för&trïtteïule$e£ttur&cb>e
MIDDELBURGSCHE COURANT
(&GOESCHE COURANT)
De affaire-Oss voor het Ambtenaren-gerecht.
De Zegam Zaak op
den Kop Gezet.
Nieuwe kwartaalabonné's.
Dagblad. Uitg. N.V. De Middelburgsche Crt.
Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28,
Telefoon Redactie 269, Administratie 139;
te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255.
Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes
f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week
abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct.
NUMMER 146. TWEE BLADEN. VRIJDAG
nuiTimni» MO. vAijua» i i 2i JUNI 1938. EERSTE BLAD. 181e JAARG.
Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden
mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager.
Tarief op aanvraag. Familieberichten en
dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine
Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij
vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau
v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct.
De „Vlissingsche Courant" van gister
avond bevat een hoofdartikel over de Ze-
gam-zaak, waarvan wij aanvankelijk met
verwondering, later stijgende tot stomme
verbazing, kennis hebben genomen. Want
in dat hoofdartikel worden thans onom
wonden de heeren J. M. van Bommel van
Vloten en J. van Tuinen in staat van be
schuldiging gesteld: zij hebben, volgens de
„Vlissingsche Courant" hun plicht als ver
trouwensmannen van Ged. Staten en van
Prov. Staten in den Raad van Commissaris
sen van de Zegam schromelijk verzaakt!
Hoe dit geconstrueerd wordt, en wat
daaromtrent, op grond der thans bekende
officieele gegevens, gezegd kan en moet
worden, moge hier volgen.
De stijl, de onomwondenheid, der be
schuldiging blijkt al hieruit, dat de „V.C."
begint met te stellen, dat „hetgeen thans
met betrekking tot de Z.E.G.A.M. plaats
vindt, toch werkelijk de perken te buiten
gaat." Weliswaar acht de „V.C." [doelende,
naar later zal blijken, op den president
commissaris J." M. van Bommel van Vloten
en den commissaris J. van Tuinen. Red.
M.C.] „het volkomen rechtmatig, dat een
commissaris de aan zijn functie verbonden
vergoeding ontvangt", doch dan vervolgt
de Vlissingsche Courant met vetten druk:
„Maar dan eischen wij van den betrokkene
ook, dat hij doet wat zijn plicht is." Het
blad vervolgt dan: „En het spijt ons,
dit in het openbaar të moeten verklaren
dit is tot op zekere hoogte ten aanzien
van het lid van Gedeputeerde Staten den
heer J. M. van Bommel van Vloten niet
het geval"
De beschuldiging tegen den heer Van
Bommel van Vloten wordt dan door de
Vlissingsche Courant, op grond van den
tekst der nota van G.S., als volgt gecon
strueerd:
„Directie en commissarissen der Zegam
hebben een besluit tot het voeren van een
nieuw rechtsgeding genomen, zonder voor
kennis van Gedeputeerde Staten. En Gede
puteerde Staten verklaren, dat zij zich
daarmee vereenigen kunnen.
Welnu, wij hopen dat Provinciale Staten
van Zeeland in de binnenkort te houden
zitting, ondubbelzinnig zullen doen blijken,
dat de Staten zich met dit standpunt NIET
kunnen vereenigen
Want wie ook maar eenigszins met de
bijzonderheden bekend is, zal het ongerijm
de van een en ander moeten opvallen.
De president-commissaris van de ZEGAM
is de heer J. M. van Bommel van Vloten,
lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland.
En wij voegen hieraan toe (hetgeen wij
straks nader zullen aantoonen) genoemde
heer is president-commissaris omdat hij
lid van Gedeputeerde Staten is. M.a.w. hij
behoort als president-commissaris van de
ZEGAM naar beste weten de belangen dier
vennootschap te dienen, voor zoover
deze belangen niet strijdig zij n
metdie derProvincieZeelan d."
