ZEEUWSCH 1 Lof der Zotheid K.. ZONDAGSBLAD NAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUPGSCHE COUDAMTl 6 Aug. 1938 UIT 'N OUD KOOKBOEK. ZEEUWSCHE KRONIEK. IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK. De DAMMEN EN SCHAKEN. De Sfeer in Huis, Er wordt bij voortduring meer geklaagd, dat het peil van de sfeer in onze huizen dalende is. Allerlei factoren worden dan genoemd, welke daarvan de oorzaak we zen zouden. Het zij, hoe het zij, dat wij dit feit aan allen kant te betreuren hebben spreekt vanzelf. Te betreuren voor de ge zinnen, maar niet minder voor ons volk Immers een verslechtering van de huise lijke sfeer over een groot deel onzer vader- landsche linie zou beteekenen: een groot verlies aan zedelijk goed van ons volk. Wi; kunnen dien terugslag op het volksleven ook nauwelijks betwijfelen, waar uit de ge zinnen het volk en de staat wordt op- bouwd; waar een gezin een volk; een staat klein formaat is. Inderdaad zou dit voor ons volk een ver lies beteekenen. En als wij een verlies kun nen lijden wil dat zeggen, dat wij iets te verliezen hebben. En dat is hier het geval, De Nederlander toch heeft steeds den naam gehad van op een goed huiselijk le ven gesteld te wezen. En werden dan na men genoemd van volken, bij wie dat hui selijk leven ontbrak of gebrekkig was ont wikkeld of slecht werd onderhouden. Maar zoo werd dan gedacht of gezegd bi ons is dat gelukkig anders. Dat houdt in, dat wij die goede sfeer in huis, waardoor het huiselijk leven gedragen wordt, als een schat van groote waarde beschouwden, die niet verloren mocht gaan; als een bron van vreugde, welke niet verstopt mocht ge raken. Zal dat nu anders worden Wordt dat reeds anders Wat is nu de sfeer in huis Zooals de stroom van het bloed gemeten wordt aan het kloppen van het hart zoo kan men het peil der huiselijke sfeer me ten aan de sfeer van de huiskamer. Zooals uit het hart de uitgangen des levens zijn, die daarheen weder terugkeeren zoo gaat het leven van het gezin uit die plek van het huis en keert tenslotte weder daar heen terug. Daar brengt men wat mede van daan; daar draagt men ook iets bij in. Want vader èn moeder; vader óf moeder kunnen op het leven, dat daar wordt geleid, wel trachten een bepaald stempel te zetten als er geen medewerking, misschien wel tegenwerking van de anderen is, dan wordt dat stempel toch heel zwak afgedrukt. Als zij dat zeggen, dan stellen wij meteen vast, dat de huiselijke sfeer eischt een ze kere mate van eenheid in willen, denken en doen; een hoogere eenheid, die dat wil len denken en doen regelt, tempert of ver, sterkt. Maar waar die hoogere eenheid haar gezegend werk doen kan, daar wordt een sfeer in stand gehouden, die het leven van allen, die in dat huis zijn, verkwikt en verwarmt en sterk maakt voor den arbeid; vaak ook voor den strijd, die buiten de vei lige muren van het huis moet gevoerd wor den. Arbeid vereischt, vooral in den tegen- woordigen tijd, toewijding voor de volle honderd percent. Die toewijding aan den arbeid moet een menschenkind geschon ken worden vóór en na den arbeid, dat is in zijn huis. Strijd om het bestaan vraagt niet minder inzet van kracht. Eveneens voor de volle honderd percent. En ook de ze kracht moet hen geschonken worden vóór en na dien strijd. Dat wil zeggen: voor het grootste deel in het eigen huis. Wjj hoorden dezer dagen van een klein meiske van tien jaar, dat tegen haar jonger broertje, dat zijn boterham weg wilde wer pen in den papiermand, zeide: dat mag je niet doen; vader moet er hard voor wer ken. Die harde arbeid van vader gaf blijk baar aan de leden van het gezin de ge dachte: hier in huis moet vader de kracht opdoen voor den arbeid. Maar niet alleen vader; ook moeder, ook