KRONIEK van den DAG. ZEELAND. Provinciale Staten van Zeeland. TWEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 18 JULI 1938. No. 166. res- jurk- I blou- |koop. Gra- )l met pn, 35 sleed )ND. Irpen, Jnant) Idoor.: Pot- J ^is" Het fascisme belijdt de rastheorie. K0RTGENE IN GEHEIMEN DIENST. MIDDELBURC. VLISSINGEN. WALCHEREN. ZUIDBEVELAND ZEEUWSCH-VLAANDEREN W.D. VERBETERING TERTIAIRE WEGEN. Vereeniging van Polders en waterschappen in Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen. 1/ 10. straat tmmm E6, 2e \6, 2e rui- Jorige kor- Iderd, 1 lam- ooral feiner, Idoch. |idem 4,5- 3— bord- laan- Ihoon 0.60 lende |koo- sche 12000 ptoo- tlata 204. fctoo- 1 dis- lixed Toen Mussolini indertijd van zijn bezoek aan Berlijn in zijn vaderland was terugge keerd, bleek zijn soldatesk hart zoo aan gedaan van den strdmmen Duitschen parade pas, dat deze pas op slag aan de Italiaan- sche soldaten geleerd moest worden. Dit eenigszins kinderachtig plezier in een mi litairen stijl, dien de Italianen eigenlijk niet ligt, gunde men den Duce graag. Het was, hoewel men er een bedenkelijke mentale constructie aan ten grondslag kan leggen, op zichzelf een onschuldige vertooning. Het schijnt echter, dat de Duce op het stuk der naaperij, nu het gebied van de kin derachtigheid wil gaan verlaten. Men heeft dezer dagen gelezen, dat een groep geleer den, docenten aan Italiaansche universitei ten, „het fascistische standpunt ten aan zien van de rasproblemen heeft vastge steld". Het rapport beweert, dat men de menschenrassen als een stoffelijke realiteit heeft te zien. Er zijn groote en kleine ras sen. De Italiaansche bevolking is in over wegende meerderheid „Arisch" en haar be schaving dito. Het volk bewoont sedert verscheidene duizenden jaren het schier eiland en de prae-Arische volken, die er vroeger huisden, hebben bijna geen sporen achtergelaten. Ofschoon afkomstig van de zelfde ras-elementen, die het levende weef sel van Europa vormen en hebben ge vormd, onderscheiden de Italianen zich van anderen door de zuiverheid van afstam ming; de 44 millioen tellende Italiaansche bevolking behoort in hoofdzaken tot reeds ten minste duizend jaar in Italië wonende families en deze oude zuiverheid van bloed is haar grootste adelstitel! Daarom moeten de Italianen zich openlijk voorstanders van de rassenleer verklaren. De Joden behoo- ren niet tot het Italiaansche volk, zij heb ben zich nooit kunnen assimileeren, zooals de andere vreemde elementen, tot de Ara bieren op Sicilië toe! In een slotalinea wordt verklaard, dat de zuiver Europeesche ken merken van het Italiaansche ras op geen enkele wijze mogen worden veranderd. Al leen vermenging met andere Europeesche rassen is in de oogen der hooggeleerde rap porteurs, die hun arbeid op initiatief van het departement voor Volksontwikkeling (minister Alfieri) hebben verricht, geoor loofd. Het is nog niet zoo heel veel jaren ge leden, dat de Duce met groot gemak de nationaal-socialistisehe leer inzake de men schenrassen voor waanzin uitmaakte; zulks openlijk en uit de hoogte van den smalen- den glimlach. Maar Mussolini heeft een veranderlijk gemoed. Het is herhaalde ma len gebleken. Het blijkt ook nu weer: wat hij een paar jaar geleden minachtte, ja verguisde, is thans de eer van een geleer de verhandeling en van een belijdenis waar dig gekeurd. De nationaal-socialistisehe ras theorie heeft met eenige modificatie principieel ingang in het fascistische Italië gevonden. Deze principieele aanvaarding beteekent uiteraard nog niet, dat de Italiaansche re geering nu dezelfde politieke praktijk van anti-semitisme zal gaan troepassen als de Duitsche. De „Giornale d'Italia" heeft er bij de publicatie van het rapport den na druk op gelegd, dat men er zich voor moet hoeden er politieke gevolgtrekkingen uit te maken. Wij vreezen echter, dat men de principieele aanvaarding als een begin zal moeten zien, dat op den duur wel door een praktijk gevolgd zal