KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 6 JULI 1938. No. 156.
Sinds de
iiiï-tiii
Sinds de dagen dat de auto nog een „tuf-tuf" was,
die pruttelend en rammelend over de keien hob
belde, is er wel iets aan verbeterd! Dat uit dit
merkwaardige koetsje de moderne auto kon
groeien, was echter alleen mogelijk, dank zij
Dunlop's uitvinding van de luchtband.
De eerste banden waren Dunlopbanden. Haast
even primitief als de auto zelf. Haastwant
Dunlop was de ontwikkeling van de auto toen al
voor. Nu nog. Dat bewijst de nieuwe Dunlop Fort
met het volmaakte loopvlak. 2000 tanden, die zich
aan het wegdek vastbijten!
De band met 2000 tanden!
Politieke koehandel.
IN GEHEIMEN DIENST.
Bijzonder invoerrecht op
benzine.
Het ontslag van den
rijkstuinbouwconsulent
te Nijmegen.
DUNLOP
fort
Buiten den Volkenbondsraad om, hebben
Frankrijk en Turkije thans met groote
voortvarendheid- een overeenkomst inzake
het sandzjak Alexandrette de N.W.-hoek
van het Fransche mandaatgebied Syrië
gesloten. Zooals wij onlangs op deze plaats
hebben uiteengezet, herbergt het sandzjak
eene gemengde bevolking, waarvan een
voornaam deel Turksch is. Deze Turken
klaagden sinds jaren steen en been over de
behandeling, welke hun door de Syrische
bewindslieden werd aangedaan. Hun klach
ten vonden weerklank in de Turksche re
publiek. De mandataris Frankrijk, die nooit
veel pleizier aan Syrië heeft beleefd, was
wel genegen, desnoods het heele gebied aan
Turkije af te staan, maar het moest reke
ning houden met den Arabischen invloed
in dit deel der wereld. Afstand van het
sandzjak aan Turkije zou op de Arabische
wereld een zeer slechten indruk maken. Er
zit heel veel oud zeer tusschen de Turken
en de Arabieren. De Volkenbondsraad werd
in de kwestie gemengd, moest er in ge
mengd worden, nademaal Syrië immers
mandaatsgebied is en dus als 't ware onder
curateele van Genève staat. Begin dezes
jaars leek een oplossing nabij: er zou een
speciaal statuut voor het sandzjak in het
leven worden geroepen, dat den Turkschen
bewoners hun rechten zou waarborgen. De
verwezenlijking van dat plan leverde ech
ter nieuwe moeilijkheden ook weer bloe
dige botsingen op, met het gevolg, dat
er niets van terecht kwam. De Turken had
den hieraan zelf mede schuld. Ze saboteer
den de regeling der verkiezingen, blijkbaar
omdat ze vreesden, dat deze verkiezingen
niet een Turksche meerderheid tot uitslag
zouden hebben, hoewel ze altijd beweerd
hebben, dat er in het sandzjak zulk een
meerderheid aanwezig was.
Frankrijk heeft nu, als gezegd, op korten
termijn, buiten den Raad om, een over
eenkomst met Turkije gesloten, en een
zeer merkwaardige. De juiste inhoud er
van is nog niet bekend, maar het principe,
dat er aan ten grondslag ligt, laat zich
gemakkelijk genoeg gissen. Frankrijk heeft
n.l. toegestaan, dat er een Turksche troe
penmacht van 2500 man in het sandzjak
wordt gelegerd, om de Fransche troepen de
orde te helpen handhaven. Dit kan niets
anders beteekenen, dan dat het sandzjak
mede onder Turksche voogdij is geplaatst,
en vermoedelijk op den duur wel ge
heel en al onder Turkije zal komen!
Het is een opzienbarend geval, waarover
tot dusver echter niet veel rumoer wordt
gemaakt. Blijkbaar pogen de Franschen,
daarbij gesteund door de Engelschen, de
zaak zoo stil mogelijk te houden. Maar het
is de vraag, of dit zal voorkomen, dat in
verband er mee eerlang nieuwe moeilijk
heden en wrijvingen in het nabije Oosten
ontstaan. Immers, het kan niet anders, of
in Syrië zelf en in de geheele Arabische
wereld moet deze listige onderneming, om
het sandzjak in handen van Turkije te spe
len, groote verontwaardiging wekken. De
Arabische wereld is de overheersching der
Turken nog niet vergeten. Dat hun invloed
thans op deze wijze, met de hulp van een
der groote Westersche mogendheden wordt
vergroot, zal dien Westerschen mogendhe
den geen goed doen. Engeland ondervindt
in Palestina reeds, wat het wil zeggen, zich
de ontevredenheid der Arabieren op den
hals te halen.
