VOOR DE JEUGD.
VAN DE BELGISCHE KUST.
Trixie's bezoek aan Vader Neptunes
HET VIERKANT
Het beulsgat.
Hoe zijn we aan onze
vacanties gekomen.
DENKSPORT.
Met het stijgen der jaren neemt vooral
de noodzakelijkheid van lichaamsbeweging
toe. Lichaamsbeweging, in welken vorm
ook, of het golf is of een werkelijke sport,
vormt een vast punt op het dagelijksche
programma van ieder verstandig heer op
leeftijd. Ik herinner mij een onvergetelijk
plaatje in „Punch". Voor een feodaal
haardvuur staan, tegenover elkander, twee
feodale fauteuils. In één daarvan zit een
feodaal grijsaard. Een feodale butler ach
ter hem zegt, met een horloge in de hand:
„Mylord, het is tijd voor uw dagelijksche
lichaamsoefening". De zeeleeuwachtige fi
guur heft zich krakend op en ploft in de
andere fauteuil neer.
Maar van nu af weten mannen, hoe zij
wérkelijk leven moeten om gezond te blij
ven
Wij hebben deze wetenschap te danken
aan niemand minder dan den Engelschen
professor E. P. Cathcart. In Engeland is te
genwoordig een krachtige „keep fit"-bewe-
ging aan den gang en in het kader van die
gezondheidscampagne heeft de Engelsche
professor op het congres der Britsche Me
dische Vereeniging de gezonde uitwerking
van hetbridgen in het licht gesteld. Ik
heb bewondering voor den vooruitzienden
blik van onze dagbladen, die al sedert ja
ren het bridgen in de Sportrubriek hebben
opgenomen. De Professor vindt vooral het
ronddeelen van de kaarten een zeer gezon
de beweging. „De kunst van het geven der
kaarten", zegt hij, „eischt nauwkeurige
controle der spieren, hetgeen een van de
voornaamste eischen voor een volmaakte
gezondheid is. Om er de volle waarde aan
te verleenen", zegt hij, „moet men hierbij
afwisselend beide handen gebruiken, an
ders ontwikkelt zich eén slechte lichaams
houding." Als iedereen dat nu maar deed,
bestond iedere bridgeclub uit athleten, of
althans uit menschen van in de negentig.
In sommige clubs is dit laatste inderdaad
het geval, en dat zijn dan de clubs, waar de
kunst van het geven in de perfectie wordt
beoefend anders zouden de leden nooit
zoo oud zijn geworden. „Maar" en pro
fessor Cathcart schudt bedenkelijk het
hoofd „wanneer men naar de leden van
goede bridgeclubs kijkt, stelt men helaas
vast, dat vele bekwame spelers zeer slecht
geven. De wijze waarop zij de kaarten uit-
deelen is buitengewoon slordig."
Als men dat leest, ziet men hoe roekeloos
Trixie was een lief meisje van zes jaar.
Ze zat in de eerste klas en vond het erg
prettig op school. Maar nu was het Zater
dag en ze had de hele middag vrij. Ze
mocht met moeder mee naar het strand.
Ze ging dikwijls naar het strand en dan
bouwden ze zandkasteelen met diepe gangen
en kijkgaten! Ze danste van plezier en ze
kon bijna niet -wachten tot moeder alles
klaar gemaakt had.
Op het strand trok moeder haar het zon-
nepakje aan, dat ze zelf voor Trixie ge
maakt had. Ze kreeg ook een hoedje op te
gen de felle zon. Trixie nam haar emmer
tje en schopje en ging toen vlak aan zee
spelen. Maar ze durfde niet te dicht bij het
water te gaan, want ze was er een beetje
bang voor, voor dat grote water, waar je
het einde niet van kon zien.