„Hetgeen het witboek zegt, zoo vervolgt
de „V.C.", komt hierop neer:
„Een lid van Gedeputeerde Staten is in
openbare Statenziting stout geweest (de
bekende zinsnede over den „hersenkron-
kel"). Daarom besluiten directie en com
missarissen van de ZEGAM dat aan Gede
puteerde Staten geen kennis zal worden
gegeven van het besluit om een nieuw
pensioen-proces te voeren. En de president
commissaris van de ZEGAM die hiertoe
meewerkt, is lid van Gedeputeerde Staten,
maar houdt zijn medeleden er buiten!
Ten overvloede komen Gedeputeerden
dan nog verklaren het met een en ander
eens te zijn."
Het blad besluit dan met uitvoerig te
beweren, dat het de plicht van den heer
Van Bommel van Vloten, als president
commissaris van de Zegam, en van den
heer van Tuinen als commissaris van de
Zegam, geweest zoude zijn, aan Ged.-Sta-
ten mededeeling te doen van het besluit,
waartoe zij in den Raad van Commissaris
sen van de Zegam hadden meegewerkt.
Door zulks niet te doen zijn zij, steeds vol
gens de „Vli'ssingsche Courant"... „hun
boekje beslist te buiten gegaan". Zij hadden
„voor de belangen der Provincie moeten
waken" en dat „is niet te rijmen met han
delingen zooals hierboven genoemd".
"Het gaat om de vraag of een lid van
Gedeputeerde Staten niet in zijn plichtsver
vulling te kort schiet, wanneer hij mede
werkt tot een besluit, om Gedeputeerde
a e?..onltundig te laten van een beslissing
waarby de provincie Zeeland belang heeft.
tyio/t! vraag dient in dit geval volmondig
worden beantwoord." en even
zal zulk een functionna-
medewerken tot een besluit om
G deputeerde Staten onkundig te laten
v921 igls van beteekenis."
ket vorenstaande meenen wij de
yhssmger acte van beschuldiging tegen de
Tulnou iin ™mel van Vloten en Van
varen recht te hebben laten weder-
Alvorens op de hoofdvraag in te gaan,
eerst de tersluiks of althans terloops aan
geduide quaestie der geldelijke belooning
(„de fmancieele consequenties van een
commissariaat", zooals de „V.C." zegt) De
ze zijn bij dit semi-overheidsbedrijf door de
vergadering van aandeelhouders waarin
de provincie immers de meerderheid heeft
vastgesteld. Zij behelzen niets anders
dan: le. voor alle commissarissen een zéér
matig presentiegeld; 2e voor den gedele
geerd-commissaris en voor den secretaris
van den Raad van commissarissen een even
eens zéér matige vaste belooning; 3e ver
goeding van reis- en verblijfkosten.
Dat is al. De president-commissaris staat
t.a.v. „de financieele consequenties" op den
zelfden voet als de andere commissarissen
der „Zegam". Het is een zeer, zéér be
scheiden voet, en die is door de vergadering
van aandeelhouders vastgesteld.
m
Maar nu de hoofdzaak. Het schromelijke
plichtsverzuim van den president-commis
saris der Zegam, die tevens lid van G.S. is,
en van den commissaris-secretaris der Ze
gam, die hoofd der afd. comptabiliteit ter
Provinciale Griffie is, bestaat volgens de
„Vlissingsche Courant" dan altijd! hier
in: dat zij hebben medegewerkt in den Raad
van Commissarissen der Zegam om Ged.
Staten onkundig te laten van bepaalde be
sluiten; dat zij, dit besluit in dien Raad ge
nomen zijnde, buiten dien Raad nagelaten
hebben als individueele commissarissen G S.
in te lichten A)
Dit laatste nu komt natuurlijk in het ge
heel niet aan de orde. De Raad van Com
missarissen eener N.V. handelt als geheel,
en het zou niet minder dan een grof schan
daal geweest zijn, indien de een of andere
individueele commissaris der Zegam Ged.
Staten ingelicht zou hebben, wanneer de
Raad van Commissarissen besloten had, dat
G.S. niet ingelicht zouden worden. Dat
ware een schromelijke schending van ver
trouwen geweest! Daar dus verder niet van.