Maar waarom heeft Frankrijk dan zijn
sandzjaksche olie op het Arabische vuur
gegoten? zal men vragen. Het antwoord is
heel simpel: omdat het de vriendschap van
Turkije niet wil verspelen. Men had te Pa
rijs als 't ware te kiezen tusschen de Tur
ken en de Arabieren. Allebei kon men ze
hier niet tot vrind houden. Men heeft de
Turken gekozen, omdat ze voorloopig veel
machtiger zijn en in het Oosten der Mid-
dellandsche zee een positie innemen, van
waaruit ze het de Duitsche en Italiaansche
aspiraties in het nabije Oosten heel lastig
kunnen maken. Tegelijk met de overeen
komst inzake het sandzjak is dan ook een
Turksch-Fransch vriendschapsverdrag tot
stand gekomen.
Blijkbaar hebben de Turken heel handig
het Duitsche en Italiaansche „gevaar" uit
gespeeld. Ze konden dat, nu zoowel van
Berlijn als van Rome uit, het Nabije Oos
ten voortdurend wordt bewerkt, dat wil
zeggen opgestookt tegen Frankrijk en En
geland. De Arabische wereld leent het oor
aan die ophitserij. De situatie zou penibel
voor Parijs en Londen kunnen worden, in-
Historische Avonturenroman.
Door G. P. BAKKER.
25).
„Wanneer?"
Even aarzelde hij. „Gisteravond".
„En vanmiddag hadden ze je al te pak
ken?"
„Ongeluk".
„Wat had je uitgevoerd?"
„Een beurs gerold", zei hij onverschillig
en wierp een kleine gehaakte zijden beurs
op tafel.
„Ha!" zei ze. „Goed", en hij meende een
schittering in haar oogen te zien.
„En ze lieten je die behouden?" vroeg
ze.
Hij voelde dat hij vast zat. Geen rakker
van den schout en zeker geen beulsknecht
zou hem de kans gegeven hebben ook
maar een rooden duit in den zak te hou
den.
„Ik had hem weggetooverd", legde hij
uit. „Ik ben nog al handig, 'k Heb de goo
chelkunst geleerd van een zigeunerko
ning. Kijk!" en hij legde zijn hand over de
beurs, hief den arm op, liet haar de open
hand zien. De beurs was verdwenen.
„Je bevalt me steeds beter", klonk haar
oordeel.
Zij schonk weer in. Hij stond op, boog
zich naar haar over en zei: „Ik dank je
voor je gulle ontvangst". Zij ging ook
staan, klonk met hem en bij het uitstrek
ken van haar arm zag hij onwillekeurig de
witte zijde zich spannen over £le jonge
mooi gewelfde borst.
KONINGIN WILHELMINA TE LUZERN.
H. M. de Koningin heeft gisteren met
haar gevolg voor eenige dagen haar intrek
genomen in het Carlton hotel te Luzern.
NEDERLANDERS IN VLAANDEREN
VIEREN FEEST TER GELEGENHEID
VAN HET REGEERINGSJUBILE UM VAN
H.M. DE KONINGIN
Een estafette-fakkelloop van Gent
naar 's Gravenhage?
Men meldt ons uit Gent: Ter gelegenheid
van het veertigjarig regeeringsjubileum van
H.M. de Koningin zal de vereeniging van
Nederlanders te Gent op Zaterdag 10 Sept.
a.s. een plechtigen herdenkings- en feest
avond houden. Prof. J. Funke zal een feest
rede uitspreken.
Voorts bestaat het vornemen een esta
fette-fakkelloop van Gent naar Den Haag
te organiseeren ten einde ter gelegenheid
van het algemeen huldebetoon, H.M. een
huldigingsoorkonde aan te bieden. De fak
kel zal plechtig worden ontstoken in de
feestzaal van het consulaat der Nederlanden
te Gent, op den avond voorafgaande aan de
estafette. Er zal dan tevens aan alle Ne
derlanders in de provincie Oost-Vlaanderen
woonachtig gelegenheid worden gegeven
de oorkonde te teekenen.
