ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
I
Lof der Zotheid
New York past zich aan.
AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDSSCHE COUDANTl
feDDEriKirHQI
ZATERDAG
ZEEUWSCHE KRONIEK.
De
DAMMEN EN SCHAKEN.
JMJJSLV*4*
J«CT-2.~*5
Het Archief.
Archieven zijn ongetwijfeld zeer nuttige
instellingen. Het leven onzer voorgeslach
ten blijft daarin voor ons bewaard. Wat zij
gedaan en gedacht, gewild en besproken
hebben, wij kunnen het alles van stap tot
stap nagaan. Het ligt alles weigeborgen en
wel georderd in de archieven.
Zoo komt ook het doen en laten van ons,
die nu leven in de archieven en die na ons
komen zullen erin kunnen lezen wat ons
heeft bezield en gedreven; hoe dat leven
was. Ook hier geldt in zekeren zin het be
kende woord: Er is niets verborgen, wat
niet geopenbaard zal worden.
Er zijn allerlei archieven: het groote
Rijksarchief; Provinciale, en Gemeentelijke
en kerkelijke archieven. Oude geslachten
bewaren die in hun kasteelen. Couranten,
vereenigingen houden archieven bij. Zoo
wordt wel heel veel bewaard wat in de toe
komst groote beteekenis hebben kan, gelijk
zoo menig proces, voor den burgerlijken
rechter gevoerd, duidelijk doet zien.
Wat doel zult een groote verzameling
van dikwijls vergeelde papieren, van boe
ken, waaraan de tand des tijds vaak geen
vergeefsch werk deed; van portretten en
van brieven ons zien Allereerst, dat in de
menschheid feitelijk geen geslacht op zich
zelf staat. Zij is als een gebouw, waarvan
de steenlagen op elkaar rusten, maar waar
van niet één laag gemist kan worden. Er
zitten lagen diep in den grond. Niemand
ziet die van buiten ooit. Zij zijn als verdwe
nen, maar zij dragen toch het gansche ge
bouw en wie in de kelders afdaalt, die ziet,
dat ook daar de ééne laag de andere
draagt.
Zoo zijn de voorgeslachten uit een heel
ver verleden, die tot een haast legendarisch
tijdperk behooren. Zij verdwenen. Hun asch
wordt zelfs niet meer gevonden. Maar bij
hen begon toch de geschiedenis der mensch
heid, al spreken wij dan van vóór-historisch.
Dat leert ons voorzichtig te wezen in de
beoordeeling van hun doen en laten. Er is
geen voortzetting zonder begin. Bij hen lag
het begin. En zonder dat begin zouden wij
geen voortbouwers kunnen wezen. Zij heb
ben gedaan, zooals zij meenden, dat juist
was. Wij doen dat op onze wijze. Over ons
zullen de geslachten over zooveel eeuwen
oordeelen. Te lachen over hen is even
dwaas als het lachen van den Nederlander
over gebruiken onder de Chineezen in
zwang; van den groot-steedschen man over
het leven in een haast vergeten plaatsje er
gens op het platteland. In de spreekwijze
,,'s Lands wijs, 's lands eer" zouden wij het
woord land kunnen veranderen in genera
tie.
Die gedachte maant tot' voorzichtigheid;
een voorzichtigheid, die ons door de we
reldrondvlucht van den koenen vlieger
Hughes geleerd wordt. In onze jeugd werd
gelachen door de ouderen over Jules Ver'
ne's boeken. Zijn reis om de wereld in tach
tig dagen; zijn verblijf zooveel mijlen on
der den zeespiegel. Dat waren resultaten
van een wargeest. Thans luttele jaren na
dien vliegt men in evenveel uren om de we
reld heen en onderzoekt men met behulp
van een onderzeeër den bodem der oceanen.
Nu weer zou aan ons de beurt wezen om
over deze lachers van voor 40 jaren te
lachen, indien niet de gedachte aan een ge
slacht, dat na ons komt ons tot voorzichtig
heid maande. Zal er gelachen worden om
onze generatie, haar doen en laten, over
laat ons zeggen tweehonderd jaren Wij
weten het niet, maar juist omdat wij dat
niet weten, daarom zij ons oordeel over de
voorgeslachten ook voorzichtig.
