KRONIEK van den DAG.
ZEELAND.
Provinciale Staten van
Zeeland.
TWEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 18 JULI 1938. No. 166.
res-
jurk-
I blou-
|koop.
Gra-
)l met
pn, 35
sleed
)ND.
Irpen,
Jnant)
Idoor.:
Pot-
J ^is"
Het fascisme belijdt de
rastheorie.
K0RTGENE
IN GEHEIMEN DIENST.
MIDDELBURC.
VLISSINGEN.
WALCHEREN.
ZUIDBEVELAND
ZEEUWSCH-VLAANDEREN W.D.
VERBETERING TERTIAIRE WEGEN.
Vereeniging van Polders en
waterschappen in Westelijk
Zeeuwsch Vlaanderen.
1/ 10.
straat
tmmm
E6, 2e
\6, 2e
rui-
Jorige
kor-
Iderd,
1 lam-
ooral
feiner,
Idoch.
|idem
4,5-
3—
bord-
laan-
Ihoon
0.60
lende
|koo-
sche
12000
ptoo-
tlata
204.
fctoo-
1 dis-
lixed
Toen Mussolini indertijd van zijn bezoek
aan Berlijn in zijn vaderland was terugge
keerd, bleek zijn soldatesk hart zoo aan
gedaan van den strdmmen Duitschen parade
pas, dat deze pas op slag aan de Italiaan-
sche soldaten geleerd moest worden. Dit
eenigszins kinderachtig plezier in een mi
litairen stijl, dien de Italianen eigenlijk niet
ligt, gunde men den Duce graag. Het was,
hoewel men er een bedenkelijke mentale
constructie aan ten grondslag kan leggen,
op zichzelf een onschuldige vertooning.
Het schijnt echter, dat de Duce op het
stuk der naaperij, nu het gebied van de kin
derachtigheid wil gaan verlaten. Men heeft
dezer dagen gelezen, dat een groep geleer
den, docenten aan Italiaansche universitei
ten, „het fascistische standpunt ten aan
zien van de rasproblemen heeft vastge
steld". Het rapport beweert, dat men de
menschenrassen als een stoffelijke realiteit
heeft te zien. Er zijn groote en kleine ras
sen. De Italiaansche bevolking is in over
wegende meerderheid „Arisch" en haar be
schaving dito. Het volk bewoont sedert
verscheidene duizenden jaren het schier
eiland en de prae-Arische volken, die er
vroeger huisden, hebben bijna geen sporen
achtergelaten. Ofschoon afkomstig van de
zelfde ras-elementen, die het levende weef
sel van Europa vormen en hebben ge
vormd, onderscheiden de Italianen zich van
anderen door de zuiverheid van afstam
ming; de 44 millioen tellende Italiaansche
bevolking behoort in hoofdzaken tot reeds
ten minste duizend jaar in Italië wonende
families en deze oude zuiverheid van bloed
is haar grootste adelstitel! Daarom moeten
de Italianen zich openlijk voorstanders van
de rassenleer verklaren. De Joden behoo-
ren niet tot het Italiaansche volk, zij heb
ben zich nooit kunnen assimileeren, zooals
de andere vreemde elementen, tot de Ara
bieren op Sicilië toe! In een slotalinea wordt
verklaard, dat de zuiver Europeesche ken
merken van het Italiaansche ras op geen
enkele wijze mogen worden veranderd. Al
leen vermenging met andere Europeesche
rassen is in de oogen der hooggeleerde rap
porteurs, die hun arbeid op initiatief van
het departement voor Volksontwikkeling
(minister Alfieri) hebben verricht, geoor
loofd.
Het is nog niet zoo heel veel jaren ge
leden, dat de Duce met groot gemak de
nationaal-socialistisehe leer inzake de men
schenrassen voor waanzin uitmaakte; zulks
openlijk en uit de hoogte van den smalen-
den glimlach. Maar Mussolini heeft een
veranderlijk gemoed. Het is herhaalde ma
len gebleken. Het blijkt ook nu weer: wat
hij een paar jaar geleden minachtte, ja
verguisde, is thans de eer van een geleer
de verhandeling en van een belijdenis waar
dig gekeurd. De nationaal-socialistisehe ras
theorie heeft met eenige modificatie
principieel ingang in het fascistische Italië
gevonden.
