VOOR DE JEUGD. VAN DE BELGISCHE KUST. Trixie's bezoek aan Vader Neptunes HET VIERKANT Het beulsgat. Hoe zijn we aan onze vacanties gekomen. DENKSPORT. Met het stijgen der jaren neemt vooral de noodzakelijkheid van lichaamsbeweging toe. Lichaamsbeweging, in welken vorm ook, of het golf is of een werkelijke sport, vormt een vast punt op het dagelijksche programma van ieder verstandig heer op leeftijd. Ik herinner mij een onvergetelijk plaatje in „Punch". Voor een feodaal haardvuur staan, tegenover elkander, twee feodale fauteuils. In één daarvan zit een feodaal grijsaard. Een feodale butler ach ter hem zegt, met een horloge in de hand: „Mylord, het is tijd voor uw dagelijksche lichaamsoefening". De zeeleeuwachtige fi guur heft zich krakend op en ploft in de andere fauteuil neer. Maar van nu af weten mannen, hoe zij wérkelijk leven moeten om gezond te blij ven Wij hebben deze wetenschap te danken aan niemand minder dan den Engelschen professor E. P. Cathcart. In Engeland is te genwoordig een krachtige „keep fit"-bewe- ging aan den gang en in het kader van die gezondheidscampagne heeft de Engelsche professor op het congres der Britsche Me dische Vereeniging de gezonde uitwerking van hetbridgen in het licht gesteld. Ik heb bewondering voor den vooruitzienden blik van onze dagbladen, die al sedert ja ren het bridgen in de Sportrubriek hebben opgenomen. De Professor vindt vooral het ronddeelen van de kaarten een zeer gezon de beweging. „De kunst van het geven der kaarten", zegt hij, „eischt nauwkeurige controle der spieren, hetgeen een van de voornaamste eischen voor een volmaakte gezondheid is. Om er de volle waarde aan te verleenen", zegt hij, „moet men hierbij afwisselend beide handen gebruiken, an ders ontwikkelt zich eén slechte lichaams houding." Als iedereen dat nu maar deed, bestond iedere bridgeclub uit athleten, of althans uit menschen van in de negentig. In sommige clubs is dit laatste inderdaad het geval, en dat zijn dan de clubs, waar de kunst van het geven in de perfectie wordt beoefend anders zouden de leden nooit zoo oud zijn geworden. „Maar" en pro fessor Cathcart schudt bedenkelijk het hoofd „wanneer men naar de leden van goede bridgeclubs kijkt, stelt men helaas vast, dat vele bekwame spelers zeer slecht geven. De wijze waarop zij de kaarten uit- deelen is buitengewoon slordig." Als men dat leest, ziet men hoe roekeloos Trixie was een lief meisje van zes jaar. Ze zat in de eerste klas en vond het erg prettig op school. Maar nu was het Zater dag en ze had de hele middag vrij. Ze mocht met moeder mee naar het strand. Ze ging dikwijls naar het strand en dan bouwden ze zandkasteelen met diepe gangen en kijkgaten! Ze danste van plezier en ze kon bijna niet -wachten tot moeder alles klaar gemaakt had. Op het strand trok moeder haar het zon- nepakje aan, dat ze zelf voor Trixie ge maakt had. Ze kreeg ook een hoedje op te gen de felle zon. Trixie nam haar emmer tje en schopje en ging toen vlak aan zee spelen. Maar ze durfde niet te dicht bij het water te gaan, want ze was er een beetje bang voor, voor dat grote water, waar je het einde niet van kon zien. Ze speelde zo fijn, dat ze niet eens keek naar wat er om haar heen gebeurde. Maar na een tijdje was ze een beetje moe gewor den en ging eens even zitten. Juist toen ze weer verder wilde gaan met haar hoge berg, hoorde ze naast zich zeggen: „Zeg, meisje, ga je met me mee Ik zal je Heel mooie dingen laten zien, die je anders nooit kunt zien Ze keek verbaasd op en zag een klein mannetje, ongeveer zoo groot als zijzelf en met een lange baard. „Wie bent u vroeg ze verschrikt en ze bekeek het mannetje van top tot teen. „Ik ben de waterman, een dienaar van Vader Neptunes en ik heb vrije toegang tot de zee, waar ik alle huizen mag bezoeken, met kleine jongens en meisjes, zoals jij. Wil je mee om alles te zien „Nee", zei