E
l
KRONIEK van den DAG.
Men en dingen ven Rene.]
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 10 AUGUSTUS 1938. No. 186.
tooi
RS
J-
IN GEHEIMEN DIENST,
oten.
fezig
stroo
fde n
eren
vlas
(rnder
than-
Y-
frrui-
»ree-
wol
br,
23
brst-,
|Nog
be
en
W.
ika
Ibe-
lijke
fen.
:ar,
rkt,
rkt,
u's,
kien
Internationale manoeuvresin
het uiterste Verre Oosten.
Er is gisteren op deze plaats de aandacht
gevestigd op een soort van begripsverwar
ring, waaraan het politieke jargon in dezen
tijd lijdende is, erger dan ooit te voren.
Zelfs een schijnbaar nauwkeurig te defini-
eeren begrip als oorlog ontkomt daar niet
meer aan. Japan en China voeren als
men de staatslieden te Tokio mag geloo-
ven officieel geen oorlog. Wie van een
JapanschChineeschen oorlog durft te
spreken begrijpt niets van de gewelddadige
gebeurtenissen, welke zich daarginds op
Chineeschen bodem afspelen en miskent
bovendien lasterlijk de hooge bedoelingen
van Japan's politieke zending. De Japan
ners beoefenen slechts een beetje strafex
peditie tegen China's communistische on
derwereld en de halsstarrigheid der Chinee
sche nationalisten, die weigeren te geloo
ven, dat Japan niets dan goeds met het
Hemelsche Rijk voor heeft.
Er is evenmin oorlog tusschen Japan en
Sovjet-Rusland. Wat daar diep in het Verre
Oosten op de grenzen van Mantsjoekwo
Korea en Siberië gebeurt, moet men be
schouwen als een langgerekt incident of
als een soort van internationale manoeu
vres, waaraan Japansche, Mantsjoekwosche
en Russische troepen broederlijk deelne
men. Het pact van Kellogg-Briand heeft
eenige jaren geleden den oorlog in den ban
gedaan; daarna werd het vergeten. Het
kan thans inderdaad overbodig schijnen.
Zonder al de papieren rompslomp en het
gedelibereer van een overeenkomst heeft
men in het Verre Oosten een veel eenvou
diger en deugdelijker middel gevonden
en stante pede in toepassing gebracht
om den oorlog (als Beëlzebub in een ge-
looviger verleden uit vleeschelijke lichamen)
uit het lijf der internationale samenleving
te drijven. Den Japanners komt de eer der
uitvinding toe, maar het ziet er naar uit
dat de bolsjewistische Russen er een uiterst
dankbaar gebruik van willen maken.
Vroeger was het onmogelijk om geweren
en kanonnen over landsgrenzen heen af
te schieten zonder dat vervolgens prompt
dat groote woord oorlog officieel in den
mond werd genomen. Nu dat blijkbaar wel
kan, is er voor de Russen een prachtige
gelegenheid, om de Japanners nog meer
dan in het afgeloopen jaar, een beetje aan
de Siberische grenzen aan den praat te
houden, ten voordeele van de Chinee-
zen. Japan wordt nu immers genoodzaakt
in Mantsjoekwo een groote, wellicht groei
ende troepenmacht op de been te houden
Die troepen kunnen dan niet naar China
worden gedirigeerd, maar hun ravitaillee
ring en zoo kost schatten gelds.
Gevaarlijk is dit spelletje uiteraard wel,
Internationale manoeuvres van dit soort
hebben den drang in zich om ongemerkt
in een heuschen oorlog over te gaan. Ze
zijn eigengereid, ontglippen gemakkelijk,
uiterst gemakkelijk aan de greep van de
menschelijke hand. Maar blijkbaar heeft
Stalin besloten dat risico op zich te nemen
zich er van bewust, dat hij op een kwaden
dag kan ontwaken, om te vernemen, dat
er geen houden meer aan is.
Voor de Japanners is het geval heel
penibel. Het gaat hen den laatsten tijd in
China militair weer allesbehalve voor den
wind, zoodat hun lust, om den Russen ge
ducht van repliek te dienen moeilijk heel
groot kan zijn. Uitgezonderd dan wellicht
die van een aantal militaire kopstukken
Klaarblijkelijk hebben deze, 't Kwantoeng-
leger in Mantsjoekwo commandeerend.