Deze principieele aanvaarding beteekent
uiteraard nog niet, dat de Italiaansche re
geering nu dezelfde politieke praktijk van
anti-semitisme zal gaan troepassen als de
Duitsche. De „Giornale d'Italia" heeft er
bij de publicatie van het rapport den na
druk op gelegd, dat men er zich voor moet
hoeden er politieke gevolgtrekkingen uit te
maken. Wij vreezen echter, dat men de
principieele aanvaarding als een begin zal
moeten zien, dat op den duur wel door een
praktijk gevolgd zal worden, welke eenige
overeenkomst met de Duitsche zal vertoo-
nen. Er wordt trouwens reeds een politiek
in toepassing gebracht, welke er vrij veel
op lijkt; in de koloniën, waar met kracht
tegen huwelijken tusschen blanken en kleur
lingen wordt opgetreden. In Abessynië is de
scheidingslijn zelfs nog veel verder door
getrokken en mogen de inboorlingen geen
Europeesche winkels bezoeken, daar het
beneden de waardigheid van een Italiaan
wordt geacht, zwarte of bruine klanten te
moeten bedienen.
Het Duitsche Nieuwsbureau heeft niet
voor niets met ophef van Italië's „belijde
nis" gewag gemaakt. Men is te Berlijn zeer
verheugd over die belijdenis en verwacht
er zonder twijfel, dat ook op het stuk van
het anti-semitisme Italië eerlang luidruch
tig bondgenoot zal zijn.
Abonnementen en Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
Kr. DE VOS.
Historische Avonturenroman.
35).
Door G. P. BAKKER.
Twee keizerlijke kurassiers kwamen bin
nen, keken de zaal door. Een der twee
trad met kletterende sabel en rinkelende
sporen op den markies toe. De ander bleef
op den drempel staan.
„Ritmeester", sprak de eerste. „Een
spoedbrief van den generaal".
„Dank je wachtmeester. Bestel maar iets
en ga daar zitten". Hij wees een tafel aan
vlak bij de deur.
De vroolijke studenten waren inmiddels
vertrokken.
De wachtmeester der blauwe huzaren
stond op. „Mannen opbreken", klonk zijn
bevel. „Naar Halberstadt is nog een flinke
rit. Ga je met ons mee?" vroeg hij den lan
gen rooden dragonder. „De pret is hier toch
afgeloopen".
„Neen", antwoordde deze. „Ik blijf hier
overnachten. In den stal bij mijn paard zal
wel een goed plaatsje voor mij zijn". De
huzaren namen afscheid.
„In Halberstadt zien we elkander wel
weer! „Goede reis". Even daarna hoorde
men de huzaren in draf vertrekken.
De markies had inmiddels het zegel van
den brief verbroken en hem gelezen. Hij
reikte hem den baron. Deze las:
„Monsieur le marquis. Ik heb den blee-
ken monnik gevonden, na Schelen Willem
weer in dienst te hebben genomen. Deze is
een flinke en betrouwbare kerel. Hij en
LUCHTBESCHERMING.
Af en toe hebben Zaterdagsmiddags lucht-
oefeningen boven ons land plaats, welke
o.a. ten doel hebben de luchtbeschermings
diensten in verschillende plaatsen gelegen
heid te geven zich te oefenen. Hieraan nam
Zaterdag j.l. ook de Middelburgsche lucht
beschermingsdienst deel en wij waren in
de gelegenheid een kijkje te nemen op het
hoofdbureau, waar de inlichtingen, die
Scheveningen-haven uitzond over de plaats
waar vliegtuigen werden gesignaleerd en
de richting welke zij vlogen uitzonden, wer
den genoteerd en op kaarten bijgehouden.