de kinderen hebben een taak, die zij met vreugde moeten kunnen volbrengen. Hoe kan geldgebrek de gansche sfeer in huis vertroebelen, omdat moeder onder al de zorgen afgetobd raakt Wat wij noodig hebben is in onze huizen geen struisvogelpolitiek of er geen zorgen en geen strijd en geen beproevingen zijn maar een geestesgesteldheid bij allen om dit alles ten beste te doen dienen; om sa men te dragen wat gedragen moet wor den; om samen te bewaren, op te bouwen; zuiver, lichter te maken. En die gedachte, die de sfeer in het huis maakt en vervult en draagt, wordt gebo ren uit de gezindheid, die schuil gaat in dat oude woord: Als één lid lijdt dan lijden al le leden mede; indien één lid in eere gehou den wordt, zoo verblijden zich alle leden mede. Dat doet de liefde. J. Nagel. Conserf van Vlier-bessen. Neemt een mande met vlier-bessen, en wascht die eerst eens af in regenwater, en doet ze dan op een doorslag om te verry- gen. Doet ze dan in een tobbetje, en breekt die aan stukken, en wringt ze dan stijf door een doek, gelijk men de aalbessen gewoon is te doen, tot dat 'er al het sap uit is; dan moet men het sap eerst wegen, hoeveel ponden men heeft, en in een vis-ketel zag- jes en gestaadig laaten kooken, en onder- tusschen eens omroeren, en het wel vyf of zes uuren laaten kooken tot dat het sap t i°et dan bij ieder P°nd nat dat ketel is een half vieren deel witte e? ,Str°2id 'er die al koken de onder, en laat die daar ten minste een half uur of langer in kooken, eer men het afneemt, en als het dik en stijf is zo neemt het af van 't vuur en doet het in potten is zeer goed en veel krachtiger dan de ee- meene conserf, die maar met suiker word dik gemaakt. SCHOONDIJKE. II. Door de besturen van Oostburg, Sluis en Aardenburg werden Willem Pietersen Ter- stegen en Jacob van der Swaïmen gecom mitteerd om bij de Staten-Generaa! octrooi aan te vragen tot het bedijken der schor ren en eenige ondergeloopen polders ten Oosten en Zuid-Oosten van Oostburg. Dit octrooi werd op 22 April 1650 verleend, mits aan eenige voorwaarden werd voldaan. In dit jaar nog werden de oude polders: Dierkensteenpolder, Cata- lijnepolder, Oude Passa- geulepolder en de Sint-F i- lipspolder, drooggelegd, 't geen vrij gemakkelijk ging, daar alleen maar de dijken moesten worden hersteld. Dit werd het eerste gedeel- t e genoemd van den uitgestrekten nieu wen polder. Waren twee naburige polders vroeger genoemd naar Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik (deze heette ech ter Hendrik Frederik) de nieuwe polder werd vernaamd naar den toenmaligen stad houder Prins Willem II, zoon van Frederik Hendrik. De geheele Prins Willempol der zou een grootte hebben van 3254,60 ha of bijna 8300 gemeten. Het tweede gedeelte, in welks midden een nieuw dorp zou verrijzen, Willemsdorp geheeten, besloeg een opper vlakte van ruim 4000 gemeten. Door het leggen van den Grooten Dam bij Oostburg, de volksmond spreekt van den Hoogen Dam, was een groot deel van de oude vaart van Brugge afgesloten Een paar diepe kreken, zooals het Groo te Gat en de Blondrok hadden nu ook geen gemeenschap meer met de zee. Ook werd door het Oostelijk deel van het Groote Gat, dat ter plaatse ondiep was een dam gelegd die de beide oevers verbond en nog bekend is onder den sprekenden naam van D e Verkorting. De landerijen langs de oude Burgsche vaart, samen ruim 100 ha of 250 gemeten beslaande, werden de Brugsche Dijklanden of het Nieuwe Veld genoemd en kunnen beschouwd worden als het derde gedeel- t e van den Prins Willempolder. Behalve de reeds genoemde kreken lig gen in dezen polder nog de Molen kreek en de Gaternissekreek. Het tweede en het derde deel van den Prins Willempolder werden in 1651 bedijkt