Trixie, „ik ben bang en ik weet ook niet of het van mijn moeder mag". „Je hoeft niet bang te zijn, hoor Trixie", zei de Waterman. „Ga maar eens gauw aan je moeder vragen of je mee mag". Trixie ging naar haar moeder en vertel de van het mannetje met de lange baard. Ze vroeg of ze eens met het mannetje mee mocht gaan. Moeder vond het goed en Trixie liep weer vlug naar den Waterman terug. Ze was nu niet bang meer. Ze doken samen in het water en zon ken héél diep naar beneden. Wat zag ze daar een prachtige dingen Er waren vis sen, die ze zelfs in het aquarium in de die rentuin nog nooit had gezien. Plotseling kwamen ze aan een grote sommige spelers niet alleen bridge, maar ook met hun gezondheid spelen. De Neder- landsche Bridgebond kenne voortaan zijn taak: als leden worden alleen zij aangeno men, die bij het deelen van de kaarten har monisch al hun spieren gebruiken en beur telings links en rechts geven. Zoo dienen zij de volksgezondheid en daarmede de defen sieve kracht van onze natie. Als ook de beide bovengenoemde oude- heeren voortaan deze voorzorg nemen, kan de één lid blijven van Toonkunst en de an der zich beperken tot één fauteuil. En wat ten slotte óók niet kwaad is: Windt zelf uw horlege op. Haal zelf de krant uit de bus. Vul zelf uw vulpenhouder. Kauw zelf uw brood. Stap afwisselend links en rechts in de tram. Neem uw sigaret af wisselend in uw linker- en rechtermond hoek. Kam zelf uw haar. Deel eenige malen per dag kaarten rond, ook al speelt ge géén bridge. Kortom: keep fit. E. Rasmus. (Van onzen eigen corres pondent.) 1.108.800.000 fr. aangeboden. Ober, een cognak astublieft. Wat belieft u, meneer? Een cognak. Cognak, meneer? Maar dat heb ik niet. Geeft me dan maar een Dit gesprek luisterde ik dezer dagen af op het terras van een koffiehuis op den Dijk te Oostende. De klant was een vreemdeling dat moést wel zoo zijn en blijkbaar een Ne derlander; dat was duidelijk uit het zeer zuivere Nederlandsche woord, waarmede hij den kelner aansprak en dat daarom dan ook alleen in Nederland geldig is. Er zijn dus thans nog menschen, die niet weten, dat het sinds jaar en dag verboden is in de Belgische koffiehuizen „borrels" te schenken. Alleen lichte alkohol-houdende dranken, zooals alle soorten bier en zelfs porto, sher ry, vermouth en dergelijke zijn toegelaten. De grensplaatsen Fransche en Neder landsche maken daarvan een handig ge bruik. In Sluis bijv. staan op de terrassen poort. De Waterman nam Trixie mee door de poort en toen kwamen ze in een zaal, die helemaal van glas gemaakt was. Wat was dat prachtig! Heel grote schelpen ston den er en het mannetje legde uit, dat het grote fauteuils waren, waar de zeemen sen in zaten, net zoals de aardmensen op hun stoelen. Ze liepen de hele zaal door en kwamen toen bij een man met een vissen- staart. Hij vroeg aan den Waterman, waar hij naar toe wilde. „Ik wil dit lieve meisje aan Vader Nep- tunus voorstellen", antwoordde de Water man. „Is hij op het ogenblik thuis De man met de vissenstaart antwoordde niet, maar deed een deur open en liet hen binnen gaan in een andere grote zaal. Die was ook van glas gemaakt, maar hier wa ren de wanden van doorzichtig glas. Trixie zag allerlei vissen tegen de muren zwem men en ze dacht, dat ze hem zo kon pak ken, maar ze stuitte telkens met haar han den tegen het dikke glas. Ze schrok vrese lijk toen ze een grote zwarte vis met lange armen op zich af zag komen en met twee gloeiende ogen. Ze liep hard naar een gro te schelp en verborg zich daar in, want ze was heel erg bang. De Waterman zei, dat ze helemaal niet bang hoefde te zijn, want die inktvis, zo heette het beest, kon hier toch niet komen. Ze gingen verder door de grote zaal en kwamen toen in een ander vertrek, waar een hoge troon stond. Op die troon zat een oude man met een kroon op en een grote vork in zijn hand. Om hem heen zaten een