Op den verjaardag van H.M. de Koningin
Woensdag 31 Augs. wordt een groot kin
derfeest gehouden.
De geldigheidsduur van de wet zal
tot 1 Jan. 1944 worden verlengd.
Ingediend is een wetsontwerp houdende
nadere voorzieningen ten aanzien van de
heffing van het bijzonder invoerrecht op
benzine.
Het zal wel geen betoog behoeven, aldus
de memorie van toelichting dat de schat
kist, voor zoover thans is te voorzien, in de
eerste jaren de opbrengst van het bijzonder
invoerrecht op benzine van meer dan
32.000.000 niet kan missen. Het hierbij
aangeboden wetsontwerp strekt dan ook in
de eerste plaats om artikel 20 van de wet
van 19 December 1931 in dien zin te wijzi
gen, dat de geldigheidsduur van deze wet
voorloopig met vijf jaren en dus tot 1
Januari 1944 wordt verlengd.
Van de gelegenheid is voorts gebruik ge
maakt om mede een paar wijzigingen voor
te stellen, strekkende om de in artikel 2
bis der wet vermelde meng-verboden en
menggeboden beter te kunnen handhaven.
Deze wijzigingen zijn geinspireerd door
overeenkomstige bepalingen in de accijns
wetgeving. Voorts wordt voorgesteld om
aan de aangeduide wet den naam van „ben-
zinewet 1931" te geven.
Aanvankelijk lag het in de bedoeling aan
dit wetsvoorstel tevens een ontwerp te kop
pelen voor een heffing op het gebruik van
tot voorbeweging van motorrijtuigen gebe
zigde andere brandstoffen dan benzine en
benzol. Om de tijdige afdoening van het
onderwerpelijk, aan een termijn gebonden
wetsvoorstel zooveel mogelijk te bevorde
ren, is er echter ten slotte de voorkeur aan
gegeven deze beide aangelegenheden ge
scheiden te houden.
Bij Kon. besluit is benoemd tot rechter
in de rechtbank te Rotterdam: mr. H. M.
B. ter Haar Romenij, advocaat en procu
reur en kantonrechter-plaatsvervanger in
het kanton Rotterdam, wonende te Rotter
dam.
De benoemde werd 25 September 1889 te
Middelburg geboren. Hij doorliep het
gymnasium en de universiteit te Utrecht
en is daar in 1916 gepromoveerd.
Bij Kon. besluit zijn aangewezen tot
raad (plaatsvervangend lid) in het hoog mi
litaire gerechtshof te 's Gravenhage: 1. J.
van Andel, reserve-luitenant-generaal der
artillerie; 2. den adjudant in buitengewonen
dienst van H.M. de Koningin, A. R. van den
Bent, kolonel, commandant van de brigade
grenadiers en jagers (le infanteriebrigade),
3. mr. dr. J. S. Barbas, kolonel, comman
dant van de 2e infanteriebrigade.
dien ook Turkije ging luisteren naar de
politieke agenten en spionnen van Hitier
en Mussolini. Men heeft te Parijs (met
goedkeuring van Londen) dit risico blijk
baar niet willen loopen en daarom met de
Turken een transactie gesloten, waarvan
Syrië het gelag moet betalen. Een bijzon
der fraai staal van politieken koehandel.
„In de oogen zien, als je met een dame
klinkt", verweet ze hem en keek met haar
blauwe oogen, die nu veel donkerder sche
nen, diep in de zijne. Hij voelde zijn bloed
onstuimig kloppen, zijn gezicht vuurrood
worden.
„En", zei ze, alsof ze niets had bemerkt.
„Wat zijn nu je plannen, dolle Ed? Dezen
nacht blijf je natuurlijk hier, maar ben je
morgen veilig in Halberstadt? Generaal
Tilly zal hier zeker spoedig aankomen..."
„Hoe weet je dat?" vroeg hij verwon
derd.
„Dat weet toch iedereen. Hij zal door
trekken naar Halle".
„Zoo", zei Ed.
„Als Tilly in aantocht is, worden de
wachten vercsherpt en voor spitsboeven als
jij, zal het veel te gevaarlijk worden. Mor
gen kan je gerust, als je opstaat, onder in
den tuin gaan wandelen en tegen het noen
maal zullen we verder zien. Lien zal je het
ontbijt op de kamer brengen. We zullen 'n
beetje op je moeten passen.
„Dat vervloekte oor", mompelde hij.