Ze speelde zo fijn, dat ze niet eens keek
naar wat er om haar heen gebeurde. Maar
na een tijdje was ze een beetje moe gewor
den en ging eens even zitten. Juist toen ze
weer verder wilde gaan met haar hoge
berg, hoorde ze naast zich zeggen: „Zeg,
meisje, ga je met me mee Ik zal je Heel
mooie dingen laten zien, die je anders
nooit kunt zien
Ze keek verbaasd op en zag een klein
mannetje, ongeveer zoo groot als zijzelf en
met een lange baard.
„Wie bent u vroeg ze verschrikt en ze
bekeek het mannetje van top tot teen.
„Ik ben de waterman, een dienaar van
Vader Neptunes en ik heb vrije toegang tot
de zee, waar ik alle huizen mag bezoeken,
met kleine jongens en meisjes, zoals jij.
Wil je mee om alles te zien
„Nee", zei Trixie, „ik ben bang en ik
weet ook niet of het van mijn moeder
mag".
„Je hoeft niet bang te zijn, hoor Trixie",
zei de Waterman. „Ga maar eens gauw aan
je moeder vragen of je mee mag".
Trixie ging naar haar moeder en vertel
de van het mannetje met de lange baard.
Ze vroeg of ze eens met het mannetje mee
mocht gaan. Moeder vond het goed en
Trixie liep weer vlug naar den Waterman
terug. Ze was nu niet bang meer.
Ze doken samen in het water en zon
ken héél diep naar beneden. Wat zag ze
daar een prachtige dingen Er waren vis
sen, die ze zelfs in het aquarium in de die
rentuin nog nooit had gezien.
Plotseling kwamen ze aan een grote
sommige spelers niet alleen bridge, maar
ook met hun gezondheid spelen. De Neder-
landsche Bridgebond kenne voortaan zijn
taak: als leden worden alleen zij aangeno
men, die bij het deelen van de kaarten har
monisch al hun spieren gebruiken en beur
telings links en rechts geven. Zoo dienen zij
de volksgezondheid en daarmede de defen
sieve kracht van onze natie.
Als ook de beide bovengenoemde oude-
heeren voortaan deze voorzorg nemen, kan
de één lid blijven van Toonkunst en de an
der zich beperken tot één fauteuil.
En wat ten slotte óók niet kwaad is:
Windt zelf uw horlege op. Haal zelf de
krant uit de bus. Vul zelf uw vulpenhouder.
Kauw zelf uw brood. Stap afwisselend links
en rechts in de tram. Neem uw sigaret af
wisselend in uw linker- en rechtermond
hoek. Kam zelf uw haar. Deel eenige malen
per dag kaarten rond, ook al speelt ge géén
bridge. Kortom: keep fit.
E. Rasmus.
(Van onzen eigen corres
pondent.)
1.108.800.000 fr. aangeboden.
Ober, een cognak astublieft.
Wat belieft u, meneer?
Een cognak.
Cognak, meneer? Maar dat heb ik
niet.
Geeft me dan maar een
Dit gesprek luisterde ik dezer dagen af
op het terras van een koffiehuis op den Dijk
te Oostende.
De klant was een vreemdeling dat
moést wel zoo zijn en blijkbaar een Ne
derlander; dat was duidelijk uit het zeer
zuivere Nederlandsche woord, waarmede hij
den kelner aansprak en dat daarom dan
ook alleen in Nederland geldig is.
Er zijn dus thans nog menschen, die niet
weten, dat het sinds jaar en dag verboden
is in de Belgische koffiehuizen „borrels" te
schenken.
Alleen lichte alkohol-houdende dranken,
zooals alle soorten bier en zelfs porto, sher
ry, vermouth en dergelijke zijn toegelaten.
De grensplaatsen Fransche en Neder
landsche maken daarvan een handig ge
bruik. In Sluis bijv. staan op de terrassen
poort. De Waterman nam Trixie mee door
de poort en toen kwamen ze in een zaal,
die helemaal van glas gemaakt was. Wat
was dat prachtig! Heel grote schelpen ston
den er en het mannetje legde uit, dat het
grote fauteuils waren, waar de zeemen
sen in zaten, net zoals de aardmensen op
hun stoelen. Ze liepen de hele zaal door en
kwamen toen bij een man met een vissen-
staart. Hij vroeg aan den Waterman, waar
hij naar toe wilde.
