VOOR DE JEUGD. KATTENOGEN De aanslag VAN DE BELGISCHE KOST. OP DE WIP WAAR IS DE STAART VAN DE SLANG? Maar ook op hun vraag: „Hoe lang nog", is het antwoord niet uitgebleven. Want heeft niet meneer Bloemers van den wie lerbond dezer dagen de namen van deze natuurbeschermers met goud beslagen door ter jaarvergadering van den A. N. W. B. mede te deelen, dat de hoogste on derscheiding van dezen bond: de Edo Bergsma-medaille, aan beiden is toege kend Hoeveel weken en hoe hartstoch telijk hebben de katers, die ons natte va derland op gezette tijden nog pleegt op te leveren, niet gesnakt naar het einde van het haring-conflict. Het kwam. Hoevelen hebben niet in smarte gewacht op het oogenblik, dat de lang verzwegen meneer Euwe zich weer achter het schaakbord zou plaatsen? Het is gekomen, en Landau, die met de gebroken stukken zit, weet erover mee te praten. En ook de vraag of Keesje de Ruyter uit Waalhaven nog lang rond het biljart zou mogen loopen in de uren, dat hij onder de dekens be hoorde te liggen, een vraag die vele kin- derenbeschermers geruimen tijd bezig heeft gehouden, is door den Bosschen kan tonrechter tenslotte beantwoord Zoodat we alle wachtenden in den herfstachtigen tuin van moeder Holland een riem onder het hart kunnen steken met de veronderstelling, dat ook hun wachtperiode, waarop zij ook betrekking moge hebben, eenmaal tot het verleden zal behooren. Straks zal het nog zomeren; straks gaat de vacantie, waar we zoo na aan toe zijn, heusch wel in; straks behooren ook de smartelijke herinneringen aan het examen bijgezet in het eindelooze museum van vadertje Tijd, waarheen de levenszee on afgebroken, elke minuut van den dag wéér, illusies en desillusies, vreugden en smarten draagt Kwartiermeester. (Van onzen eigen correspondent). Een pollitiek „voorwoord". Deze week dischte de Kamer ons een schoon programma op, dat gedurende drie dagen een dozijn deurwaarders, twintig man personeel van allerlei soort, zestig soldaten en de vertegenwoordigers van drie dozijn dagbladen mobiliseerde voor morgenzittingen, waarin alles bijelkaar tien kamerleden aanwezig waren. De eene interpellatie volgde op de an dere uit het midden der woestijn, die de Kamer zonder leden is, met deurwaarders die licht indommelen, boden die de roest in hun scharnieren krijgen en journalis ten die op of uit hun tribune aan het whisten zijn. Maar dat alles heeft trouwens ook hee- lemaal niet het minste belang. Wat be lang heeft, is dat 's anderendaags het Be knopt Verslag de interpellatie zal weer geven en den kiezers van den spreker de zoete illusie brengen, dat hun gekozene tenminste z.'n 45000 frank niet in ledig heid verdient. De drie honderd en vijftig leden van het Parlement, hetwelk men in een on bewaakt oogenblik de „wetgevende macht" noemt, staan gereed om in verlof be taald verlof; want vóór het bestaan daar van vielen zij reeds onder de wet van het betaald verlof te gaan, en dan krijgen zij min of meer de koorts. De interpellatie-woede heerscht hier te lande altijd zeer sterk, dank zij de kie zers-vrees, waardoor de héeren zich ver plicht gevoelen voor elk particulier be langetje in het strijdperk in casu: de sprekers-tribune te treden, maar tegen de vacantie is er heelemaal geen houden meer aan: iedereen wil nog zijn hart luchten. Ik zal allerminst beweren dat alle in terpellaties op dit peil staan en dat er ook geen goede onderwerpen en ter juis ter plaatse aan de orde gesteld worden, maar waarom er bijv. vijf interpellaties moeten gehouden worden over hetzelfde (overigens zeer goede en dringend nood zakelijke) onderwerp het geval Gram mens, den bekladder en vernieler der Fransche straatnaamborden, enz. welke