VOOR DE JEUGD.
VLIEGENDE COWBOYS
In de tuin en in huis
DE MASTIFF
i
ZOEKPRENTJE
ZEEUWSCHE KRONIEK,
BAAS BOVEN BAAS,
WAT LEZERS BELEEFDEN.
niets). Nog hadden zij hun aandeel in de
toenmalige brandweer. Het blussehen van
brand was destijds opgedragen aan de gees
telijken, mannen zoowel als vrouwen, en
aan de stadswakers. De cellebroeders moes
ten het water uit de putten scheppen, de
nonnen en de bagijnen de emmers doorge
ven, terwijl het verdere blusschingswerk
door de anderen werd verricht.
Dat de cellebroeders te Middelburg niet
tot de overmoedigsten behoorden, blijkt uit
het volgende voorval. Een Fransch oorlogs
schip had in 1545 een schip uit Zieriksee
aangerand. Men had de bemanning van het
oorlogsschip gevangen kunnen nemen. Zij
werd naar Middelburg gebracht om hier
veroordeeld te worden. Over enkele sche
pelingen werd het doodvonnis uitgesproken.
Door een uitgebroken brand en door nader
af te wachten bevelen werd de uitvoering
van het vonnis verdaagd. Ondertusschen
was onder de gevangenen de pest uitge
broken, zoodat er verscheidenen stierven
en slechts een tiental overbleven. Dezen
wilden gaarne bericht van hun toestand
naar hun geboorteland zenden, maar zagen
hiertoe geen kans. Eindelijk besloten zij een
list te gebruiken. Een hunner zou zich dood
houden en zich als zoodanig naar het kerk
hof doen dragen. Voor de kist in 't graf
zou neerdalen, moest hij er zien uit te ko
men en, eenmaal vrij zijnde, zijn vaderland
trachten te bereiken. De list gelukte. De
cellebroeders lieten het kisten van den ge-
waanden doode gaarne aan de gevangenen
over. Zelf droegen zij hem dadelijk naar
het kerkhof. Hier aangekomen, sprong de
doode overeind en viel het losse deksel van
de kist.
De cellebroeders „vervaert geheworden"
zijnde en „meijnende, dat die doode verre-
sen waere", schrokken zoo, dat zij de vlucht
namen.
Het verplegen van vrouwen, die aan een
besmettelijke ziekte leden, was opgedragen
i
aan cellezusters, naar haar
kleeding ook wél zwarte zusters genoemd.
Ook moesten zij de begrafenissen dier vrou
wen bezorgen. Te Middelburg waren er in
1532 twaalf cellezusters uit Reimerswaal
gekomen. Deze laatste stad werd toen door
overstrooming bedreigd. In tegenstelling
met de cellebroeders werden de cellezusters
niet van stadswege betaald. Alleen werden
zij vrijgesteld van het betalen van accijns
voor het bier, dat zij gebruikten. De ver
pleegden moesten zelf betalen. Van de rij
ken konden de cellezusters 4 gr. 0.10)
's daags en den kost vragen. De armen
moesten zij helpen om Gods wil. Voor het
afleggen en kisten van een volwassen
vrouw kregen zij 12 gr. 0.30) en van een
meisje 3 gr.
Het klooster der cellezusters heette het
Bachtensteenen klooster. Bachtensteenen
beteekend achter den steen of gevangenis.
Deze stond op den Burgt. Het klooster
moet dus in de buurt van de Latijnsche
Schoolstraat gestaan hebben. Het werd ook
wel St. Agatenhuis genoemd.
In de stadsrekeningen van 1450 lezen wij
't eerst van cellezusters Bachten 's Gra-
vensteene. In 1528 kwamen er zwarte zus
ters uit Goes en in 1532 uit Reimerswaal.
Heerschte er geen besmettelijke ziekte, zoo
was haar werk gering. Als een der zusters
kwam te overlijden, werd haar plaats niet
dadelijk door een ander ingenomen. Zoo is
het te begrijpen, dat het klooster in 1539
werd opgeheven.
In zulke tijden was ook het werk der
cellebroeders niet druk. Hun convent of
klooster bleef evenwel bestaan. Zij hadden
echter een vast salaris van de stad.