hele hoop kleine mannetjes, die er net zo uitzagen als de Waterman. „Zo, meiske", zei de man op de troon, „ik ben Vader Neptunus, de koning van de zee. Als ik kwaad ben komt er storm, en zijn er grote golven op zee. Stoute kinderen, die te ver zwemmen, neem ik met mijn vork op en trek ze zo naar beneden. Dat is dan hun straf. Ben jij wel eens ongehoor zaam „Ja", antwoordde Trixie, „maar dan moet ik heel vroeg naar mijn bed voor straf. Maar ik ben niet altijd stout „Zo, dat is goed. Ga nu maar weer niet den Waterman mee. Hij zal je nog een paar dingen uit mijn koninkrijk laten zien." De Waterman nam haar toen weer mee en ze kwamen langs de wonderlijkste vis sen. Zulke mooie had ze nog nooit gezien. Er waren rode, blauwe, groene, gele en nog veel meer andere gekleurde vissen. Het was een prachtig gezicht. Potseling was de Waterman weg. Ze stond alleen in een onafzienbaar land, om geven door water en midden tussen de grote vissen. Daar kwam weer die zwarte vis met zijn lange armen. Hij probeerde naar Trixie te grijpen. Ze gaf een» gil van schrik enwas meteen wakker „Waar ben ik riep zij. „Moesje, help, een grote zwarte vis wil me opeten Haar moeder kwam gauw bij haar en vertelde toen, dat ze zeker had gedroomd, want dat ze in slaap was gevallen. Toen vertelde Trixie wat ze allemaal gedroomd had en ze kreeg een lekker stuk chocola de van moeder voor de schrik OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL. Van links naar rechts: 1. tafel; 4. stoom; 7. Alida; 8. Olst; 9. rok; 11. stee; 12. jakje; 13. Essen; 14. eland. Van boven naar beneden: 1. tak; 2. fiets; 3. Olst; 4. sokje; 5. Osa ka; 6. Ot; 10. bed. der café's aan de Haven, de bekende Schie- damsche kruiken lonkend en knipoogend den voorbijganger toe te roepen: „gij, die hier binnentreedt, laat alle gedwongen ont houding varen". En zij treden binnen, bij bosjes, dag in, dag uit. Talloos vele vreemdelingen, die hun va- cantie bij ons aan de kust doorbrengen, gaan des namiddags de heerlijkheden en schoonheden van Sluis bewonderen en er zijn er zelfs die deze kwaliteiten ook in Re- tranchement de metropool, waar je, als je daar bent, mekaar afvraagt: hoe kom ik hier met goed fatsoen vandaan von den of nog steeds zoekende zijn. De vreem delingen, die ten Zuiden van Oostende ver blijven, schijnen weer meer oog te hebben voor de natuurschoonheden van het een of ander onmogelijk Fransch dorpje. Hony soit qui mal y p'ense Sterke drank mag slechts in winkels ver kocht worden en bij hoeveelheden van min stens twee liter tegelijk. De winkeliers moe ten hun verkoop in een register inschrijven; natuurlijk dat kan in ons gezegend landje nu eenmaal niet anders zijn er, die daar mede knoeien: viermaal een half litertje verkocht, maakt samen ook twee liter. Ook kan men beweren, dat de twee liter, die iemand in huis heeft, gevaarlijker kunnen zijn, dan het ééne glas, dat zoo iemand in een café had genomen. Maar daartegenover staat het argument der voorstanders van het verbod, dat men lichter een koffiehuis binnengaat om één, straks twee borrels te gaan drinken (en bleef het dan nog daar bij), dat dat men het vrij groote bedrag voor twee liter bij elkaar krijgt. Vooral voor den werkman is dat zoo. Zoolang als er deze wet is, is men doende om ze ingetrokken of tenminste gewijzigd te krijgen. Hoteliers- en herbergiersbonden schreeuwen hun longen kapot, dat spreekt vanzelf. De socialisten zijn tegen den vrijen verkoop, de liberalen zijn er vóór en de katholieken zijn verdeeld. Logiek en politiek hebben wel dezelfde uitgangen, maar zullen nooit hetzelfde be- teekenen. Het is juist daarom, dat het zoo deerlijk gesteld is met onze nationale eco nomie. De herbergiers en hoteliers zeggen tegen den Minister van Financiën: Gij hebt thans voor honderden millioenen nieuwe belastin gen ingevoerd en nog komt gij 900 millioen te kort. Verdere