KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 6 JULI 1938. No. 156. Sinds de iiiï-tiii Sinds de dagen dat de auto nog een „tuf-tuf" was, die pruttelend en rammelend over de keien hob belde, is er wel iets aan verbeterd! Dat uit dit merkwaardige koetsje de moderne auto kon groeien, was echter alleen mogelijk, dank zij Dunlop's uitvinding van de luchtband. De eerste banden waren Dunlopbanden. Haast even primitief als de auto zelf. Haastwant Dunlop was de ontwikkeling van de auto toen al voor. Nu nog. Dat bewijst de nieuwe Dunlop Fort met het volmaakte loopvlak. 2000 tanden, die zich aan het wegdek vastbijten! De band met 2000 tanden! Politieke koehandel. IN GEHEIMEN DIENST. Bijzonder invoerrecht op benzine. Het ontslag van den rijkstuinbouwconsulent te Nijmegen. DUNLOP fort Buiten den Volkenbondsraad om, hebben Frankrijk en Turkije thans met groote voortvarendheid- een overeenkomst inzake het sandzjak Alexandrette de N.W.-hoek van het Fransche mandaatgebied Syrië gesloten. Zooals wij onlangs op deze plaats hebben uiteengezet, herbergt het sandzjak eene gemengde bevolking, waarvan een voornaam deel Turksch is. Deze Turken klaagden sinds jaren steen en been over de behandeling, welke hun door de Syrische bewindslieden werd aangedaan. Hun klach ten vonden weerklank in de Turksche re publiek. De mandataris Frankrijk, die nooit veel pleizier aan Syrië heeft beleefd, was wel genegen, desnoods het heele gebied aan Turkije af te staan, maar het moest reke ning houden met den Arabischen invloed in dit deel der wereld. Afstand van het sandzjak aan Turkije zou op de Arabische wereld een zeer slechten indruk maken. Er zit heel veel oud zeer tusschen de Turken en de Arabieren. De Volkenbondsraad werd in de kwestie gemengd, moest er in ge mengd worden, nademaal Syrië immers mandaatsgebied is en dus als 't ware onder curateele van Genève staat. Begin dezes jaars leek een oplossing nabij: er zou een speciaal statuut voor het sandzjak in het leven worden geroepen, dat den Turkschen bewoners hun rechten zou waarborgen. De verwezenlijking van dat plan leverde ech ter nieuwe moeilijkheden ook weer bloe dige botsingen op, met het gevolg, dat er niets van terecht kwam. De Turken had den hieraan zelf mede schuld. Ze saboteer den de regeling der verkiezingen, blijkbaar omdat ze vreesden, dat deze verkiezingen niet een Turksche meerderheid tot uitslag zouden hebben, hoewel ze altijd beweerd hebben, dat er in het sandzjak zulk een meerderheid aanwezig was. Frankrijk heeft nu, als gezegd, op korten termijn, buiten den Raad om, een over eenkomst met Turkije gesloten, en een zeer merkwaardige. De juiste inhoud er van is nog niet bekend, maar het principe, dat er aan ten grondslag ligt, laat zich gemakkelijk genoeg gissen. Frankrijk heeft n.l. toegestaan, dat er een Turksche troe penmacht van 2500 man in het sandzjak wordt gelegerd, om de Fransche troepen de orde te helpen handhaven. Dit kan niets anders beteekenen, dan dat het sandzjak mede onder Turksche voogdij is geplaatst, en vermoedelijk op den duur wel ge heel en al onder Turkije zal komen! Het is een opzienbarend geval, waarover tot dusver echter niet veel rumoer wordt gemaakt. Blijkbaar pogen de Franschen, daarbij gesteund door de Engelschen, de zaak zoo stil mogelijk te houden. Maar het is de vraag, of dit zal voorkomen, dat in verband er mee eerlang nieuwe moeilijk heden en wrijvingen in het nabije Oosten ontstaan. Immers, het kan niet anders, of in Syrië zelf en in de geheele Arabische wereld moet deze listige onderneming, om het sandzjak in handen van Turkije te spe