ook, volgens de wet, niet het recht heb ben ons Vlaamsche land te verontreini gen kan ik niet snappen. Het is alleen te verklaren uit: kiezersvrees. Onder den stroom van interpellaties, die deze week door de wandelgangen van het Natie-paleis zich een doortocht baande, bevond zich een drietal, die voor de kust van belang zijn, t.w. het alkohol-regiem, het schoolverlof en het kampeeren in de duinen. Over het eerste onderwerp spreek ik niet, althans in dezen brief niet, over de beide andere zal ik iets zeggen. Het schoolverlof. Reeds jaren lang stelt men aan de kust pogingen in het werk om de schoolvaean- tie vervroegd te krijgen. Deze is nu van 15 Juli tot 15 September. Als nu de ter mijn 14 dagen vroeger gesteld werd, al- zoo van 1 Juli tot 1 September, dan, zoo verwacht men en mijns inziens niet ten onrechte, ging ons seizoen reeds 1 Juli in. Na 31 Augustus blijven de gasten toch niet; wij zouden dus bij deze wijziging veertien dagen winnen. Op een seizoentijd van zes weken is twee weken méér geen kleinigheid. Natuurlijk moet een dergelijke verorde ning van de Regeering uit gaan en kan niet plaatselijk geregeld worden. Nu scheen het dat deze vervroeging der zomervacantie het pleit gewonnen had bij Minister Hoste en dat deze het plan koesterde de zoo dringende als vanzelf sprekende nieuwigheid in te voeren. Doch zie, de ploeg Janson wordt door de ploeg Spaak vervangen, daarmede ver dwijnt ook Hoste van het parlementaire tooneel en voor de veranderingkomt er geen verandering. Nu vraagt iedereen zich natuurlijk af: hoe kan de ministeriewisseling verband houden met de vaststelling der verlofda gen? Feitelijk is er geen verband, tenzij men veronderstelt dat de huidige Minister, uit eigenliefde, de plannen van zijn voor ganger niet wil overnemen. Er zit nog een andere kant aan deze zaak. Als het schoolverlof vervroegd wordt, moeten ook de vacanties van alle andere staatsambtenaren vervroegd worden. En in het bijzonder de leden der rechtelijke macht verzetten zich daartegen met hand en tand. Waarom? De jacht wordt den 1 Sep tember geopend en de belangen dér hee- ren jagers uit de rechterlijke wereld zijn in dezen niet in overeenstemming te bren gen met die der jeugd, der hoteliers en zooveel anderen meer. Daarom moeten onze jongens en meisjes ook dit jaar weer veertien dagen langer in de zomersche hitte doorwerken. Het kampeeren in de duinen. Verleden jaar zijn verschillende gemeen tebesturen der kust er toe overgegaan het kampeeren op hun grondgebied te verbie den. j'j In tegenstelling met Amerika, waar men bijzondere kampeerplaatsen van overheidswege ziet inrichten en keurig onderhouden en waar reclameborden den toerist inlichten waar hij kampeeren kan en hoe confortable die terreinen ingericht zijn, moet men hier van kampeerders niets hebben. Dat zijn parasieten, die genieten van onze wegen, stranden, maar onze ho tels voorbij gaan. En zooals in Rotterdam niets in tel is, dat niet begint met het woord, of verband houdt met het woord: stoomboot, zoo is bij ons van geen belang hij, die niet in een hotel kruipt. Men wil nu van de Regeering ook een kampeerverbod hebbeni, voor de staats- duingronden. En, verdraaid, het lijkt er op dat ze daarin slagen zullen. Het vóór-seizoen. We maken ons gereed voor de groote spurt. Nu gaat het meenen worden. Met den 15 Juli beginnen de Oostendsche paardenrennen en dat is het teeken voor den aanvang van het groote seizoen. Het voorseizoen is verbazend slecht ge weest. Geen wonder; vroeg ik een vori ge maal: welk rechtschapen mensch gaat er 15 October nog naar de kust? nu zou ik kunnen vragen: welk beschaafd mensch gaat er nu in zulk weer naar zee? Met de resultaten van het