Wenden wij ons thans tot tot de feiten.
Tot recht begrip van zaken gaan eerst en
kele constateeringen vooraf.
Er zijn hier drie partijen: Provincie; Ze
gam; Imperial.
De belangen van de provincie, be
hartigd door Ged. Staten, met toezicht
van Prov. Staten, loopen evenwijdig aan de
belangen der Zegam; de belangen van Ze
gam en Imperial daarentegen zijn aan el
kaar tegengesteld.
De belangen der Zegam worden behar
tigd door directie en commissarissen dier
maatschappij, president-commissaris daar
van is het lid van G.S., de heer J. M. van
Bommel van Vloten, secretaris-commissaris
de heer J. van Tuinen, chef ter provinciale
Griffie. Rechtskundige raadsman der Ze
gam is haar eigen commissaris mr. Walter
F. C. Baars.
De belangen der Imperial worden be
hartigd door het bankierskantoor Hen-
drikse en Co. van den heer P. W. M. Hoegen
van Hoogelande; rechtskundig bijgestaan
door het advocatenkantoor van mr. P.
Dieleman.
Zooals hierboven gesteld zijn de belan
gen van Imperial eenerzijds en Provincie
Zegam andererzijds onderling tegenge
steld; ondanks dit feit treedt mr. P. Diele
man, lid van Ged. Staten van Zeeland, als
rechtskundig raadsman, althans als mede-
rechtkundig raadsman, van den vertegen
woordiger der Imperial, den heer Hoegen
van Hoogelande, op.2)
De „Mededeeling" van Ged. Staten aan
Provinciale Staten inzake de Zegam-pro-
cessen behandelt nu: 1. de befaamde „her-
senkronkel"; 2. het zonder voorkennis van
Ged. Staten medewerking verleenen van de
Zegam aan de nieuwe actie „der werklie
den".
T.a.v. die „hersenkronkel" die heusch
niet de hoofdzaak is! -erkent mr. P.
Dieleman, dat hij onjuist deed met op die
wijze blijk geven van zijn veranderd inzicht,
maar volgens deze mededeeling van Ged,
Staten heeft bovendien en dat is
veel belangrijker „het betrokken lid van
G.S. mr. D.l verklaard zijn optreden
ten aanzien van de Zegam in het alge
meen en van haren rechtskundigen raads
man in het bijzonder, te betreuren. Het
hierbedoelde lid mr. D.] erkent tevens;
dat dóór een en ander de belan
gen van de provincie niet zijn ge
diend geworden".
Onmiddellijk na deze scherpe constateering
vervolgt de „Mededeeling" van G.S. dan:
„De houding, welke dit lid van
het College van G.S. mr. D.l
heeft ingenomen, heeft tot gevolg
gehad, dat de directie en commissarissen der
Zegam, hoezeer de noodzakelijkheid daar
van betreurende, de beslissing tot het ver
leenen van medewerking tot het voeren
eener nieuwe actie tegen de Imperial geno
men hebben zonder de voorkennis van
G.S.
„Ged. Staten verklaren, kennis genomen
hebbende van de beweegredenen, welke de
directie en commissarissen daartoe geleid
hebben, het met dit standpunt eens te zijn.
„Het betrokken lid van het College
mr. D.] heeft verklaard, het door de
directie en commissarissen ingenomen
standpunt te billijken".
4:
Tot zoover nu deze officieele stukken.
Daaruit blijkt, dunkt ons, voor een ieder
die lezen en zien kan en zien wil, toch wel
zonneklaar waar de schoen gewrongen moet
hebben: de „houding van mr. P. Dieleman,
gedeputeerde en tevens rechtskundig raads
man of mede-raadsman van de tegenpartij
der Provincie, nl. de Imperial Hoegen,
vormde het obstakel. Dit moet directie en
commissarissen der Zegam aanleiding ge
weest zijn, Ged. Staten (waarvan mr. P.
Dieleman immers deel uitmaakt) geen
voorkennis der nieuwe actie te geven!