len, groote verontwaardiging wekken. De Arabische wereld is de overheersching der Turken nog niet vergeten. Dat hun invloed thans op deze wijze, met de hulp van een der groote Westersche mogendheden wordt vergroot, zal dien Westerschen mogendhe den geen goed doen. Engeland ondervindt in Palestina reeds, wat het wil zeggen, zich de ontevredenheid der Arabieren op den hals te halen. Maar waarom heeft Frankrijk dan zijn sandzjaksche olie op het Arabische vuur gegoten? zal men vragen. Het antwoord is heel simpel: omdat het de vriendschap van Turkije niet wil verspelen. Men had te Pa rijs als 't ware te kiezen tusschen de Tur ken en de Arabieren. Allebei kon men ze hier niet tot vrind houden. Men heeft de Turken gekozen, omdat ze voorloopig veel machtiger zijn en in het Oosten der Mid- dellandsche zee een positie innemen, van waaruit ze het de Duitsche en Italiaansche aspiraties in het nabije Oosten heel lastig kunnen maken. Tegelijk met de overeen komst inzake het sandzjak is dan ook een Turksch-Fransch vriendschapsverdrag tot stand gekomen. Blijkbaar hebben de Turken heel handig het Duitsche en Italiaansche „gevaar" uit gespeeld. Ze konden dat, nu zoowel van Berlijn als van Rome uit, het Nabije Oos ten voortdurend wordt bewerkt, dat wil zeggen opgestookt tegen Frankrijk en En geland. De Arabische wereld leent het oor aan die ophitserij. De situatie zou penibel voor Parijs en Londen kunnen worden, in- Historische Avonturenroman. Door G. P. BAKKER. 25). „Wanneer?" Even aarzelde hij. „Gisteravond". „En vanmiddag hadden ze je al te pak ken?" „Ongeluk". „Wat had je uitgevoerd?" „Een beurs gerold", zei hij onverschillig en wierp een kleine gehaakte zijden beurs op tafel. „Ha!" zei ze. „Goed", en hij meende een schittering in haar oogen te zien. „En ze lieten je die behouden?" vroeg ze. Hij voelde dat hij vast zat. Geen rakker van den schout en zeker geen beulsknecht zou hem de kans gegeven hebben ook maar een rooden duit in den zak te hou den. „Ik had hem weggetooverd", legde hij uit. „Ik ben nog al handig, 'k Heb de goo chelkunst geleerd van een zigeunerko ning. Kijk!" en hij legde zijn hand over de beurs, hief den arm op, liet haar de open hand zien. De beurs was verdwenen. „Je bevalt me steeds beter", klonk haar oordeel. Zij schonk weer in. Hij stond op, boog zich naar haar over en zei: „Ik dank je voor je gulle ontvangst". Zij ging ook staan, klonk met hem en bij het uitstrek ken van haar arm zag hij onwillekeurig de witte zijde zich spannen over £le jonge mooi gewelfde borst. KONINGIN WILHELMINA TE LUZERN. H. M. de Koningin heeft gisteren met haar gevolg voor eenige dagen haar intrek genomen in het Carlton hotel te Luzern. NEDERLANDERS IN VLAANDEREN VIEREN FEEST TER GELEGENHEID VAN HET REGEERINGSJUBILE UM VAN H.M. DE KONINGIN Een estafette-fakkelloop van Gent naar 's Gravenhage? Men meldt ons uit Gent: Ter gelegenheid van het veertigjarig regeeringsjubileum van H.M. de Koningin zal de vereeniging van Nederlanders te Gent op Zaterdag 10 Sept. a.s. een plechtigen herdenkings- en feest avond houden. Prof. J. Funke zal een feest rede uitspreken. Voorts bestaat het vornemen een esta fette-fakkelloop van Gent naar Den Haag te organiseeren ten einde ter gelegenheid van het algemeen huldebetoon, H.M. een huldigingsoorkonde aan te bieden. De fak kel zal plechtig worden ontstoken in de feestzaal van het consulaat der Nederlanden te Gent, op den avond voorafgaande aan de estafette. Er zal dan tevens aan alle Ne derlanders in de provincie Oost-Vlaanderen woonachtig gelegenheid worden gegeven de oorkonde te teekenen. Op den verjaardag