„Ik wil dit lieve meisje aan Vader Nep-
tunus voorstellen", antwoordde de Water
man. „Is hij op het ogenblik thuis
De man met de vissenstaart antwoordde
niet, maar deed een deur open en liet hen
binnen gaan in een andere grote zaal. Die
was ook van glas gemaakt, maar hier wa
ren de wanden van doorzichtig glas. Trixie
zag allerlei vissen tegen de muren zwem
men en ze dacht, dat ze hem zo kon pak
ken, maar ze stuitte telkens met haar han
den tegen het dikke glas. Ze schrok vrese
lijk toen ze een grote zwarte vis met lange
armen op zich af zag komen en met twee
gloeiende ogen. Ze liep hard naar een gro
te schelp en verborg zich daar in, want ze
was heel erg bang.
De Waterman zei, dat ze helemaal niet
bang hoefde te zijn, want die inktvis, zo
heette het beest, kon hier toch niet komen.
Ze gingen verder door de grote zaal en
kwamen toen in een ander vertrek, waar
een hoge troon stond. Op die troon zat een
oude man met een kroon op en een grote
vork in zijn hand. Om hem heen zaten een
hele hoop kleine mannetjes, die er net zo
uitzagen als de Waterman.
„Zo, meiske", zei de man op de troon, „ik
ben Vader Neptunus, de koning van de zee.
Als ik kwaad ben komt er storm, en zijn
er grote golven op zee. Stoute kinderen,
die te ver zwemmen, neem ik met mijn
vork op en trek ze zo naar beneden. Dat is
dan hun straf. Ben jij wel eens ongehoor
zaam
„Ja", antwoordde Trixie, „maar dan moet
ik heel vroeg naar mijn bed voor straf.
Maar ik ben niet altijd stout
„Zo, dat is goed. Ga nu maar weer niet
den Waterman mee. Hij zal je nog een
paar dingen uit mijn koninkrijk laten zien."
De Waterman nam haar toen weer mee
en ze kwamen langs de wonderlijkste vis
sen. Zulke mooie had ze nog nooit gezien.
Er waren rode, blauwe, groene, gele en
nog veel meer andere gekleurde vissen.
Het was een prachtig gezicht.
Potseling was de Waterman weg. Ze
stond alleen in een onafzienbaar land, om
geven door water en midden tussen de
grote vissen. Daar kwam weer die zwarte
vis met zijn lange armen. Hij probeerde
naar Trixie te grijpen. Ze gaf een» gil van
schrik enwas meteen wakker
„Waar ben ik riep zij. „Moesje, help,
een grote zwarte vis wil me opeten
Haar moeder kwam gauw bij haar en
vertelde toen, dat ze zeker had gedroomd,
want dat ze in slaap was gevallen. Toen
vertelde Trixie wat ze allemaal gedroomd
had en ze kreeg een lekker stuk chocola
de van moeder voor de schrik
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL.
Van links naar rechts:
1. tafel; 4. stoom; 7. Alida; 8. Olst; 9.
rok; 11. stee; 12. jakje; 13. Essen; 14.
eland.
Van boven naar beneden:
1. tak; 2. fiets; 3. Olst; 4. sokje; 5. Osa
ka; 6. Ot; 10. bed.
der café's aan de Haven, de bekende Schie-
damsche kruiken lonkend en knipoogend
den voorbijganger toe te roepen: „gij, die
hier binnentreedt, laat alle gedwongen ont
houding varen".
En zij treden binnen, bij bosjes, dag in,
dag uit.