Wij kunnen ons vroolijk maken, wanneer
wij lezen, hoe men zich geweldig druk ma
ken kon over wat wij nu futiliteiten noe
men. En ons verwonderen, dat aan het oog
voorbijging, wat wij nu geweldig interes
sant vinden. Welnu, wie waarborgt ons, dat
het komenden generaties ten onzen opzich
te niet net zoo vergaan zal.
Daar kunt ge zelf de proef mee nemen.
Neem eens een courant, waarin geweldig
veel interessants staat en berg die een paar
jaren weg. Over een paar jaren zal dat in
teressante wel verbleekt wezen en van al
dat groote zult ge vaak kunnen zeggen, dat
leek toen groot, maar het is dat nu niet
meer.
Wat is de maatstaf, waarmede wij willen
meten de grootte en de waarde van wat in
een bepaalden tijd geschiedt in het schier
ongemeten tijdruimtelijk gebeuren
Zie naar de archieven daar staan de
boeken, daar sluimeren de brieven, daar
zwijgen de acten. Hun tijd is voorbij. Het
werd alles verleden. Maar dit verleden
werd niet zonder dat het heden was en wat
die boeken, die brieven, die acten bevatten,
had in dat verleden een plaats, evenals
iedere mensch er een plaats had.
j. Nagel.
elisabeth wolff—bekker
1738 24 Juli 1938.
Het aantal Zeeuwsche vrouwen, wier
naam aan de vergetelheid dient ontrukt te
worden, is gering. Onder die weinige be
kleedt Elisabeth Wolff, geboren Bekker, een
voorname plaats. Als schrijfster en dich
teres uit de 18de eeuw heeft zij grooten
roem verworven.
Nu het Zondag 24 Juli tweehonderd jaar
geleden is, dat zijteVlissingen
werd geboren, willen wij haar in deze kro
niek herdenken. Wij zullen dit niet zoozeer
doen uit een letterkundig oogpunt als om
haar levensgeschiedenis, welke interessant
genoeg is om vermeld te worden.
Elisabeth Bekker werd op 24 Juli 1738
te Vlissingen geboren. Haar ouders Jan
Bekker en Johanna Boudrie waren bemid
delde lieden. Haar vader was makelaar en
woonde 's zomers op een kleine buiten
plaats „Altijd wel", gelegen aan den weg
van Westsoeburg naar Vlissingen, niet ver
van het oude kasteel St. Aldegonde. Van
de buitenplaats is niets meer te vinden,
daar Napoleon voor de versterking van de
vesting Vlissingen al de gebouwen in die
omgeving heeft doen afbreken. Later
kwam daar het Midden-Reduit, thans het
vliegveld. Zelfs de weg is er niet meer. be
halve het begin tot de plaats, waar 't
kasteel St. Aldegonde heeft gestaan.
Elisabeth was de jongste van 6 kinderen.
Reeds vroeg heeft zij haar moeder moeten
verliezen. Zij ontving een vrij strenge Cal
vinistische opvoeding, welke echter weinig
strookte met het karakter van het levens
lustige meisje.
Op nauwelijks? 17-jarigen leeftijd ging zij
met den zeven jaar ouderen vaandrig Mat-
thijs Gargon buiten de stad een wandeling
maken.
Daar gezelligheid geen tijd kent en het
een heerlijke Juliavond was, was het al laat
toen zjj huiswaarts wilden keeren.
In onzen tijd is zoo iets niets bijzonders.
Het minnend paartje vond echter de poort
gesloten en was genoodzaakt den nacht op
de eene of andere boerderij door te bren
gen. Betje had van haar vader een ernstige
berisping in ontvangst te nemen. Erger was
het, dat de kerkeraad zich er mee bemoei
de jn haar met haar metgezel onder cen
suur stelde (Sept. 1755).
Dat dit geval niet meewerkte om Betje
in het Calvinistische spoor te houden is te
begrijpen.
Altijd heeft zij groote liefde gehad voor
het buitenleven. Nog jong zijnde, las zij veel
en maakte zij reeds verzen. Een bekend
groot gedicht van haar heet „Walcheren",
waarin zij o.a. de helden bezingt, die haar
geboortestad Vlissingen aan het vaderland
heeft geschonken.