Zondag voor een week zonder ruggespraak
met Tokio te houden den door de Russen
bezetten heuvel Tsjangkoefeng laten her
overen, een onderneming, waarop Moskou
niet zal hebben gerekend, maar welke er
overigens voor de beoordeeling der politie
ke situatie niet zoo heel veel toe doet. Want
nadien heeft de Japansche regeering zich
dan toch wel heel erg ingespannen voor
een minnelijke schikking. Deze diplomatieke
Japansche inspanning geeft o.i. het meest
te denken. Bij vorige incidenten op de Si
berischMantsjoekwosche grens was het
altijd Tokio, dat zijn tanden ontblootte en
Moskou, dat bakzeil haalde. De rollen zijn
nu echter omgekeerd: Moskou, dat het in
cident uitlokte, heeft niet de minste haast
met het treffen van een vergelijk, terwijl
Tokio merkwaardigerwijs telkens officieus
laat weten, dat het wel zal lukken de zaak
te sussen! Weliswaar gaat daarmee aan
houdend eenige grootspraak gepaard: dat
Japan paraat is voor een oorlog op twee
fronten, maar die grootspraak kan niet
Traditie.
Het is niet waar, dat de bewoners van
Albion het meest conservatieve, het meest
aan traditie gehechte en door vormen ge
bonden volk van Europa zijn. De in wezen
en ras van de Engelschen zoo volkomen
verschillende Italianen doen in dit opzicht
niets voor hen onder!
Zoo belangrijk als in Engeland de klee
ding en de uiterlijke verzorging zijn, zoo
belangrijk zijn ze ook hier. Met het eeni
ge verschil, dat men hier den uitwendigen
mensch zelfs boven den inwendigen stelt.
Een Italiaan kan volkomen tevreden zijn
met zijn dagelijksch bord spaghetti, wat
brood, groente en fruit (zijn kwartliter
landwijn niet te vergeten!) en het deert
hem niet, wanneer hij vleesch en andere
dure voeding moet ontberen: maar hij'
moet al hèèl diep gezonken zijn, als hij
zijn uiterlijk verwaarloost! Men staat
steeds opnieuw versteld, hoe wérkelijk
elegant en met smaak zelfs de eenvoudig
ste arbeider, die bij het werk oude niet-
eens-gelapte kleeren draagt en een muts
van krantenpapier, zich kleedt, wanneer
hij „uit" is. „Op zijn Zondags" is hiervoor
de term niet meer: hij ziet er uit als een
graaf met een inkomen van een millioen!
Eu de elegantie van de Italiaansche vrouw
brengt iederen buitenlander het hoofd op
hol: nergens ziet men zóóveel goed-geklee-
de vrouwen! Op oningewijden maakt dit
de indruk, dat Italië eigenlijk een rijk
land is. In werkelijkheid is het zóó, dat
de elegantie vaak in omgekeerde verhou
ding staat tot den socialen stand en het
desbetreffende inkomen. Tenminste bij de
jongeren. Oorzaak: goede kleeding is een
traditie van het land, goede kleeding opent
alle deuren en harten; en een Italiaan,
die zich niet aan dezen norm houdt, daalt
in zijn eigen achting en in die van zijn
landgenooten.
Op uiterlijke vormen is men in Italië
trouwens zèèr gesteld. Ook in dit opzicht
verschilt de Italiaan van den Germaan en
lijkt wees destemeer op den Engelschman.
Wie zich bijv. een uitweg wil banen uit
een overvolle autobus, kan dit niet zon
der aan ieder, aan wien hij voorbijgaat
„permesso" (is het geoorloofd?) te vragen.