Maar zeker niet van minder belang is het
signaleeren van in eigen omgeving zicht'
bare machines en daarom brachten wij een
bezoek aan den uitkijkpost, waar verschil
lende waarnemers het luchtruim verkennen
en bij het waarnemen van een vliegmachine
met verschillende practische hulpmiddelen
en kaarten precies kunnen vaststellen, waar
de machines zich bevinden en waarheen
ze denkelijk gaan. Van hieruit zal men,
wanneer het onverhoopt- ooit ernst mocht
worden, ook uitwerkingen van bommen
kunnen waarnemen en daarom ligt het in
de bedoeling zoo eenigszins mogelijk hier
direct telefoonverbinding met het hoofd
bureau te verkrijgen, opdat dit direct van
de bevindingen in kennis kan worden ge
steld, ook om elders de waarnemers en
bureaux van dreigende gevaren te verwit
tigen.
OEFENING NA DEN ARBEID.
Het Chr. Muziek Korps „Oefening na den
Arbeid" onder leiding van den heer J. C. F.
van Kamer heeft het voornemen op DinS'
dag 19 Juli e.k. een uitvoering te geven op
de buitenplaats „Ter Hooge" aan den Kou-
dekerkschen weg des avonds van kwart
voor 8 tot kwart voor 10 uur. De toegang
is voor ieder vrij mits men zich houdt aan
de bepalingen die men vindt afgedrukt aan
de achterzijde van het programma. Verder
hoopt het korps op Woensdag e.k. een uit
voering te geven op het Molenwater des
avonds van 8 tot 10 uur. Het korps zal op
beide avonden hetzelfde programma uitvoe
ren.
DE KERMIS.
De jaarlijksche kermispret heeft weer
een aanvang genomen en diverse straten in
Vlissingen vertoonen het beeld van drukte
en geroezemoes, veroorzaakt door de diver
se kermisattracties. De kermisklanten re
kenen dit jaar op een betere ontvangst dan
jaren achtereen het geval is geweest. Im
mers in Vlissingen is den laatsten tijd heel
wat opleving te constateeren. De Schelde
heeft volop werk, de werkloosheid is mede
daardoor verminderd en al zijn de loonen
dan nog wel niet zoo hoog, de menschen
verdienen weer en daarbij zijn de vooruit
zichten gunstig, dus durft men thans wat
geld uit te geven voor vermaak. En dit ver
maak is er op de kermis volop te vinden.
OPENING KUNSTKRING
„HET ZUIDEN."
In tegenwoordigheid van een klein ge
zelschap kunstminnaars is Zaterdagmiddag
de jaarlijksche tentoonstelling van schil
derijen, werken van leden van de kunst
kring ,Het Zuiden", in het paviljoen „Ju
liana" aan het strand geopend.
Daar de voorzitter van den kunstkring,
burgemeester Van Woelderen, wegens on
gesteldheid verhinderd was, heeft de wet
houder van onderwijs, de heer W. P. Edel
man, de openingsplechtigheid verricht. De
heer Edelman trok een vergelijking tus
schen 25 jaar geleden en thans, hoe de
schilderkunst hier vroeger nagenoeg niet
werd beoefend, doch als gevolg van den
oorlog kwam de Belgische kunstschilder,
de heer Jacobs, thans nog de nestor van
den kunstkring^ naar Vlissingen en hij
haakte spoedig school. Niet alleen de
jeugd, doch ook de anderen behoorden
tot zijn leerlingen en op deze tentoonstel
ling is het resultaat zichtbaar. Spr.
wenschte de tentoonstelling een groot be
zoek. De heer Bergsma heeft namens het
bestuur den loco-burgemeester dank ge
bracht voor de belangstelling, die het
gemeentebestuur van Vlissingen heeft ge
toond voor deze tentoonstelling en apr.
hoopte, dat daardoor wellicht een betere
gelegenheid voor deze tentoonstellingen
in de toekomst mogelijk zal worden.
Er zijn schilderijen van mevr. Hendriks,
mevr. Dieleman en de heeren Jacobs,
zijn vrienden hebben mij geholpen. De mon
nik is nu een der bedienden van een edel
man in het zwart, Don Felipe del Torez ge
naamd. Hij rijdt in een karos met een dame
naar het noorden. Twee bedienden zitten
op den bok. Twee anderen volgen te paard.