Door correspondentie kwam zij in aanra
king met ds. A d r i a a n W o 1 f f, sinds
1730 predikant te Beemster. Dit leidde tot
een huwelijk. Op 18 November 1759 trouw
de de 21-jarige Elisabeth Bekker met den
31 jaar ouderen ds. Wolff, die weduwnaar
was. In de ondertrouwboeken van Vlissin
gen staat, dat de bruid in de Bakkersgang
woonde. Het was in 't begin geen gelukkig
huwelijk. De oorzaak hiervan lag in het
groote leeftijdsverschil en in het uiteen
loopend temperament der echtgenooten.
Ds. Wolff was in tegenstelling met zijn jon
ge vrouw rechtzinnig, maar zeer verdraag
zaam. Zij was echter spoedig geprikkeld.
Hierbij kwam, dat dominee wel eens te veel
wijn dronk. Ook bleef hij vaak dagen lang
van huis.
In de verdere huwelijksjaren verbeterde
de onderlinge verhouding. Toen ds. Wclff
den 29sten April 1777 op 70-jarigen leef
tijd overleed, werd hij door zijn eehtgenoo-
te oprecht betreurd.
Een jaar tevoren was El. WolffBekker
in aanraking gekomen met een even be
gaafde en belezen vrouw als zij, n.l. met
Agatha Deken. Deze was in 1741
te Amsterdam geboren en tot 1767 opge
voed tn het weeshuis d'Oranjeappel. Daar
na was zij juffrouw van gezelschap. In
1775 verscheen van haar „Stichtelijke Ge
dichten".
Na den dood van ds. Wolff gingen Betje
Wolff en Aagje Deken samen wonen te De
Rijp (17781780). Op een gevelsteen van
haar woonhuis in de Rechtstraat, in 1887
ingemetseld, staat: Hier woonden Elisa
beth Wolff, geb. Bekker en Agatha Deken.
Van De Rijp vertrokken zij naar de bui
tenplaats Lommerlust te Beverwijk. Thans
staat op dezelfde plaats de Roomsch-Ka-
tholieke kerk.
Zooals wij in 't begin van dit artikel
schreven, heeft Betje Wolff roem verwor
ven als schrijfster, zoowel van proza als
van poëzie. Hierbij stak zij haar levensop
vatting niet onder stoelen en banken. Me
nig hekeldicht werd door haar geschreven.
Eerst Oranjegezind, werd zij later patriot,
niet in den geest van revolutie, doch in den
goeden zin van 't woord. Zij streed voor
vrijheid van gedachten op godsdienstig en
staatkundig terrein. Zij getuigde van zich
zelf:
Ik ben de dichteres der vrijheid.
O, ik ken geen grooter eer.
Vooral hekelde zij de orthodoxsche rich
ting in die dagen. Naast vele vereerders
maakte zij zich ook vele vijanden.
Volgens de catalogus der tentoonstelling
van de pennevruchten van beide schrijf
sters, in Juli 1884 te Vlissingen gehouden,
hebben zij samen 67 werken geschreven.
Betje alleen 70 deelen.
Haar roem hebben beiden vooral ver
worven door het schrijven van de eerste
oorspronkelijke Nederlandsche romans, wel
ke een levendige beschrijving geven van al
gemeen menschelijke deugden en gebreken.
Vooral met haar eerste werk: Sara
Burgerhart hadden zij succes.
Toen in 1787 de Oranjepartij in Holland
de overhand kreeg, hebben beide vrouwen
vrijwillig ons land verlaten en gingen in
Frankrijk wonen, waar spoedig de revolu
tie zegevierde. Door haar tegenwoordigheid
van geest wist Betje Wolff aan de guillo
tine te ontkomen.
Na de omwenteling in ons land in 1795
kwamen beide vrouwen naar haar vader
land terug en vestigden zich te 's-Graven-
hage. Door het bankroet gaan van haar
onbetrouwbaren zaakwaarnemer had Betje
Wolff haar vermogen verloren. Beide vrou
wen hebben met schrijven den kost tracht
ten te verdienen. Ook werden zij van vrien
den ondersteund.
Betje en Aagje hebben alzóo lief en leed
samen gedeeld. Haar onderlinge vriend-
Geen verrassingen» meer.
Gelooft u mij, de journalistiek ontwikkelt
zich in een héél verkeerde richting: Voor
verrassingen heeft blijkbaar niemand
respect meer.