Men kan dit woord al naar gelang fluis
terend en vriendelijk, dringend en zake
lijk, dreigend of beleedigend uitspreken,
ja, het zelfs begeleiden met duidelijke
vloeken en gevoelige ribbenstooten, maar
met moet „permesso" zeggen, anders geldt
men beslist voor onhoffelijk. Men kan
niet beginnen te eten, zonder ieder, die
toeziet, tot deelname uit te noodigen (wee
dengene, die dit aaneemt!), noch iemand
met wien men niets te maken heeft, den
rug toekeeren: men kan hier trouwens
heelemaal niet veel doen. Maar zoolang
men „permesso''' zegt, is de zaak in or
de. En daarom is dit het eerste woord,
dat iedere buitenlander die de grens over
schrijdt moet kennen en gebruiken, wil
hij niet worden versleten voor een bar
baar.
Dit alles maakt het leven heel genoeg
lijk: maar zooals het met vele goede za
ken het geval is, drijft men ook hier de
conventie vaak te ver. Zoo was het zelfs
verleden jaar nog ten strengste verboden
voor een lid van het mannelijk geslacht,
zich in tram of autobus te vertoonen in
hemdsmouwen. Ook als wees de thermo
meter 40° in de schaduw, en al wierp
iedere Romein nóg zulke afgunstige blik
ken op de luchtig-ontkleede vrouwen: zijn
jas moest hij aanhouden, anders werd hij
onherroepelijk aan de volgende halte met
smaad en schande afgezet. Hemdsmouwen
golden als onzedelijk, en wie protesteerde,
was zijn goeden naam kwijt. Tot na lange
jaren van strijd de gouverneur van Rome
het besluit nam in te grijpen en pledhfig
(zooals zulk een belangrijk vraagstuk
betaamt) verkondigde, dat van nu af de
man ook in de autobus zonder jas mocht
verschijnen. Triomfantelijk bazuinde de
pers deze overwinning van het gezonde
verstand met vetgedrukte letters op de
eerste pagina uit. Maar wat gebeurde
De man straalde over zijn zegen, maar...
zijn jas 'hield hij aan! De traditie was zóó
sterk, dat een heel jaar voorbij moest
gaan, vóór de eerste dappere schuchter
waagde, van dit moeizaam-veroverde voor
recht gebruik te maken; wat hem veel
verachtelijke blikken kostte en een scène
in den huiselijken kring. Die held doet
Historische Avonturenroman.
Door G. P, BAKKER.
55).
Toen de waard de nieuwe kruik gebracht
had en de glazen volgeschonken waren,
dronk de kapitein het zijne onmiddellijk
leeg en vulde zijn roemer weer. Maar het
leek er veel op, dat de zware Bourgogne
zijn uitwerking op den kapitein niet miste;
waarschijnlijk ook viel de wijn op een ste-
vigen onderlaag.
„Kapitein zei luitenant Van Wezel,
„denkt u er aan. Het is tijd te vertrekken."
„Waarachtig niet, meen je soms dat ik al
dronken ben, dan zal ik je toonen dat mijn
hand nog vast is." Maar al was zijn hand
nog vast, zijn tong sloeg een beetje dubbel.
„Te veel drink, gekheid" en hij schonk zich
weer in. De anderen hadden het snelle
tempo niet kunnen of willen volgen.
„Te veel drink", herhaalde hij weer. „Ik
zal je bewijzen van niet. Sinjeur Van der
Hoop, doe mij het genoegen en ga eens
tegen dien wand staan. Zet je hoed op."
HO trok zijn pistool. „Nu zal ik om een
onversneden gouden dukaat met je wedden,
r! J6 hoed van het hoofd schiet."
„Dat geloof ik graag", antwoordde Edzke,
„maar ik heb angst voor vuurwapens lk
schrik zoo, als ik een schot hoor. Ik 'ben
bang, dat u niet mijn hoed maar wel mijn
hoofd zou raken."
„Bang voor vuurwapens"? lachte kapi
tein Sturm. „Bang voor vuurwapens. Man
dan moet je dienst nemen bij die boeren
verdoezelen, dat men te Tokio al heel wei
nig trek in zulk een dubbelen krijg blijkt
te hebben.
het nooit meer; en nog heden is het zóó,
dat de vertegenwoordigers van het ster
ke geslacht liever al hun overhemden
grondig bederven en een longontsteking
riskeeren door overmatig transpireeren,
dan dat ze hun jasje over den arm ne
men. Want diep in hun hart wortelt toch
altijd de overtuiging: eigenlijk geeft het
geen pas!