Toen in 1555 weer in Middelburg en ook
elders de pest uitbrak, was de hulp van de
cellebroeders en van de cellezusters meer
dan noodig. Het aantal cellebroeders werd
daarom uitgebreid. Nieuwe zwarte zusters
werden zooals vroeger niet aangenomen,
DE CELLEBROEDERS.
II.
Het eerst lezen wij van cellebroeders te
Middelburg in het jaar 1471. In dit jaar
werd door de vroedschap bevorderd de op
richting van een „conventkijn (klooster
van kleinen omvang) met sine toebehoeren
van broederen, gheheeten Cellebroeders
binnen onser stede, in Westminster pro-
ehie."
In het vorige artikel schreven wij reeds,
dat hun werkzaamheden waren het verple
gen van mannelijke lijders aan besmette
lijke ziekten en het begraven van personen,
die aan die ziekten gestorven waren.
Hun klooster stond in het tegenwoordige
Simpelhuisstraatje, vroeger Cellebroers-
straatje geheeten, dat in de Noordstraat
uitkomt. De cellebroeders kregen in 1473
geld van de stad om het dak van het
klooster van een „schaliedak" te voorzien.
Te voren was het een rieten dak, zooals
bijna alle gebouwen toen hadden. Om het
brandgevaar te verminderen betaalde de
vroedschap voor een groot deel de kosten,
als een rietendak vervangen werd door een
schalie- of leiendak. Later kwamen er
meer pannedaken, die natuurlijk goedkoo-
per waren.
Op Alexiusdag, den naamdag van den be
schermheilige der cellebroeders, hadden de
zen hun kermis of feestdag. Dan werden zij
vaak van stadswege op wijn getracteerd.
Voor het verplegen der zieken kregen zij
van de vroedschap elk een carolusgulden
2.50) 's weeks. Verder werden zij vrij
gesteld van accijns voor één vat bier. In
1502 werd dit gesteld op twee vaten. Voor
het dragen naar 't graf van bemiddelde
personen mochten zij 8 gr. 0.20) vragen
en voor het rauwen (afleggen) en het kis
ten 12 gr. Bij de armen moesten zij het
doen pro Deo (om Gods wil, dus voor
wm—ammhbwiwwbm
Het „paard" van vele cow
boys is tegenwoordig de
vliegmachine. Harry Minor
uit Hyannis in de staat Ne
braska, is daar ongeveer
tien jaar geleden mee begon
nen, toen hij van de universi
teit kwam. Hij wilde zijn va
der eens laten zien, hoe je
een moderne farm moest be
heren. De oude Minor was
al heel lang bij de farm en
hij voelde er niets voor om
de raad van zijn zoon op te
volgen. Maar deze zette zijn
zin door en kocht een eigen vliegmachine.
Enige tijd later werd de rust van de farm
verstoord, door het geronk van de motor.
En hiermee brak een nieuwe'Hijd aan.
Langzamerhand gingen veel meer far
mers ertoe over om met een vliegmachine
langs hun gebied te reizen. De afstanden
in de prairie zijn erg groot en men begon
het gemak ervan in te zien, dat je nu in
korte tijd alles bereiken kon.
Ook voor andere doeleinden, dan alleen
om de „koeien te hoeden" werd de machi
ne gebruikt. Een paar jaar geleden viel
Frances, de dochter van den ouden farmer
Tom Arnold van haar paard en kreeg toen
een schedelbreuk. Ze was mijlen ver van
de farm van haar vader af. Het bericht van
het ongeluk werd zo gauw mogelijk naar
hem overgebracht en hij ging haar direct
met zjjn vliegtuig halen en bracht haar
naar Omaha. Deze tocht zou met een trein
zeker dertien uur geduurd hebben en nu
waren ze er in drie uur. Frances werd di
rect behandeld en dat redde haar het le
ven.
Veel farmers vliegen zelf, maar andere
nemen piloten in dienst. Heel wat jonge
mannen verlangen ernaar om „koeien-vlie
ger" te worden. Maar dit is evenmin ge
schikt voor slappe jongens, als vroeger het
rijden op de wilde paarden, want het Wil
de Westen is erg onvriendelijk tegenover
jonge, nieuwe piloten. De winden komen
met zo'n geweldige kracht aanwaaien, dat
je wel een heel goede piloot moet zijn om
daar kalm doorheen te kunnen vliegen.