De oorzaak is: de angst dat iemand an
ders vóór zal zijn. Redevoeringen worden,
nog vóór ze gehouden zijn, aan de journa
listen ter hand gesteld en meer dan eens
ook, nog vóór ze gehouden zijn, bij ongeluk
in de krant gezet, want een ongeluk zit in
een klein hoekje. Praat me er maar niet
vanik heb er zelf eens een figuur mee
geslagen dat ik niet licht zal vergeten
Een bevriend raadslid in een groote ge
meente had mij tijdens een middagzitting
van den gemeenteraad een rede toever
trouwd, die hij „straks" zou houden. Ik gaf
de rede naar de zetterij door en schreef er
op: „Net plaatsen vóór ik instructie geef".
Het werd 5 uur, en de vergadering werd
geschorst alvorens hij het woord nog had
gekregen. Om zeven uur haalde ik het
avondblad uit de bus, en dacht dat ik het
besterven zou: de heele rede stond er in.
Toen 's avonds de ongelukkige zijn rede
eindelijk mocht houden, las de heele raad
haar uit de krant mee, en een der leden
was zoo flauw, nu en dan te roepen: „Dat
staat er niet!"
Dien dag verloor ik mijn vertrouwen in
de onfeilbaarheid van zetterijen, mijn re
putatie als betrouwbaar verslaggever en
bovendien een goede relatie. Ik heb geen
van drieën ooit teruggekregen.
En nu was dat nog maar een ongeluk
hoe vaak echter wordt iemands pleizier
vergald doordat iets wat een verrassing
voor hem moest blijven, ruw-weg en opzet
telijk wordt verraden? Wanneer je als kind
je verlanglijstje voor je verjaardag op
maakte, kon je er zeker van zijn, dat vader
en moeder zoowel als de ooms en tantes
de grootste geheimzinnigheid in acht na
men, totdat de groote dag gekomen was.
Zelfs het cadeau voor vader en moeder
wordt door de kinderen geheim gehouden.
Groote menschen willen ook wel eens aan
genaam verrast worden; ze zijn op dat ge
bied heusch niet verwend.
En nu is het mijn grief tegen de collega's,
dat ze daar zoo weinig rekening mee hou
den.
Als mijnheer A. gaat jubileeren, kan hij
al vooraf in de krant lezen wie er in zijn
huldigingscomité zit en wat ze hem zullen
„vereeren". Wèg de verrassing!
Als Franco een offensief voorbereidt in
Estremadura, of generaal Nagasaki aan
den Jangtse Kiang, kun je er zeker van
zijn, dat het subiet door de pers verraden
wordt en de aardigheid is er af.
Maar het ergste is er toch wel gezondigd
met het bezoek van het Engelsche konings
paar aan Parijs. Een koning is ook maar
een mensch, en dacht u, dat die niet graag
verrast werd? Wel nu, was er nog wel
iets, dat voor de gasten een verrassing
kon zijn?
Toen ik verleden Zondag de krant las,
kon ik mijn oogen niet gelooven. De „Daily
Telegraph" had, nu letterlijk alles
verraden! Bah, wat 'n kerels. Hoe de tuin
van den Quai d' Orsay (waar de gasten
zouden wonen), verlicht werd; hoeveel
fonteinen er zouden spuiten, hoe de lamp
jes verborgen waren in de geraniumbedden
en rosaria; hoe de kamers van het vorsten
paar waren ingericht, welke schilderijen en
gobelins er zouden hangen, hoe de kleuren
van het behang waren, welke uitzichten de
ekers van hun salons boden en warem
pel ook welke cadeaux ze zouden krijgen.
Wat 'n spelbrekers! Er was een gouden si
garettenkoker voor den koning, een eetser
vies voor de koningin (als ze maar niet al
'n eetservies heeft!), ja, de klikspanen van
de „Daily Telegraph" vertelden zelfs wat
de prinsesjes zouden ontvangen: prinses
Elizabeth een collectie boeken, Margaret
Rose speelgoed en een minatuur bloemen
winkel. En dan krijgen ze van mevrouw
Bonnet nog twee poppen, voorstellende
„Frankrijk" en „Marianne". Ik vertel het
nu maar na, anders is er een ander blad
dat het éérder navertelt
De „Daily Telegraph" had nu oolf nog de
redevoeringen in handen moeten krijgen,
die de staatshoofden aan het banket zouden
afsteken. Dan had de koning niet over
hoeven te komen. Dan zou het bezoek, dat
voor de gasten geen enkele verrassing meer
kon brengen, ook voor de krantenlezers al
le aardigheid hebben verloren. En de vijf
honderd extra verslaggevers die naar Pa
rijs gingen, zouden dan hebben kunnen vol
staan met één telegram van één zin: „Het
koninklijk bezoek heeft plaatsgehad; na
hetgeen wij erover hebben bericht, valt er
niets meer over mee te deelen".