Talloos vele vreemdelingen, die hun va-
cantie bij ons aan de kust doorbrengen,
gaan des namiddags de heerlijkheden en
schoonheden van Sluis bewonderen en er
zijn er zelfs die deze kwaliteiten ook in Re-
tranchement de metropool, waar je, als
je daar bent, mekaar afvraagt: hoe kom
ik hier met goed fatsoen vandaan von
den of nog steeds zoekende zijn. De vreem
delingen, die ten Zuiden van Oostende ver
blijven, schijnen weer meer oog te hebben
voor de natuurschoonheden van het een of
ander onmogelijk Fransch dorpje. Hony soit
qui mal y p'ense
Sterke drank mag slechts in winkels ver
kocht worden en bij hoeveelheden van min
stens twee liter tegelijk. De winkeliers moe
ten hun verkoop in een register inschrijven;
natuurlijk dat kan in ons gezegend landje
nu eenmaal niet anders zijn er, die daar
mede knoeien: viermaal een half litertje
verkocht, maakt samen ook twee liter. Ook
kan men beweren, dat de twee liter, die
iemand in huis heeft, gevaarlijker kunnen
zijn, dan het ééne glas, dat zoo iemand in
een café had genomen. Maar daartegenover
staat het argument der voorstanders van
het verbod, dat men lichter een koffiehuis
binnengaat om één, straks twee borrels te
gaan drinken (en bleef het dan nog daar
bij), dat dat men het vrij groote bedrag voor
twee liter bij elkaar krijgt. Vooral voor den
werkman is dat zoo.
Zoolang als er deze wet is, is men doende
om ze ingetrokken of tenminste gewijzigd
te krijgen. Hoteliers- en herbergiersbonden
schreeuwen hun longen kapot, dat spreekt
vanzelf. De socialisten zijn tegen den vrijen
verkoop, de liberalen zijn er vóór en de
katholieken zijn verdeeld.
Logiek en politiek hebben wel dezelfde
uitgangen, maar zullen nooit hetzelfde be-
teekenen. Het is juist daarom, dat het zoo
deerlijk gesteld is met onze nationale eco
nomie.
De herbergiers en hoteliers zeggen tegen
den Minister van Financiën: Gij hebt thans
voor honderden millioenen nieuwe belastin
gen ingevoerd en nog komt gij 900 millioen
te kort. Verdere bezuinigingen zijn onmo
Een van de vele sagen over verborgen
schatten, is die van het Beulsgat. Tot in
onze tijd zijn er nog steeds veel mensen,
die er in hun hart aan geloven.
Het zogenaamde Beulsgat is in de Ko
talp, ongeveer 10 kilometer in Zuid-Weste
lijke richting van het dorp Turrach in Oos
tenrijk. Het ligt nog in Stiermarken, bij de
grens van Karinthië.
Jullie weten misschien wel, dat Alp in
het Hollands ook wei betekent. Op deze
wei was een hoge rotswand en in die rot
sen zat een gat. Een schatrijke graaf, men
zegt, dat hij Lodron heette, liét al zijn geld
naar dat hól brengen, omdat hij bang was
voor een oorlog. Hij gaf alles, goud, zilver,
edelstenen en andere voorwerpen van ho
ge waarde, aan zijn trouwe herder Karei,
die altijd op de Kotalp was en droeg hem
op de schatten in het hol te stoppen en er
goed op te passen. Verder mocht niemand
er iets van wéten. Er wordt verteld, dat de
graaf zelfs een jongen herder, die het ge
sprek van den graaf en Karei afluisterde,
doodde en hem met een lange mantel om
en een zwaard op zijn knieën in het gat
achter liet. Daaruit is dan ook de naam
Beulsgat ontstaan.
De sage vertelt verder, dat de oorlog
werkelijk uitbrak en dat de graaf daarin
gedood werd.