De dame is gesluierd. Oud of jong? Ik kon
mijn neus niet in den wagen steken. Ze
hebben ons niet gezien. Waarschijnlijk zul
len ze wel halt houden bij het Blauwe
Paard. Longuenez".
De baron of wel Edzke gaf den brief aan
den markies terug. „Longuenez blijkt niet
alleen een langen, maar ook een fijnen neus
te hebben", fluisterde hij.
„Afwachten of ze vertrekken", fluisterde
de markies terug. „De dame zal wel bo
ven zijn met de twee andere bedienden".
De lange roode dragonder ging langzaam
opstaan en liep naar de deur. Toen hij
voorbij den zwarten edelman kwain, keek
hij dezen scherp aan. De dragonder sprak
iets. De beide edelen hoorden slechts het
woord: „Eindelijk".
Bliksemsnel trok de Spanjaard 'n pistool,
mikte op het hoofd van den dragonder.
Het schot ging af, maar de dragonder had
zich even snel op de knieën geworpen, de
kogel vloog over zijn hoofd heen in den
muur. De waard, de koks en de meisjes
vluchtten als hazen uit de zaal.
Bijna terzelfder tijd kraakte een tweede
schot. Niemand zag wie het gelost had,
maar de zwarte edelman zakte met een
kogel in het hoofd ineen en viel op den
grond.
De lange dragonder was even snel opge
Bergsma, De Vries, Van Dijk, Klaren-
beek, v. d. Steen en Weststraten.
SOEBURG. Zaterdag heeft een deel van
het dienstpersoneel van de vereeniging
voor luchtbescherming alhier, in de zaal
van het café „De Zwaan", de luchtwacht-
oefening beluisterd, welke per zender Sche-
veningen-Radio van 2 tot 5 uur n.m. op
golflengte 1205 m werd uitgezonden.
Tusschen de berichten door gaf het hoofd
van den luchtbeschermingsdienst, de heer
A. Geschiere, de noodige inlichtingen. Hij
zette duidelijk uiteen de werkwijze van het
dienstpersoneel en verdere gang van zaken.
De heer J. Steketee gaf een demonstra
tie met een zaklantaarn, welke geen licht
naar boven kan uitstralen.
Tenslotte besprak de heer W. A. Jonge-
pier, aan de hand van eenige modellen, de
behandeling en het gebruik van het gas
masker.
HANSWEERD. In de buitenhaven had
een aanvaring plaats tusschen het uitgaan
de schip „Nederland" en de binnenkomen
de schepen „Baden 25" en Mannheim 176".
De „Nederland" bekwam belangrijke scha
de, doch kon de reis naar Antwerpen voort
zetten.
WEMELDINGE. De sleepboot „Kronos
5", op weg naar Antwerpen met sleep,
kreeg op de Oosterschelde machineschade.
De sleepboot „Vier Gebroeders" heeft de
sleep opgepikt en alhier binnengesleept.
De goederenboot „Amstel 12" kreeg
op de Westerschelde schade aan de schroef
en kon de reis niet vervolgen. De boot
„Amstel 7" heeft het schip op sleeptouw
genomen en naar Amsterdam gesleept.
RAAD VAN BIERVLIET.
BIERVLIET. Vrijdag vergaderde de Raad
onder voorzitterschap van den burgemees
ter, voltallig. Op voorstel van B. en W. werd
besloten tot verkoop van twee perceelen
weg ten behoeve van de wegsverbetering
BiervlietVerbindingsweg, voor de som
van 1. Op verzoek van Ged. Staten werd
het raadsbesluit tot verkoop van het oud
gemeentehuis aangevuld met de bepaling,
dat voor uitwendige wijziging ook het gun
stig advies vereischt wordt van de Provin
ciale Zeeuwsche Schoonheidscommissie. Het
oorspronkelijke besluit spreekt alleen over
het advies van Rijksmonumentenzorg. Op
voorstel van B. en W. werd naar aanleiding
van een daartoe ingekomen verzoek van
het bestuur van den Geertruidapolder al
hier besloten, de bijdrage van dien polder
ad 25 per jaar in de onderhoudskosten
van den Westweg, afkoopbaar te stellen
tegen betaling van een bedrag ineens van
625.
