemsche klee derdrachten vormen een onver zoenlijke tegenstelling. (Ingezonden) Alhoewel de beroering, die de door mij afgeschoten torpedo in de Zeeuwsche wa teren (en trouwens ook ver daarbuiten) te weeg heeft gebracht, nog niet gestild schijnt te zijn, wil ik toch niet langer wach ten met U te antwoorden op Uw tegenaan val. Uit den aanhef van de slotalinea van Uw vierdeelig verweer mag ik opmaken, dat U een tegenbetoog van mijn hand tege moet ziet. En inderdaad zou het van on wellevendheid getuigen, indien ik er na Uw zoo uitvoerige bestrijding thans het zwijgen toe deed. Ik moet U tot mijn spijt al aanstonds ver klaren dat Uw tegenaanval, die tegelijk het karakter droeg van een afstraffing!), mij allerminst overtuigd heeft van de onjuist heid van mijn standpunt. Terwijl andere, buiten Zeeland verschijnende bladen door hun commentaren bewezen hebben, dat ze mijn opvatting begrepen, heb ik eerlijk ge zegd uit Uw betoog niet dien indruk gexre- gen. Ik geloof dat er tusschen ons een mis verstand heerscht, dat ik slechts uit den weg zal kunnen ruimen door de kern van mijn betoog nog duidelijker uiteen te zet ten dan ik in mijn eerste artikel al deed. Om de kwestie, waar het hierom gaat, niet noodeloos te vertroebelen, laat ik dus al het bijkomstige (de samenstelling van het be stuur b.v., waarop U zoo uitvoerig ingaat) weg, om alle aandacht op de hoofdzaak te concentreeren. Mijn standpunt in deze aangelegenheid komt in het kort hierop neer, dat de Zeeuwsche (en in 't algemeen elke gewes telijke) dracht alleen zin en beteekenis heeft in de gesloten gemeenschap, waarin zij geworteld is2). Wordt deze gemeenschap doorbroken of verstoord, b.v. door een in tens vreemdelingenbezoek, dan zijn de typi sche kenmerken van deze groep, waartoe o.a. de kleederdracht behoort, gedoemd te verdwijnen. Terwille van geldelijke voor- deelen kan men ze dan nog een tijdlang kunstmatig in stand houden, zooals men b.v. op Marken en in Volendam doet, maar het spreekt vanzelf dat de intimiteit van de betrokken volksgemeenschap op deze wijze gedoemd is om te verdwijnen. De ver dwijning van de kleederdracht volgt dan spoedig genoeg, en ik geloof dan ook stel lig dat degenen gelijk hebben, die beweren dat over enkele tientallen jaren zelfs in de beide zoojuist genoemde plaatsen geen spoor meer van de oude dracht over zal zijn. Dit is het onvermijdelijke gevolg van de bevordering van het vreemdelingenver keer. Ik konstateer hiermede slechts een feit en trek daaruit de m.i. eenig moge lijke konklusie. Uiterst leerzaam zijn in dit verband de in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap van 1926 door dr. W. S. Unger gepubliceerde cijfers over het dragen van de hoerendracht door de school kinderen. Terwijl het percentage der meisjes, die in 1925 de dracht nog droegen, voor Aagtekerke, Oostkappel en West- kappel respectievelijk 97,3, 77,5 en 96,2 be droeg, was dit voor het nabijgelegen Dom burg slechts 50. Voor de jongens zijn de cijfers nog opvallender, n.l|. 