E. Rasmus.
schap was zóó innig, dat alleen de dood
scheiding kon brengen. Haar wensch, dat
zjj samen zouden sterven, is zoo verre ver
vuld, dat slechts 9 dagen scheiding was
tusschen beider overlijden. Op 5 November
1804 stierf Betje en op 14 Nov. d.a.v.
Aagje.
Naast elkaar rusten zij in het graf op de
begraafplaats Ter navolging te Schevenïn-
gen. In 1895 is op haar graven een ge
denksteen geplaatst.
Op het Betje Wolffplein te Vlissingen is
op 24 Juli 1884 een monument voor beide
vrouwen onthuld. Toen de haven aan de
Bellamykade later was gedempt, werd het
gedenkteeken naar het Bellamypark over
gebracht.
R.
(Nadruk verboden.)
b. j. a. m.
(Van onzen correspondent).
Het was genoeglijk dezer dagen te lezen,
hoe de president der Vereenigde Staten en
een lid van den Senaat of het Hoogerhuis
met elkaar geconfereerd hadden tijdens het
koffiedrinken en bovendien in hun hemds
mouwen, aangezien de thermometer buiten
op 95 graden stond. Dadelijk ben ik mijn
lezers hier eenige verklaringen schuldig.
Amerika is in de laatste jaren op grootsche
schaal bezig met „air conditioning" of
kunstmatige binnenhuis-af koeling. Wol
kenkrabbers en bioscopen, maar ook woon
huizen worden 's zomers kunstmatig op 'n
droge temperatuur van 70 graden gebracht
terwijl het buiten gloeiend is. Velen zwe
ren er bij. Groote kantoren beweren, dat
hun personeel in gekoelde lokalen veel
meer presteert. Anderen zijn er overtuigde
tegenstanders van en met geen stok naar
binnen te krijgen. Onder de laatsten behoort
Roosevelt, die geweigerd heeft het Witte
Huis 's zomers kunstmatig te laten afkoe
len en dat in Washington, waar het in de
zomermaanden haast niet te harden is.
Roosevelt geeft er de voorkeur aan, in zijn
hendsmouwen te zitten en zich de druppels
van het voorhoofd te vegen.
Jarenlang heeft bij de Amerikaansche
heerenmode de eigenaardige opvatting ge-
heerscht, dat het dragen van bretels niet
comme il faut en alleen een noodzakelijk
kwaad voor politie en brandweer was. Ja,
het was jaren geleden niet mogelijk bij
confectiepakken een pantalon te verove
ren, die op dat nuttige instrument inge
richt was. Tegenwoordig is dat anders ge
worden. Zij waren alle recht om het mid
del afgesneden en hadden alleen maar lus
sen om een riem of gordel door te schuiven.
Ik herinner mij nog hoe jaren geleden de
filmacteur Adolphe Menjou tot den keu
rigst gekleeden man van Amerika werd
verklaard, hoewel er eenigszins beschaamd
werd bijgevoegd, dat de Amerikaansche
Fransehman niet van een riem om zijn 7nid-
del wilde hooren, maar beweerde, dat al
leen bretels dracht en snit van een cos-
tuum konden laten uitkomen. Wintetcos-
tuums zijn tegenwoordig op bretels bere
kend, maar de zomerpakken niet, omdat er
geen vesten bij hooren. Wanneer een Ame
rikaan dus 's zomers zijn jas uittrekt loopt
of zit hij in zijn overhemd en het valt niet
te ontkennen, dat in dat geval een bretel
uit den booze zijn zou. Toch wordt het kort-
heidsbehalve „sitting in shirtsleeves" ge
noemd en vermoedelijk waren president en
senator ook op die manier uitgedost. Het is
moeilijk zich iets dergelijks in eenig ander
land voor te stellen en nog moeilijker, dat
de pers daar het zou willen of durven ver
melden, als het er gebeurd zou zijn.