Het fascisme nu heeft zich tot taak ge
steld, ook op dit gebied eenige orde te
scheppen. Nadat het „ras" definitief was
geïdentificeerd,, heeft de Duce gezegd:
„Ora bisogna incidere profondamente sul
costume" (nu moeten we diep ingrijpen in
de dagelijksche gebruiken). En daarop
werd met fascistische snelheid besloten,
het „Lei" af te schaffen.
De Italiaansche taal nl. kent drie vor
men van aanspraak: tun voi en Lei (jij, gij
en U). En de meest gebruikelijke is „Lei."
Dit geldt echter plotseling als „serviel en
on-Romeinsch en niet meer in overeen
stemming met de geest van het nieuwe
Italië." Want „Lei" is een overblijfsel van
overdreven-/ hoffelijkheidsvormen uit vo
rige eeuwen. Eigenlijk beteekent het
woordelijk „zij" en krijgt ook in werk-
woordverbuigingen (en dit is het verschil
met het Duitsche „Sie" en het Holland-
sche „U") de derde persoon. Het is af
geleid uit het toevoegsel .„Vossignoria"
(Uwe Edelgeborene), dat in den 16den en
17den eeuw gangbaar was, maar dat in
onbruik raakte, echter met achterlating
van „Lei7. Zoo zegt men dus tegen een
aapjeskoetsiesj, die teveel rekent: „Zij
(d.i.: Uwe edele hooggeborene persoonlijk
heid) is een dief en ik zal een agent roe
pen, die haar (dezelfde hoogheid voor
noemd) wel mores zal leeren." En bij de
gesproken taal is het vaak niet mogelijk
onderscheid te maken tusschen U en haar.
Zoodat, wanneer men bijv. de vraag 'moet
beantwoorden, wien men voor den groot
sten ezel houdt, rustig kan zeggen: „Lei";
daar de vrager „haar" zal verstaan, ook
wanneer men „U" bedoelt. En dit is een
uitstekende waarborg voor een eeuwigdu
rende goede verstandhouding.
Maar nu. is „Lei" taboe. In de fascisti
sche Partij moeten alle leden en beamb
ten sinds eenige weken „jij" tegen elkaar
zeggen; alleen tegen over vrouwen en
hoogergeplaatsten is „gij" geoorloofd. En
niet alleen in de Partij; ook in het dage
lijksch leven wil men dit doorzetten. Fas
cistische wil is wet in Italië, en dus zijn
we alle met goede voornemens begonnen.
Maar de traditie laat zich niet in één dag
verloochenen: de jas bewees het, „Lei
bevestigt het. Ik heb „tu" gezegd tegen
mijn werkster en ze is niet meer terug
gekomen. Ik heb het met „voi" gepro
beerd (voorzichtigheidshalve en uitgaande
van de opvatting, dat den eerlijken werk
man evenveel eer toekomt als een ko
ning) 's nachts om twee uur bij een taxi
chauffeur. Maar de man werd zóó kwaad
dat ik „haar7 een fooi moest beloven ge
lijk aan den vrachtprijs, om niet te voet
en geschonden naar huis te hoeven gaan
Door deze kleinigheden echter laat de
Partij zich niet afschrikken en de ééne
verordening volgt op de andere. Een di
rigent mag niet meer in Zwaluwstaarten
het orkest van een openluchttheater diri-
geeren, maar moet dit doen in zomer-
avondcostuum van de Partij; in de spre
kende film, zoowel Italiaansche als ver
taalde, evenals bij het tooneel en de ra
dio, worden „jij" en „gij"' ingevoerd; de
handdruk was in de Partij allang vervan
gen door den fascistisch en groet: ook bij
tooneel en film wordt deze „gedegene
r.eerde uit het buitenland geïmporteerde
geste" als „vreemd aan het Italiaansche
ras" afgeschaft. En een geleerde prof.