65, 50, 82,8 en2,5! Wanneer men bedenkt dat Dom burg sinds ettelijke tientallen jaren een badplaats is, wordt de uitzonderingspositie van dit dorp aanstonds duidelijk. Wie de kleederdrachten wil behouden, en dat behoud van zoo groote beteekenis acht, dat hij door middel van een speciaal tot dat doel opgerichte vereeniging de verdwijning der drachten wil tegengaan, dient zich in de eerste plaats een inzicht te vormen van de factoren, die op dit' verval invloed uit oefenen. Ik verkeer in de stellige overtui ging, dat een van de belangrijkste factoren in deze het vreemdelingenverkeer is. Het is allerminst mijn bedoeling, een philippica te houden tegen het toerisme in het alge meen: ik wil alleen maar konstateeren dat het daarmee op Walcheren den verkeerden kant uitgaat. Ik heb in mijn eerste artikel uit het oprichtingsmanifest der Zeeuwsche 1.) U meent o,a. dat ik niet korrekt heb gehandeld door met voorbijgaan van de betrokken vereeniging een „fel cou rantenartikel"' ter publicatie aan de ge- heele Nederlandsche dagbladpers te zen den. Ik meen (wat ik ook in den aanhef van mijn artikel heb gezegd), dat de hierin te berde gebrachte kwestie van al gemeen belang is en niet alleen Zeeland betreft. De belangstelling, die de pers voor mijn artikel heeft getoond, heeft bewezen dat ik mij daarin niet heb vergist. Daarom heb ik de kwestie ook zoo algemeen mo gelijk gesteld. Een van Uw Friesche collega's schrijft me zoo juist nog, dat het artikel muta tis mutandis ook voor Friesland van toe passing is. U verwijt mij verder, dat ik niet als lid van de vereeniging ben toegetreden. Ik vraag Uhoe kan ik lid worden van een vereeniging, met wier grondslag ik het oneens ben? De toestand in Friesland is onver gelijkbaar met die in Zeeland; hier is er nog een sterk levende dracht, daar is vrijwel alles verdwenen. En overigens: indien inzender van den beginne af ge zorgd had „a finger in the pie" gehad te hebben, dan had hij aan het leggen van goede grondslagen kunnen medewerken. Red.] 2.) Daarom doet Uw vraag, of ik in Amsterdam in Zeeuwsche hoerendracht pleeg rond te kuieren, erg vreemd aan. Ik ben niet gerechtigd het Zeeuwcshe kos tuum te dragen, maar ook al was ik dat vroeger geweest, dan zou ik dat recht verloren hebben door mijn vertrek uit Zee land. Een Zeeuwsche boer, die in Amster dam gaat wonen en er zijn hoerendracht blijft dragen, is een even groote dwaasheid als een Zeeuwsch dienstmeisje in Den Haag. [Verkeerd begrepen! Inzender verwijt „den heeren in burgerpakjes" zich met de Zeeuwsche kleederdrachten te bemoeien wij kaatsen terug; en Gij dan? Gij draagt óók een burgerpakje en ge bemoeit u er toch ook mêe, nu? Red.] vereeniging deze zinsnede aangehaald: „Wat zal er overblijven van de attractie van de Middelburgsche en Goesche markt dagen wanneer de schitterende kanten mutsen, de kleurige doeken en „beukjes" van het tooneel zullen zijn verdwenen?" Daar hebben veertien heeren, die op één na allen bestuurslid zijn geworden van de ver eeniging, hun naam onder gezet. Ik vind het niet minder dan verbijsterend, meneer de Hoofdredacteur, dat men nog van de attractie van de Middelburgsche marktda gen durft te spreken. Ik las toevallig de zer dagen wat de dichter Werumeus Bu- ning daarvan zegt in het tweede deel van „Ik zie, ik zie wat gij niet ziet": „Ik heb sedertdien de toeristen weer eens gezien op den Middelburgschen marktdag: duizend toeristen. Dit mag een mensch met eenig geweten geen stad ter wereld aandoen, de ze bevordering van de bezoeking der be zoekers, deze vloek van de toeristenkar ren". Het heeft er wat van weg of men in Amsterdam moet wonen om te zien hóe verschrikkelijk die Donderdagsche sight seeings zijn. Mag ik U, meneer de Hoofdredacteur, eens wat adressen opgeven van Walcher- sche boerinnen die den marktdag mijden, omdat ze niet lastig willen worden geval len door vreemdelingen? Wanneer U met haar gesproken heeft, zal het U niet meer verwonderen dat sinds het