Een voorbeeld van de kracht en de gro
te snelheid van deze winden blijkt uit het
avontuur van den cowboy Bill Manning,
die eens met een machine, die ongeveer
100 km in een uur kon vliegen het was
al een oude machine, een recordvlucht
maakte in het gebied van de zandheuvels.
Hij merkte, dat de steden erg vlug onder
hem langs gleden, maar hij had geen tijd
om uit te rekenen hoe snel hij vloog, om
dat zijn vliegtuig als een vlindertje door
de storm heen én weer werd geslingerd.
Later ontdekte hij, dat hijvierhonderd
kilometer in één uur en twintig minuten
had afgelegd. Zijn machine had dus drie
honderd kilometer in een uur gelopen.
Het is erg veel waard voor een man,
wiens vee over honderd bergen en dalen
verstrooid is, om een eigen vliegtuig te
hebben. Meestal ligt het grootste gedeelte
van hun bezittingen een heel eind van hun
huis af en toch moet de eigenaar steeds
met elk deel van zijn terrein in aanraking
blijven.
Ook in de herfst, als het vee verkocht
moet worden, is de vliegmachine van groot
nut. De grote veefokkers verkopen bijna
al hun vee aan de kleine fokkers, die de
dieren dan voor de markt vetmesten. Vroe
ger werd het vee eerst naar een centrale
markt gevoerd en dan daar verkocht. De
dieren werden daardoor veel duurder,
want de tusschenhandelaren, die hen naar
de markt brachten moesten ook betaald
worden. Nu gaat de farmer met zijn pi
loot in het vliegtuig, vliegt acht- of negen
honderd mijl weg en keert dezelfde dag
nog met drie of vier kopers terug. Hij laat
de dieren dan aan de kopers zien en ver
koopt ze meteen. De verkoop gaat op die
manier veel vlugger en er is bovendien he
lemaal geen risico voor de kopfers aan ver
bonden.
Ook in de wünter is het bezit van een
vliegmachine een groot voordeel. Wanneer
het erg gesneeuwd heeft, komt het vee
wel eens op bepaalde plaatsen vast te zit
ten en dikwijls duurde het dan dagen,
voor de farmer op zijn paard deze plaatsen
gevonden had. Nu vliegt hij over het hele
gebied, ziet onmiddellijk waar het vee zich
bevindt en kan snel hulpmaatregelen ne
men. Wanneer het onmogelijk is om de
dieren over de besneeuwde paden te be
reiken, kan de vliegmachine voedsel voor
de dieren en hun bewakers laten vallen.
Ook voor de schaapherders is er een
grote verandering gekomen. Deze worden
namelijk met hun schapen uitgestuurd en
moeten zelf maar de plaatsen vinden, waar
het beste voedsel te krijgen is. Het ge
beurde dikwijls, dat de farmer na een week
al niet meer wist in welk deel van het
land hij den schaapherder en zijn schapen
kon vinden. Het duurde dikwijls dagen
voor ze hem gevonden hadden. Ook hier is
natuurlijk veel veranderd.
terug gekomen. Hij had zijn hele boot vol
vis en die moest zo gauw mogelijk inge
pakt worden. Zijn vrouw, Neeltje, heeft
hem daarbij geholpen. Nu zijn ze klaar en
rusten uit van het harde werken. Schipper
Vlieger heeft zijn pijpje er eens bij opge
stoken.
Een voorbijganger vond, dat ze' er zo ge
moedelijk uitzagen, dat hij een kiekje van
hen genomen heeft. Maar hij heeft zich
vergist en twee foto's over elkaar genomen.
Toen hij de foto's liet afdrukken, kon hij
vrouw Neeltje niet meer vinden.
Zien jullie haar Ze staat toch heus ook
op het plaatje, kijk maar eens goed.
■ftz jbbi[ ui uep
-ueq juuq }8ui 'iseui ep uaSa^ sfqssM
muoja 'uerenrpuio eCpmpI leip' jooui op
8utsso[do
OPLOSSINGEN RAADSELS.