Op voorstel van B. en W. werd besloten
tot aankoop van het huisje van Jac. Klaijs-
sen te Driewegen voor 30 tot opruiming
van krotwoningen.
Op voorstel van B. en W. werd besloten
een overeenkomst aan te gaan met het
destructie-bedrijf Gekro te Overschie. In
afwijking van het voorstel van Ged. Staten
werd de datum van ingang bepaald op 1
Juni 1939 inplaats van 1 Juli 1938, in ver
band met het feit, dat tot 1 Juni 1939 ont
heffing mogelijk is. Voorts zal worden ge
tracht de tijdsduur, binnen welke de kada
vers moeten zijn opgeruimd, terug te bren
gen van 48 uur op 24 uur.
Vastgesteld werd een gemeenschappelijke
regeling met de gemeenten IJzendijke en
Hoofdplaat inzake vleeschkeuring. In het
voorgelegde ontwerp werden slechts enkele
ondergeschikte wijzigingen aangebracht.
Afwijzend werd beschikt op het verzoek
van den heer J. Anthonisse om een stukje
grond in erfpacht ter uitbreiding van zijn
winkel, om verkeersbelemmering te voor
komen en mogelijk minder fraaie bebou
wing in de toekomst.
Op voorstel van B. en W. werd voor
1938 0.25 per kind en per dag beschikbaar
gesteld voor ten hoogste drie maanden voor
kinderen, die naar een vacantie-kolonie
moeten worden uitgezonden.
Bij de rondvraag vroeg de heer Du F o s-
s naar de uitdeeling volgens den B-steun.
De v o o r z. deelde mede, dat reeds goe
deren zijn besteld en dat het college thans
de meest geschikte tijd vond aangebroken
voor de uitdeeling van werkkleeding.
staan als hij gevallen was. Hij keek ver
baasd rond, een pistool in de hand. De
markies had een teeken gegeven aan de
beide kurassiers, die bij de deur zaten. Ze
hadden zich op de bedienden geworpen, ze
gebonden en een prop in den hond geduwd.
Longuenez scheen hierin een buitengewone
handigheid te hebben.
De beide reizigers sloten de deur van de
gelagzaal en gingen er voor staan.
Alles was in een oogenblik geschied.
„Wie heeft in godsnaam dien vent dood
geschoten?" vroeg de roode huzaar aan een
der edelen.
„Satan heeft het bal verlaten", antwoord
de de markies.
„Gelukkig voor jou", merkte Edzkë, de
baron, op, „dat we hier waren". Hij stond
op. „Vervloekt stom te vertrouwen, dat die
vent eerst een ander de gelegenheid zou
geven voor een babbeltje".
De lange dragonder, geprikkeld, zei:
„Ha, u heeft hem dus neergeschoten. Ik
dank u, maar ik heb tijden op hem geloerd
en ik had hem nog graag een paar woord
jes gezegd".
„Om dan doodgeschoten te worden", zei
de baron. „Dom, dom als je met zulk tuig
te doen hebt. Mijn generaal zou het an
ders
De dragonder werd nu werkelijk boos.
„Jouw generaal!" zei hij. „Wat kan mij
jouw generaal schelen?"
„Dat zou ik nu niet zeggen", zei de ba
ron langzaam, trok zich de lange zwarte
haren van het hoofd en keek den dragon
der lachend met zijn blauwe oogen aan.