toerisme in Zee land zoozeer is toegenomen de kleeder drachten er zienderoogen verdwijnen. Nogmaals: ik wil in dit verband niet ageeren tegen het vreemdelingenverkeer op zichzelf beschouwd, maar op Walcheren gaat het daar een verkeerden kant mee uit. Ik wil Middelburg allerminst van een Chi- neeschen muur voorzien, maar nog minder wil ik er een tweede Marken of Volendam van maken. En daarom komt het mij ten eenenmaie onjuist voor, dat de vereeniging zich van bemoeienis met het vreemdelin genverkeer verre wil houden, zooals U zoo nadrukkelijk konstateert.3). (Tusschen haakjes: waarom heeft zij den voorzitter van de Vereeniging tot bevordering van hen Vreemdelingenverkeer in Walcheren in haar bestuur opgenomen? En waarom ver- leenen de A.N.W.B. en de Maatschappi, Zeeland haar een subsidie?). Bemoeienis met het vreemdelingenverkeer ligt m.i. wel degelijk op haar weg. Wanneer zij wil red den wat er nog te redden valt, laat zij dan naar middelen zoeken om de excessen van het toerisme, die thans in Zeeland, en met name op Walcheren aan den dag treden, met kracht tegen te gaan. Ook de V.V.V. zelf kan daarbij slechts wel varen. Het heeft mij teleurgesteld dat geen en kel van mijn bestrijders ook maar een po ging heeft gedaan, mijn betoog wat de kern betreft te ontzenuwen. Wél heeft men getracht de beteekenis van het oprichtings manifest, waarop ik mijn aanval baseerde, te verkleinen, zonder echter de geïncrimi neerde woorden terug te nemen. Ik begrijp werkelijk niet waarom ik had behooren te weten „dat dit manifest en zijn ondertee kenaren thans geenerlei beteekenis meer hebben" of wel dat het, zooals het bestuur der vereeniging het uitdrukt, slechts een „ingezonden stuk" van een „als (zeer) voorloopig bedoeld comité" was. Ik heb in derdaad „klakkeloos" aangenomen dat dit manifest nog niets van zijn beteekenis ver loren had, en dat alle onderteekenaren nog ten volle akkoord gingen met den inhoud. Ik meende daartoe ook alle reden te heb ben, omdat ik in de vele mededeelingen over het comité, die in de pers zijn versche nen, nooit ook maar met één woord gelezen heb dat de vereeniging een anderen koers had ingeslagen dan zij zich aanvankelijk had voorgesteld. Eerst nu ik de aandacht op de onlogische houding van de vereeni ging heb gevestigd, eerst nu ik haar ver wijt dat zij de kool en de geit wil sparen, tracht zij de kool te verloochenen. Waarom haar dan niet over boord gegooid, voordat ze het schuitje tot zinken brengt? De onrustbarende toeneming van het toe risme in Zeeland en de inheemsche kleeder drachten verdragen elkaar niet tenzij (en ook dan nog slechts voor een bepaalden tijdsduur) men van Zeeland een tweede Marken of Volendam wil maken, waarbij de bezichtiging van boeren en boerinnen, straks ook nog van de boerderijen, een vast nummer wordt op het programma der sightseeings van Amerikanen en andere vreemdelingen, die Zeeland „doen". U kunt het sentimenteel vinden of niet, meneer de Hoofdredacteur, maar ik zie liever het laat ste restje van de Zeeuwsche kleederdrach ten verdwijnen, dan dat het vrije volk, waartoe ik behoor4), tot een zoo diep ver val geraakt. P. J. Meertens. NASCHRIFT TEN BESLUITE. [Menigeen, ook die aan onze zijde staan, vonden dat het nu maar eens uit moest wezen. Maar de heer P. J. Meertens heeft, na ons uitvoerig verweer tegen zijn arti kel, recht op een wederwoord,. Het zij hem hierbij verleend, maar daarmede is de kous nu ook af. Enkele aanteekeningen onzera'jld.