worden, welke eenige overeenkomst met de Duitsche zal vertoo- nen. Er wordt trouwens reeds een politiek in toepassing gebracht, welke er vrij veel op lijkt; in de koloniën, waar met kracht tegen huwelijken tusschen blanken en kleur lingen wordt opgetreden. In Abessynië is de scheidingslijn zelfs nog veel verder door getrokken en mogen de inboorlingen geen Europeesche winkels bezoeken, daar het beneden de waardigheid van een Italiaan wordt geacht, zwarte of bruine klanten te moeten bedienen. Het Duitsche Nieuwsbureau heeft niet voor niets met ophef van Italië's „belijde nis" gewag gemaakt. Men is te Berlijn zeer verheugd over die belijdenis en verwacht er zonder twijfel, dat ook op het stuk van het anti-semitisme Italië eerlang luidruch tig bondgenoot zal zijn. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen door den Agent Kr. DE VOS. Historische Avonturenroman. 35). Door G. P. BAKKER. Twee keizerlijke kurassiers kwamen bin nen, keken de zaal door. Een der twee trad met kletterende sabel en rinkelende sporen op den markies toe. De ander bleef op den drempel staan. „Ritmeester", sprak de eerste. „Een spoedbrief van den generaal". „Dank je wachtmeester. Bestel maar iets en ga daar zitten". Hij wees een tafel aan vlak bij de deur. De vroolijke studenten waren inmiddels vertrokken. De wachtmeester der blauwe huzaren stond op. „Mannen opbreken", klonk zijn bevel. „Naar Halberstadt is nog een flinke rit. Ga je met ons mee?" vroeg hij den lan gen rooden dragonder. „De pret is hier toch afgeloopen". „Neen", antwoordde deze. „Ik blijf hier overnachten. In den stal bij mijn paard zal wel een goed plaatsje voor mij zijn". De huzaren namen afscheid. „In Halberstadt zien we elkander wel weer! „Goede reis". Even daarna hoorde men de huzaren in draf vertrekken. De markies had inmiddels het zegel van den brief verbroken en hem gelezen. Hij reikte hem den baron. Deze las: „Monsieur le marquis. Ik heb den blee- ken monnik gevonden, na Schelen Willem weer in dienst te hebben genomen. Deze is een flinke en betrouwbare kerel. Hij en LUCHTBESCHERMING. Af en toe hebben Zaterdagsmiddags lucht- oefeningen boven ons land plaats, welke o.a. ten doel hebben de luchtbeschermings diensten in verschillende plaatsen gelegen heid te geven zich te oefenen. Hieraan nam Zaterdag j.l. ook de Middelburgsche lucht beschermingsdienst deel en wij waren in de gelegenheid een kijkje te nemen op het hoofdbureau, waar de inlichtingen, die Scheveningen-haven uitzond over de plaats waar vliegtuigen werden gesignaleerd en de richting welke zij vlogen uitzonden, wer den genoteerd en op kaarten bijgehouden. Maar zeker niet van minder belang is het signaleeren van in eigen omgeving zicht' bare machines en daarom brachten wij een bezoek aan den uitkijkpost, waar verschil lende waarnemers het luchtruim verkennen en bij het waarnemen van een vliegmachine met verschillende practische hulpmiddelen en kaarten precies kunnen vaststellen, waar de machines zich bevinden en waarheen ze denkelijk gaan. Van hieruit zal men, wanneer het onverhoopt- ooit ernst mocht worden, ook uitwerkingen van bommen kunnen waarnemen en daarom ligt het in de bedoeling zoo eenigszins mogelijk hier direct telefoonverbinding met het hoofd bureau te verkrijgen, opdat dit direct van de bevindingen in kennis kan worden ge steld, ook om elders de waarnemers en bureaux van dreigende gevaren te verwit tigen. OEFENING NA DEN ARBEID. Het Chr. Muziek Korps „Oefening na den Arbeid" onder leiding van den heer J. C. F. van Kamer heeft het voornemen op DinS' dag 19 Juli e.k. een uitvoering te geven op de buitenplaats „Ter Hooge" aan den Kou- dekerkschen weg des avonds van kwart voor 8 tot kwart voor 10 uur. De toegang is voor ieder vrij mits men zich houdt aan de bepalingen die men vindt afgedrukt aan de achterzijde van het programma. Verder hoopt het korps op Woensdag e.k. een uit voering te geven op het Molenwater des avonds van 8 tot 10 