uit Palermo (in Sicilië is het warmer dan
overal elders in Italië en professoren dra
gen befjes, die bij die temperatuur zèèr
onaangenaam zijn en daar heelemaal niet
tegen kunnen!) heeft ontdekt en in het
Giornale d'Italia geschreven, „dat de nieu
we Italiaan een beter fascist en vader
lander zou zijn, als hij zijn das en zijn
halsboordje uitliet." Buitendien wil deze
man van de wetenschap het steilschrift
weer invoeren/, als beter voorde
oogen! „Want", zegt hij, „de scheeve, de
kleine en de sierlijke schrijfwijze zijn niet
alleen exotisme, maar eischen bovendien
een schadelijk verdraaien van den nek,
wat nadeelige afwijkingen van den rug-
gegraat tengevolge heeft; terwijl het stei
le, verticale schrift zoowel uiterlijk als in
den geest meer het Romeinsche karakter
weerspiegelt." En wat de nauwe hals
kraag en stijfgeknoopte das betreft, die
verhinderen beide de bloedsomloop en zijn
dus schadelijk voor de oogen zoowèl als
voor de hersenen en „de nieuwe Italiaan
heeft iA het Imperium van Mussolini aan
beide gelijkelijk behoefte." Een generaal
(generaals dragen óók hooge boordjes
en vinden dat evenmin prettig) is hem
enthousiast bijgevallen en heeft gezegd:
Onze belangen van heden eischen de
hoogste visische perfectie en potentie. Men
moet goede ooge|} hebben, om uit Het
kijkgat van een tank den vijand te spie
den, om den telescoop van een onderzeeër
te bedienen, of om in de lucht alles uit
te voeren, wat heden van een vliegenier
verwacht wordt. Dus steilschrift en wèg
met boordje en das!"
Toen het alleen de jas was, was er
niemand te vinden, die „meedeed". Mis
schien lukt het dimaal beter. Ik heb
weliswaar nog geen Italiaan gezien zon
der jas, das of boordje, niemand heeft
nog „Voi" tegen me gezegd, en als ik
fascistisch groette moest, ik daarna tóch
handen schudden, maarKeulen en
Parijs zjjn ook niet op één dag gebouwd.
Als de nieuwe Italiaan er niet meer komt
in ónzen tijd, dan zullen onze kinderen
hem toch zeker kunnen zien en bewonde
ren.
Maar „permesso" zullen ze tóch moeten
zeggen!
Tenzij de Partij ook dat afschel! We
zijn pas aan het begin en het is niet te
voorzien, wat alles nog volgt.
VLUCHT VAN DE K.L.M. NAAR
ZUID-AFRIKA.
Naar wij vernemen, heeft de Zuid-Afri-
kaansche regeering aan de K.L.M. toestem
ming verleend tot het uitvoeren van een
speciale vlucht van Nederland naar de Unie
van Zuid-Afrika in verband met de plech
tige herdenking van den Dingaansdag in
December a.s.
De vlucht zal worden gemaakt van 10
31 December, vermoedelijk met 10 passa
giers en een uit 5 opvarenden bestaande be
manning. Gezagvoerder zal de heer J. B.
Scholte zijn, tweede bestuurder de heer A.
Viruly. Het reisschema luidt in het kort
als volgt:
10 December: AmsterdamMarseille
Napels; 11 Dec.: NapelsAtheneCairo;
12 Dec.: CairoLuxorKhartoem; 13 Dec.:
KhartoemJubaNairobie; 14 Dec.: Nai
robiMbeyaBrokenhillLivingstone; 16
Dec.LivingstonePretoria.
De thuisvlucht zal op 26 December wor
den aanvaard, met als eerste traject Kaap
stadWindhoek. Het verdere schema is
dan:
27 Dec.: WindhoekMossamedesLoan-
da; 28 Dec.: LoandaBomaMajumba-
LibrevilleCotonou of Lagos; 29 Dec.: Co-
tonou of LagosNiameyGaoReggan; 30
Dec.: RegganColomb BecharCassablan-
caLissabon; 31 Dec.: LissebonBordeaux
Amsterdam.
GERST EN ROGGE TE GRONINGEN
BENEDEN DEN RICHTPRIJS.