% mo gen echter niet achterwege blijven. Het is ons sinds de heer Meertens zijn eerste artikel schreef gebleken, dat hij zich niet alleen t.o.v. Zeeland en de Zeeuwsche actie Eergist, maar ook tot onze verwondering! zelfs t.o.v. Marken en Volendam. Een goede Zeeuw, mede stander en lid onzer vereeniging tot be- 3.) Even tevoren schrijft U dat de vereeniging voor zoover ons bekend niet op den grondslag van het' vreemdelingen verkeer" staat. „Voor zoover ons bekend'" Ik mag toch aannemen dat U als een der oprichters en als lid van het dagelijkseh bestuur met den grondslag der vereeni ging ten volle bekend zijt? Waartoe dan deze restrictie in Uw overigens zoozeer positief en duidelijk betoog? Zoodra dit punt ter sprake komt, wordt1 ook Uw ar gumentatie vaag. [De tusschenvoeging „voorzoover ons bekend" beteekent niets anders, dan dit: de hoofdredacteur van deze courant, schoon als partikulier lid van het bestuur der vereeniging, heeft, als hoofdredacteur, niet het recht ex cathedra te spreken hij is, schrijvende, niets anders dan hoofdredacteur. Vandaar dit, formeele, voorbehoud. Red.] 4.) Tot Uw geruststelling: in rechte linie sinds elf geslachten. houd der Zeeuwsche kleederdrachten, wiens vrouw voor haar huwelijk jarenlang aris op Volendam was, deelde ons nl. mede dat zelfs daarde heele vreem delingenindustrie nauwelijks onder de op pervlakte van het sociale leven dier ge meenschap is doorgedrongen, en dat de Volendammer visschers en visschersvrou- wen in hun gewestelijke dracht een even diepe verachting, neen, erger nog: een even totale onverschilligheid voor den sights-see-enden vreemdeling koesteren als onze Zeeuwsche boeren en boerinnen, voor wie „dat volk" toch als regel ook niet zal bestaan. Overigens haalt de geachte inzender ook nu weer oprichtingsmanifest en statuten, aanvankelijk comité en tegenwoordig be stuur, hopeloos dooreen. Dat de voorzit ter der vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer op Walcheren „door de vereeniging in haar bestuur op genomen zoude zijn", is een vergissing van den geachten inzender, nademaal die noch opgenomen noch overgenomen noch eigener beweging- toegetreden, namelijk: gansche- lijk geen lid, noch van het bestuur noch van de vereeniging is. En indien het al waar zoude zijn, wat ons blad als zooda nig niet bekend is, dat A.N.W.B. en de Mpij „Zeeland" de vereeniging een subsi die verleenen, dan vragen wij: hoe weet het niet-lid der vereeniging de heer P. J. Meertens te Amsterdam dat? En had de heer Meertens van deze hem ver moedelijk zeer vertrouwelijk bekende we tenschap in de publieke gedachtenwisseling wel gebruik mogen maken? De heer Meertens is allerminst over tuigd, maar gaat hij niet tever met te beweren, dat „geen zijner bestrijders ook maar een poging heeft gedaan zijn betoog wat de kern betreft, te ontzenuwen?" Wij meenen, in alle bescheidenheid, deze po ging althans ondernomen te hebben, en naar veler oordeel zijn wij daarin zelfs geslaagd ook. En wanneer de heer Meer tens, overigens niet zonder eenige zelf verheffing, meent dat pas nadat h ij en kele opmerkingen had gemaakt, de ver eeniging tracht „de kool te verloochenen", dan vergist hiji zich deerlijk: met de stuk ken en de datums is te bewijzen, dat deze zaak in het bestuur aan de orde was ge steld voor en aleer de heer Meertens hier omtrent nog maar een pen op papier had gezet. Hadde hij zich tot dit bestuur ge wend, dan had hij zulks kunnen vernemen; het bestuur is echter niet verplicht, omdat het