In diezelfde tijd dacht een herder uit de
buurt er plotseling aan, dat hij Karei van
de Kotalp in lang niet gezien had en hij
trok er opuit om hem te zoeken. Hij vond
hem dood in zijn hut liggen. Zo was ook de
énige, die behalve den graaf, de bergplaats
van de schatten wist, gestorven
De herder bracht zijn doden vriend naar
een plaatsje in de buurt, waar hij begraven
werd. Daarna deed de herder ook het werk
van zijn gestorven vriend. Op een dag
klom hij op de rotsen bij de Kotalp en
vond daar de nog maar kort dichtgemetsel
de muur. Hij brak de muur open en vond
de schatkist. Maar toen hij den zogenaam-
den beul met de beulsmantel om en het
grote zwaard op zijn knieën zag zitten,
schrok hij zo vreselijk, dat hij hard weg
holde. Hij wist niet, dat het de herdersjon
gen was, dien de graaf gedood had.
De oorlog duurde heel lang en langza
merhand vergaten de mensen de sage van
het Beulsgat, zoals men het hol ging noe
men, toen de herder vertelde wat hij in het
gat gezien had. Maar toch vertelde zo hier
en daar een oude grootvader het verhaal
nog wel aan zijn kleinkinderen en zo ble
ven er nog eenige mensen, die er van af
wisten^ En toen eindelijk de oorlog weer
voorbij was, probeerden veel mensen op
de een of andere manier aan geld te ko
men en naar alle kanten gingen ze op zoek.
Toen leefde vanzelf de sage van het Beuls
gat weer op. De een na den ander herin
nerde zich het verhaal en sommigen wisten
zelfs nog ongeveer, waar het geweest was.
Lange tijd werd nu in het geheim naar
het Beulsgat gezocht en pas in het begin
van de negentiende eeuw werd het overal
openlijk verteld. Toen kwamen uit heel
Duitsland, uit Hongarije en uit Italië de
schatzoekers in grote troepen. Ze trokken
zingend naar de Kotalp. Op de verlaten
wei, waarvan de eigenaren gestorven wa
ren en die nu helemaal verwaarloosd was,
sloegen ze hun kampen op.
De bewoners van de streek, die vreemd
genoeg, het minst van allen aan de sage
geloofden, hadden allerlei grappen uit met
de schatzoekers. Ze stuurden ze van het
ene dorp naar het andere om de sleutel van
het Beulsgat te halen.
Maar alle moeite was en bleef tevergeefs.
En hoewel ook de laatste troep zoekers, die
in 1852 in Turrach kwam, evenmin iets
vond als de voorafgaanden, hopen tot nu
toe nog steeds veel mensen, dat zij zo ge
lukkig zullen zijn, het Beulsgat te vinden.
gelijk, verklaart gij. Dus zult gij weer nieu
we belastingen gaan eischen, die de midden
klasse doen kwijnen, handel en industrie be
lemmeren en het leven verduurderen.
Wij bieden u een milliard per jaar aan
als gij een einde maakt aan de wet der twee
liter en den vrijen verkoop van alkohol toe
laat.
En om dit te staven, pakken de Bonden
uit met dit bewijs:
Er zijn in België ongeveer 110.000 huizen,
waar het slijten van sterke dranken in aan
merking komt. Met een gemiddelde van 20
liter van 35 graden in voorraad en daarop
accijnsrechten van 21 fr. per liter, zou de
Schatkist reeds bij de eerste levering 46 mil
lioen 200 duizend frank ontvangen. Deze
voorraad zal minstens tweemaal per maand
vernieuwd worden, zoodat de Staat jaarlijks
1 milliard, 108 millioen 800 duizend frank
zou ontvangen.
Naar de meening der ingewijden is deze
becijfering absoluut niet overdreven, wel
integendeel. Voor het eerste opdoen van
drank voorziet men zelfs een ontvangst van
138 millioen frank, omdat alle tusschen-
personen, distillators, grossiers en kleinhan
delaars een voorraad zouden moeten inslaan
van minstens twee liter. De accijnsen zou
den geïnd worden door den Staat zonder
dat daarvoor één bediende meer zou moe
ten aangesteld worden.