Toen was Prins Willem II reeds overleden. Hij was op 24-jarigen leeftijd op 26 No vember 1650 aan de kinderpokken gestor ven. Door de bedijkingen verloren de schip pers van Oostburg, Aardenburg en Sluis een deel van hun vaarwater naar de Schel de. Daarom was een der voorwaarden, door de Staten-Generaal aan de bedijkers opge legd, dat er een vaart moest gegraven wor den van 't Groote Gat af bij Oostburg, langs Scherpbier, en dan recht naar de Schelde. De Hoofdplaatpolder bestond toen nog niet, Naast de vaart werd een zoogen. tragel gelegd. Dit is een verhoogde trekweg langs een vaarwater. Bij de Schelde werd een sas of sluis ge maakt. Hier ontstond het gehucht S a s - put. De zoogenaamde Oostbürg- sche Vaart heeft niet aan het doel beantwoord. Reeds in 1675, dus nog geen 25 jaar later, werd het sas weggebroken. Het kanaal, hoewej tot bijna een derde deel versmald, bleef tot heden toe dienen voor waterloozing en wordt nog D e Vaart genoemd. Den 22sten Augustus 1653 had te Sluis de verkaveling plaats van den Prins Wil lempolder. In 't geheel waren er 55 ka vels. In de lengte werd de polder doorsneden door twee breede, evenwijdige wegen, n.l. de Heerenweg, van Sasput af recht op den toren van Oostburg en meer Oostwaarts de Schoondijksche of Groeneweg. Deze twee hoofdwe gen werden op ongeveer evenwijdigen af stand doorsneden door vier wegen, ieder een half uur gaans lang. In overleg met het bestuur van het Vrije van Sluis werd door het bestuur van den nieuwen polder om het kruispunt van den Heerenweg met den tweeden dwarsweg een dorp gesticht, dat den naam kreeg van Willemsdorp, evenals de polder ook genoemd naar Prins Willem II. Deze naam is echter nooit populair geweest. De naam van het oude verdronken dorp, dat meer Oostwaarts, niet ver van den Groe nenweg, had gelegen, was nog niet verge ten, zoodat men ging schrijven „Willems dorp, gheseit Schoondijke". Vrij spoedig werd en bleef het Schoondijke. De eerste der vier genoemde dwarswegen heet de Gaternisse- w e g omdat hier dichtbij het oude dorp Gaternisse heeft gelegen. De tweede dwarsweg werd naar het nieuwe dorp d e W i 11 e m S w e g genoemd. De derde dwarsweg heette deOsemansweg als herinnering aan het vroegere dorpje Oseman of Noordmanskerke, dat niet ver van het kruispunt met den Groenenweg moet gelegen hebben. Deze derde weg, die van den Trageldijk, den ganschen Prins Willempolder doorkruist, wordt daarom door den volksmond de Kruisweg genoemd. Bij het snijpunt met den Heeren weg ligt de buurt Veldzicht. De vierde dwarsweg, welke leidt naar den vroegeren Catalijnepolder, heet nog de Catalijneweg. Bij het aanleggen van de straten van het nieuwe dorp Schoondijke, alias Willemsdorp werd de traditioneele Romeinsche vorm gebruikt. De beide elkaar rechthoekig snij dende hoofdstraten en de parallel daar naast loopende zijstraten. K o o Qj 5" P 1. Gemeentehuis. 2. Roomsche kerk. 3. Hervormde kerk. 4. Openb. school. 5. Geref. kerk. 6. Christel, school. Door de overstrooming van 1585, waar over wij in 't vorige artikel schreven en waardoor deze gansche streek aan de zee was prijs gegeven, was in het Noord-Oosten het Gat van Nieuwehaven ontstaan. Dit was een zeearm, die van de Schelde, niet ver van 't latere Sasput, tot de Marolleput liep en anderhalve eeuw lang Schoondijke en Oostburg van Baarzande en Groede scheidde. Op twee plaatsen was er een veer, waar men dus overgezet kon worden. Toen het Gat van Nieuwehaven meer en meer dicht slibde, werden in 1738, waar de overzet- veeren waren, twee dammen gelegd, n.l. bij Scherpbier en bij Schoondijke. De laatste is nog bekend onder den naam van D e Dam. Toen ook het overige deel van het Gat van Nieuwehaven verzandde, ontston den de polders