Het voorstel tot vaststelling van een
verordening betreffende de tertiaire we
gen als bedoeld in de wet van 27 Decem
ber jl. heeft in de afdeelingen van de
Staten aanleiding gegeven tot verschil
lende op- en aanmerkingen en beschou
wingen, die Ged. Staten aanleiding heb
ben gegeven tot een uitvoerig antwoord
op het algemeen: verslag. Aan dit antwoord
ontleenen wij dat Ged. Staten wat het
tempo der verbeteringen aangaat, voor
op stellen, dat de verordening dit niet re
gelt. Het schema voor de financiering is
slechts opgesteld om een leidraad te heb
ben bij de uitvoering. De samenstellende
factoren van het schema berusten alle op
vrij ruwe schattingen. Blijken deze schat
tingen mee- of tegen te vallen, dan wordt
het schema aan de meer juiste gegevens
aangepast. Zou bv. de uitkeering een
accres van eenige beteekenis vertoonen,
dan komt zulks automatisch aan het tem
po van uitvoering ten goede. Juist met
het oog op dete verkrijgen werkverrui
ming zijn Ged. Staten met het ramen van
bijdragen uit de Prov. fondsen zoover mo
gelijk gegaan. In dit verband toch moet
niet uit het oog worden verloren, dat
gedurende de eerstkomende jaren de uit
voering van het secundaire- en tertiaire
wegenplan te zamen vallen. Ged. Staten
zijn tegen geldleeningen voor de verbe
teringen. Het gaat in hoofdzaak om het,
met intact laten van het wegslichaam,
verbeteren en verbreeden van de verhar
ding. Uitzonderingen daargelaten, is een
andere uitvoering binnen het raam der
geschatte kosten ondenkbaar. Het tempo
van uitvoering is mede afhankelijk van
de mate van medewerking van de onder
houdsplichtigen. Evenals by de uitvoering
van het secondaire wegenplan zullen Ged.
Staten gestadig werkzaam zijn in het be
lang van een zoo snel mogelijke verbete
ring der tertiaire wegen. Wat den onder
houdsplicht betreft is het systeem, dat die
plicht blijft, daar, waar zij thans berust.
De mogelijkheid is echter geschapen om
de voldoening aan die plicht op te dra
gen aan de Provincie, welke hiertoe be
reid is en zeer billijke voorwaarden stelt,
zoodat Provincie en onderhoudsplichtige
ieder de helft van het financieele risico,
dragen. Zij, die niet tot overdracht wen-
schen over te gaan, krijgen 150 per km
en de helft van het te fixeeren bedrag
voor onderhoud en vernieuwing zal in het
algemeen meer zijn dan 150 per km, zoo
dat daarin een prikkel tot overdracht ligt.
Naar het zich laat aanzien zal met het
oog op de kosten veelal een gesloten
wegdek worden gekozen. Wordt een zoo
danig wegdek niet van meet af aan goed
onderhouden, dan is de slijtlaag spoedig
vernield. Hét systeem om aanvankelijke
minder voor het onderhoud beschikbaar
te stellen zou funest zijn. Van fondsvor
ming zal sprake zijn bij de wegen, waar
van het feitelijk onderhoud aan de Pro
vincie wordt overgedragen.
De 50 km weg welke reeds zijn verbe
terd, voldoen over het algemeen niet aan
de eischen van het plan. Uiteraard komen
deze wegen niet in de eerste plaats voor
verbetering in aanmerking. In het alge
meen zullen eerst op den langen duur
middelen voor verbreeding van deze wegen
beschikbaar zijn.
Waar volgens art. 38 der Waterstaats
wet 1900 Ged. Staten wel aan polders
enz., doch niet aan gemeenten kunnen
bevelen wegen te verbeteren, indien de
verplichting van onderhoud alleen op de
zorg voor de gemeentelijke huishouding
steunt, komt het Ged. Staten wenschelijk
voor in de verordening een bepaling op
te nemenj om als voorwaarde aan het
verleenen van de verbeteringsbijdrage te
verbinden de verplichting de tot stand te
brengen werken ten genoegen van Ged.
Staten te onderhouden.
Op grond van art. 2 der Waterstaatswet
kunnen de Prov. Staten onder goedkeuring
van de Kroon, wegen in beheer en onder
houd bij de Provincie brengen. Bij het be
sluit tot overneming kan de verplichting
worden opgelegd aan hen, die van het
onderhoud worden bevrijd, tot betaling van
afkoopbare jaarlijksche uitkeeringen wel
ke niet hooger mogen worden gesteld, dan
hetgeen per jaar voor behoorlijk was ver
eischt (niet hetgeen aan onderhoud is be
steed). Hierbij moet de onderhoudsplich
tige 100 betalen, en dit middel is dan
ook met recht een paardenmiddel te noe-
„Bliksemsche kwajongen", brulde Saxon
en pakte Edzke stevig bij den schouder.
