ZEEUWSCH
1
Lof der Zotheid
K.. ZONDAGSBLAD
NAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUPGSCHE COUDAMTl
6 Aug. 1938
UIT 'N OUD KOOKBOEK.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
IN 'T KIELZOG VAN DE WEEK.
De
DAMMEN EN SCHAKEN.
De Sfeer in Huis,
Er wordt bij voortduring meer geklaagd,
dat het peil van de sfeer in onze huizen
dalende is. Allerlei factoren worden dan
genoemd, welke daarvan de oorzaak we
zen zouden. Het zij, hoe het zij, dat wij dit
feit aan allen kant te betreuren hebben
spreekt vanzelf. Te betreuren voor de ge
zinnen, maar niet minder voor ons volk
Immers een verslechtering van de huise
lijke sfeer over een groot deel onzer vader-
landsche linie zou beteekenen: een groot
verlies aan zedelijk goed van ons volk. Wi;
kunnen dien terugslag op het volksleven
ook nauwelijks betwijfelen, waar uit de ge
zinnen het volk en de staat wordt op-
bouwd; waar een gezin een volk; een staat
klein formaat is.
Inderdaad zou dit voor ons volk een ver
lies beteekenen. En als wij een verlies kun
nen lijden wil dat zeggen, dat wij iets te
verliezen hebben. En dat is hier het geval,
De Nederlander toch heeft steeds den
naam gehad van op een goed huiselijk le
ven gesteld te wezen. En werden dan na
men genoemd van volken, bij wie dat hui
selijk leven ontbrak of gebrekkig was ont
wikkeld of slecht werd onderhouden. Maar
zoo werd dan gedacht of gezegd bi
ons is dat gelukkig anders. Dat houdt in,
dat wij die goede sfeer in huis, waardoor
het huiselijk leven gedragen wordt, als
een schat van groote waarde beschouwden,
die niet verloren mocht gaan; als een bron
van vreugde, welke niet verstopt mocht ge
raken.
Zal dat nu anders worden Wordt dat
reeds anders
Wat is nu de sfeer in huis
Zooals de stroom van het bloed gemeten
wordt aan het kloppen van het hart zoo
kan men het peil der huiselijke sfeer me
ten aan de sfeer van de huiskamer. Zooals
uit het hart de uitgangen des levens zijn,
die daarheen weder terugkeeren zoo
gaat het leven van het gezin uit die plek
van het huis en keert tenslotte weder daar
heen terug. Daar brengt men wat mede
van daan; daar draagt men ook iets bij in.
Want vader èn moeder; vader óf moeder
kunnen op het leven, dat daar wordt geleid,
wel trachten een bepaald stempel te zetten
als er geen medewerking, misschien wel
tegenwerking van de anderen is, dan wordt
dat stempel toch heel zwak afgedrukt.
Als zij dat zeggen, dan stellen wij meteen
vast, dat de huiselijke sfeer eischt een ze
kere mate van eenheid in willen, denken
en doen; een hoogere eenheid, die dat wil
len denken en doen regelt, tempert of ver,
sterkt. Maar waar die hoogere eenheid
haar gezegend werk doen kan, daar wordt
een sfeer in stand gehouden, die het leven
van allen, die in dat huis zijn, verkwikt en
verwarmt en sterk maakt voor den arbeid;
vaak ook voor den strijd, die buiten de vei
lige muren van het huis moet gevoerd wor
den.
Arbeid vereischt, vooral in den tegen-
woordigen tijd, toewijding voor de volle
honderd percent. Die toewijding aan den
arbeid moet een menschenkind geschon
ken worden vóór en na den arbeid, dat is
in zijn huis. Strijd om het bestaan vraagt
niet minder inzet van kracht. Eveneens
voor de volle honderd percent. En ook de
ze kracht moet hen geschonken worden
vóór en na dien strijd. Dat wil zeggen: voor
het grootste deel in het eigen huis.