voorseizoen spelen we zoo'n beetje struisvogeltje: is het goed geweest, dan zien wij daarin een aanwijzing dat het ook een goeden zomer zal worden; heeft het daarentegen maar weinig profijt opgeleverd, dan ma ken we ons-zelf wijs, dat er nog veel veranderen kan. Het ligt misschien aan ons optimisme of moet ik zeggen onze meerdere op pervlakkigheid? maar we zitten niet zoo gauw in den put en reeds tevoren op den rand daarvan plaats te nemen om ons te verontrusten over de donkerte en de diepte daarvan, daar voelen we hee lemaal niets voor. Pret en vóórpret zijn prèt-tig, teleurstelling is al erg genoeg als die er is, we behoeven toch niet bo vendien aan vóór-ellende te doen. Alleen 's Zaterdags en 's Zondags waren er veel menschen, dan kon men op de groote wegert, die van het (binnenland naar de kust voeren, heele karavanen autrt's zien aanstormen;, volgeperst met gelukzoekers: menschen, die het stof der stadsche straten en stegen wildeji, zien wegblazen uit hun longen door den pene- tranten ozon-wind van het Noordzeestrand. En naar de haast, die ze maakten om er te komen, te oordeelen, hadden ze geen minuut meer te verliezen. De „hoog-seizoeneré" mogen hun pret in de cabarets en dancings en hun geluk in de speelzalen der Casinos zoeken en daarbij de" zee op den koop toe nemen als een bijkomstigheid, die er nu een maal is en die ook wel aardig is om je een interessante bruine kleur te geven, waarmede straks bij vrienden en beken den valt op te scheppen, den voorseizoe- ners moet het blijkbaar toch wel écht om zee en strand en zon (en dies om ge zondheid) te doen zijn, nu al die prethui- zen nog gesloten waren. Maar al die dagjesmenschenj, in het beste geval iweek-enders|,'i brengen niet; veel aarde aan den dijk en waar beter dan in Zeeland zal men weten, dat dij ken zonder voldoenden grondtoevoer Cust Waghter. RAADSELS. 1 Het geheel is een woord van 13 let ters en is iets, dat we allemaal hebben of heel gauw krijgen. 1, 2, 10 geeft ons iedere dag licht. 6, 4, 13 zijn koeien, schepen, enz. 8, 2, 5, 5, 12, 4 is een meisjesnaam. 3, 7, 9, 11 is iets waarmee je kunt meten. 2. Ik ben een deel van een wagen. Zet een b voor me, dan ben ik een muziek instrument. 3. Wat staat hier: Lekkerkerkerkerker. 4. Wat is de overeenkomst tussen de let ter a en 's middags 12 uur? Rekenles kregen ze nu. Het was het laat ste uur van de dag en daarna konden ze naar huis gaan. „Jan, kom voor het bord!" zei mijnheer. Zuchtend stond Jan op. Hij moest een heel moeilijke breuk oplossen. Hij deed erg zijn best, want hij wilde proberen om mijnheer weer in een goede stemming te brengen. Maar hij vergiste zich toch nog en maakte een fout. „Frits Molenaar, hoeveel heeft Jan teveel opgeschreven?" vroeg mijnheer Merkman opeens. Frits schrok op, hij had zo aan de veer zitten denken, dat hij helemaal niet lette op wat Jan had geschreven. „Welke fout heeft Jan gemaakt?" vroeg mijnheer nog eens. En toen hoorden de jongens plotseling een klein krakend geluid en direct daarna suisde het krijtje rakelings langs het hoofd van mijnheer en kwam op het bord te recht, precies onder het cijfer, dat Jan ver keerd geschreven had. Daarna viel het op de grond en brak in stukken. Het was plotseling doodstil in de klas. Niemand durfde zich te bewegen. Frits staarde naar het punt op het bord. Ineens begreep hij het en riep: „Er moet 143 staan, mijnheer. Jan heeft 4 teveel geteld!'