uur. Het korps zal op beide avonden hetzelfde programma uitvoe ren. DE KERMIS. De jaarlijksche kermispret heeft weer een aanvang genomen en diverse straten in Vlissingen vertoonen het beeld van drukte en geroezemoes, veroorzaakt door de diver se kermisattracties. De kermisklanten re kenen dit jaar op een betere ontvangst dan jaren achtereen het geval is geweest. Im mers in Vlissingen is den laatsten tijd heel wat opleving te constateeren. De Schelde heeft volop werk, de werkloosheid is mede daardoor verminderd en al zijn de loonen dan nog wel niet zoo hoog, de menschen verdienen weer en daarbij zijn de vooruit zichten gunstig, dus durft men thans wat geld uit te geven voor vermaak. En dit ver maak is er op de kermis volop te vinden. OPENING KUNSTKRING „HET ZUIDEN." In tegenwoordigheid van een klein ge zelschap kunstminnaars is Zaterdagmiddag de jaarlijksche tentoonstelling van schil derijen, werken van leden van de kunst kring ,Het Zuiden", in het paviljoen „Ju liana" aan het strand geopend. Daar de voorzitter van den kunstkring, burgemeester Van Woelderen, wegens on gesteldheid verhinderd was, heeft de wet houder van onderwijs, de heer W. P. Edel man, de openingsplechtigheid verricht. De heer Edelman trok een vergelijking tus schen 25 jaar geleden en thans, hoe de schilderkunst hier vroeger nagenoeg niet werd beoefend, doch als gevolg van den oorlog kwam de Belgische kunstschilder, de heer Jacobs, thans nog de nestor van den kunstkring^ naar Vlissingen en hij haakte spoedig school. Niet alleen de jeugd, doch ook de anderen behoorden tot zijn leerlingen en op deze tentoonstel ling is het resultaat zichtbaar. Spr. wenschte de tentoonstelling een groot be zoek. De heer Bergsma heeft namens het bestuur den loco-burgemeester dank ge bracht voor de belangstelling, die het gemeentebestuur van Vlissingen heeft ge toond voor deze tentoonstelling en apr. hoopte, dat daardoor wellicht een betere gelegenheid voor deze tentoonstellingen in de toekomst mogelijk zal worden. Er zijn schilderijen van mevr. Hendriks, mevr. Dieleman en de heeren Jacobs, zijn vrienden hebben mij geholpen. De mon nik is nu een der bedienden van een edel man in het zwart, Don Felipe del Torez ge naamd. Hij rijdt in een karos met een dame naar het noorden. Twee bedienden zitten op den bok. Twee anderen volgen te paard. De dame is gesluierd. Oud of jong? Ik kon mijn neus niet in den wagen steken. Ze hebben ons niet gezien. Waarschijnlijk zul len ze wel halt houden bij het Blauwe Paard. Longuenez". De baron of wel Edzke gaf den brief aan den markies terug. „Longuenez blijkt niet alleen een langen, maar ook een fijnen neus te hebben", fluisterde hij. „Afwachten of ze vertrekken", fluisterde de markies terug. „De dame zal wel bo ven zijn met de twee andere bedienden". De lange roode dragonder ging langzaam opstaan en liep naar de deur. Toen hij voorbij den zwarten edelman kwain, keek hij dezen scherp aan. De dragonder sprak iets. De beide edelen hoorden slechts het woord: „Eindelijk". Bliksemsnel trok de Spanjaard 'n pistool, mikte op het hoofd van den dragonder. Het schot ging af, maar de dragonder had zich even snel op de knieën geworpen, de kogel vloog over zijn hoofd heen in den muur. De waard, de koks en de meisjes vluchtten als hazen uit de zaal. Bijna terzelfder tijd kraakte een tweede schot. Niemand zag wie het gelost had, maar de zwarte edelman zakte met een kogel in het hoofd ineen en viel op den grond. De lange dragonder was even snel opge Bergsma, De Vries, Van Dijk, Klaren- beek, v. d. Steen en Weststraten. SOEBURG. Zaterdag heeft een deel van het dienstpersoneel van de vereeniging voor luchtbescherming alhier, in de zaal van het café „De Zwaan", de luchtwacht- oefening beluisterd, welke per zender Sche- veningen-Radio van 2 tot 5 uur n.m. op golflengte 1205 m werd uitgezonden. Tusschen de berichten door gaf het hoofd van den luchtbeschermingsdienst, de heer A. Geschiere, de noodige