„Dat is de tweede maal. Daarvoor zal, daar
ben ik zeker van, prinses Marion je een
zoen geven".
„Gelukkige kerel", zei een der beide rei
zigers. „Je was mij te vlug af, Edzke", en
hij trok zijn langen bruinen baard weg.
„Ik had hem ook op den korrel. Maar jij
hebt bij die zigeuners veel geleerd".
„De man van Werben, professor Benni
ook hier. Dat is me even een verrassing",
jubelde luitenant Edzke.
„Edzke!" zei de andere reiziger. „Ik be
gin eerbied voor je te krijgen".
De jonge luitenant bloosde van genoegen.
„Daar heb je waarachtig Finkie ook nog",
lachte hij.
Toen maakte hij een diepe buiging. „Ge
neraal graaf van Wrena", zei hij ernstig.
„Veroorlooft u mij een goeden vriend voor
te stellen. Markies René de Saint Roque
de Haute Colline, vroeger kapitein in dienst
van onzen stadhouder Frederik Hendrik".
Generaal Saxon greep de uitgestoken
hand van den markies.
„Markies", zei hjj. „De aanbeveling van
dezen brutalen jongen man is voor mij de
beste, die er op de wereld bestaat".
„Geef hem dan een ritmeesterplaats bij
Saxon's ruiters", zei het vrijmoedige jonge
mensch.
Toen stapte hij bedaard naar het lijk van
Don Felipe del Torez, nam hem de zware
zilveren ketting met het ivoren kruis van
den hals en stak het in zijn zak. „Het ge-
lukskruis", mompelde hij.
men, dat eerst, als alle andere middelen
hebben gefaald, moet worden aangewend.
De preventieve werking daarvan moet
echter niet worden onderschat. Het geven
van terugwerkende kracht aan de veror
dening heeft tot gevolg een belemmering
voor de snelle uitvoering van het plan.
In het belang van de werkverruiming,
zoowel als in dat van een snelle uitvoering
hebben Ged. Staten het dan ook niet ge-
wenscht geacht de reeds zeer beperkte
middelen aan te wenden voor in het ver
leden tot stand gebrachte werken. Te meer
niet, wijl deze werken deels niet, deels
wel zijn tot stand gebracht met rente-
looze voorschotten der Provincie en bo
vendien geen maatregelen zijn genomen,
zooals thans in het voornemen ligt, tot
controle op de instandhouding van het
verbeterde. Echter komt het Ged. Staten
bij nadere overweging gewenscht voor
alsnog steun te verleenen voor die wer
ken, welke, aan den vooravond van het
inwerking treden der nieuwe regeling
overeenkomstig de eischen van het ter
tiaire wegenplan, zijn tot stand gebracht.
De terugwerkende kracht kan worden be
grensd tot 1 Januari 1937, wat volgens een
voorloopig onderzoek rond 21.600 aan
verbeteringsbijdragen zal noodig maken.
Het voorstel tot samenvoeging van eenige
polders en waterschappen in Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen en oprichting van
een waterschap, Heemraadsschap geheeten,
en genaamd „Het Vrije-en van Sluis", heeft
in de gezamenlijke vergaderende afdeelin
gen der Prov. Staten tot uitvoerige en lang
durige riscussies aanleiding gegeven.
Wij zullen ons moeten beperken tot de
voornaamste bezwaren of wel verdedigin
gen, temeer waar, zooals hierna zal blijken,
de kwestie in de morgen te beginnen ver
gadering toch haar beslag niet zal krijgen.
Men achtte den tijd voor behoorlijke be
studeering der lijvige stukken te kort; over
de noodzakelijkheid van samenvoeging lie
pen de meeningen uiteen, al naar men de
verhouding tusschen het geheel en de dee-
len het algemeen belang en bijzondere be
langen ziet en hetgeen historisch ontstaan
en gegroeid is, waardeert.