bezuinigingen zijn onmo Een van de vele sagen over verborgen schatten, is die van het Beulsgat. Tot in onze tijd zijn er nog steeds veel mensen, die er in hun hart aan geloven. Het zogenaamde Beulsgat is in de Ko talp, ongeveer 10 kilometer in Zuid-Weste lijke richting van het dorp Turrach in Oos tenrijk. Het ligt nog in Stiermarken, bij de grens van Karinthië. Jullie weten misschien wel, dat Alp in het Hollands ook wei betekent. Op deze wei was een hoge rotswand en in die rot sen zat een gat. Een schatrijke graaf, men zegt, dat hij Lodron heette, liét al zijn geld naar dat hól brengen, omdat hij bang was voor een oorlog. Hij gaf alles, goud, zilver, edelstenen en andere voorwerpen van ho ge waarde, aan zijn trouwe herder Karei, die altijd op de Kotalp was en droeg hem op de schatten in het hol te stoppen en er goed op te passen. Verder mocht niemand er iets van wéten. Er wordt verteld, dat de graaf zelfs een jongen herder, die het ge sprek van den graaf en Karei afluisterde, doodde en hem met een lange mantel om en een zwaard op zijn knieën in het gat achter liet. Daaruit is dan ook de naam Beulsgat ontstaan. De sage vertelt verder, dat de oorlog werkelijk uitbrak en dat de graaf daarin gedood werd. In diezelfde tijd dacht een herder uit de buurt er plotseling aan, dat hij Karei van de Kotalp in lang niet gezien had en hij trok er opuit om hem te zoeken. Hij vond hem dood in zijn hut liggen. Zo was ook de énige, die behalve den graaf, de bergplaats van de schatten wist, gestorven De herder bracht zijn doden vriend naar een plaatsje in de buurt, waar hij begraven werd. Daarna deed de herder ook het werk van zijn gestorven vriend. Op een dag klom hij op de rotsen bij de Kotalp en vond daar de nog maar kort dichtgemetsel de muur. Hij brak de muur open en vond de schatkist. Maar toen hij den zogenaam- den beul met de beulsmantel om en het grote zwaard op zijn knieën zag zitten, schrok hij zo vreselijk, dat hij hard weg holde. Hij wist niet, dat het de herdersjon gen was, dien de graaf gedood had. De oorlog duurde heel lang en langza merhand vergaten de mensen de sage van het Beulsgat, zoals men het hol ging noe men, toen de herder vertelde wat hij in het gat gezien had. Maar toch vertelde zo hier en daar een oude grootvader het verhaal nog wel aan zijn kleinkinderen en zo ble ven er nog eenige mensen, die er van af wisten^ En toen eindelijk de oorlog weer voorbij was, probeerden veel mensen op de een of andere manier aan geld te ko men en naar alle kanten gingen ze op zoek. Toen leefde vanzelf de sage van het Beuls gat weer op. De een na den ander herin nerde zich het verhaal en sommigen wisten zelfs nog ongeveer, waar het geweest was. Lange tijd werd nu in het geheim naar het Beulsgat gezocht en pas in het begin van de negentiende eeuw werd het overal openlijk verteld. Toen kwamen uit heel Duitsland, uit Hongarije en uit Italië de schatzoekers in grote troepen. Ze trokken zingend naar de Kotalp. Op de verlaten wei, waarvan de eigenaren gestorven wa ren en die nu helemaal verwaarloosd was, sloegen ze hun kampen op. De bewoners van de streek, die vreemd genoeg, het minst van allen aan de sage geloofden, hadden allerlei grappen uit met de schatzoekers. Ze stuurden ze van het ene dorp naar het andere om de sleutel van het Beulsgat te halen. Maar alle moeite was en bleef tevergeefs. En hoewel ook de laatste troep zoekers, die in 1852 in Turrach kwam, evenmin iets vond als de voorafgaanden, hopen tot nu toe nog steeds veel mensen, dat zij zo ge lukkig zullen zijn, het Beulsgat te vinden. gelijk, verklaart gij. Dus zult gij weer nieu we belastingen gaan eischen, die de midden klasse doen kwijnen, handel en industrie be lemmeren en het leven verduurderen. Wij bieden u een milliard per jaar aan als gij een einde maakt aan de wet der twee liter en den vrijen verkoop van alkohol toe