Wjj hoorden dezer dagen van een klein
meiske van tien jaar, dat tegen haar jonger
broertje, dat zijn boterham weg wilde wer
pen in den papiermand, zeide: dat mag je
niet doen; vader moet er hard voor wer
ken. Die harde arbeid van vader gaf blijk
baar aan de leden van het gezin de ge
dachte: hier in huis moet vader de kracht
opdoen voor den arbeid.
Maar niet alleen vader; ook moeder, ook
de kinderen hebben een taak, die zij met
vreugde moeten kunnen volbrengen. Hoe
kan geldgebrek de gansche sfeer in huis
vertroebelen, omdat moeder onder al de
zorgen afgetobd raakt
Wat wij noodig hebben is in onze huizen
geen struisvogelpolitiek of er geen zorgen
en geen strijd en geen beproevingen zijn
maar een geestesgesteldheid bij allen om
dit alles ten beste te doen dienen; om sa
men te dragen wat gedragen moet wor
den; om samen te bewaren, op te bouwen;
zuiver, lichter te maken.
En die gedachte, die de sfeer in het huis
maakt en vervult en draagt, wordt gebo
ren uit de gezindheid, die schuil gaat in dat
oude woord: Als één lid lijdt dan lijden al
le leden mede; indien één lid in eere gehou
den wordt, zoo verblijden zich alle leden
mede.
Dat doet de liefde.
J. Nagel.
Conserf van Vlier-bessen.
Neemt een mande met vlier-bessen, en
wascht die eerst eens af in regenwater, en
doet ze dan op een doorslag om te verry-
gen. Doet ze dan in een tobbetje, en breekt
die aan stukken, en wringt ze dan stijf door
een doek, gelijk men de aalbessen gewoon
is te doen, tot dat 'er al het sap uit is; dan
moet men het sap eerst wegen, hoeveel
ponden men heeft, en in een vis-ketel zag-
jes en gestaadig laaten kooken, en onder-
tusschen eens omroeren, en het wel vyf of
zes uuren laaten kooken tot dat het sap
t i°et dan bij ieder P°nd nat dat
ketel is een half vieren deel witte
e? ,Str°2id 'er die al koken
de onder, en laat die daar ten minste een
half uur of langer in kooken, eer men het
afneemt, en als het dik en stijf is zo neemt
het af van 't vuur en doet het in potten
is zeer goed en veel krachtiger dan de ee-
meene conserf, die maar met suiker word
dik gemaakt.
SCHOONDIJKE.
II.
Door de besturen van Oostburg, Sluis en
Aardenburg werden Willem Pietersen Ter-
stegen en Jacob van der Swaïmen gecom
mitteerd om bij de Staten-Generaa! octrooi
aan te vragen tot het bedijken der schor
ren en eenige ondergeloopen polders ten
Oosten en Zuid-Oosten van Oostburg. Dit
octrooi werd op 22 April 1650 verleend,
mits aan eenige voorwaarden werd voldaan.
In dit jaar nog werden de oude polders:
Dierkensteenpolder, Cata-
lijnepolder, Oude Passa-
geulepolder en de Sint-F i-
lipspolder, drooggelegd, 't geen
vrij gemakkelijk ging, daar alleen maar de
dijken moesten worden hersteld.
Dit werd het eerste gedeel-
t e genoemd van den uitgestrekten nieu
wen polder. Waren twee naburige polders
vroeger genoemd naar Prins Maurits en
Prins Frederik Hendrik (deze heette ech
ter Hendrik Frederik) de nieuwe polder
werd vernaamd naar den toenmaligen stad
houder Prins Willem II, zoon
van Frederik Hendrik.
De geheele Prins Willempol
der zou een grootte hebben van 3254,60
ha of bijna 8300 gemeten.
Het tweede gedeelte, in
welks midden een nieuw dorp zou verrijzen,
Willemsdorp geheeten, besloeg een opper
vlakte van ruim 4000 gemeten.