inlichtingen. Hij zette duidelijk uiteen de werkwijze van het dienstpersoneel en verdere gang van zaken. De heer J. Steketee gaf een demonstra tie met een zaklantaarn, welke geen licht naar boven kan uitstralen. Tenslotte besprak de heer W. A. Jonge- pier, aan de hand van eenige modellen, de behandeling en het gebruik van het gas masker. HANSWEERD. In de buitenhaven had een aanvaring plaats tusschen het uitgaan de schip „Nederland" en de binnenkomen de schepen „Baden 25" en Mannheim 176". De „Nederland" bekwam belangrijke scha de, doch kon de reis naar Antwerpen voort zetten. WEMELDINGE. De sleepboot „Kronos 5", op weg naar Antwerpen met sleep, kreeg op de Oosterschelde machineschade. De sleepboot „Vier Gebroeders" heeft de sleep opgepikt en alhier binnengesleept. De goederenboot „Amstel 12" kreeg op de Westerschelde schade aan de schroef en kon de reis niet vervolgen. De boot „Amstel 7" heeft het schip op sleeptouw genomen en naar Amsterdam gesleept. RAAD VAN BIERVLIET. BIERVLIET. Vrijdag vergaderde de Raad onder voorzitterschap van den burgemees ter, voltallig. Op voorstel van B. en W. werd besloten tot verkoop van twee perceelen weg ten behoeve van de wegsverbetering BiervlietVerbindingsweg, voor de som van 1. Op verzoek van Ged. Staten werd het raadsbesluit tot verkoop van het oud gemeentehuis aangevuld met de bepaling, dat voor uitwendige wijziging ook het gun stig advies vereischt wordt van de Provin ciale Zeeuwsche Schoonheidscommissie. Het oorspronkelijke besluit spreekt alleen over het advies van Rijksmonumentenzorg. Op voorstel van B. en W. werd naar aanleiding van een daartoe ingekomen verzoek van het bestuur van den Geertruidapolder al hier besloten, de bijdrage van dien polder ad 25 per jaar in de onderhoudskosten van den Westweg, afkoopbaar te stellen tegen betaling van een bedrag ineens van 625. Op voorstel van B. en W. werd besloten tot aankoop van het huisje van Jac. Klaijs- sen te Driewegen voor 30 tot opruiming van krotwoningen. Op voorstel van B. en W. werd besloten een overeenkomst aan te gaan met het destructie-bedrijf Gekro te Overschie. In afwijking van het voorstel van Ged. Staten werd de datum van ingang bepaald op 1 Juni 1939 inplaats van 1 Juli 1938, in ver band met het feit, dat tot 1 Juni 1939 ont heffing mogelijk is. Voorts zal worden ge tracht de tijdsduur, binnen welke de kada vers moeten zijn opgeruimd, terug te bren gen van 48 uur op 24 uur. Vastgesteld werd een gemeenschappelijke regeling met de gemeenten IJzendijke en Hoofdplaat inzake vleeschkeuring. In het voorgelegde ontwerp werden slechts enkele ondergeschikte wijzigingen aangebracht. Afwijzend werd beschikt op het verzoek van den heer J. Anthonisse om een stukje grond in erfpacht ter uitbreiding van zijn winkel, om verkeersbelemmering te voor komen en mogelijk minder fraaie bebou wing in de toekomst. Op voorstel van B. en W. werd voor 1938 0.25 per kind en per dag beschikbaar gesteld voor ten hoogste drie maanden voor kinderen, die naar een vacantie-kolonie moeten worden uitgezonden. Bij de rondvraag vroeg de heer Du F o s- s naar de uitdeeling volgens den B-steun. De v o o r z. deelde mede, dat reeds goe deren zijn besteld en dat het college thans de meest geschikte tijd vond aangebroken voor de uitdeeling van werkkleeding. staan als hij gevallen was. Hij keek ver baasd rond, een pistool in de hand. De markies had een teeken gegeven aan de beide kurassiers, die bij de deur zaten. Ze hadden zich op de bedienden geworpen, ze gebonden en een prop in den hond geduwd. Longuenez scheen hierin een buitengewone handigheid te hebben. De beide reizigers sloten de deur van de gelagzaal en gingen er voor staan. Alles was in een oogenblik geschied. „Wie heeft in godsnaam dien vent dood geschoten?" vroeg de roode huzaar aan een der edelen. „Satan heeft het bal verlaten", antwoord de de markies. „Gelukkig voor jou", merkte Edzkë, de baron, op, „dat we hier waren". Hij stond