Ged. Staten verklaren nu in hun „Me
dedeeling", nadat zij klaarblijkelijk ter zake
door de Zegam voorgelicht zijn [„kennis
genomen hebben van de beweegredenen"!
het met dit standpunt der Zegam eens te
z ij n. Daarmede hebben G.S. hun medelid
in quaestie gedesavoueerd. Dit medelid
mr. D.] heeft bovendien en ten over
vloede zélf nog volgens de „mededeeling"
van G.S.verklaard het standpunt der Ze
gam t.a.v. dit onthouden van voorkennis te
kunnen billijken.
Nadat nu evenwel degenen, die onder
normale omstandigheden ingelicht had
den moeten zijn, n.I. Ged. Staten van Zee
land, na klaarblijkelijk diepgaand onder
zoek der aangelegenheid zélf verklaren: gij
hebt goed gedaan met ons deze voorkennis
te onthouden, m.a.w. gij hebt daarme
de onzes inziens de belangen der Zegam cn
dus van de Provincie want die loopen
parallel gediend, komt nu de „Vlis
singsche Courant" lijnrecht tegen het op
i) Wit dit laatste betreft, citeeren wij
nog uit de Vlissingsche Courant:
„Wij zijn misschien erg naïef, maar wij
gelooven toch dat het de plicht van meer
genoemd lid van Ged. Staten zou zijn ge
weest om zijn medeleden van bedoeld be
sluit kennis te geven. En ook de heer J.
van Tuinen, chef-commies en hoofd der
eerste afdeeling (comptabiliteit) van de
Provinciale Griffie, had o.i. Gedeputeerde
Staten mededeeling behooren te doen van
het besluit waartoe hij blijkbaar als com
missaris der ZEGAM heeft medegewerkt".
2) Vide o.a.: Nota Zegam aan Ged. Staten,
Witboek pag. 8: „met mr. Dieleman als
raadsman van Vlissingen en ter assi
stentie van den heer Hoegen van
Hoogeland e"En verder bv. het
den werklieden beteekende exploit inzake
de borgstelling, waarin ook het kantoor-
Dieleman zich procureur voor de Imperial
stelt.
breede basis en kennis van zaken rustende
oordeel van Ged. Staten in, verklaren: gij
heeren Van Bommel van Vloten en Van
Tuinen hebt Uw plicht schromelijk ver
zaakt door G.S. niet in te lichten?
Maardat is toch baarlijke waanzin?
Begrijpt de .Vlisingsche Courant" dan
niet, dat juist het feit, dat mr. Dieleman,
rechtskundig raadsman, althans mede
raadsman, van de Imperial, dit is van de
t e g e n p a r t ij, lid van het college van
Gedeputeerde Staten was (voor wie de of
ficieele stukken met eenig begrip van za
ken leest), de klaarblijkelijke reden geweest
moet zijn, waarom directie en commissaris
sen der Zegam G.S. niet hebben willen in
lichten? Je speelt je tegenpartij toch niet
stomweg je beste troeven in handen?
Wij hebben in ons hoofdartikel „Voorloo-
pige Conclusie" de zaak voor mr. P. Diele
man niet noodeloos scherp willen stellen,
ook al, omdat wij persoonlijk groote waar
deering hebben voor dezen gewestelijken
grooten man, die zooveel weet van onze
provincie en wiens hart zoo warm voor
Zeeland, voor de Zeeuwen, voor onze tra
ditie en gevoelswaarden klopt.
Maar nu de „Vlissingsche Courant" de
zaak heelemaal onderstboven keert, de
mannen die de belangen van de Zegam, en
daarmede der Provincie, naar eer en ge
weten behartigden, hoe moeilijk hun dat
wellicht ook gevallen is, als schuldig aan
grof plichtsverzuim en als overtreders van
de wetten der publieke en politieke be
hoorlijkheid aan de kaak stelt, nu waren
wij, hoezeer ons dit ook voor den betrok
kene leed doet, wel genoodzaakt tegenover
het dwaallicht, hetwelk de „Vlissingsche
Courant" zich ditmaal klaarblijkelijk tot
leidsterre heeft gekozen, het heldere dag
licht te stellen en dit op de realiteit te la
ten vallen hoe hard de dingen in zulk
een scherp licht somwijlen ook uitkomen
Het ambtenarengerecht zette gistermid
dag de behandeling voort van de klacht der
marechaussee te Oss, die eerst van hun op
sporingsbevoegdheid ontheven werden en
daarna zijn overgeplaatst.