Door het leggen van den Grooten
Dam bij Oostburg, de volksmond spreekt
van den Hoogen Dam, was een groot deel
van de oude vaart van Brugge afgesloten
Een paar diepe kreken, zooals het Groo
te Gat en de Blondrok hadden nu ook geen
gemeenschap meer met de zee. Ook werd
door het Oostelijk deel van het Groote Gat,
dat ter plaatse ondiep was een dam gelegd
die de beide oevers verbond en nog bekend
is onder den sprekenden naam van D e
Verkorting.
De landerijen langs de oude Burgsche
vaart, samen ruim 100 ha of 250 gemeten
beslaande, werden de Brugsche
Dijklanden of het Nieuwe
Veld genoemd en kunnen beschouwd
worden als het derde gedeel-
t e van den Prins Willempolder.
Behalve de reeds genoemde kreken lig
gen in dezen polder nog de Molen
kreek en de Gaternissekreek.
Het tweede en het derde deel van den
Prins Willempolder werden in 1651 bedijkt
Toen was Prins Willem II reeds overleden.
Hij was op 24-jarigen leeftijd op 26 No
vember 1650 aan de kinderpokken gestor
ven. Door de bedijkingen verloren de schip
pers van Oostburg, Aardenburg en Sluis
een deel van hun vaarwater naar de Schel
de. Daarom was een der voorwaarden, door
de Staten-Generaal aan de bedijkers opge
legd, dat er een vaart moest gegraven wor
den van 't Groote Gat af bij Oostburg, langs
Scherpbier, en dan recht naar de Schelde.
De Hoofdplaatpolder bestond toen nog niet,
Naast de vaart werd een zoogen. tragel
gelegd. Dit is een verhoogde trekweg langs
een vaarwater.
Bij de Schelde werd een sas of sluis ge
maakt. Hier ontstond het gehucht S a s -
put. De zoogenaamde Oostbürg-
sche Vaart heeft niet aan het doel
beantwoord. Reeds in 1675, dus nog geen
25 jaar later, werd het sas weggebroken.
Het kanaal, hoewej tot bijna een derde
deel versmald, bleef tot heden toe dienen
voor waterloozing en wordt nog D e
Vaart genoemd.
Den 22sten Augustus 1653 had te Sluis
de verkaveling plaats van den Prins Wil
lempolder. In 't geheel waren er 55 ka
vels.
In de lengte werd de polder doorsneden
door twee breede, evenwijdige wegen, n.l.
de Heerenweg, van Sasput af
recht op den toren van Oostburg en meer
Oostwaarts de Schoondijksche
of Groeneweg. Deze twee hoofdwe
gen werden op ongeveer evenwijdigen af
stand doorsneden door vier wegen, ieder
een half uur gaans lang.
In overleg met het bestuur van het Vrije
van Sluis werd door het bestuur van den
nieuwen polder om het kruispunt van den
Heerenweg met den tweeden dwarsweg
een dorp gesticht, dat den naam kreeg van
Willemsdorp, evenals de polder
ook genoemd naar Prins Willem II. Deze
naam is echter nooit populair geweest. De
naam van het oude verdronken dorp, dat
meer Oostwaarts, niet ver van den Groe
nenweg, had gelegen, was nog niet verge
ten, zoodat men ging schrijven „Willems
dorp, gheseit Schoondijke". Vrij spoedig
werd en bleef het Schoondijke.
De eerste der vier genoemde
dwarswegen heet de Gaternisse-
w e g omdat hier dichtbij het oude dorp
Gaternisse heeft gelegen. De tweede
dwarsweg werd naar het nieuwe dorp d e
W i 11 e m S w e g genoemd. De derde
dwarsweg heette deOsemansweg
als herinnering aan het vroegere dorpje
Oseman of Noordmanskerke, dat niet ver
van het kruispunt met den Groenenweg
moet gelegen hebben. Deze derde weg, die
van den Trageldijk, den ganschen Prins
Willempolder doorkruist, wordt daarom
door den volksmond de Kruisweg
genoemd. Bij het snijpunt met den Heeren
weg ligt de buurt Veldzicht. De
vierde dwarsweg, welke leidt naar den
vroegeren Catalijnepolder, heet nog de
Catalijneweg.