op. „Vervloekt stom te vertrouwen, dat die vent eerst een ander de gelegenheid zou geven voor een babbeltje". De lange dragonder, geprikkeld, zei: „Ha, u heeft hem dus neergeschoten. Ik dank u, maar ik heb tijden op hem geloerd en ik had hem nog graag een paar woord jes gezegd". „Om dan doodgeschoten te worden", zei de baron. „Dom, dom als je met zulk tuig te doen hebt. Mijn generaal zou het an ders De dragonder werd nu werkelijk boos. „Jouw generaal!" zei hij. „Wat kan mij jouw generaal schelen?" „Dat zou ik nu niet zeggen", zei de ba ron langzaam, trok zich de lange zwarte haren van het hoofd en keek den dragon der lachend met zijn blauwe oogen aan. Het voorstel tot vaststelling van een verordening betreffende de tertiaire we gen als bedoeld in de wet van 27 Decem ber jl. heeft in de afdeelingen van de Staten aanleiding gegeven tot verschil lende op- en aanmerkingen en beschou wingen, die Ged. Staten aanleiding heb ben gegeven tot een uitvoerig antwoord op het algemeen: verslag. Aan dit antwoord ontleenen wij dat Ged. Staten wat het tempo der verbeteringen aangaat, voor op stellen, dat de verordening dit niet re gelt. Het schema voor de financiering is slechts opgesteld om een leidraad te heb ben bij de uitvoering. De samenstellende factoren van het schema berusten alle op vrij ruwe schattingen. Blijken deze schat tingen mee- of tegen te vallen, dan wordt het schema aan de meer juiste gegevens aangepast. Zou bv. de uitkeering een accres van eenige beteekenis vertoonen, dan komt zulks automatisch aan het tem po van uitvoering ten goede. Juist met het oog op dete verkrijgen werkverrui ming zijn Ged. Staten met het ramen van bijdragen uit de Prov. fondsen zoover mo gelijk gegaan. In dit verband toch moet niet uit het oog worden verloren, dat gedurende de eerstkomende jaren de uit voering van het secundaire- en tertiaire wegenplan te zamen vallen. Ged. Staten zijn tegen geldleeningen voor de verbe teringen. Het gaat in hoofdzaak om het, met intact laten van het wegslichaam, verbeteren en verbreeden van de verhar ding. Uitzonderingen daargelaten, is een andere uitvoering binnen het raam der geschatte kosten ondenkbaar. Het tempo van uitvoering is mede afhankelijk van de mate van medewerking van de onder houdsplichtigen. Evenals by de uitvoering van het secondaire wegenplan zullen Ged. Staten gestadig werkzaam zijn in het be lang van een zoo snel mogelijke verbete ring der tertiaire wegen. Wat den onder houdsplicht betreft is het systeem, dat die plicht blijft, daar, waar zij thans berust. De mogelijkheid is echter geschapen om de voldoening aan die plicht op te dra gen aan de Provincie, welke hiertoe be reid is en zeer billijke voorwaarden stelt, zoodat Provincie en onderhoudsplichtige ieder de helft van het financieele risico, dragen. Zij, die niet tot overdracht wen- schen over te gaan, krijgen 150 per km en de helft van het te fixeeren bedrag voor onderhoud en vernieuwing zal in het algemeen meer zijn dan 150 per km, zoo dat daarin een prikkel tot overdracht ligt. Naar het zich laat aanzien zal met het oog op de kosten veelal een gesloten wegdek worden gekozen. Wordt een zoo danig wegdek niet van meet af aan goed onderhouden, dan is de slijtlaag spoedig vernield. Hét systeem om aanvankelijke minder voor het onderhoud beschikbaar te stellen zou funest zijn. Van fondsvor ming zal sprake zijn bij de wegen, waar van het feitelijk onderhoud aan de Pro vincie wordt overgedragen. De 50 km weg welke reeds zijn verbe terd, voldoen over het algemeen niet aan de eischen van het plan. Uiteraard komen deze wegen niet in de eerste plaats voor verbetering in aanmerking. In het alge meen zullen eerst op den langen duur middelen voor verbreeding van deze wegen beschikbaar zijn. Waar volgens art. 38 der Waterstaats wet 1900 Ged. Staten wel aan polders enz., doch niet aan gemeenten kunnen bevelen wegen te verbeteren, indien de verplichting van onderhoud alleen op de zorg voor