Nieuwe Havenpolder, Mag- dalenapolder en Snouck Hurgronjepolder. (Wordt vervolgd.) R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) De zomer heeft tot ergernis van velen met de maand Juli wreed en licht zinnig geflirt. Maar Augustus was ver standiger; zij nam den speelschen hofma ker onmiddellijk resoluut en stevig bij den arm, zoodat er geen ontkomen meer mogelijk was. En als gevolg daarvan be leven wij in de lage landen nu al een week lang het zonne-festijn; laven wij ons aan de zomersche geneuchten, die uit een onuitputtelijke bron schijnen te wellen. Het felle zonlicht flonkert in de ruiten van huize Holland, en het toovert vreug devolle lichtjes in de oogen van allen, die er toeven. Zelfs in die van de on- fortuinlijken, die nu weten, dat zij hun vrije dagen te vroeg hebben genomen. Want niemand ontkomt immers aan de blijheid van den wolkloozen hemel, aan de verrukking van de uitslaande warmte, aan de intensiviteit der vlammende kleu ren, waarop wij vele maanden hebben gewacht. Of we aan het water, in het bosch, op de hei, dan wel tusschen de bergen zitten: we prijzen den zomer De beklagenswaardige hotels- en pensionhouders, die het nu erg druk en heel erg warm hebben, prijzen den zo mer eveneens. En zelfs degenen, die het hoogtepunt van het schoonste jaargetijde slechts door de geopende vensters van hun dagelijksche werkplaatsen kunnen aanschouwen, zijn geenszins van waardee ring gespeend. Want op den dag volgt de avond, en ook deze bevat nog zooveel milde resten van den zomerdisch, dat men er zich zeer wel bij kan voelen. In de niet met zon verwende lage lan den is een drift waarneembaar om zich aan het plotseling bijna te veel aan licht en warmte te verzadigen. De natuur wenkt groote scharen; gansche kudden storten zich op de elementen. Rumoerig, maar met verwachtingsvolle oogen en met een glimlach om den mond. En daarom is er ondanks veel luidruch tigheid van driftige Vrijheidsjagers toch veel schoons in den Hollandschen hof waarneembaar De eensklaps rijp in het leven ge vallen zomer is aan zooveel verlangens te gemoet gekomen, dat men vrijwel geen ge legenheid heeft aan andere zaken te den ken. En door het feest van licht en kleur is het alsof die andere zaken zich ook niet aan ons opdringen. Zij staan ons al thans aanmerkelijk minder na dan bij bewolkte lucht. Hoe lang bv. hebben we niet in span ning zitten kijken of het de Karimata toch nog zou gelukken het Lutine-goud naar de oppervlakte te malen. Maar toen de eerste gouden zwaluw inderdaad i?l de emmer zat, verwekte het glinsterend dier tje toch niet de ontspanning, die men kon verwachten. Want de zomer spon ons in zijn vreugden Het verrukkelijke schoone weer stond tusschen ons en meer andere be langrijke zaken. Tengevolge daarvan heb ben de samenstellers van ons dagelijksch geestelijk menu, de meneeren van de krant, nooite ondankbaarder taak gehad dan tijdens deze zon-periode. Het verslag over 1937 van de nog altijd naarstig ach ter ambtenarij jachtende Rekenkamer, hoe interessant het op zich zelf weer was, vermocht ons niet te boeien. De mededee- ling, dat de weldadigheids-postzegels ten bate van het kind dit jaar ruim 40.000 meer hebben opgebracht dan het vorige jaar, was niet in staat het door de zon gekoesterde oog te doen tranen over zoo veel toegenomen oi^ervaardigheid bij de schrijvende en postende landgendóten. Zelfs het bericht, dat meneer Jan Duys, eenmaal een der grooten in de groote partij van 4 letters, zijn politieke tent tenslotte toch heeft opgeslagen in het kamp van meneer Mussert, ontketende in de lage landen niet eens de ontsteltenis, die den koelen dronk minder goed doet smaken Maurice, de charmeur van de film, met den stroohoed op, moge in