Bij het aanleggen van de straten van het
nieuwe dorp Schoondijke, alias Willemsdorp
werd de traditioneele Romeinsche vorm
gebruikt. De beide elkaar rechthoekig snij
dende hoofdstraten en de parallel daar
naast loopende zijstraten.
K
o
o
Qj
5"
P
1. Gemeentehuis.
2. Roomsche kerk.
3. Hervormde kerk.
4. Openb. school.
5. Geref. kerk.
6. Christel, school.
Door de overstrooming van 1585, waar
over wij in 't vorige artikel schreven en
waardoor deze gansche streek aan de zee
was prijs gegeven, was in het Noord-Oosten
het Gat van Nieuwehaven ontstaan. Dit
was een zeearm, die van de Schelde, niet
ver van 't latere Sasput, tot de Marolleput
liep en anderhalve eeuw lang Schoondijke
en Oostburg van Baarzande en Groede
scheidde.
Op twee plaatsen was er een veer, waar
men dus overgezet kon worden. Toen het
Gat van Nieuwehaven meer en meer dicht
slibde, werden in 1738, waar de overzet-
veeren waren, twee dammen gelegd, n.l. bij
Scherpbier en bij Schoondijke. De laatste is
nog bekend onder den naam van D e
Dam. Toen ook het overige deel van het
Gat van Nieuwehaven verzandde, ontston
den de polders Nieuwe Havenpolder, Mag-
dalenapolder en Snouck Hurgronjepolder.
(Wordt vervolgd.)
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
De zomer heeft tot ergernis van
velen met de maand Juli wreed en licht
zinnig geflirt. Maar Augustus was ver
standiger; zij nam den speelschen hofma
ker onmiddellijk resoluut en stevig bij
den arm, zoodat er geen ontkomen meer
mogelijk was. En als gevolg daarvan be
leven wij in de lage landen nu al een
week lang het zonne-festijn; laven wij ons
aan de zomersche geneuchten, die uit een
onuitputtelijke bron schijnen te wellen.
Het felle zonlicht flonkert in de ruiten
van huize Holland, en het toovert vreug
devolle lichtjes in de oogen van allen,
die er toeven. Zelfs in die van de on-
fortuinlijken, die nu weten, dat zij hun
vrije dagen te vroeg hebben genomen.
Want niemand ontkomt immers aan de
blijheid van den wolkloozen hemel, aan
de verrukking van de uitslaande warmte,
aan de intensiviteit der vlammende kleu
ren, waarop wij vele maanden hebben
gewacht. Of we aan het water, in het
bosch, op de hei, dan wel tusschen de
bergen zitten: we prijzen den zomer
De beklagenswaardige hotels- en
pensionhouders, die het nu erg druk en
heel erg warm hebben, prijzen den zo
mer eveneens. En zelfs degenen, die het
hoogtepunt van het schoonste jaargetijde
slechts door de geopende vensters van
hun dagelijksche werkplaatsen kunnen
aanschouwen, zijn geenszins van waardee
ring gespeend. Want op den dag volgt
de avond, en ook deze bevat nog zooveel
milde resten van den zomerdisch, dat men
er zich zeer wel bij kan voelen.
In de niet met zon verwende lage lan
den is een drift waarneembaar om zich
aan het plotseling bijna te veel aan licht
en warmte te verzadigen. De natuur
wenkt groote scharen; gansche kudden
storten zich op de elementen. Rumoerig,
maar met verwachtingsvolle oogen en
met een glimlach om den mond.