de gemeentelijke huishouding steunt, komt het Ged. Staten wenschelijk voor in de verordening een bepaling op te nemenj om als voorwaarde aan het verleenen van de verbeteringsbijdrage te verbinden de verplichting de tot stand te brengen werken ten genoegen van Ged. Staten te onderhouden. Op grond van art. 2 der Waterstaatswet kunnen de Prov. Staten onder goedkeuring van de Kroon, wegen in beheer en onder houd bij de Provincie brengen. Bij het be sluit tot overneming kan de verplichting worden opgelegd aan hen, die van het onderhoud worden bevrijd, tot betaling van afkoopbare jaarlijksche uitkeeringen wel ke niet hooger mogen worden gesteld, dan hetgeen per jaar voor behoorlijk was ver eischt (niet hetgeen aan onderhoud is be steed). Hierbij moet de onderhoudsplich tige 100 betalen, en dit middel is dan ook met recht een paardenmiddel te noe- „Bliksemsche kwajongen", brulde Saxon en pakte Edzke stevig bij den schouder. „Dat is de tweede maal. Daarvoor zal, daar ben ik zeker van, prinses Marion je een zoen geven". „Gelukkige kerel", zei een der beide rei zigers. „Je was mij te vlug af, Edzke", en hij trok zijn langen bruinen baard weg. „Ik had hem ook op den korrel. Maar jij hebt bij die zigeuners veel geleerd". „De man van Werben, professor Benni ook hier. Dat is me even een verrassing", jubelde luitenant Edzke. „Edzke!" zei de andere reiziger. „Ik be gin eerbied voor je te krijgen". De jonge luitenant bloosde van genoegen. „Daar heb je waarachtig Finkie ook nog", lachte hij. Toen maakte hij een diepe buiging. „Ge neraal graaf van Wrena", zei hij ernstig. „Veroorlooft u mij een goeden vriend voor te stellen. Markies René de Saint Roque de Haute Colline, vroeger kapitein in dienst van onzen stadhouder Frederik Hendrik". Generaal Saxon greep de uitgestoken hand van den markies. „Markies", zei hjj. „De aanbeveling van dezen brutalen jongen man is voor mij de beste, die er op de wereld bestaat". „Geef hem dan een ritmeesterplaats bij Saxon's ruiters", zei het vrijmoedige jonge mensch. Toen stapte hij bedaard naar het lijk van Don Felipe del Torez, nam hem de zware zilveren ketting met het ivoren kruis van den hals en stak het in zijn zak. „Het ge- lukskruis", mompelde hij. men, dat eerst, als alle andere middelen hebben gefaald, moet worden aangewend. De preventieve werking daarvan moet echter niet worden onderschat. Het geven van terugwerkende kracht aan de veror dening heeft tot gevolg een belemmering voor de snelle uitvoering van het plan. In het belang van de werkverruiming, zoowel als in dat van een snelle uitvoering hebben Ged. Staten het dan ook niet ge- wenscht geacht de reeds zeer beperkte middelen aan te wenden voor in het ver leden tot stand gebrachte werken. Te meer niet, wijl deze werken deels niet, deels wel zijn tot stand gebracht met rente- looze voorschotten der Provincie en bo vendien geen maatregelen zijn genomen, zooals thans in het voornemen ligt, tot controle op de instandhouding van het verbeterde. Echter komt het Ged. Staten bij nadere overweging gewenscht voor alsnog steun te verleenen voor die wer ken, welke, aan den vooravond van het inwerking treden der nieuwe regeling overeenkomstig de eischen van het ter tiaire wegenplan, zijn tot stand gebracht. De terugwerkende kracht kan worden be grensd tot 1 Januari 1937, wat volgens een voorloopig onderzoek rond 21.600 aan verbeteringsbijdragen zal noodig maken. Het voorstel tot samenvoeging van eenige polders en waterschappen in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen en oprichting van een waterschap, Heemraadsschap geheeten, en genaamd „Het Vrije-en van Sluis", heeft in de gezamenlijke vergaderende afdeelin gen der Prov. Staten tot uitvoerige en lang durige riscussies aanleiding gegeven. Wij zullen ons moeten beperken tot de voornaamste bezwaren of wel verdedigin gen, temeer waar, zooals hierna zal blijken, de kwestie in de morgen te beginnen ver gadering toch haar beslag