Gistermiddag werd o.m. wachtmeester
Curp gehoord.
Wat het onderzoek tegen de beide gees
telijken betreft, zeide getuige, dat hij hier
over bij den officier is geweest, die tegen
hem gezegd heeft, met het onderzoek door
te gaan en rapport uit Te brengen en zoo-
noodig over te gaan tot het opmaken van
een proces-verbaal.
President: het lijkt me toch niet waar
schijnlijk, dat de officier U zou opdragen
een rapport uit te brengen, ook al zouden
er geen strafbare feiten zijn.
Getuige: dat gebeurt wel meer. Ik krijg
zooveel opdrachten van den officier om
rapporten over bepaalde personen uit te
brengen.
Omtrent de zaak betreffende de werkver
schaffing verklaarde getuige, dat eenige,
dagen, nadat hij bij den burgemeester was
geweest, de opzichter Van Bergen tot hem
heeft gezegd: Hier gebeuren gekke dingen,
maar de burgemeester heeft bevolen:
mondje dicht. Deze man is op die mededee
ling echter teruggekomen, toen hij door B.
en W. werd gehoord.
De volgende getuige is wachtmeester
Van Renes. Deze is op 12 Maart met De
Gier bij den officier geweest om te spreken
over den bankier Van der Hoven. Toen is
ook over de geestelijken gesproken. De of
ficier heeft daarbij gezegd, dat De Gier,
maar door moest gaan en alles moest on
derzoeken.
Hij voegde daaraan toe, dat we ook re
kening moesten houden met den geeste
lijken stand en dat ook wanneer de zaak
niet tot een strafrechterlijke vervolging zou
leiden, het toch wel goed zou zijn alles ter
kennis te brengen van de kerkelijke autori
teiten.
Op een vraag van mr. James, deelde de
getuige, wachtmeester Van den Berg, nog
mede, dat in de gangen van het parket de
rijksklerk Vermeulen hem namens den of
ficier heeft gezegd, dat het rapport over de
twee geestelijken moest worden gesloten
en ingeleverd. Dit moest getuige aan
wachtmeester De Gier overbrengen. Dit
was half Maart.
De getuige marechaussee Van Ree ver
klaarde met De Gier naar Den Haag te zijn
geweest om mevr. S. R. te hooren in ver
band met de zaak tegen de beide geeste
lijken.
Dit onderzoek heeft echter geen resul
taat opgeleverd, aangezien mevr. R. wilde
hebben dat haar man bij het verhoor tegen
woordig was, waarop De Gier zeide geen
prijs te stellen.
Getuige marechaussee Van Essen zegt,
dat Van der Hoven bij zijn vrijlating heeft
gezegd, dat hij zoo goed was behandeld, dat
hij daarover een stukje in de krant wilde
zetten.
DE PROCUREUR-GENERAAL
LEGT VERKLARINGEN AF.
Als getuige-deskundige werd vervolgens
de procureur-generaal bij het Gerechtshof
te 's-Hertogenbosch, baron Speyart van
Woerden gehoord.
Spr. zette de reden uiteen, welke aanlei
ding is geweest voor de opdracht aan den
officier van justitie om op 15 Nov. 1937
de Brigade te Oss haar opsporingsbevoegd
heid te ontnemen in zake gemeentelijke
aangelegenheden. Deze opdracht heeft spr.
ontleend aan art. 40 wetboek van strafvor
dering, nadat hem verschillende zaken ter
kennis waren gekomen, waarbij de mare
chaussee optrad zonder dat er aanleiding
was van eenig strafbaar feit. Steeds weer
kwam echter de marechaussee op die zaken
terug, omdat zij meende, dat het hier ging
om een mindere waardeering van haar ar
beid, waarbij kwam haar gedachte, dat het
de bedoeling van den burgemeester was,
om die zaken in den doofpot te stoppen.