De Groninger Maatschappij van Land
bouw heeft gister aan den minister van eco
nomische zaken een telegram gestuurd,
waarin den minister in verband met het
feit, dat gerst en rogge aan de Groninger
korenbeurs slechts waren te plaatsen voor
prijzen, ver beneden den richtprijs, nog
maals verzocht, maatregelen te nemen voor
het bereiken van den gegarandeerden prijs.
PASSEN VOOR GRENSVERKEER.
De A.N.W.B. meldt:
De laatste dagen zijn in de pers verschil
lende berichten verschenen over den over
last, dien grensbewoners ondervinden van
het nieuwe voorschrift, volgens hetwelk
iedere vreemdeling bij binnenkomst in Ne
derland zijn pas of identiteitskaart moet
laten afstempelen.
Hoewel de A.N.W.B. het zeker betreurt,
dat de omstandigheden de regeering aan
leiding hebben gegeven, dergelijke, voor het
toerisme belemmerende bepalingen uit te
vaardigen, wijst deze er toch op, dat de
bedoelde berichten onvolledig zijn.
Direct na de afkondiging dezer nieuwe
voorschriften heeft de A.N.W.B. de aan
dacht gevestigd op de belangen van het
grensverkeer en daarbij is gebleken, dat de
autoriteiten deze moeilijkheid reeds voor
zien hadden en daaraan tegemoet zijn ge
komen door de invoering van een zgn. pas
voor grensverkeer, welke op aanvrage kos
teloos door de commandanten van de grens-
brigade der Kon. Maréchaussée zal worden
uitgereikt aan inwoners van een breede
grensstrook, die geregeld naar Nederland
komen en welke niet behoeft te worden
afgestempeld. Aanvraagformulieren daar
toe zijn mede kosteloos verkrijgbaar
bij alle doorlaatposten, zoomede bij de ge
noemde brigade-commandanten.
Na de overgangsperiode van thans zal
dus binnenkort het grensverkeer niet meer
de belemering ondervinden, waarvan de
persberichten gewag maken.
De verf raging van de „Johan de Witt."
De N.Y. Stoomvaart Maatschappij „Ne
derland" verzoekt ons mede te deelen, dat
gisteravond telegrafisch bericht is ont
vangen, dat het s.s. „Johan de Witt", dat
machine-schade heeft gehad op Vrijdag
12 Augustus a.s. te Villefranche en Genua
zal arriveeren.
Verwacht wordt, dat het schip Zaterdag
13 Augustus in den namiddag van Genua
zal vertrekken. In verband hiermede zal
de boottrein van dit schip Vrijdag a.s. op
de gewone tijden uit Nederland vertrek
ken.
DE STEUNREGELING VOOR
CONSUMPTIEAARDAPPELEN.
Het Tweede Kamerlid de heer Van der
Weijden heeft de volgende vragen gesteld
aan den minister van economische zaken:
1. Is de minister bereid, gezien de mede-
deeling in het verslag van de algemeene
rekenkamer over 1937 omtrent de steun
regeling voor consumptieaardappelen,
waaruit blijkt, dat de uitvoeringskosten van
dezen maatregel circa 25 pet. van het to
taal steunbedrag beloopen, naar meer be
vrediging schenkende maatregelen uit te
zien?
2. Is de minister niet van meening, waar
de heffing ook zeer groote bezwaren met
zich brengt, dat een garantie van een loo-
nenden minimumprijs voor de aardappel
bouwers, waarbij de kosten voor den in
koop van een eventueel teveel ten laste
van de algemeene middelen van het land
bouwcrisisfonds gebracht zouden worden
evenals dit in hoofdzaak geschiedt bij de
groente en het fruit, beter tot het gestelde
doel zou leiden dan de bestaande regeling,
die volgens het in vraag 1 genoemde ver
slag ongeloofelijk veel arbeid en geld kost
en waarvan toch nog problematiek is of zij
een eenigszins bevredigende uitkomst geeft?
3. Is de minister bereid in dezen geest
een oplossing te zoeken?
DE VERBRUIKSCOÖPERATIES IN 1937.