-' Weer werd het stil. Zou er nu iets vreselijks gebeuren? Nee, er gebeurde helemaal niets. Mijnheer Merkman zei alleen: „Dat is goed, Frits. Voortaan niet meer zo dromen". Het verdere gedeelte van het uur ver liep rustig en de jongens slaakten een zucht van verlichting toen de bel ging. Nu kon den ze weer naar huis gaan voor vandaag. Zodra mijnheer de klas uit was gegaan, liepen de jongens naar de plaats van Frits. „Geweldig aardig van Merkman", zei Henk, „om niets van dat stuk krijt te zeg gen. Dat hadden we niet moeten doen!" Daar waren ze het allemaal over eens. Het was toch eigenlijk wel flauw geweest, om dat met die veer te doen. „Daar had wel een ongeluk van kunnen komen", zei Jan. Plotseling kwam mijnheer Merkman weer in de klas. Hij had een uitdrukking op zijn gezicht, die de jongens nog nooit eerder gezien hadden. Hij ging voor de klas staan en zei: „Ik scheld Henk zijn straf kwijt". Hij sloeg het klassenboek open en streep te iets door. Daarna ging hij weer weg. De jongens waren stomverbaasd. Zó ver baasd, dat ze niet eens op hun plaatsen wa ren gaan zitten, toen mijnheer Merkman binnen kwam. „Begrijpen jullie er iets van vroeg Henk. „Het is gewoon een raadsel. Inplaats dat hij ons nog eens dubbel straf geeft, scheld hij mij mijn straf kwijt." De jongens wisten niet, dat mijnheer Merkman nu glimlachend in de gang liep. Want hij had de „aanslag" wel begrepen en ook waarom de jongens dat bedacht had den. En toen had hij weer eens aan zijn eigen schooltijd terug gedacht. OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels der vorige week zijn: 1. Als het kalf verdronken is, dempt men de put. De morgenstond heeft goud in de mond. Hoge bomen vangen veel wind. Al te goed is buurmans gek. Vele varkens maken de spoeling dim. Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. 2. Ekster, eend, vink. 3. room, taart. Roomtaart. 4. een staal van behang of van stof. broekspijpen. vensterglazen. Op, neer, op de wip Omhoog gaat Flip, omlaag gaat Jan, Omhoog gaat Jan, omlaag gaat Flip, Wie denk je, dat het hoogste komen kan? - Jullie hebben allemaal wel eens gezien, dat de ogen van een poes licht geven in het donker. Hoe kan het nu, dat katteogen dat wel doen en onze ogen niet Want ze zeggen wel eens van iemand, die groene ogen heeft: „Je hebt katteogen", maar 't is toch nooit gebeurd, dat iemand met katteogen ook licht gaf in het donker Als bij ons, de lichtstra len door de pupil (dat is het ronde gat in het z.g. regen boogvlies) dringen, vormen ze op de achtergrond van de oogappel een klein beeldje, net als bij een fototoestel. De ze achtergrond van de oog appel bestaat uit een laagje met kleine cellen, die het beeld opnemen en verder naar onze hersenen voeren. Bij een kat gaat het liet door die laag met cellen heen en valt| dan op een twede laag, die he lemaal glad is. Hierop wor-' den de lichtstralen nu weer te rug gekaatst. Elke kat heeft' dus twee spiegels in zijn kop en kan daarmee het weinige licht' van de schemering extra goed opvangen. Nu zou je misschien denken, dat een kat overdag dan toch wel erge last van het schelle licht zou moeten hebben, maar dat is helemaal niet waar. Een kat kan zelfs in de zon kijken, zonder erdoor verblind te worden. Onze ronde pupillen blijven altijd een beetje open, maar de spleetvormige kattenpupil kan helemaal dicht gaan. Daar om is het kattenoog van binnen gesloten, terwijl hij toch zijn oogleden open houdt. De spleetvormige kattenpupil dient om een klein stukje van de omgeving heel scherp van boven naar beneden te kunnen overzien. Zo zijn de ogen van een paard en een koe bijvoorbeeld juist erop ingericht, dat ze een wijde kring, dus horizontaal, te gelijk kunnen overzien. Het regenboogvlies van een kattenoog is geelachtig. De geelbruine kleurstofkorrel tjes houden het licht, dat naast de pupil door wilde dringen, heel goed tegen. Jonge katten hebben zuiver blauwe ogen en dat komt, omdat ze meestal in de mand of dicht bij de