De oplossingen van de raadsels der vori
ge week zjjn:
1. Zieriksee.
2. tas, plas, kas, jas.
3. 5 en wel v, w, x, y, x.
4. banketbakker.
Hertog Philip van Bourgondië, die in de
vijftiende eeuw leefde, had een hofnar,
Rolling genaamd. Deze was wijd en zijd
bekend en men zei, dat hij een bijzonder
goede nar was. Altijd wist hij grapjes te
vertellen en overal verzon hij iets op. Als
er iets nieuws aan het hof voorviel, maakte
Rolling er direct een grapje op. Ook bij
de meeste onverwachte gebeurtenissen wist
hij hoe hij zich gedragen moest.
Hertog Philip kon heel goed met hem
opschieten, maar het hinderde hem ook
wel eens, dat de nar hem altijd voor de
gek hield. Hij dacht daarom heel lang na
of hij Rolling nu ook niet eens voor de gek
zou kunnen houden. Eindelijk had hij een
plan. Hij liet Rolling bij zich komen en zei:
„Ik heb je bij me laten komen, om je
voor te bereiden op een kleine verrassing.
Ik kan je niet zeggen wat het is, maar
wees op je hoede".
De volgende morgen werd de nar al
heel vroeg uit zijn bed gehaald. Gewapen
de dienaren sleepten hem mee, trokken
hem aan armen en benen door de gangen
van het slot en brachten hem tenslotte
naar een van de grootste zalen. Daar
wachtte hem iets vreselijks. Aan een lange
tafel met een zwart kleed bedekt, zat de
hertog met zijn raadsheren. In het midden
van de zaal was |,een schavot opgericht en
daarnaast stond een beul met een grote
bijl.
De hertog en de raadsleden keken som
ber voor zich uit en zeiden geen woord.
De nar werd tot vlak voor den hertog ge
bracht. Lange tijd bleef het doodstil, Rol
ling begreep er niets van en keek den her
tog eens vragend aan. Eindelijk draaide
deze zijn hoofd naar den nar om en zei
met barse stem: „Nar Rolling, je hebt al
tijd je hertog voor de gek willen houden.
Dat zal je nu het leven kosten.
Hierna gaf hij den beul een teken, de
knechten trokken Rolling naar het scha
vot en duwden zijn hoofd op het blok. De
nar scheen te begrijpen, dat het hem toch
niets zou helpen, om tegen te stribbelen en
dat hij het verstandigste deed, met zijn lot
te aanvaarden. Hij zei geen woord en sloot
zijn ogen.
Toen kwam de beul dichterbij, trok een
grote bloedworst uit zijn zak en gaf daar
mee den nar een slag op zijn hals.
Allen, die in de zaal waren, begonnen
luid te lachen. Dat vonden ze nog eens een
goede grap Zoiets hadden ze nog nooit
meegemaakt
Maar wat was er nuDe nar bleef
doodstil liggen met zijn hoofd op het blok.
Niets bewoog meer aan hem. Wat bete
kende dat
Toen begon de hertog plotseling luid te
jammeren. „Hij is van schrik gestorven
riep hij uit. „Nu is mijn aardige grappen
maker dood en dat is mijn schuld. Hij is
zo erg geschrokken, dat hij dood ging,
toen hij de slag tegen zijn hals voelde
Alle raadsheren en bedienden keken
naar de roerloze figuur. Maar plotseling
kwam er beweging in den narHij
sprong op, ging naar den hertog toe en
zei: „Wel hertog, u kunt mij toch niet voor
den gek houden Nu is u er tocli nog zelf
ingelopen
De hertog was erg opgelucht, dat er
niet ergs gebeurd was en hij begreep nu,
dat Rolling hem in het grappen maken
toch de baas was.
RAADSELS.
1. Welke plaats in ons land kan je ma
ken van:
IRZE KEISE
2. Met t dragen de meeste dames me
bij zich
met pl word ik door erge regen ge
maakt
met k kan je bloemen in me laten
groeien
met j ben ik een kledingstuk.
3. Hoeveel komen er nog na u
4. Het geheel is een woord van 12 let
ters en is iemand, die iets maakt,
waar we allemaal veel van houden.