het Sche- veningsche Kurhaus honderden harten in vlam hebben gezet, zijn vlammende char me werd buiten den tempel, des ver- maaks door de charme van den vlammen- den zomer hopeloos vernietigd. We hadden geen lust in de lyrische verslagen over zijn stem zijn lip en zijn glimlach. Even min als we lust hadden ma Braun te beklagen over de feiten, dat Ragnild Hveger zich zelve nogmaals overtrof, en dat een ander Deensch meiske na een verblijf van meer dan 40 uren in het zilte vocht, frisch als een (water)hoen de Duit- sehe. kust bereikte De schoone, glanzende dagen ver zwelgen de feiten, die anders toch een aanzienlijk bestanddeel van het dagelijk sche leven vormen. De motorduivels van Assen konden rij den wat ze wildenwij elders wonen den hadden den zomer. De regeering kon desnoods zes ontwerpen voor de nationale paardenfokkerij op stapel hebben gezet... wij hadden de zon. In Gouda schijnen en kele personen zich druk te hebben ge maakt over een aapje, dat tijdens zijn reis naar Schoonhoven kans zag even te ontsnappenhet slaagde er niet in onze door de zon verlamde sensatie-snaren ook maar in het minst aan het trillen te brengen De zomer regeert in de lage landen. Het is feest in den vaderlandschen hof. Wij zeggen, dat het warm is, doch wij klagen niet, maar juichen. En thans wordt het ineens klaar waar om de Nederlander, die bijna steeds van zon en warmte is verstoken, in doorsnee zoo ernstig en zoo zwaar op de hand aan doet. Welk een lichtzinnigeheid zou in ons varen als we de helft van het jaar eens konden leven onder de lichte omstandig heden, die we thans even, heel even, de onze mogen noemen Kwartiermeester. Telefoon- en telegraaf-maniakken. De openbare diensten hebben altijd op de verbeelding van zeker soort menschen ge werkt. Ik kende het verhaal van de tram: Een kleine burger van het goedige, over gevoelige type staat achterop den bijwagen te philosopheeren met den conducteur. „Nog wel altijd een goede zaak" de trampolst de kleine burgerman voor zichtig. „Een goeie zaak schampert de con ducteur, en laat z'n pruim van links naar rechts verhuizen. „Pha Wat de tooneel- spelers noemen een sof, meneer Een kwart van de wereld rijdt in een auto. Een ander kwart, neemt de fiets. Een derde kwart loopt, voor de slanke lijn. Nou, en het vierde kwart moet 'n dubbeltje drie maal omkeeren, want die zijn werkloos. Wij moeten ook leven, onze loonen zijn er niet op achteruitgegaan. Maar de ripperaties zijn óók niet in prijs gedaald. Nee meneer, 't is niks gedaan met het bedrijf. En ik heb er een hard hoofd in voor de toe- REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN. Zaamslag. Wedstrijdprobleem No. 14. Eindspel naar de partij. Uit het Kampioenschap van Zeeland 1935. Zwart: J. A. VAN DIXHOORN, Zaamslag. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Wit: W. BOOGAARD, Middelburg. (Stand: Zwart 2 schijven op 23 en 31. Dam op 5. Wit 3 schijven op 15, 24 en 35.) In deze partij, welke remise werd, analy seerde de zwartspeler na afloop een fraaie winst. De partij werd op 31 Maart 1935 te Mid delburg gespeeld. De opgave luidt: Wit is aan zet en zwart wint in alle varianten. Op 2 April zonden wij dit fraaie eindspel aan de „Haagsche Post", die het 13 April in bovenstaanden vorm publiceerde. Oplossingen vóór 20 Augustus aan de Re dactie der Middelb. Crt. onder motto Dam- rubriek. De hekstelling. We komen thans nogmaals terug op de in onze damrubriek van 9 Juli j.l. versche nen vermeldenswaardigheden aangaande de hekstelling en hare gevolgen. Het is niet onze bedoeling hierop nog uitvoeriger in te gaan, doch zeer zeker achten wij onder- staanden stand uit de praktijk vermeldens waard. Zij kwam voor in een onzer partijen om den kampioenstitel