moederkat zijn, zodat ze het licht niet zo schel opvangen, maar meer verstrooid. Daarom hoeft hun regenboog vlies ook niet zo tegen het licht bestand te zijn. Want weten jullie hoe die blauwe kleur ontstaat Wanneer licht door een half doorzichtig voorwerp op een donker der achtergrond valt, schijnt ons dat blauw toe. Daarom schijnt sigarettenrook, die wij in de kamer zien, terwijl we zelf buiten staan, ook blauw. Dezelfde rook is geel, als we in de kamer staan en naar het raam kijken. De blauwe kleur van de hemel, komt ook doordat we. door de doorzichtige luchtlaag van de aarde in de donkere ruim te van de wereld kijken. Mensen en dieren, die in het Noorden wonen, waar het licht niet zo schel en meer verspreid is, hebben dan ook meestal blauwe ogen en de mensen uit het zonni ge Zuiden lichtbruine of donkere ogen. Deze geweldige lange slang heeft zich zo gekronkeld en geslingerd, dat hij zelf niet meer weet waar zijn staart eigenlijk zit. Hij ziet verschillende staartpunten, maair welke nu toch wel te echte is, die bij hem hoort, begrijpt hij zelf niet meer. Kunnen jullie hem misschien een handje helpen en hem vertel- len waar hij het goede eind kan vinden door Iet Hoogers. o De deur sloeg dicht achter de rug van mijnheer Merkman, den onderwijzer van de zevende klas. De jongens begonnen di rect met elkaar te fluisteren en praatten door elkaar heen. Er hing iets bijzonders in de lucht, dat kon je direct merken. Frits, de grootste jongen van de klas, ging op het podium staan en zei: „Jongens, het doet er niets toe, of we zo geheimzin nig doen, daar komen we niet verder mee. We moeten wraak nemen, want het is reu ze onrechtvaardig, dat Henk zo'n bende strafwerk heeft gekregen. Dat is gemeen van mijnheer Merkman". „Juist, we moeten wraak nemen", riepen de jongens. „Ja maar, Henk had toch ook zijn boek vergeten, dat is toch waarprobeerde Hans, het zoete jongetje nog even. „Dat doet er niets toe", zei Frits. „Zo'n bende strafwerk alleen omdat je je boek hebt vergeten Dat zou nog mooier zijn „Bravo brulde het koor. Op dit ogenblik kwam juist mijnheer Jansen de klas binnen. Iedereen rende naar zijn plaats, alleen Frits bleef staan en vergat zelfs van het podium af te gaan. „De zevende klas is de rumoerigste klas van de hele school", zei mijnheer Jansen. „Dat gaat zo niet langer. Ik zal het aan mijnheer Merkman zeggen en dan nog eens apart praten over Frits Hengelveld. Ga zitten „Alle mensen wat was hij boos", zei Henk verschrikt, toen mijnheer alweer uit de klas was weggegaan. „Ik ben al bang voor het volgende uur. Wat zal hij woe dend zijn „Doe toch niet zo kinderachtig", zei Frits. „Als iemand straf krijgt, ben ik het. Maar we moeten onze wraak nemen. Weet je wat we zullen doen Ik neem die spring veer uit de kast en leg daar een krijtje op. Dan maak ik hem zo achter de tafel vast, dat als mijnheer met zijn vuist op de tafel slaat, het krijtje in zijn gezicht springt." „Prachtig Wat een goed idee!" riepen ze allemaal. Frits haalde de springveer en maakte hem heel handig, vlak onder de rand van de tafel vast. Frits was erg knap in dergelijke dingen. Daarna ging de deur weer open en kwam mijnheer Merkman binnen. Hij ging voor het podium staan. De jongens konden al aan zijn gezicht zien, dat mijnheer Jansen het hem al verteld had. Daar had je het al „Mooi is datAlweer een klacht over jul lie! De zevende klas maakt deze hele school te schande. Als ik nog één klacht over jul lie hoor, blijven jullie allemaal om vier uur na". De klas was doodstil. Ze keken allemaal naar de veer. Als hij nuNee, dat zou toch heus te erg zijn. Als hij in zó'n stem ming was

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 8