2, 3, 9, 5, 12 maak je een schip mee
vast
6, 8, 1, 2, 10 stoppen de mannen in hun
PÜP
7, 11, 7 is een meisjesnaam
1, 8, 4 kan je iets in doen.
Sinds 1473 stond bij de Gravenstraat het
klooster der grauwe zusters, Baehtenhove
geheeten. Het stond dus achter het hof van
den graaf. De naam Zusterstraat herinnert
nog aan haar bestaan. Zij leefden volgens
de derde orde van St. Franciscus.
Bij het uitbreken van de pest in 1555
was dit klooster onbewoond. Toen werden
van stadswege 12 nieuwe grauwe zusters
aangenomen voor de verpleging van vrou
wen, die met de pest besmet waren.
Opdat zij in tijden, dat er geen besmet
telijke ziekte heerschte, niet werkloos en
dus ook broodloos zouden zijn, werd haar
toegestaan onderwijs te geven in de Fran-
sche taal. Zij moesten echter zelf ook
Vlaamsch kennen. Uit dit laatste zouden
wij kunnen afleiden, dat zij uit de Zuide
lijke Nederlanden afkomstig waren. In te
genstelling met de cellebroeders waren de
ze cellezusters dus zeer ontwikkeld.
Reeds vroeger hadden de grauwe celle
zusters getracht haar inkomsten te ver
meerderen door het bedienen van weefge
touwen. Het gilde der linnenwevers kwam
zeer begrijpelijk hier tegen op, zoodat het
haar verboden werd.
(Slot volgt.)
R B. J. d. M.
Velen zullen zich nog herinneren, dat er,
toen de wereldoorlog geruimen tijd aan den
gang was, een hospitaaldienst werd geor
ganiseerd. Deze bestond uit het s.s. „Sin-
doro" van den Rotterdamschen Lloyd en
twee schepen der S. M. „Zeeland", te we
ten: het s.s. „Roningin Regentes" en het
s.s. „Zeeland". Deze dienst had tot doel het
uitwisselen van krijgsgevangenen tusschen
Engeland en Duitschland. Zeer veel ellende
door den oorlog veroorzaakt hebben zjj, die
op deze schepen voeren, daar meegemaakt.
Onze dienst begon te Rotterdam vanwaar
Mogen jullie vader wel eens helpen, als
hij in de tuin werkt Hebben jullie ook
wel eens mogen zaaien? Dat is een erg leuk
werkje en het is zo fijn, als je dan later de
plantjes en bloemen uit het zaad ziet op
komen.
Maar weten jullie wel, dat de vogels zul
ke lastige gasten zijn in een tuin waar ge
zaaid is? Nu is hier een rekje, dat
je gemakkelijk zelf kunt maken en dat je
dan over de plekken waar gezaaid is heen
kunt zetten.
Je maakt van hout, twee driehoekige
plankjes. Dan zaag je allemaal kleine lat
jes, misschien heb je die trouwens al en
dan is het helemaal erg gemakkelijk. Deze
latjes spijker je tegen de driehoekjes en
je rekje is al klaar. Je kunt het nu nog
groen verven, dan valt het niet zo erg op
in de tuin.
Het is een werkje, waar je in een half
uurtje mee klaar bent en je zult eens zien,
hoe goed het helpt en hoe mooi het zaad
op zal komen.
En dan heb ik hier nog iets aardigs voor
jullie. Als je uit de stad gaat of met de he
le familie uit logeren gaat, is het dikwijls
erg moeilijk om je planten allemaal onder
dak te brengen. Hebben jullie zelf planten
op je kamer staan Anders heeft moeder
er vast wel een paar. Misschien kan je
tante of iemand anders elke dag even ko
men om de planten water te geven, maar
als dat niet mogelijk is, moet je er wel iets
anders op vinden.
Letten jullie maar eens goed op, hoe je
dat kunt doen.
Je vraagt een inmaakglas aan moeder en
vult dat helemaal met water. Daarna zet
je het op een omgekeerde bloempot. Nu
Een van de grootste honden is de Mas
tiff uit Engeland. Een lange geschiedenis is
aan deze hond vooraf gegaan.