Democratisch als de Amerikanen in hun
hart zijn en hoe zeer ieder van hen er tot
in zijn ziel van overtuigd was, dat hij het
Witte Huis op elk uur van den dag kon
binnenloopen om den door hem gekozen
president dezer Vereenigde Staten- op den
schouder te kloppen, toch werd stilzwijgend
een zeker protocol aangenomen. Sinds den
dynamischen Theodore hebben zijn opvol
gers in allerlei opzichten een bepaald deco
rum bewaard, hiertoe gedwongen door de
groeiende hoeveelheid werkzaamheden en
de toenemende bevolking. Het gebeurde
dan wel, dat Warren Harding zich bij het
golfen lieten fotografeeren en zelfs Calvin
Coolidge poseerde eens op een harkwagen
tijdens zijn vacantie in zijn geboortestaat
Vermont. Maar de dames Coolidge en Hoo
ver hielden de hand aan de traditie, dat
Amerikaansche presidentsvrouwen voorna
melijk en alleen de taak van gastvrouw
moeten vervullen en zich verder zoo min
mogelijk in de oogen van het publiek moe
ten vertoonen, tenzij in gezelschap van hun
echtgenoot. Mevrouw Coolidge en mevrouw
Hoover bewogen zich nooit alleen over
straat of in het openbaar zonder vergezeld
te zijn van minstens een beambte van de
Secret Service, de nationale recherche, die
onder anderen het staatshoofd en zijn fa
milie moet beschermen.
Vorige presidentsvrouwen hebben nim
mer hun opinie over sociale aangelegenhe-5
den te kennen gegeven en politiek bestond
voor hen niet, zoolang zij in het Witte Huis
woonden. De tegenwoordige presidents
vrouw daarentegen schrijft eiken dag een
eigen stukje voor een krantensyndicaat,
stelt door persoonlijk bezoek over de ge-
heele lengte en breedte van het land be
lang in het wel en wee der lagere maat
schappelijke klassen en vormt een sterk
persoonlijk contact tusschen den President
en de groote massa, die het hardst heeft
moeten lijden onder malaise en werkloos
heid. Menigmaal gebeurt het, dat voorname
gasten op het Witle Huis het zonder de
gastvrouw moeten doen, die ergens in Ten
nessee of Californië nieuwe woningen of
arbeidsscholen bezoekt. Ook de illustratie
pers schijnt er hoe langer hoe meer voor te
gevoelen om opnamen in hemdsmouwen te
nemen en wat zijn de tegenwoordig, zoo
populaire „candid camera" opnamen eigen
lijk anders? Dat zijn ook de foto's van me
vrouw Roosevelt, die een saucijsje aan een
tak geprikt boven een vuurtje roostert, of
van den President aan het roer van een
zeiljacht, maar zich kiplekker toonend in
een trui en een broek, die volgens een be
schaamden zoon aan boord „met geen tang
aan te raken waren".
De eenige plek in Amerika, waar nog al
tijd een streng decorum bewaard wordt
ook al is het niet te vergelijken met Enge
land bijv. is de rechtszaal. Het meeren-
deel van de rechters is er niet voor te vin
den ook bij de alles overtreffende hittegolf
geen toga aan te trekken of de aanwezi
gen toe te staan hun jas uit te trekken of
de dasknoop eenigszins losser te maken. En
in deze zalen, waar het toch zeker het noo-
digst zijn zou, treft men geen kunstmatige
koeling aan met uitzondering van het
schitterende verblijf van de U.S. Supreme
Court te Washington. Voor het grootste ge
deelte zijn de uitgebreide regeeringsgebou-
wen in die stad voor zoover zij van recenten
datum zijn, van koelinstallaties voorzien.
New York heeft dit jaar te lijden van een
abnormaal koele en regenachtige weerspe-
riode, maar het zal niet lang duren of de
Redacteur: j. a. van DIXHOORN,
Zaamslag.
o
Wedstrijdprobleem No. 13.
Auteur: C. K. KAAN, Koudekerke.
1 2 3 4 5
46
Cijferstelling:
Zwart 9 schijven op 2, 8, 10, 15, 16, 34, 37,
39 en 45.
Wit 10 schijven op 17, 18, 22, 23, 25, 27,
29, 38, 40 en 50.
Wit speelt en wint.
Oplossingen vóór 6 Augustus aan de Re
dactie der Mdb. Crt. onder motto Damru-
briek.
o
De oplosserswedstrijd.
Hier volgen de oplossingen der Nos. 710
No. 7 van J. Scheele f te Zaamslag.