van H.M. de Koningin Woensdag 31 Augs. wordt een groot kin derfeest gehouden. De geldigheidsduur van de wet zal tot 1 Jan. 1944 worden verlengd. Ingediend is een wetsontwerp houdende nadere voorzieningen ten aanzien van de heffing van het bijzonder invoerrecht op benzine. Het zal wel geen betoog behoeven, aldus de memorie van toelichting dat de schat kist, voor zoover thans is te voorzien, in de eerste jaren de opbrengst van het bijzonder invoerrecht op benzine van meer dan 32.000.000 niet kan missen. Het hierbij aangeboden wetsontwerp strekt dan ook in de eerste plaats om artikel 20 van de wet van 19 December 1931 in dien zin te wijzi gen, dat de geldigheidsduur van deze wet voorloopig met vijf jaren en dus tot 1 Januari 1944 wordt verlengd. Van de gelegenheid is voorts gebruik ge maakt om mede een paar wijzigingen voor te stellen, strekkende om de in artikel 2 bis der wet vermelde meng-verboden en menggeboden beter te kunnen handhaven. Deze wijzigingen zijn geinspireerd door overeenkomstige bepalingen in de accijns wetgeving. Voorts wordt voorgesteld om aan de aangeduide wet den naam van „ben- zinewet 1931" te geven. Aanvankelijk lag het in de bedoeling aan dit wetsvoorstel tevens een ontwerp te kop pelen voor een heffing op het gebruik van tot voorbeweging van motorrijtuigen gebe zigde andere brandstoffen dan benzine en benzol. Om de tijdige afdoening van het onderwerpelijk, aan een termijn gebonden wetsvoorstel zooveel mogelijk te bevorde ren, is er echter ten slotte de voorkeur aan gegeven deze beide aangelegenheden ge scheiden te houden. Bij Kon. besluit is benoemd tot rechter in de rechtbank te Rotterdam: mr. H. M. B. ter Haar Romenij, advocaat en procu reur en kantonrechter-plaatsvervanger in het kanton Rotterdam, wonende te Rotter dam. De benoemde werd 25 September 1889 te Middelburg geboren. Hij doorliep het gymnasium en de universiteit te Utrecht en is daar in 1916 gepromoveerd. Bij Kon. besluit zijn aangewezen tot raad (plaatsvervangend lid) in het hoog mi litaire gerechtshof te 's Gravenhage: 1. J. van Andel, reserve-luitenant-generaal der artillerie; 2. den adjudant in buitengewonen dienst van H.M. de Koningin, A. R. van den Bent, kolonel, commandant van de brigade grenadiers en jagers (le infanteriebrigade), 3. mr. dr. J. S. Barbas, kolonel, comman dant van de 2e infanteriebrigade. dien ook Turkije ging luisteren naar de politieke agenten en spionnen van Hitier en Mussolini. Men heeft te Parijs (met goedkeuring van Londen) dit risico blijk baar niet willen loopen en daarom met de Turken een transactie gesloten, waarvan Syrië het gelag moet betalen. Een bijzon der fraai staal van politieken koehandel. „In de oogen zien, als je met een dame klinkt", verweet ze hem en keek met haar blauwe oogen, die nu veel donkerder sche nen, diep in de zijne. Hij voelde zijn bloed onstuimig kloppen, zijn gezicht vuurrood worden. „En", zei ze, alsof ze niets had bemerkt. „Wat zijn nu je plannen, dolle Ed? Dezen nacht blijf je natuurlijk hier, maar ben je morgen veilig in Halberstadt? Generaal Tilly zal hier zeker spoedig aankomen..." „Hoe weet je dat?" vroeg hij verwon derd. „Dat weet toch iedereen. Hij zal door trekken naar Halle". „Zoo", zei Ed. „Als Tilly in aantocht is, worden de wachten vercsherpt en voor spitsboeven als jij, zal het veel te gevaarlijk worden. Mor gen kan je gerust, als je opstaat, onder in den tuin gaan wandelen en tegen het noen maal zullen we verder zien. Lien zal je het ontbijt op de kamer brengen. We zullen 'n beetje op je moeten passen. „Dat vervloekte oor", mompelde hij. „Ja", meende