laat. En om dit te staven, pakken de Bonden uit met dit bewijs: Er zijn in België ongeveer 110.000 huizen, waar het slijten van sterke dranken in aan merking komt. Met een gemiddelde van 20 liter van 35 graden in voorraad en daarop accijnsrechten van 21 fr. per liter, zou de Schatkist reeds bij de eerste levering 46 mil lioen 200 duizend frank ontvangen. Deze voorraad zal minstens tweemaal per maand vernieuwd worden, zoodat de Staat jaarlijks 1 milliard, 108 millioen 800 duizend frank zou ontvangen. Naar de meening der ingewijden is deze becijfering absoluut niet overdreven, wel integendeel. Voor het eerste opdoen van drank voorziet men zelfs een ontvangst van 138 millioen frank, omdat alle tusschen- personen, distillators, grossiers en kleinhan delaars een voorraad zouden moeten inslaan van minstens twee liter. De accijnsen zou den geïnd worden door den Staat zonder dat daarvoor één bediende meer zou moe ten aangesteld worden. Men zou kunnen denken, dat deze cijfers op het eerste gezicht, nog al overdreven zijn. Nochtans beteekenen zij slechts een verbruik van 1,35 liter per dag per inrich ting, hetgeen beneden de werkelijkheid moet zijn. Trouwens hieromtrent merkt de ho- teliersbond op: „de hoeveelheden stemmen overeen met hetgeen thans gebruikt wordt, met dit verschil, dat de Staat, tengevolge van de fiscale ontduiking en den geheimen handel, zijn ontvangsten beperkt ziet tot 260 millioen frank, terwijl met het regiem dat wij voorstellen de Staat zeker kan zijn jaar lijks meer dan 1 milliard te ontvangen. Alleen reeds het bedrag dat de kust, tij dens het seizoen zou opbrengen, wordt op meer dan 400 millioen geschat. Ja, als het uitsluitend uit het verbruik en dus uit de zakken der vreemdelingen kwam, maar wie brengt de rest van het to tale sommetje op? Zooals ik in mijn vorigen brief schreef: onder den interpellatie-vloed, bij het schei den der Kamers, was er een, betreffende dit onderwerp. De interpellant verzocht den Vinden jullie dit niet een aardig figuur tje Het lijkt wel een beetje op een sneeuwkristal, alleen hebben echte sneeuw kristallen nog veel meer hoeken. Nu moe ten jullie eens kijken of je van dat figuur tje een vierkant kunt maken. Knip het maar langs de lijnen uit en probeer het dan aan elkaar te leggen. Er was een tijd, waarin elke dag een „vrije dag" was. „Dat was nog eens fijn' zullen jullie wel zeggen, maar dat was he lemaal niet zo fijn, want die dagen waren geen echte vrije dagen, ze heetten alleen maar* zo. Hoe zijn we nu eigenlijk aan onze va canties gekomen? Het woord: „vrije" dag komt uit het latijn: feriae. De feriae waren dagen, waarop de winkels gesloten waren. Later kwam de naam op de kalender van de kerk en betekende eerst de feestdagen ter ere van God en de heiligen. Daarna ook de Zondagen en nog later ook de ge wone weekdagen, behalve de Zaterdag. Zo heette de Zondag toen de eerste vrije dag: feria prima, de Maandag de twede: feria secunda enz. Natuurlijk werd op de week dagen gewerkt en jullie hadden, als je dan geleefd had, ook naar school moeten gaan. Er waren toen ook al scholen. In het be gin alleen maar scholen van bepaalde ker ken, maar daar mocht iedereen op komen. Op deze scholen werden de eerste „school- vacanties" gehouden, eerst alleen op de kerkelijke feestdagen en later ook bij bij-' zondere gelegenheden, als: jaarmarkten, wedstrijden enz. Er werd zelfs al „hitteva- cantie" gegeven. De leerlingen mochten dan 's middags thuis blijven. Maar anders moest je ook de hele dag onder de hoede van je meester blijven. Minister te zorgen, dat nog tijdens het hui dige seizoen het verbod van drankschenken zou ingetrokken worden. De minister heeft den afgevaardigde tevreden kunnen stellen met de belofte, dat deze zaak ernstig be studeerd zou worden en dat hij na de va- cantie met een of ander voorstel zou komen. Officieele