Gevraagd werd o.a. naar de uitkomsten
van pogingen tot samenvoeging en de ver
dere resultaten hiervan in andere provin-
cië. Komt de samenvoeging hier tot stand,
dan zal dit reeds de kracht van een argu
ment voor andere deelen der Provincie in
houden. Men vergete ook niet, den tegen
stand van nagenoeg alle 74 of ruim 95
pet. van de 76 polders. Indien er van die
zijde eenigen aandrang tot samenvoeging
was gekomen, zou men hiertoe des te ge-
reeder hebben durven overgaan. Nu komt
in de samenvoeging het element van dwang
wel zeer sterk naar voren. Men betreurde
het, dat Ged. Staten daarin geen aanlei
ding hebben gevonden, af te zien van de in
diening van hun voorstel, en gewezen werd
ook op de in met de betrokken ingelanden
gehouden vergaderingen tot uiting gekomen
animositeit tegen de plannen. Een aantal
leden mist de overtuiging, dat de water
staatstoestanden in W.Z. Vlaanderen zoo
onvoldoende zijn als het voorstel doet voor
komen, en een lid ontkende, dat bij de in
gelanden een bekrompen conservatisme
heerscht, en een ander begrijpt niet, dat,
indien er zooveel in deze streek niet deug
de, daarop voor dezen nooit van hooger-
hand de aandacht gevestigd was, met name
de Prov. waterstaat dienaangaande nimmer
met de betrokkenen in overleg getreden
was. Dit lid wees er op dat een commissie
met mr. P. Dieleman als voorzitter in W.Z.
Vlaanderen de afwatering afdoende achtte;
dat was in 1927. Spr. ontkende, dat van een
achterstand op dit gebied in Westelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen sprake zou zijn. Dit
lid loochent ook het vermeende gebrek aan
samenwerking.
Weer een ander lid acht het voor de ver
betering en het onderhoud der tertiaire we
gen wel gewenscht, dat zij meer in één
hand komen, doch daarvoor is geen ophef
fing der polders noodig. Eenige leden ach
ten de in uitzicht gestelde bezuiniging zeer
twijfelachtig en ook hebben enkele leden
bezwaren tegen den grondslag voor de be
rekening der kapitaalsvereffening.
Er werden echter ook stemmen gehoord
van hen, die voor de samenvoeging zijn en
dit o.a. in het belang der wegenkwestie.
Het is een groot verschil of men met één
waterschap dan wel 76 polders te maken
heeft. De verkieselijkheid van het eerste
HOOFDSTUK XXIII.
„Excellentie", zei de jonge luitenant. „De
markies en ik zouden dezen nacht graag
nog iets anders onderzoeken". Hij zette zijn
pruik weer op. „Wilt u ons een uur veront
schuldigen? U zult waarschijnlijk in dien
tijd nog zekere formaliteiten hebben te
vervullen". Hij keek naar het lijk van den
Spanjool en naar de twee gebonden be-"
dienden.
„Als je het noodig vindt", antwoordde
generaal Saxon, „heb ik niet het minste
bezwaar. Het schijnt mij echter, dat het
slot pakkend genoeg was".
„Dat was het zeker, mon général. Maar
het doel, dat wij beoogen, hebben we nog
niet bereikt", verklaarde de markies.
„Ik ben de laatste je terug te houden van
een onderneming".
„Wij waren van plan met onze keizer
lijke kurassiers dit geheele huis aan -een
nauwkeurig onderzoek te onderwerpen".
„Zijn dat uw mannen? Ik weet wel, dat
ze op uw wenk die beide heeren hebben
gebonden, maar de uniformen deden me
twijfelen. Eerlijk gesproken, mijnheer de
markies, kan ik den toestand nog niet ge
heel overzien. Ik laat u daarom graag ge
heel de vrjjje hand", oordeelde de gene
raal.
„De zaak zit zoo", legde Edzke uit. „De
Spanjool of de zwarte edelman, die daar
ligt, is hier met vier bedienden gekomen.
Waar zijn de beide anderen? Ze mogen niet
ontkomen. Een van hen is bovendien een
zeer gevaarlijk individu".
(Wordt vervolgd).