zij. „Dat zou je verraden, maar misschien zouden we een hoed kun nen vinden die het bedekt". „Of", vervolg de ze: „Een hoofddoek als een zeeman, 'n zeeroover weet-je, zoo'n roodbonte met twee wapperende punten van achteren. Eigenlijk", zei ze, „gelijk jij meer op een kwartjesvinder. Gaatjes voor gouden ringen heb je reeds in je ooren." „Dolle. Drink nog eens". Een bruin gebraden kip was opgediend. Ze schonk een groote kristallen bokaal vol fonkelende Bourgogne, Omdat hij anti-roomsen is en .in verband daarmee een pamflet te gen de regeering schreef. Be handeling van het beroep voor het ambtenarengerecht te Arnhem. Het ambtenarengerecht voor de provin cies Gelderland en Overijssel, dat te Arn hem zijn zetel heeft, maakte gisteren een aanvang met de behandeling van het be roep, ingesteld door ir. R. van der Veen te Nijmegen, tegen het hem verleende eervol ontslag als rijkstuinbouwconsulent voor Zuid-Gelderland, nadat hij eerst in verband met de verspreiding van een pamflet tegen het beleid der regeering was geschorst. De zitting vond plaats in de zaal van het Arnhemsche gerechtshof. Het ambtenaren gerecht is als volgt samengesteld: voorzit ter: dr. J. J. de Waal Malefijt te Arnhem, leden: mr. J. W. F. Donath, advocaat en procureur te Arnhem en mr. R. P. J. Derksema, advocaat en procureur te Zut- phen, griffier: mr. dr. H. W. Blaupot ten Cate te Arnhem. Raadsman van ir. Van der Veen is mr. K. J. Nieukerken te Amsterdam. Voor den minister treedt op de landsadvocaat jhr. mr. G. W. van der Does uit 's Gravenhage. Als eerste getuige werd gehoord mr. dr. A. A. van Rhijn, secretaris-generaal van 't departement van economische zaken. Het was getuige ter oore gekomen, dat er moeilijkheden waren gerezen tusschen den inspecteur van den tuinbouw, ir. A. W. Van der Plassche, en ir. Van der Veen. Getuige heeft toen een onderhoud gehad met ir. Van der Veen, over deze moeilijkheden, en daarbij had deze blijk gegeven van een anti-roomsch-katholieke gezindheid. Hij had o.m. gezinspeeld op verroomsching van Nij megen. Toen eenigen tijd later het bewuste pamflet verscheen waarin de regeering werd aangevallen, viel het spr. op, dat daarin dezelfe uitdrukkingen voorkwamen. Dit feit benevens enkele andere bezwa ren, tegen het beleid van den tuinbouw- consulent hebben aanleiding gegeven tot zijn ontslag. Tweede getuige was ir. Van der Plassche, inspecteur van den tuinbouw en van het tuinbouwonderwijs. Deze verklaarde moei lijkheden te hebben gehad met ir. Van der Veen. Herhaalde malen had ir. Van der Veen ook tot dezen getuige geklaagd over den sterker wordenden katholieken invloed in den tuinbouw zonder dat hij evenwel bepaalde feiten daarvoor naar voren bracht. Getuige heeft destijds zijn benoeming tot inspecteur met eenige aarzeling aangeno men, omdat hij wist, dat zich onder de tuinbouwconsulenten verschillende lastige en querulante personen bevonden, en hij had daarbij in het bijzonder het oog op ir. Van der Veen. Toen het pamflet spreker onder de oogen kwam vermoedde hij ter stond dat ir. Van der Veen daarvan de schrijver was. Hierna werd gehoord de heer F. v. Val- star, voorzitter van het centraal bureau voor de veilingen en regeeringscommissa- ris voor den tuinbouw te Naaldwijk. Deze verklaarde, dat ir. Van der Veen verschillende malen op vergaderingen van het centraal bureau het woord had gevoerd en daarbij op een dergelijke wijze de regee ring had aangevallen, dat spr. hem het woord moest ontnemen. Ir. Van der Veen stond bekend als iemand, die graag ageerde, zonder evenwel een querulant te zijn. Toen spr. het pamflet was getoond, was