cijfers. Verschenen is de statistiek van het toe risme gedurende het seizoen 1937 (1 Mei 31 Oct.) Er wordt hierin alleen rekening gehou den met buitenlandsche toeristen en dan nog met zulke slechts, die langer dan één dag hier bleven. Vreemdelingen, die op den zelfden dag waarop ze aankwamen, weer vertrokken en ook Belgen, die ergens bin nenslands gingen verblijven, vallen niet in de statistiek. In België zijn 1432 hotels, waarvan er zich 806, of wel 56 aan de kust bevinden. Van de 41.253 kamers, die deze hotels be vatten, zijn er 27.263, of 66 aan de kust. In totaal hebben de buitenlandsche toe risten 1.421.000 nachten onderkomen in deze hotels gehad (in 1936: 1.874.000). De ver mindering met 1936 komt op rekening van de daling der Fransche, Nederlandsche en Zwitsersche munten en van de Parijsche wereldtentoonstelling. De dagelijksche uitgaven van een toerist, die overnacht, op 250 fr. schattend, komen wij tot een totaal van 355 millioen franken, hetwelk de vreemdelingen in België in die maanden besteed hebben. 846.000 nachten zijn aan de kust versla pen. Uit deze cijfers blijkt voldoende het be lang van de kust-hotel-nijverheid. Daartegenover moet erkend worden, dat het bedrag, hetwelk de Belgische Staat be steedt aan het toerisme, zijnde 6 millioen frank, op een budget van 11 milliard, veel te gering is. Cust Waghter. „Kelner", schrijve „Kellner", is weinig zuiverder Nederlandsch, namelijk: ook Duitsch. Het met één 1 te schrijven maakt de zaak weinig beter. „Koffiehuisbediende" is een mond vol; „gargon" zou vrij aardig Nederlandschklinken en het aardig- gemeenzame echt-nationale „Jan" is uit den tijd. Er zal weinig anders resten dan voortaan „mijnheer" of „edelachtbare" te gebruiken! Red. Op mooie zomerdagen trok de meester met zijn leerlingen naar buiten. Ze gingen dan naar het bos en speelden daar allerlei spelletjes. Pas in de achttiende eeuw werd het on derwijs en de indeling van de schooltijd vast geregeld en kreeg je, inplaats van tel kens één dag, langere tijd achter elkaar vrij. In een hotel in Amsterdam logeerde een juwelier, die een hoeveelheid juwelen moest wegbrengen. Hij was bijna altijd op zijn kamer, want hoewel hij de juwelen goed verstopt had, was hij toch altijd bang dat er dieven zouden komen. Op een goeden dag zat hij in zijn kamer een boek te lezen. Het was tussen 4 en 5 uur. Ineens werd er geklopt en direct daar na kwam een goed gekleed heer de kamer in. Hij zag den juwelier en zei meteen: „O, neemt u me alstublieft niet kwalijk, ik heb me in het nummer van mijn kamer vergist. Neemt u me niet kwalijk, dat ik u gestoord heb Hij maakte heel beleefd een buiging en ging weer weg. De juwelier was een ogenblik erg ver baasd, maar direct daarna sprong hij op, belde het kamermeisje en liet onmiddellijk den hoteldetective roepen. Toen de detective het verhaal van den juwelier hoorde, zei. hij, dat de vreemdeling direct gepakt moest worden, want dat hij zeker een dief was. Hoe kon de dictective nu zo gauw we ten, dat de vreemdeling een dief moest zijn? OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels der vorige week zijn: 1. De kapper bij het scheren, paddestoelen, borstplaat. 2. een emmer in een waterput. 3. Hellendoorn. 4. taks, rat, mol. RAADSELS. 1. Welke kaars brandt langer, een was kaars of een vetkaars iP"5F 2. Het geheel is een woord van 13 let ters en is een plaatsje in Zuid-Hol land. 7, 3, 10, 11 is een bekende Duitse ri vier. 8. 7, 13, 11, 4 schrijf je in een schrift. 3, 5, 9 leren we op school. 1, 2, 7, 12 is „op deze plaats". 6, 2, 4 is een schreeuw. 3. Wat wil niemand eten, al is het nog zo goed gebakken 4. In welke school is geen vacantie Wat is de overeenkomst tussen een kies en een koning Welke ballen springen niet OPLOSSING VAN DE LEG- PUZZLE RUGBY van vorige week. door Nini Eilers.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 8