Een onderzoek, dat spr. in de kwestie der
werkverschaffing ook op verzoek van den
betrokken minister, heeft ingesteld, heeft
uitgewezen, dat er hier niets onregelmatigs
was gebeurd en dat er geen enkel strafbaar
feit was gepleegd. Toch ging de marechaus
see door met haar onderzoek.
Ook uit een onderzoek, ingesteld door
ambtenaren van het departement van so
ciale zaken, is gebleken, dat er geen en
kele aanwijzing was van eenig strafbaar
feit.
Zoo waren er nog meer zaken, en het
voortdurend wantrouwen van de maré
chaussée tegen het gemeentelijk beleid is
voor spr. aanleiding geweest om te be
slissen, dat het daarmee uit moest zijn
Toen is de opdracht van 15 November ge
geven.
Eenigen tijd bleef het daarna rustig, tot
dat een nieuwe reeks van feiten zich voor
deed. Het eerste was dat van 21 Maart j.l.
Toen spr. uit de ochtendbladen las van
de arrestatie van den bankier, waarbij de
maréchaussée betrokken was. Spr*. acht
het personeel van de maréchaussée voor
het instellen van een onderzoek als noo-
dig is om fraude bij een bankier te con-
stateeren, niet in staat en hij verwacht dat
ook niet van hen. Gebleken is, dat er geen
enkele reden was om den bankier te ar
resteeren. Naar sprekers meening heeft
hier de gedachte voorgezeten, dat Van
der Hoven wel een groote schurk moest
zijn, en dat wanneer men maar eenmaal
in zijn papieren zou kunnen grasduinen,
er wel iets gevonden zou worden, dat zijn
arrestatie rechtvaardigde. De boeken van
Van der Hoven waren echter keurig in
orde.
Wat de zaak tegen de geestelijken be
treft, zegt spr. opgebeld te zijn door den
bisschop van Den Bosch, die zëide bezoek
te hebben gehad van twee geestelijken, die
hem mededeelden, dat er een onderzoek
tegen hen werd ingesteld wegens beweer
de zedenmisdrijven.
Uit het rapport bleken slechts verkla
ringen, welke in geen enkel verband ston
den met het wetboek van strafrecht. Spr.
heeft zich toen weder afgevraagd, uit wel
ken hoofde de maréchaussée de bevoegd
heid ontleende op eigen gelegenheid hier
een onderzoek in te stellen.
De maréchaussée heeft in deze zaak tal
van kinderen ondervraagd in verband met
art. 248bis, zoodat vele ouders daaraan niet
hebben willen medewerken. Over deze wij
ze van optreden was spr. in hooge mate
ontstemd, en hij heeft wachtmeester De
Gier bij zich laten komen. Het onderhoud
met De Gier heeft toen inderdaad lang
geduurd en aan het eind daarvan heeft
De Gier de bekende verklaring ondertee
kend.
Op verzoek van den president brak spr.
hier zijn rede af.
De president verdaagde de zitting tot
hedenmorgen.
DE ZITTING VAN HEDEN.
Hedenochtend om 10 uur heeft de pro
cureur-generaal bij het Bossche gerechts
hof, baron Speyart van Woerden, zijn gis
teren afgebroken uiteenzetting voortge
zet. Spr. merkte op, dat bij het verhoor,
dat spr. met den officier heeft afgenomen
aan wachtmeester De Gier, laatstgenoem
de zich op het standpunt heeft gesteld,
dat, wanneer het betreft gedragingen van
geestelijken, ook al vallen die gedragin
gen niet onder de strafwet, het dan toch
tot de taak der maréchaussée behoort,
daarnaar een onderzoek in te stellen.
Spr. heeft zijn verbazing uitgesproken,
dat de meening van De Gier ten aanzien
Zij, die zich met ingang van 1 Juli
a.s. op ons blad abonneeren, ont
vangen de tot dien datum ver-
s schijnende nummers
gratis.