En daarom is er ondanks veel luidruch
tigheid van driftige Vrijheidsjagers toch
veel schoons in den Hollandschen hof
waarneembaar
De eensklaps rijp in het leven ge
vallen zomer is aan zooveel verlangens te
gemoet gekomen, dat men vrijwel geen ge
legenheid heeft aan andere zaken te den
ken. En door het feest van licht en kleur
is het alsof die andere zaken zich ook
niet aan ons opdringen. Zij staan ons al
thans aanmerkelijk minder na dan bij
bewolkte lucht.
Hoe lang bv. hebben we niet in span
ning zitten kijken of het de Karimata
toch nog zou gelukken het Lutine-goud
naar de oppervlakte te malen. Maar toen
de eerste gouden zwaluw inderdaad i?l de
emmer zat, verwekte het glinsterend dier
tje toch niet de ontspanning, die men
kon verwachten. Want de zomer spon ons
in zijn vreugden
Het verrukkelijke schoone weer
stond tusschen ons en meer andere be
langrijke zaken. Tengevolge daarvan heb
ben de samenstellers van ons dagelijksch
geestelijk menu, de meneeren van de
krant, nooite ondankbaarder taak gehad
dan tijdens deze zon-periode. Het verslag
over 1937 van de nog altijd naarstig ach
ter ambtenarij jachtende Rekenkamer,
hoe interessant het op zich zelf weer was,
vermocht ons niet te boeien. De mededee-
ling, dat de weldadigheids-postzegels ten
bate van het kind dit jaar ruim 40.000
meer hebben opgebracht dan het vorige
jaar, was niet in staat het door de zon
gekoesterde oog te doen tranen over zoo
veel toegenomen oi^ervaardigheid bij de
schrijvende en postende landgendóten.
Zelfs het bericht, dat meneer Jan Duys,
eenmaal een der grooten in de groote
partij van 4 letters, zijn politieke tent
tenslotte toch heeft opgeslagen in het
kamp van meneer Mussert, ontketende in
de lage landen niet eens de ontsteltenis,
die den koelen dronk minder goed doet
smaken
Maurice, de charmeur van de film,
met den stroohoed op, moge in het Sche-
veningsche Kurhaus honderden harten in
vlam hebben gezet, zijn vlammende char
me werd buiten den tempel, des ver-
maaks door de charme van den vlammen-
den zomer hopeloos vernietigd. We hadden
geen lust in de lyrische verslagen over
zijn stem zijn lip en zijn glimlach. Even
min als we lust hadden ma Braun te
beklagen over de feiten, dat Ragnild
Hveger zich zelve nogmaals overtrof, en
dat een ander Deensch meiske na een
verblijf van meer dan 40 uren in het zilte
vocht, frisch als een (water)hoen de Duit-
sehe. kust bereikte
De schoone, glanzende dagen ver
zwelgen de feiten, die anders toch een
aanzienlijk bestanddeel van het dagelijk
sche leven vormen.
De motorduivels van Assen konden rij
den wat ze wildenwij elders wonen
den hadden den zomer. De regeering kon
desnoods zes ontwerpen voor de nationale
paardenfokkerij op stapel hebben gezet...
wij hadden de zon. In Gouda schijnen en
kele personen zich druk te hebben ge
maakt over een aapje, dat tijdens zijn
reis naar Schoonhoven kans zag even te
ontsnappenhet slaagde er niet in
onze door de zon verlamde sensatie-snaren
ook maar in het minst aan het trillen te
brengen
De zomer regeert in de lage landen.
Het is feest in den vaderlandschen hof.
Wij zeggen, dat het warm is, doch wij
klagen niet, maar juichen.
En thans wordt het ineens klaar waar
om de Nederlander, die bijna steeds van
zon en warmte is verstoken, in doorsnee
zoo ernstig en zoo zwaar op de hand aan
doet.
Welk een lichtzinnigeheid zou in ons
varen als we de helft van het jaar eens
konden leven onder de lichte omstandig
heden, die we thans even, heel even, de
onze mogen noemen
Kwartiermeester.
Telefoon- en telegraaf-maniakken.