„Ja", meende zij. „Dat zou je verraden,
maar misschien zouden we een hoed kun
nen vinden die het bedekt". „Of", vervolg
de ze: „Een hoofddoek als een zeeman, 'n
zeeroover weet-je, zoo'n roodbonte met
twee wapperende punten van achteren.
Eigenlijk", zei ze, „gelijk jij meer op een
kwartjesvinder. Gaatjes voor gouden ringen
heb je reeds in je ooren."
„Dolle. Drink nog eens".
Een bruin gebraden kip was opgediend.
Ze schonk een groote kristallen bokaal vol
fonkelende Bourgogne,
Omdat hij anti-roomsen is en .in
verband daarmee een pamflet te
gen de regeering schreef. Be
handeling van het beroep voor het
ambtenarengerecht te Arnhem.
Het ambtenarengerecht voor de provin
cies Gelderland en Overijssel, dat te Arn
hem zijn zetel heeft, maakte gisteren een
aanvang met de behandeling van het be
roep, ingesteld door ir. R. van der Veen te
Nijmegen, tegen het hem verleende eervol
ontslag als rijkstuinbouwconsulent voor
Zuid-Gelderland, nadat hij eerst in verband
met de verspreiding van een pamflet tegen
het beleid der regeering was geschorst.
De zitting vond plaats in de zaal van het
Arnhemsche gerechtshof. Het ambtenaren
gerecht is als volgt samengesteld: voorzit
ter: dr. J. J. de Waal Malefijt te Arnhem,
leden: mr. J. W. F. Donath, advocaat en
procureur te Arnhem en mr. R. P. J.
Derksema, advocaat en procureur te Zut-
phen, griffier: mr. dr. H. W. Blaupot ten
Cate te Arnhem.
Raadsman van ir. Van der Veen is mr. K.
J. Nieukerken te Amsterdam. Voor den
minister treedt op de landsadvocaat jhr. mr.
G. W. van der Does uit 's Gravenhage.
Als eerste getuige werd gehoord mr. dr.
A. A. van Rhijn, secretaris-generaal van 't
departement van economische zaken. Het
was getuige ter oore gekomen, dat er
moeilijkheden waren gerezen tusschen den
inspecteur van den tuinbouw, ir. A. W. Van
der Plassche, en ir. Van der Veen. Getuige
heeft toen een onderhoud gehad met ir.
Van der Veen, over deze moeilijkheden, en
daarbij had deze blijk gegeven van een
anti-roomsch-katholieke gezindheid. Hij had
o.m. gezinspeeld op verroomsching van Nij
megen. Toen eenigen tijd later het bewuste
pamflet verscheen waarin de regeering
werd aangevallen, viel het spr. op, dat
daarin dezelfe uitdrukkingen voorkwamen.
Dit feit benevens enkele andere bezwa
ren, tegen het beleid van den tuinbouw-
consulent hebben aanleiding gegeven tot
zijn ontslag.
Tweede getuige was ir. Van der Plassche,
inspecteur van den tuinbouw en van het
tuinbouwonderwijs. Deze verklaarde moei
lijkheden te hebben gehad met ir. Van der
Veen. Herhaalde malen had ir. Van der
Veen ook tot dezen getuige geklaagd over
den sterker wordenden katholieken invloed
in den tuinbouw zonder dat hij evenwel
bepaalde feiten daarvoor naar voren bracht.
Getuige heeft destijds zijn benoeming tot
inspecteur met eenige aarzeling aangeno
men, omdat hij wist, dat zich onder de
tuinbouwconsulenten verschillende lastige
en querulante personen bevonden, en hij
had daarbij in het bijzonder het oog op ir.
Van der Veen. Toen het pamflet spreker
onder de oogen kwam vermoedde hij ter
stond dat ir. Van der Veen daarvan de
schrijver was.
Hierna werd gehoord de heer F. v. Val-
star, voorzitter van het centraal bureau
voor de veilingen en regeeringscommissa-
ris voor den tuinbouw te Naaldwijk.
Deze verklaarde, dat ir. Van der Veen
verschillende malen op vergaderingen van
het centraal bureau het woord had gevoerd
en daarbij op een dergelijke wijze de regee
ring had aangevallen, dat spr. hem het
woord moest ontnemen. Ir. Van der Veen
stond bekend als iemand, die graag ageerde,
zonder evenwel een querulant te zijn. Toen
spr. het pamflet was getoond, was spr.'s
eerste reflex: „Dat heeft Van der Veen ge
schreven".