Evenals vorige jaren heeft het Centraal
Bureau voor de Statistiek een onderzoek
ingesteld naar het ledental en den omzet
van de verbruikscoöperaties (uitgezonderd
brandstoffencoöperaties) over 1937, waar
van de resultaten zijn opgenomen in de ze
vende aflevering van het maandschrift van
het bureau. Aan deze publicatie is het vol
gende ontleend:
Het totaal aantal leden daalde in 1937
met 4.453, n.l. van 301.973 op 1 Januari
1937 tot 297.520 op Januari 1938. Niet in
alle provincies echter. In Noord-Brabant,
Zeeland, Groningen en Limburg valt
wederom een stijging waar te nemen. In
Zeeland bedroeg de stijging van 5400 in
1937 tot 5500 in 1938.
De omzet van de verbruikscoöperaties is
in 1937 ruim 4 millioen grooter geweest
dan in 1936 en bedroeg 66% millioen. In
verband met de wijzigingen in het prijspeil
geeft de stijging geen aanwijzing omtrent
een toeneming van de omgezette hoeveel
heden.
Het aantal winkels, dat door de in deze
statistiek opgenomen verbruikscoöperaties
geëxploiteerd werd, bedroeg 1181 (door 349
coöperaties).
De totale omzet en de omzet per 1000
inwoners (in guldens) bedroeg in Zeeland
in 1937 resp. 1.063.000 en 4.186.
DE SLACHTOFFERS VAN HET
VERKEER.
De voorloopige gegevens omtrent ernsti
ge verkeersongevallen, zooals deze sinds
meer dan een jaar door het Centraal Bu
reau voor de Statistiek op korten termijn
worden gepubliceerd, geven voor de maand
Juni een grooter aantal doodelijke ongeval
len dan voor hetzelfde tijdvak in het vorig
jaar. Daarentegen is het aantal ernstig ge
wonden, evenals in Mei, weer beduidend
lager dan voor deze maanden in 1937,
schrijft ons de K.N.A.C.
Voor het loopende jaar zijn de cijfers
als volgt: (tusschen haakjes de cijfers van
1937).
omgekomen ernstig gewond
Januari 1938 52 306
Februari 39 287
Maart 42 331
April 69 348
Mei 49 (61) 387 (446)
Juni 66 (41) 384 (453)
pummels van den keurvorst van Saksen, die
hebben mooie pakjes aan, maar ze hebben
denzelfden schrik in het lijf."
„Ik ben een rustig burger, kapitein, en
geen moedig krijgsman als u", zei Edzke.
„Ook heel goed, die moeten er ook wezen.
Luitenant, schenk nog eens in. Ik geloof
waarachtig dat ik dorst begin te krijgen.
Proficiat."
„Ha, ha", vervolgde hij. „Weet je wat we
gaan doen. We gaan samen naar Halle en
daar zetten we vanavond het feest voort.
Dan verkoop jij je paarden en dan weet ik
een kroeg met heele mooie, lieve meisjes.
Wat zeg je daarvan paardeman?"
„Niet gek", meende Edzke.
„Maar beter is", zei Van Finkeborg, „dat
wij eerst naar Maagdenburg gaan om de
karavaan order te geven naar Halle te
trekken. Denk er aan sinjeur Van der Hoop
eerst zaken, dan meisjes."
„Man", sputterde de kapitein. „Je weet
niet wat je weigert."
„Uitstel is geen afstel, kapitein", zei
Edzke.
„De Gouden Hen is een vroolijke tent en
de dochter. Daar heb ik een liedje op ge
maakt. Luister maar, dan zal ik het je
voorzingén. Je dacht niet dat ik ook een
dichter was, hè. Waard, nog een kruik. Het
schijnt mij dat je kruiken buitengewoon
klein uitgevallen zijn. Proficiat, heeren."
Hij dronk en begon met zijn zware bas:
„De dochter van den waard, ginds in de
[Gouden Hen.
Is altijd blij te moe, als ik maar bij haar ben.
Vol liefde slaat ze dan haar armen om
[mijn hals.