De openbare diensten hebben altijd op de
verbeelding van zeker soort menschen ge
werkt. Ik kende het verhaal van de tram:
Een kleine burger van het goedige, over
gevoelige type staat achterop den bijwagen
te philosopheeren met den conducteur.
„Nog wel altijd een goede zaak" de
trampolst de kleine burgerman voor
zichtig.
„Een goeie zaak schampert de con
ducteur, en laat z'n pruim van links naar
rechts verhuizen. „Pha Wat de tooneel-
spelers noemen een sof, meneer Een
kwart van de wereld rijdt in een auto. Een
ander kwart, neemt de fiets. Een derde
kwart loopt, voor de slanke lijn. Nou, en
het vierde kwart moet 'n dubbeltje drie
maal omkeeren, want die zijn werkloos. Wij
moeten ook leven, onze loonen zijn er niet
op achteruitgegaan. Maar de ripperaties
zijn óók niet in prijs gedaald. Nee meneer,
't is niks gedaan met het bedrijf. En ik
heb er een hard hoofd in voor de toe-
REDACTEUR: J. A. VAN DIXHOORN.
Zaamslag.
Wedstrijdprobleem No. 14.
Eindspel naar de partij.
Uit het Kampioenschap van Zeeland 1935.
Zwart: J. A. VAN DIXHOORN, Zaamslag.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Wit: W. BOOGAARD, Middelburg.
(Stand: Zwart 2 schijven op 23 en 31.
Dam op 5.
Wit 3 schijven op 15, 24 en 35.)
In deze partij, welke remise werd, analy
seerde de zwartspeler na afloop een fraaie
winst.
De partij werd op 31 Maart 1935 te Mid
delburg gespeeld. De opgave luidt: Wit is
aan zet en zwart wint in alle varianten.
Op 2 April zonden wij dit fraaie eindspel
aan de „Haagsche Post", die het 13 April
in bovenstaanden vorm publiceerde.
Oplossingen vóór 20 Augustus aan de Re
dactie der Middelb. Crt. onder motto Dam-
rubriek.
De hekstelling.
We komen thans nogmaals terug op de
in onze damrubriek van 9 Juli j.l. versche
nen vermeldenswaardigheden aangaande
de hekstelling en hare gevolgen. Het is niet
onze bedoeling hierop nog uitvoeriger in te
gaan, doch zeer zeker achten wij onder-
staanden stand uit de praktijk vermeldens
waard. Zij kwam voor in een onzer partijen
om den kampioenstitel van Zeeland en wel
een 5-tal jaren geleden, toen wij onze en-
trée maakten in dit destijds sterk bezet
tournooi tegen den hoogstaankomenden
deelnemer, den heer Jac. Boogaard te Vlis-
singen.
Bedoelde stand, waarin wij met wit eeni
ge zetten terug op den 33en zet de hekstel
ling hadden ingenomen, luidt na 45 zetten
als volgt:
Zwart: JAC. BOOGAARD.
(34—39), 9—3 dam (18—23), 27x7 (11x2),
3x21 (16x27) en 31x22, waarvan wit, dank
zij eenige minder sterke zetten van zwart,
een zwaarbevochte remise wist te berei
ken, waarmede we hebben willen aantoo-
nen, dat het handhaven der hekstelling in
sommige gevallen wel eens tot nadeel kan
leiden.
Teneinde onzen lezers een ietwat bree-
deren kijk te geven op deze belangrijke
materie van het damspel, vermelden we
onderstaand verschillende standen, die we
ontleenen aan „Damopeningen en Midden
spelstudies" door J. B. M. J. Eekhoud en
die we ter wille van de plaatsruimte zonder
diagram weergeven.
No. 1 Stand in cijfers: Zwart 13 schijven
op 3, 6, 7, 9—11, 13, 15—19 en 22.
Wit: 13 schijven op 2527, 29, 31, 35, 36,
38, 43, 44, 47, 48 en 50.
Als volgt leidt de hekstelling tot winst:
1. 29—23 18x29 (a.) 2. 27x18 13x22
3. 26—21 17x37 4. 48-^2 37x39 en
5. 44 x 4.