Op een vraag van den raadsman mr.
Nieukerken, antwoordde getuige dat ir.
Van der Veen de vergaderingen van het
centraal bureau niet als rijkstuinbouwcon
sulent, maar als afgevaardigde van de Nij-
meegsche veiling heeft bijgewoond.
Vervolgens werd gehoord prof. ir. A. M.
Sprenger, uit Wageningen.
Getuige kende ir. Van der Veen van ver
gaderingen. Ir. van der Veen toonde zich
daar meestal een opposant. De meeste con
sulenten toonden interesse voor den arbeid,
welke getuige op het gebied van den tuin
bouw te Wageningen verricht. Ir Van der
Veen behoort evenwel niet tot die catego
rie. Ook getuige heeft het pamflet terstond
aan ir. Van der Veen toegeschreven.
Ir van Poeteren, hoofd van den planten-
ziektekundigen dienst te Wageningen, ver-
Hij dronk gretig.
„En jij wilde Greet", sprak hij. „Jij lijkt
meer op een schattig jong gravinnetje dan
op een
„Zeg het maar!"
„Dan op eenlichtzinnige vrouw".
„Je durft niet zeggen wat je op de tong
ligt. En dat voor een man, die zich dolle
Ed noemt". Ze lachte smadelijk.
Hij vermoede vaag, dat het mooie bij
voegsel „dolle" hem een beetje hinderlijk
zou kunnen worden. Hield ze hem er nu al
mee voor den mal. Daarvoor zou hij haar
straffen. Wacht maar even.
Fluks sprong hij op, sloeg plots den arm
om haar heen, trok haar naar zich toe en
wilde haar op den mond kussen, maar vlug
hield ze haar hand voor zijn lippen.
„En dat is een lichtzinnige vrouw", zei
hij smalend.
„En je zigeunervrouw?" vroeg ze spot
tend.
Hij drukte haar steviger tegen zich aan.
Hij voelde haar warme meisjeslichaam,
haar stevige borst, zag dat ze begon te
blozen. Zij was machteloos in zijn sterke
armen, ofschoon zij bijna even groot was
als hij. Hij drukte zijn mond op de hare en
voelde haar heete lippen. Weer en weer
zoende hij haar. Zij bood geen tegenstand
meer, hield haar arm om zijn hals geslagen.
„Ziezoo", zei hij en liet haar los. „Nu heb
je bemerkt, hoe dol ik ben".
„Een kunst", zei ze. „Een zwak meisje te
overweldigen".
„Een lichtzinnige vrouw", wierp hij haar
tegen.
Ze keek hem aan. „Ja", gaf ze toe.
klaarde, weinig met ir. Van der Veen con
tact te hebben gehad. Ook spr. heeft de
circulaire gelezen, maar heeft geen ver
moeden gehad wie de schrijver kon zijn.
Getuige A. Bouwman, boomkweeker te
Puiflijk, verklaarde dat ir. Van der Veen
vele jaren adviseur is geweest van de boom-
kweekers-vereeniging in het gebied van
Maas en Waal. Men werkte op prettige wij
ze met hem samen, en men heeft veel pro
fijt gehad van zijn adviezen.
Eenzelfde gunstige getuigenis werd afge
legd door den heer J. P. N. van Olst, secre
taris van de veilingsvereeniging Neder-
Betuwe te Andelst, waar ir. Van der Veen
zich o.m. zeer verdienstelijk had gemaakt
bij het organiseeren van een groote tuin
bouwtentoonstelling.
De heer H. P. Ederveen, directeur van
de Elster kweekersveiling verklaarde, dat
ir. v. d. Veen vele jaren adviseerend lid
van het bestuur dezer veiling was ge
weest en dat men zeer veel profijt van
zijn adviezen had gehad. Van een anti-ka
tholieke gezindheid had men nimmer iets
bemerkt.
Getuige C. F. F. Rinia van Nauta, chef
van het bijkantoor Arnhem van centraal
beheer, uitte als vader van twee leerlingen
der tuinbouwwinterschool zijn groote vol
doening over de resultaten van het on
derwijs op die school en van den arbeid
van ir. v. d. Veen als directeur.
„Maar ik wilde niet gekust worden door
een man, die droomt van een andere vrouw
die zich inbeeldt dat ik een zwart zigeuner
meisje ben".
„Maar
„Geen maren. Nu eten", zei ze, „en drin
ken". Ze schonk weer in.