spr.'s eerste reflex: „Dat heeft Van der Veen ge schreven". Op een vraag van den raadsman mr. Nieukerken, antwoordde getuige dat ir. Van der Veen de vergaderingen van het centraal bureau niet als rijkstuinbouwcon sulent, maar als afgevaardigde van de Nij- meegsche veiling heeft bijgewoond. Vervolgens werd gehoord prof. ir. A. M. Sprenger, uit Wageningen. Getuige kende ir. Van der Veen van ver gaderingen. Ir. van der Veen toonde zich daar meestal een opposant. De meeste con sulenten toonden interesse voor den arbeid, welke getuige op het gebied van den tuin bouw te Wageningen verricht. Ir Van der Veen behoort evenwel niet tot die catego rie. Ook getuige heeft het pamflet terstond aan ir. Van der Veen toegeschreven. Ir van Poeteren, hoofd van den planten- ziektekundigen dienst te Wageningen, ver- Hij dronk gretig. „En jij wilde Greet", sprak hij. „Jij lijkt meer op een schattig jong gravinnetje dan op een „Zeg het maar!" „Dan op eenlichtzinnige vrouw". „Je durft niet zeggen wat je op de tong ligt. En dat voor een man, die zich dolle Ed noemt". Ze lachte smadelijk. Hij vermoede vaag, dat het mooie bij voegsel „dolle" hem een beetje hinderlijk zou kunnen worden. Hield ze hem er nu al mee voor den mal. Daarvoor zou hij haar straffen. Wacht maar even. Fluks sprong hij op, sloeg plots den arm om haar heen, trok haar naar zich toe en wilde haar op den mond kussen, maar vlug hield ze haar hand voor zijn lippen. „En dat is een lichtzinnige vrouw", zei hij smalend. „En je zigeunervrouw?" vroeg ze spot tend. Hij drukte haar steviger tegen zich aan. Hij voelde haar warme meisjeslichaam, haar stevige borst, zag dat ze begon te blozen. Zij was machteloos in zijn sterke armen, ofschoon zij bijna even groot was als hij. Hij drukte zijn mond op de hare en voelde haar heete lippen. Weer en weer zoende hij haar. Zij bood geen tegenstand meer, hield haar arm om zijn hals geslagen. „Ziezoo", zei hij en liet haar los. „Nu heb je bemerkt, hoe dol ik ben". „Een kunst", zei ze. „Een zwak meisje te overweldigen". „Een lichtzinnige vrouw", wierp hij haar tegen. Ze keek hem aan. „Ja", gaf ze toe. klaarde, weinig met ir. Van der Veen con tact te hebben gehad. Ook spr. heeft de circulaire gelezen, maar heeft geen ver moeden gehad wie de schrijver kon zijn. Getuige A. Bouwman, boomkweeker te Puiflijk, verklaarde dat ir. Van der Veen vele jaren adviseur is geweest van de boom- kweekers-vereeniging in het gebied van Maas en Waal. Men werkte op prettige wij ze met hem samen, en men heeft veel pro fijt gehad van zijn adviezen. Eenzelfde gunstige getuigenis werd afge legd door den heer J. P. N. van Olst, secre taris van de veilingsvereeniging Neder- Betuwe te Andelst, waar ir. Van der Veen zich o.m. zeer verdienstelijk had gemaakt bij het organiseeren van een groote tuin bouwtentoonstelling. De heer H. P. Ederveen, directeur van de Elster kweekersveiling verklaarde, dat ir. v. d. Veen vele jaren adviseerend lid van het bestuur dezer veiling was ge weest en dat men zeer veel profijt van zijn adviezen had gehad. Van een anti-ka tholieke gezindheid had men nimmer iets bemerkt. Getuige C. F. F. Rinia van Nauta, chef van het bijkantoor Arnhem van centraal beheer, uitte als vader van twee leerlingen der tuinbouwwinterschool zijn groote vol doening over de resultaten van het on derwijs op die school en van den arbeid van ir. v. d. Veen als directeur. „Maar ik wilde niet gekust worden door een man, die droomt van een andere vrouw die zich inbeeldt dat ik een zwart zigeuner meisje ben". „Maar „Geen maren. Nu eten", zei ze, „en drin ken". Ze schonk weer