Stand: Zwart 5, 7, 9, 12—15, 17, 18, 22 en
28.
Wit: 24, 25, 27, 29—31, 34, 37, 39, 44 en
50.
De fraaie ontleding verloopt aldus:
27—21 (17x26), 25—20 (14x25), 29—23!
(18x49 meerslag), 5044! (25x43
meersl.), 3732!! (49x19 meersl.), 32x3
(26x37) en 3x33 (over de schijven 12, 37,
43, 13, 7 en 22).
Een fijne constructie, waarin eenige keu
rige meerslagen en de verrassende zet
3732 tot de mooiste „momenten" in de
afwikkeling gerekend kunnen worden. Dit
probleem van onzen reeds twee jaren gele
den overleden intiemen vriend plaatsten
we ter eere zijner nagedachtenis.
o
No. 8 van A. Deurloo te Nieuwdorp.
Stand: Zwart 1720, 30, 35. Dam op 26.
Wit: 27, 29, 36, 41—44 en 48.
De oplossing van dit vraagstuk, dat we
reeds enkele jaren geleden in „De Zeeuw"
ontmoetten luidt als volgt: 4237 (26 x 24),
48—42 (24x47), 36—31 (47x36), 27—21
(36x40 meerslag) en 21x45 wint op tem
po. Heel eenvoudig, maar een keurig
kleintje.
No. 9 van A. van Wijngaarden
te Giesendam.
Stand: Zwart 1, 6, 8—10, 12, 13, 16, 18, 19
en 23.
Wit: 17, 24, 27, 30—33, 37—40 en 47.
De unieke auteursoplossing van dit schit
terend probleem, dat we door de vriende
lijke bemiddeling van den heer A. J. v. H.
te Kortgene ontvingen, verloopt aldus:
27—21 (16x36), 40—34! (12x21), 37—31
(36x27), 30—25! (19 x 30), 34—29!
(23x43), 38x49 (27x29), 25x5!! en wint.
Keurig! Vooral de manier, waarop de eind-
slag tot stand komt, verdient de volle aan
dacht, zij het dan ook dat de overblijvende
stand eenigszins slordig is en de schijven
1 en 6 als figuranten dienst doen. Afgezien
hiervan wordt het probleem jammer ge
noeg ontsierd door een aanwezige bijoplos
sing, welke als volgt tot winst leidt: 2721
(16x36), 33—28! (12x21), 37—31 (36x27),
38—33! (27x20), 30—25! (23x32) en
25x5. Deze spelgang, die door het meeren-
deel der oplossers werd aangegeven, heb
ben we dan ook eveneens als juist gequali-
ficeerd.
Volgens inzender werd dit vraagstuk en
kele jaren geleden gepubliceerd in de N. R.
Crt.
No. 10 van H. M. Slabbekoorn te Goes.
Stand: Zwart 8, 10, 1420, 25. Dam op
23.
Wit: 26, 29—31, 33—35, 39, 41, 44. Dam
op 48.
Oplossing: 3127 (23x46), 2924
(20x49), 33—28! (25x43 meerslag),
48x23!! (49x21), 23x5 (46x23), 5x11
(16x7) en 26x17 wint op tempo. Een
artistiek slot. Fraai geconstrueerd zijn hier
de zet 3328 en de damslag 48x23 over
schijf 14, waardoor de naslag naar 5 moge
lijk wordt en de witte schijf op 28, ontstaan
uit een belangrijke tempozet, tevens op slag
komt te staan met een interessanten eind
stand als resultaat. Ons compliment aan
den nieuwen voorzitter van den Zeeuw-
schen Dambond met deze keurige composi
tie.
De puntenstand der deelnemers luidt na
11 problemen als volgt:
J. B„ W. B„ J. L. O., allen te Middelburg?
A. C„ J. v. d. K„ H. M. S„ J. M. T„ allen
te Goes en C. W. v. D., A. J. v. H„ O. S.,
allen te Kortgene ieder 11 punten; M. F. d.
J. te Kloetinge, C. K. K. te Koudekerke en
J. K. te Goes ieder 10 punten; J. I. C. te
Middelburg 8 punten; C. v. L. te Kapelle ti
punten; A. M. v. H. te Middelburg 3 punten
en J. B. te Kadzand en J. A. Jr. te Sluis
ieder 1 punt.