Eindelijk was het avondmaal geëindigd.
Ze stonden op.
„Je weet je kamer".
Voor ze er op verdacht was, voelde ze
weer zijn mond op de hare.
„Dolle Ed", zeide ze zacht.
„Lichtzinnige vrouw", klonk zijn ant
woord.
In zijn groot heerlijk bed liet de jonge
luitenant de gebeurtenissen van dien veel
bewogen avond nog eens aan zijn geest
voorbijgaan.
„Het schijnt", peinsde hij, dat ik niet
standvastig ben in de lefde. Inderdaad, de
vrouwen brengen zelfs den flinksten man
het hoofd op hol. Toch", gaapte hij, „had
kapitein Melehibr gelijk".
Toen viel hij in slaap en droomde van
twee vrouwen, van een donkere, die uit
zijn leven was gegleden, en van een blon
de, die hem in een wit gewaad met uitge
strekte armen wachtte op een zonnig
grasveld onder een kerseboom en een pere
laar vol rose en witte bloesems.
HOOFDSTUK XVIII.
Den volgenden ochtend werd de jonge lui-
nant Edzke gewekt door een klop op de
deur. Volkomen uitgerust stond hij op.
Vroolijk schenen de zonnestralen in de ka
(Ingez. Med.)
De burgemeester van Hemmen, de heer
A. R. den Hartog, heeft als voorzitter van
den ring Betuwe van den B. O. G. veel
contact met ir. v. d. V. gehad bij diens
leiding van het voorbeeld-boomgaardbedrijf
der Geld.Ov. Mij. van landbouw te Op-
heusden, dat door hem op uitstekende
wijze werd geleid. Mej. J. J. Monnik, di
rectrice van de huishoudschool te Zetten
had niets dan lof over de wijze waarop ir.
v. d. Veen sedert 1931 als leer aar in de
plant- en dierkunde aan deze instelling
was opgetreden.
Ir. J. D. Huizinga, inspecteur van den
landbouw en vroeger inspecteur van den
tuinbouw en oud-chef van klager ver
klaarde nimmer moeilijkheden met ir. v.
d. V. te hebben gehad. In 1932 hebben
twee r.k. boeren-organisaties de A.B.T.B.
en de N.C.B. pogingen aangewend, de
rijkstuinbouwinterschool te Heesch in een
r.k. instelling om te zetten. In den strijd
om dat te verhinderen was ir. v. d. y.
naar getuige's indruk wat markanter
en militanter geworden en daarom vond
getuige het gewenscht, dat hij overge
plaatst zou worden, zonder dit het ka
rakter van een straf of een degradatie te
doen dragen.
De secretaris-generaal voelde niets voor
de overplaatsing en darop bleef de zaak
rusten.
Get. verklaarde, dat de fruitteelt in de
Betuwe de laatste tien jaar sterk vooruit-
mer. Hij kleedde zich en genoot van het
ontbijt, dat Lien voor hem gereed had ge
zet. Zijn oor deed geen pijn meer. Hij
nam het verband er af en in den spiegel
zag hij, dat de wonde nog wel niet geheel
genezen was, maar dat de zalf van pro
fessor Ben el Gora toch wonderen had ver
richt. „Een nieuw verband is zelfs niet noo-
dig", oordeelde hij. „Een pleister blijkt
voldoende". En hij verliet de kamer.
Nu, in het volle licht, zag alles er heel
anders uit dan den vorigen avond. Hij ging
naar beneden, kwam in het trappenhuis,
dat bevloerd was met witte en zwarte te
gels, terwijl de muren ter halverhoogte
bekleed waren met donker eiken paneelen.
Op de breede bovenlijst stonden tinnen
kannen, kruiken, en kelken, slank van
vorm, enkele zeskantig, voorzien van wa
penschilden.
Een voorname bediende met een buik in
deftige livrei wachtte hem op.
„Goeden morgen, jonker", zei hij vroo
lijk. „Heeft u goed gerust? Hier langs naar
den tuin", vervolgde hij en ging Edzke
voor door een breede gang met aan het
eind een dubbele glazen deur.
„Gaat u maar eens rondkijken, als u maar
voor het noenmaal terug is. Maar misschien
wenscht u te lezen. Hier is de bibliotheek.
U zult waarschijnlijk wel iets van uw gading
vinden." Hij deed een zware deur open.
(Wordt vervolgd.)