De Engelsen hadden heel vroeger, even
als de Rimbren en Teutonen, grote jacht
honden, die voor allerlei doeleinden ge
bruikt werden. De Romeinen leerden die
honden daar ook kennen en namen ze mee
naar Rome om ze in het circus te gebrui
ken. Men neemt aan, dat de mastiffs van
deze dieren afstammen. Ze waren zo moe
dig, dat ze, zonder zich een ogenblik te
bedenken, een woedende stier aanvielen.
Later werd het moeilijker om zulke woes
te dieren groot te brengen en uit de over
leveringen lezen wij dan ook, dat dit reu
zebeest aan het einde van de achttiende
eeuw in Engeland begon uit te sterven.
Maar omdat het niet de bedoeling was om
wij vertrokken naar Boston om de Noord
van Engeland. Deze reis duurde ongeveer
18 uur. Toen wij op zekeren dag te Boston
arriveerden werd aan onzen gezagvoerder
gezegd, dat den volgenden morgen hooge
heeren de reis zouden meemaken met het
s.s. „Regentes" om te gaan confereeren in
Den Haag. Den volgenden morgen echter
werden zij op het s.s. „Sindoro" inge
scheept, hetgeen, zoo als later zou blijken,
een goede maatregel is geweest. Wij ver
trokken 's morgens op den gewonen tijd
met prachtig weer en een kalme zee. Onze
timmerman die met assistentie van een
matroos, eenige kleine herstellingen aan de
werkboot verrichtte, zei deze laatste op een
gegeven oogenblik: „kijk eens baas wat een
groote visch". Maar op het volgende mo
ment was die „visch" verdwenen. Later
bleek ons, dat het een duikboot was ge
weest. Er volgde even later dan ook een
vreeselijke ontploffing. Ik liep wacht op het
promenadedek bij de commandobrug toe
op eens stukken hout en ijzer om mij heen
vlogen, gelukkig zonder mij te treffen. Wel
werd ik twee maal tegen het tentdek ge
gooid. Dadelijk daarop kwam onze com
mandant van de brug en gaf het bevel:
„in de booten". Met den meesten spoed
werd dit bevel ten uitvoer gebracht. Toen
wij de vanglijn los sneden was het gewone
dek al onder water. Wij pikten hier en
daar een drenkeling op, waaronder ook on
zen purser, die, toen wij op de „Sindoro" ge
arriveerd waren, is overleden. Verschillen
de leden der bemanning konden niet meer
uit het logies komen. Daar zal een zware
strijd gestreden zijn. Toen wij aan stuur
boordzijde van het schip waren geroeid
troffen wij daar onzen commandant met
den chef kok aan, die waren van het schip
overboord geslagen. In eenige minuten was
alles afgeloopen. Nooit zal ik dit kunnen
vergeten.
Kwartiermeester.
heb je een flinke reep stof nodig. Het mag
niet al te dik zijn, maar het water moet
er goed in op kunnen trekken. Deze doek
hang je nu zó op, dat hij tot op de bodem
van het inmaakglas komt. Het andere uit
einde wikkel je om de onderkant van de
plant, zo dicht mogelijk bij de wortels. De
reep stof doet nu dienst als waterleiding
en brengt het water van het inmaakglas
naar de plant.
Dit helpt werkelijk heel goed. De plant
wordt op deze manier de hele tüd vochtig
gehouden en je hoeft niet bang te zijn, als
je op reis gaat, dat je planten allemaal zul
len verdrogen en dood gaan.
het dier helemaal te laten verdwijnen,
werden uit Denemarken en Duitsland de
grootst mogelijke Duitse doggen ingevoerd
en op die manier geprobeerd de dieren
toch nog te bewaren. De mastiff, zoals we
hem tegenwoordig kennen, is het gevolg
van deze kruising geworden. Hij is niet
zo bewegelijk en pittig als de Duitse dog,
maar toch wordt er steeds meer naar
mastiffs gevraagd.
Een goede mastiff moet zo groot moge
lijk zijn. Hij mag geen kromme poten heb
ben. Zijn kleur wisselt tussen roodachtig
geel, zilvergrijs en donker grijsachtig bruin.
Zijn bek, oren en neus zijn zwart. Het is
opvallend, dat deze reus, die bij dierenge
vechten zelfs een os zou kunnen doden,
toch erg trouw, goedmoedig en gehoor
zaam is.