niet zal krijgen. Men achtte den tijd voor behoorlijke be studeering der lijvige stukken te kort; over de noodzakelijkheid van samenvoeging lie pen de meeningen uiteen, al naar men de verhouding tusschen het geheel en de dee- len het algemeen belang en bijzondere be langen ziet en hetgeen historisch ontstaan en gegroeid is, waardeert. Gevraagd werd o.a. naar de uitkomsten van pogingen tot samenvoeging en de ver dere resultaten hiervan in andere provin- cië. Komt de samenvoeging hier tot stand, dan zal dit reeds de kracht van een argu ment voor andere deelen der Provincie in houden. Men vergete ook niet, den tegen stand van nagenoeg alle 74 of ruim 95 pet. van de 76 polders. Indien er van die zijde eenigen aandrang tot samenvoeging was gekomen, zou men hiertoe des te ge- reeder hebben durven overgaan. Nu komt in de samenvoeging het element van dwang wel zeer sterk naar voren. Men betreurde het, dat Ged. Staten daarin geen aanlei ding hebben gevonden, af te zien van de in diening van hun voorstel, en gewezen werd ook op de in met de betrokken ingelanden gehouden vergaderingen tot uiting gekomen animositeit tegen de plannen. Een aantal leden mist de overtuiging, dat de water staatstoestanden in W.Z. Vlaanderen zoo onvoldoende zijn als het voorstel doet voor komen, en een lid ontkende, dat bij de in gelanden een bekrompen conservatisme heerscht, en een ander begrijpt niet, dat, indien er zooveel in deze streek niet deug de, daarop voor dezen nooit van hooger- hand de aandacht gevestigd was, met name de Prov. waterstaat dienaangaande nimmer met de betrokkenen in overleg getreden was. Dit lid wees er op dat een commissie met mr. P. Dieleman als voorzitter in W.Z. Vlaanderen de afwatering afdoende achtte; dat was in 1927. Spr. ontkende, dat van een achterstand op dit gebied in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen sprake zou zijn. Dit lid loochent ook het vermeende gebrek aan samenwerking. Weer een ander lid acht het voor de ver betering en het onderhoud der tertiaire we gen wel gewenscht, dat zij meer in één hand komen, doch daarvoor is geen ophef fing der polders noodig. Eenige leden ach ten de in uitzicht gestelde bezuiniging zeer twijfelachtig en ook hebben enkele leden bezwaren tegen den grondslag voor de be rekening der kapitaalsvereffening. Er werden echter ook stemmen gehoord van hen, die voor de samenvoeging zijn en dit o.a. in het belang der wegenkwestie. Het is een groot verschil of men met één waterschap dan wel 76 polders te maken heeft. De verkieselijkheid van het eerste HOOFDSTUK XXIII. „Excellentie", zei de jonge luitenant. „De markies en ik zouden dezen nacht graag nog iets anders onderzoeken". Hij zette zijn pruik weer op. „Wilt u ons een uur veront schuldigen? U zult waarschijnlijk in dien tijd nog zekere formaliteiten hebben te vervullen". Hij keek naar het lijk van den Spanjool en naar de twee gebonden be-" dienden. „Als je het noodig vindt", antwoordde generaal Saxon, „heb ik niet het minste bezwaar. Het schijnt mij echter, dat het slot pakkend genoeg was". „Dat was het zeker, mon général. Maar het doel, dat wij beoogen, hebben we nog niet bereikt", verklaarde de markies. „Ik ben de laatste je terug te houden van een onderneming". „Wij waren van plan met onze keizer lijke kurassiers dit geheele huis aan -een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen". „Zijn dat uw mannen? Ik weet wel, dat ze op uw wenk die beide heeren hebben gebonden, maar de uniformen deden me twijfelen. Eerlijk gesproken, mijnheer de markies, kan ik den toestand nog niet ge heel overzien. Ik laat u daarom graag ge heel de vrjjje hand", oordeelde de gene raal. „De zaak zit zoo", legde Edzke uit. „De Spanjool of de zwarte edelman, die daar ligt, is hier met vier bedienden gekomen. Waar zijn de beide anderen? Ze mogen niet ontkomen. Een van hen is bovendien een zeer gevaarlijk individu". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5