van Zeeland en wel een 5-tal jaren geleden, toen wij onze en- trée maakten in dit destijds sterk bezet tournooi tegen den hoogstaankomenden deelnemer, den heer Jac. Boogaard te Vlis- singen. Bedoelde stand, waarin wij met wit eeni ge zetten terug op den 33en zet de hekstel ling hadden ingenomen, luidt na 45 zetten als volgt: Zwart: JAC. BOOGAARD. (34—39), 9—3 dam (18—23), 27x7 (11x2), 3x21 (16x27) en 31x22, waarvan wit, dank zij eenige minder sterke zetten van zwart, een zwaarbevochte remise wist te berei ken, waarmede we hebben willen aantoo- nen, dat het handhaven der hekstelling in sommige gevallen wel eens tot nadeel kan leiden. Teneinde onzen lezers een ietwat bree- deren kijk te geven op deze belangrijke materie van het damspel, vermelden we onderstaand verschillende standen, die we ontleenen aan „Damopeningen en Midden spelstudies" door J. B. M. J. Eekhoud en die we ter wille van de plaatsruimte zonder diagram weergeven. No. 1 Stand in cijfers: Zwart 13 schijven op 3, 6, 7, 9—11, 13, 15—19 en 22. Wit: 13 schijven op 2527, 29, 31, 35, 36, 38, 43, 44, 47, 48 en 50. Als volgt leidt de hekstelling tot winst: 1. 29—23 18x29 (a.) 2. 27x18 13x22 3. 26—21 17x37 4. 48-^2 37x39 en 5. 44 x 4. 1(a.) 19x28 2. 26—21 17x37 3. 38—32 22x31 4. 32x1 37—41 5. 36x27 41—46 6 47—41 46x40 en 7. 35 X 44 —o No. 2. Stand in cijfers: Zwart 12 schijven op 3, 6, 8—10, 13, 16—18, 20, 22 en 28. Wit 12 schijven op 26, 27, 2931, 36, 38, 4245 en 50. De winst wordt als volgt verkregen: 1. 29—23 18x29 (a.) 2. 27x18 13x22 3. 38—32 28x39 en 44x2. 1(a) 28x19 2. 30—24 19x30 of 20x29, 3. 27—21 16x27, 4. 38—32 27x40-en 5. 45x5 No. 3. Cijferstand: Zwart 13 schijven op 3, 4, 6, 9—11, 13, 16—20 en 22. Wit 13 schijven op 26, 27, 29, 31, 36, 37, 39, 42, 43, 45 en 47—49. Oplossing: 1. 29—24 19x30 (a), 2. 26—21 17x26, 3. 37—32 26x28, 4. 39—33 22x31, 5. 36x27 28x39 en 6. 43x5 1(a.) 20x29, 2. 27—21 16x27, 3. 39—33 29x38 en 4. 43x5 46 47 48 49 50 Wit: VAN DIXHOORN. Het is duidelijk, dat de witte schijf op 27 gevaar loopt, zoodat de hekstelling hier eenig nadeel beteekent, terwijl toch niet minder dan 7 zwarte schijven enkel en al leen door de formatie der hekstelling wor den vastgehouden. Wit speelde 4339, waarop 2832 volgde en het spel onder staand verloop had: 2520 (32 x 34), 20 x9 No. 4. Cijferstelling: Zwart 14 schijven op 2, 3, 6—9, 11, 13, 15—19 en 22. Wit 14 schijven op 26, 27, 29, 31, 33, 36—39, 43 en 45—48. Als volgt leidt deze stelling tot winst: 1. 26—21 17x26, 2. 37—32 26x28, 3. 29—23 18x29 (a.), 4. 27x18 13x22 en 5. 33x4. Op 3(a) 22x31 volgt 23 x 1 dam. o No. 5. Cijferstand: Zwart 18 schijven op 2—4, 6—11, 13, 15, 17—20, 22, 24 en 25. Wit 18 schijven op 26, 28, 29, 31, 33, 35, 37—39, 41—45 en 47—50. In deze en de beide volgende standen brengt de hekstelling als volgt verlies: 1. 28—23 19x28, 2. 31—27 22x31, 3. 33x22 24x33 (a.) 4. 38x29 17x28 of 18x27, 5. 29—24 20x29, 6. 39—33 28x39 of 24x33 en 7. 43x1. Op 3(a.) 17x28 volgt 3832 en op 3. (a.) 18x27 volgt 37—32. o No. 6. Stand in cijfers: Zwart 16 schijven op 1—4, 8, 11, 13, 15, 16, 18—20, 22 en 24—26. Wit 16 schijven op 29, 3335 en 3748. Oplossing: 1. 2923 18x29 (a.), 2. 34x14 20x9, 3. 3329 24x33 en 4. 39x6 met 2 schijven winst. Op 1(a.) 19x28 volgt 2. 37—31 26x37, 3. 41x12 8x17, 4. 34—30 25x34, 5. 39x8 2x13 met schijfwinst. o Wij meenen hiermede de hekstelling vol doende te hebben besproken en bevelen een en ander ter nadere bestudeering ten zeerste aan. Voor op- of aanmerkingen staan wij gaarne ten dienste onzer lezers,- terwijl het ons aangenaam zal zijn practi- sche standen dan wel positie-studies in ver band met de hekstelling tegemoet te mo gen zien.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 7