niet-lid de heer P. J. Meertens in Am sterdam meent, dat het' niet goed gaat, bepaalde „geïncrimineerde woorden" „terug te nemen." Te juister tijd zou het bestuur deze zaken stellig in het open baar klaar en duidelijk gezegd hebben, thans heeft de heer Meertens: met zijn aanval het gedwongen zulks te ongelege ner tijd, en tot aanzienlijke schade van het door beiden nagestreefde doel, te doen. Met 's heeren Meertens slotzin stem men wij van ganscher harte in. Maar be hoeft dat, na hetgeen wij er reeds eer der over schreven nu nog gezegd te worden? Hoofdred.] DONDERDAG 18 AUGUSTUS. HILVERSUM I, 1875 M. AVRO-Uitzending. 8.00 Gram. (Om 8.15 Ber.). 10.00 Mor- genw. 10.15 Gram. 10.30 Omroepork. en so list. 12.00 Alfredo Spezialetti's ensemble. "(Om 12.15 Ber.). 12.45 Secco's Gitano's. 1.15 Verv. van 12.00. 2.00 -Declam. 2.20 Kovacs Lajos' ork. en soliste. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Pianovoordr. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 Gram. 6.30 Spórtpr. 7.00 Orgel en viool. 7.30 Het Wiener Maxim- kwartet. 8.00 Ber. ANP. Meded. 8.15 Ko vacs Lajos' ork. m.m.v. soliste. 9.15 Inleid, volgende uitz. 9.30 Uit Salzburg: 3de acte opera „Falstaff". 10.15 Gram. 11.00 Ber. ANP., hierna Bert van Dinteren's ensem ble. 11.3512.00 The Jolly Britanneders. HILVERSUM H 301,5 en 415,5 M. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.00—12.00 NCRV. 8.00—9.15 Gram. (Om 8.15 Ber.) 10.00 Gram. 10.15 Morgend. 10.45 Gram. 11.30 Godsd.' halfuur. 12.00 Ber. 12.15 KRO-Ork. en Gram. 2.00 Gram. 2.30 Trioconc. In de pauze: Gram. 3.45 Bijbellez. 4.45 Gram. 5.00 Handenarbeid voor de jeugd. 5.30 Zang en piano. In de pauze: Gram. 6.00 Gram. 6.30 Verv. conc. 7.00 Ber. 7.15 Boekbespr. 7.45 Rep. 8.00 Ber. ANP., herh. SOS-Ber. 8.15 Orgelconc. 9.00 Causerie. 9.30 Gram. 10.00 Ber. ANP. 10.05 Kamerork. „Ars nova et antiqua"., In de pauze- Gram. 11.25 Gram. 11.5012.00 Schriftlez. DROITWICH 1500 m. 11.25 Cello en piano. 12.05 Het BBC-Northern-Ireland- Orkest. 1.00 Pianovoordr. 1.20 Gram. 1.50 Leonardi's Weensch ork. 2.20 Gram. 2.50 Philipp Martell's ork. 3.35 Stedelijk Ork. Bournemouth m.m.v. solist. 5.05 Gram. 5.20 Zang. 5.40 J. Kantrovitch's ork. 6.20 Ber. 6.45 Kamermuz. 7.20 Michaeloff en zijn or kest. 7.50 Radiotooneel. 8.20 Operette „The three connered hat". 9.35 Radiotooneel. 10.00 Ber. 10.25 Causerie. 10.40 Het BBC-Ork. 11.30 O. Rabin en zijn Band. 11.5012.20 Dansmuz. (Gr. pl.) RADIO-PARIS 1648 m. 8.10, 9.00 en 10.10 Gram. 12.35 Giardino-ork. 2.35 en 3.05 Gram. 3.20 Zang. 4.20 Gram. 5.20 Radio tooneel. 6.50 en 7.20 Gram. 8.35 Zang. 8.50 Symphonieconc. 10.5011.05 Gram. KEULEN 456 m. 6.50 Gram. 7.30 Orkest. 12.20 Ork. en solist. 2.30 Sextet en solisten. 3.20 Boerenkapel en solisten. 4.20 Amuse- mentsork. 6.20 H. Fröhlich's ork. en solis ten. 7.20 Uit Salzburg: Opera „Falstaff". 11.00 en 12.20—3.20 Kleinork. en solist. BRUSSEL 322 en 484 m. 322 m. 12.20 Gram. 12.50 Max Alexys' ork. 1.50—2.20 Gram. 5.20 en 6.50 Gram. 8.20 Kon. Har monie „Apollo". 9.20 Symphonieconcert. 11.00—11.20 Gram. 484 m.: 12.20 Gram. 12.50 Kleinork. 1.50- 2.10 Gram. 5.20 Muz. causerie. (Met gram.) 6.35 Het Salonork. 7.35 en 8.20 Gram. 9.00 Rep. 9.20 Symphonieconc. 11.0011.20 Gram. DEUTSCHLANDSENDER 1571 m. 8.35 Bont programma. 10.27 Ber. 10.4011.00 Sportrep. 11.05 Ber. 11.20 Frankforter Kleinork. en solist. 12.20—2.20 Het Neder- saksen-ork. en solisten. (Van 1.151.26 Tijdsein).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 6