De oogen zijn zoo blauw, de lippen zijn
[zoo malsch
Van de dochter uit de Gouden Hen.
allemaal:
Van de dochter uit de Gouden Hen".
Hij schonk zich weer in en zei: „Tweede
vers."
„En als ik bij haar ben, dan is ze altijd
[trouw.
Dan vraagt ze, Lieveling, wanneer word ik
[je vrouw?
Dan voel ik me een man, en trotsch gelijk
[een paus.
En zij zegt, Lieve schat, doe nu wat in de
[kous,
Van de dochter uit de Gouden Hen.
„Beter meezingen", riep hij. „Zoo."
Hij stampte met zjjn voet op den grond.
„Van de„Au", schreeuwde de kapi
tein plotseling. „Die leelijke poot."
„Daar heb je 't gezeur weer", zei de lui
tenant. „Jicht."
„Weinig vleesch eten", kermde de kapi
tein, „zei die giftmenger. En ik heb van
middag maar twee wilde eendjes gegeten.
Drommels wat een pijn. Luitenant roep den
wachtmeester."
„Wachtmeester trek mij de laars uit.
Voorzichtig kerel. Au. Zoo, gelukkig".
De wachtmeester haalde een grooten pot I
met bruine zalf, smeerde den rooden dik
ken voet van den kapitein in, verbond dien
met pluksel en linnen en hielp hem toen in
een laars, die zeker anderhalf maal zoo
breed was als de andere.
„Kom heeren", zei de luitenant zacht,
terwijl de wachtmeester aan een andere ta-1
fel met den kapitein bezig was. „Nog een
enkel kalm glaasje. Wij hebben niet te veel
gehad. Hij heeft het pootje van de Bour
gogne. Dat komt meer voor, maar die zalf
helpt, totdat zijn lichaam er aan gewoon
is. Een middel van een kruidenheks. En
fin, het vervolg van dat mooie lied bleef
u tenminste bespaard. Hij heeft er twaalf
coupletten van".
„Het was wel aardig", meende Van Fin
keborg.
„En toch is hij een uitstekend soldaat en I
een echte houwdegen. Sinjeurs, u zag het
eerste bedrijf van het dramatische einde
van een vroolijken, moedigen avonturier.
En nu dank voor uw gastvrijheid. We
moeten vertrekken".
De luitenant en de wachtmeester hiel-1
pen den kapitein eerst op een stoel, daarna
op een tafel, hij legde het been over het
paard en zijn groote laars werd in een
even grooten stijgbeugel gestoken. De lui
tenant sprong vlug op zijn paard, groette
de heeren met de sabel en riep: „U rekent
wel even met den waard af. We zien el-
wel even met den waard af. We ziel el-
De kapitein wuifde met de hand en be
val: „Voorwaarts".
„Goddank dat we zij kwijt zijn", zei Van
Finkeborg.
„We hebben tenminste iets geleerd",
meende Edzke. „Waard, betalen".
„De kapitein en de luitenant hebben niet
afgerekend", luidde het antwoord.
„Apropos", vroeg Van Finkeborg. „Is
hier vanmorgen een koerier geweest?"
„Zeker heeren. Hij is vertrokken onge
veer een half uur voor u kwam. Hij had
berichten voor den bevelhebber van Maag
denburg en vertelde nieuws over den inval
in Saksen".
„Dus dat klopt", zei Edzke.
„Zeker sinjeur. De kapitein heeft zelfs
bij zijn vertrek gezegd; Laat maar. Ik zal
dat wel in orde brengen".
„Je krijgt tenminste waar voor je geld",
troostte Van Finkeborg.
„Hoeveel is het samen, waard?" vroeg
Edzke.
„Ja", antwoordde deze, „het is een heel
lang verhaal. En dan de wachtmeester".
„Was er ook geen korporaal?" vroeg
Edzke met galgenhumor.
„Neen, sinjeur. De manschappen kam
peerden buiten".
De waard schreef en schreef, telde op en
zei: „Hoe is het mogelijk? Op den kop af
twee en veertig daalders".
„Heb je nu heusch niets vergeten?" vroeg
Edzke spottend.
-■
(Wordt vervolgd.)