in. Eindelijk was het avondmaal geëindigd. Ze stonden op. „Je weet je kamer". Voor ze er op verdacht was, voelde ze weer zijn mond op de hare. „Dolle Ed", zeide ze zacht. „Lichtzinnige vrouw", klonk zijn ant woord. In zijn groot heerlijk bed liet de jonge luitenant de gebeurtenissen van dien veel bewogen avond nog eens aan zijn geest voorbijgaan. „Het schijnt", peinsde hij, dat ik niet standvastig ben in de lefde. Inderdaad, de vrouwen brengen zelfs den flinksten man het hoofd op hol. Toch", gaapte hij, „had kapitein Melehibr gelijk". Toen viel hij in slaap en droomde van twee vrouwen, van een donkere, die uit zijn leven was gegleden, en van een blon de, die hem in een wit gewaad met uitge strekte armen wachtte op een zonnig grasveld onder een kerseboom en een pere laar vol rose en witte bloesems. HOOFDSTUK XVIII. Den volgenden ochtend werd de jonge lui- nant Edzke gewekt door een klop op de deur. Volkomen uitgerust stond hij op. Vroolijk schenen de zonnestralen in de ka (Ingez. Med.) De burgemeester van Hemmen, de heer A. R. den Hartog, heeft als voorzitter van den ring Betuwe van den B. O. G. veel contact met ir. v. d. V. gehad bij diens leiding van het voorbeeld-boomgaardbedrijf der Geld.Ov. Mij. van landbouw te Op- heusden, dat door hem op uitstekende wijze werd geleid. Mej. J. J. Monnik, di rectrice van de huishoudschool te Zetten had niets dan lof over de wijze waarop ir. v. d. Veen sedert 1931 als leer aar in de plant- en dierkunde aan deze instelling was opgetreden. Ir. J. D. Huizinga, inspecteur van den landbouw en vroeger inspecteur van den tuinbouw en oud-chef van klager ver klaarde nimmer moeilijkheden met ir. v. d. V. te hebben gehad. In 1932 hebben twee r.k. boeren-organisaties de A.B.T.B. en de N.C.B. pogingen aangewend, de rijkstuinbouwinterschool te Heesch in een r.k. instelling om te zetten. In den strijd om dat te verhinderen was ir. v. d. y. naar getuige's indruk wat markanter en militanter geworden en daarom vond getuige het gewenscht, dat hij overge plaatst zou worden, zonder dit het ka rakter van een straf of een degradatie te doen dragen. De secretaris-generaal voelde niets voor de overplaatsing en darop bleef de zaak rusten. Get. verklaarde, dat de fruitteelt in de Betuwe de laatste tien jaar sterk vooruit- mer. Hij kleedde zich en genoot van het ontbijt, dat Lien voor hem gereed had ge zet. Zijn oor deed geen pijn meer. Hij nam het verband er af en in den spiegel zag hij, dat de wonde nog wel niet geheel genezen was, maar dat de zalf van pro fessor Ben el Gora toch wonderen had ver richt. „Een nieuw verband is zelfs niet noo- dig", oordeelde hij. „Een pleister blijkt voldoende". En hij verliet de kamer. Nu, in het volle licht, zag alles er heel anders uit dan den vorigen avond. Hij ging naar beneden, kwam in het trappenhuis, dat bevloerd was met witte en zwarte te gels, terwijl de muren ter halverhoogte bekleed waren met donker eiken paneelen. Op de breede bovenlijst stonden tinnen kannen, kruiken, en kelken, slank van vorm, enkele zeskantig, voorzien van wa penschilden. Een voorname bediende met een buik in deftige livrei wachtte hem op. „Goeden morgen, jonker", zei hij vroo lijk. „Heeft u goed gerust? Hier langs naar den tuin", vervolgde hij en ging Edzke voor door een breede gang met aan het eind een dubbele glazen deur. „Gaat u maar eens rondkijken, als u maar voor het noenmaal terug is. Maar misschien wenscht u te lezen. Hier is de bibliotheek. U zult waarschijnlijk wel iets van uw gading vinden." Hij deed een zware deur open. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5