Men zou kunnen denken, dat deze cijfers
op het eerste gezicht, nog al overdreven
zijn. Nochtans beteekenen zij slechts een
verbruik van 1,35 liter per dag per inrich
ting, hetgeen beneden de werkelijkheid moet
zijn. Trouwens hieromtrent merkt de ho-
teliersbond op: „de hoeveelheden stemmen
overeen met hetgeen thans gebruikt wordt,
met dit verschil, dat de Staat, tengevolge
van de fiscale ontduiking en den geheimen
handel, zijn ontvangsten beperkt ziet tot 260
millioen frank, terwijl met het regiem dat
wij voorstellen de Staat zeker kan zijn jaar
lijks meer dan 1 milliard te ontvangen.
Alleen reeds het bedrag dat de kust, tij
dens het seizoen zou opbrengen, wordt op
meer dan 400 millioen geschat.
Ja, als het uitsluitend uit het verbruik
en dus uit de zakken der vreemdelingen
kwam, maar wie brengt de rest van het to
tale sommetje op?
Zooals ik in mijn vorigen brief schreef:
onder den interpellatie-vloed, bij het schei
den der Kamers, was er een, betreffende dit
onderwerp. De interpellant verzocht den
Vinden jullie dit niet een aardig figuur
tje Het lijkt wel een beetje op een
sneeuwkristal, alleen hebben echte sneeuw
kristallen nog veel meer hoeken. Nu moe
ten jullie eens kijken of je van dat figuur
tje een vierkant kunt maken. Knip het
maar langs de lijnen uit en probeer het
dan aan elkaar te leggen.
Er was een tijd, waarin elke dag een
„vrije dag" was. „Dat was nog eens fijn'
zullen jullie wel zeggen, maar dat was he
lemaal niet zo fijn, want die dagen waren
geen echte vrije dagen, ze heetten alleen
maar* zo.
Hoe zijn we nu eigenlijk aan onze va
canties gekomen? Het woord: „vrije" dag
komt uit het latijn: feriae. De feriae waren
dagen, waarop de winkels gesloten waren.
Later kwam de naam op de kalender van
de kerk en betekende eerst de feestdagen
ter ere van God en de heiligen. Daarna
ook de Zondagen en nog later ook de ge
wone weekdagen, behalve de Zaterdag. Zo
heette de Zondag toen de eerste vrije dag:
feria prima, de Maandag de twede: feria
secunda enz. Natuurlijk werd op de week
dagen gewerkt en jullie hadden, als je dan
geleefd had, ook naar school moeten gaan.
Er waren toen ook al scholen. In het be
gin alleen maar scholen van bepaalde ker
ken, maar daar mocht iedereen op komen.
Op deze scholen werden de eerste „school-
vacanties" gehouden, eerst alleen op de
kerkelijke feestdagen en later ook bij bij-'
zondere gelegenheden, als: jaarmarkten,
wedstrijden enz. Er werd zelfs al „hitteva-
cantie" gegeven. De leerlingen mochten
dan 's middags thuis blijven. Maar anders
moest je ook de hele dag onder de hoede
van je meester blijven.
Minister te zorgen, dat nog tijdens het hui
dige seizoen het verbod van drankschenken
zou ingetrokken worden. De minister heeft
den afgevaardigde tevreden kunnen stellen
met de belofte, dat deze zaak ernstig be
studeerd zou worden en dat hij na de va-
cantie met een of ander voorstel zou komen.
Officieele cijfers.
Verschenen is de statistiek van het toe
risme gedurende het seizoen 1937 (1 Mei
31 Oct.)
Er wordt hierin alleen rekening gehou
den met buitenlandsche toeristen en dan
nog met zulke slechts, die langer dan één
dag hier bleven. Vreemdelingen, die op den
zelfden dag waarop ze aankwamen, weer
vertrokken en ook Belgen, die ergens bin
nenslands gingen verblijven, vallen niet in
de statistiek.
In België zijn 1432 hotels, waarvan er
zich 806, of wel 56 aan de kust bevinden.
Van de 41.253 kamers, die deze hotels be
vatten, zijn er 27.263, of 66 aan de kust.