1(a.) 19x28 2. 26—21 17x37
3. 38—32 22x31 4. 32x1 37—41
5. 36x27 41—46 6 47—41 46x40
en 7. 35 X 44
—o
No. 2. Stand in cijfers: Zwart 12 schijven
op 3, 6, 8—10, 13, 16—18, 20, 22 en 28.
Wit 12 schijven op 26, 27, 2931, 36, 38,
4245 en 50.
De winst wordt als volgt verkregen:
1. 29—23 18x29 (a.) 2. 27x18 13x22
3. 38—32 28x39 en 44x2.
1(a) 28x19 2. 30—24 19x30
of 20x29, 3. 27—21 16x27, 4. 38—32
27x40-en 5. 45x5
No. 3. Cijferstand: Zwart 13 schijven op
3, 4, 6, 9—11, 13, 16—20 en 22.
Wit 13 schijven op 26, 27, 29, 31, 36, 37,
39, 42, 43, 45 en 47—49.
Oplossing: 1. 29—24 19x30 (a), 2. 26—21
17x26, 3. 37—32 26x28, 4. 39—33 22x31,
5. 36x27 28x39 en 6. 43x5
1(a.) 20x29, 2. 27—21 16x27,
3. 39—33 29x38 en 4. 43x5
46 47 48 49 50
Wit: VAN DIXHOORN.
Het is duidelijk, dat de witte schijf op 27
gevaar loopt, zoodat de hekstelling hier
eenig nadeel beteekent, terwijl toch niet
minder dan 7 zwarte schijven enkel en al
leen door de formatie der hekstelling wor
den vastgehouden. Wit speelde 4339,
waarop 2832 volgde en het spel onder
staand verloop had: 2520 (32 x 34), 20 x9
No. 4. Cijferstelling: Zwart 14 schijven op
2, 3, 6—9, 11, 13, 15—19 en 22.
Wit 14 schijven op 26, 27, 29, 31, 33,
36—39, 43 en 45—48.
Als volgt leidt deze stelling tot winst:
1. 26—21 17x26, 2. 37—32 26x28,
3. 29—23 18x29 (a.), 4. 27x18 13x22 en
5. 33x4.
Op 3(a) 22x31 volgt 23 x 1 dam.
o
No. 5. Cijferstand: Zwart 18 schijven op
2—4, 6—11, 13, 15, 17—20, 22, 24 en 25.
Wit 18 schijven op 26, 28, 29, 31, 33, 35,
37—39, 41—45 en 47—50.
In deze en de beide volgende standen
brengt de hekstelling als volgt verlies:
1. 28—23 19x28, 2. 31—27 22x31, 3.
33x22 24x33 (a.) 4. 38x29 17x28 of
18x27, 5. 29—24 20x29, 6. 39—33 28x39
of 24x33 en 7. 43x1.
Op 3(a.) 17x28 volgt 3832 en
op 3. (a.) 18x27 volgt 37—32.
o
No. 6. Stand in cijfers: Zwart 16 schijven
op 1—4, 8, 11, 13, 15, 16, 18—20, 22 en
24—26.
Wit 16 schijven op 29, 3335 en 3748.
Oplossing: 1. 2923 18x29 (a.), 2. 34x14
20x9, 3. 3329 24x33 en 4. 39x6 met 2
schijven winst.
Op 1(a.) 19x28 volgt 2. 37—31
26x37, 3. 41x12 8x17, 4. 34—30 25x34,
5. 39x8 2x13 met schijfwinst.
o
Wij meenen hiermede de hekstelling vol
doende te hebben besproken en bevelen
een en ander ter nadere bestudeering ten
zeerste aan. Voor op- of aanmerkingen
staan wij gaarne ten dienste onzer lezers,-
terwijl het ons aangenaam zal zijn practi-
sche standen dan wel positie-studies in ver
band met de hekstelling tegemoet te mo
gen zien.