In totaal hebben de buitenlandsche toe
risten 1.421.000 nachten onderkomen in deze
hotels gehad (in 1936: 1.874.000). De ver
mindering met 1936 komt op rekening van
de daling der Fransche, Nederlandsche en
Zwitsersche munten en van de Parijsche
wereldtentoonstelling.
De dagelijksche uitgaven van een toerist,
die overnacht, op 250 fr. schattend, komen
wij tot een totaal van 355 millioen franken,
hetwelk de vreemdelingen in België in die
maanden besteed hebben.
846.000 nachten zijn aan de kust versla
pen.
Uit deze cijfers blijkt voldoende het be
lang van de kust-hotel-nijverheid.
Daartegenover moet erkend worden, dat
het bedrag, hetwelk de Belgische Staat be
steedt aan het toerisme, zijnde 6 millioen
frank, op een budget van 11 milliard, veel
te gering is.
Cust Waghter.
„Kelner", schrijve „Kellner", is weinig
zuiverder Nederlandsch, namelijk: ook
Duitsch. Het met één 1 te schrijven maakt
de zaak weinig beter. „Koffiehuisbediende"
is een mond vol; „gargon" zou vrij aardig
Nederlandschklinken en het aardig-
gemeenzame echt-nationale „Jan" is uit den
tijd. Er zal weinig anders resten dan
voortaan „mijnheer" of „edelachtbare" te
gebruiken! Red.
Op mooie zomerdagen trok de meester
met zijn leerlingen naar buiten. Ze gingen
dan naar het bos en speelden daar allerlei
spelletjes.
Pas in de achttiende eeuw werd het on
derwijs en de indeling van de schooltijd
vast geregeld en kreeg je, inplaats van tel
kens één dag, langere tijd achter elkaar
vrij.
In een hotel in Amsterdam logeerde een
juwelier, die een hoeveelheid juwelen
moest wegbrengen. Hij was bijna altijd op
zijn kamer, want hoewel hij de juwelen
goed verstopt had, was hij toch altijd bang
dat er dieven zouden komen.
Op een goeden dag zat hij in zijn kamer
een boek te lezen. Het was tussen 4 en 5
uur. Ineens werd er geklopt en direct daar
na kwam een goed gekleed heer de kamer
in. Hij zag den juwelier en zei meteen:
„O, neemt u me alstublieft niet kwalijk,
ik heb me in het nummer van mijn kamer
vergist. Neemt u me niet kwalijk, dat ik u
gestoord heb Hij maakte heel beleefd een
buiging en ging weer weg.
De juwelier was een ogenblik erg ver
baasd, maar direct daarna sprong hij op,
belde het kamermeisje en liet onmiddellijk
den hoteldetective roepen.
Toen de detective het verhaal van den
juwelier hoorde, zei. hij, dat de vreemdeling
direct gepakt moest worden, want dat hij
zeker een dief was.
Hoe kon de dictective nu zo gauw we
ten, dat de vreemdeling een dief moest
zijn?
OPLOSSINGEN RAADSELS.
De oplossingen van de raadsels der vorige
week zijn:
1. De kapper bij het scheren,
paddestoelen,
borstplaat.
2. een emmer in een waterput.
3. Hellendoorn.
4. taks, rat, mol.
RAADSELS.
1. Welke kaars brandt langer, een was
kaars of een vetkaars
iP"5F
2. Het geheel is een woord van 13 let
ters en is een plaatsje in Zuid-Hol
land.
7, 3, 10, 11 is een bekende Duitse ri
vier.
8. 7, 13, 11, 4 schrijf je in een schrift.
3, 5, 9 leren we op school.
1, 2, 7, 12 is „op deze plaats".
6, 2, 4 is een schreeuw.
3. Wat wil niemand eten, al is het nog
zo goed gebakken
4. In welke school is geen vacantie
Wat is de overeenkomst tussen een
kies en een koning
Welke ballen springen niet
OPLOSSING VAN DE LEG-
PUZZLE RUGBY
van vorige week.
door Nini Eilers.