WEERBERICHT.
Verwachting tot morgenavond:
DE BILT: Matige tot zwakke wind uit
W. richtingen, betrokken tot zwaar bewolkt
met tijdelijke opklaringen, weinig of geen
regen, iets warmer overdag.
UKKEL: Matige wind uit Z.W. richtin
gen, schoon tot bewolkten hemel, weinig of
geen regen, vrij warm.
Za. 25 Juni. Zon op: 4 h 40; onder: 21 h
24. Licht op: 21 h 54. Maan op: 2 h 30; on
der: 18 h 43. N.M. 27 Juni.
Hoog- en Laagwater te Vlissingen:
Juni.
Hoogwater. Laagwater.
Vrijdag 24 10.58 23.22 4.53 17.15
Zaterdag 25 11.59 24.18 5.57 18.21
Zondag 26 12.50 6.54 19.29
Westkapelle is 28 min. en Domburg 23
min. vroeger; Veere 38 min. later. (S
springtij.)
Hoog- en Laagwater te Wemeldinge:
Juni.
Hoogwater. Laagwater.
Vrijdag 24 12.39 5.48 18.22
Zaterdag 25 1.06 13.47 6.55 19.28
Zondag 26 2.08 14.44 7.53 20.23
van de taak der maréchaussée ten deze
werd gedeeld door den inspecteur van het
wapen.
Spr. heeft in een conferentie de heeren
er niet van kunnen overtuigen dat voor
een onderzoek, ook tegen geestelijken, al
leen strafbare feiten een rol kunnen spe
len en zij zjjn op het standpunt blijven
staan, dat zij om het zoo uit te druk
ken de geestelijken meenen te mogen
beschouwen als het heerlijk jachtrecht
van het wapen der maréchaussée.
Vervolgens onderwierp spr. den gang van
zaken in de actie tegen de pastoors aan een
kritische beschouwing en hij merkte op, dat
wachtmeester De Gier op de hoogte is ge
weest van het feit, dat hier mede sprake
was van een poging tot chantage in ver
band met een thans in Den Haag wonende
dame.
Spr. wees er op, dat de wachtmeesters,
die deze dame in Den Haag hebben bezocht,
het aan haar hebben voorgesteld, alsof de
pastoor zou hebben verklaard, dat hij vroe
ger een verhouding met haar heeft gehad,
ten einde aldus een verklaring van deze
vrouw te kunnen 'krijgen. Zeer verontwaar
digd heeft deze dame onmiddellijk daarna
een brief aan den pastoor geschreven,
waaruit blijkt, dat de pastoor toch zeer
goed weet, dat hij nimmer een verhouding
met haar heeft gehad.
Voorts moet worden geconstateerd, dat
wachtmeester De Gier verklaard heeft,
geen prijs te stellen op een verklaring van
den echtgenoot van genoemde dame, dat
deze voor haar huwelijk nimmer een ver
houding heeft gehad. Toch ging men met
het onderzoek voort en in arren moede
wendde de pastoor zich tot den burgemees
ter met het verzoek hem tegen een derge
lijk onderzoek te beschermen. Neen, heeft
toen de burgemeester gezegd, tegen die
menschen kan ik U niet beschermen, gaat
U liever naar den bisschop.
Spr. herinnerde voorts aan de ontvangen
klachten over het optreden van de mare
chaussee bij hun verhoor van tal van kin
deren en misdienaars, welke verhooren
groote opschudding hebben teweeg ge
bracht en ten aanzien waarvan volkomen
duidelijk is gebleken, dat er geen enkele
reden voor aanwezig was.
Mr. Meyes: kan de procureur-generaal
verklaren, hoe het mogelijk is, dat men
schen, die in een vorige periode zeer goed
opsporingswerk hebben verricht, thans in
hun verdragingen zoo 'ernstig zijn te kort
geschoten
De president prees eveneens het werk,
o.a. van De Gier in verschillende zaken en
stelde dezelfde vraag.
De procureur-generaal merkte op dat er
steeds is gewerkt met groote voortvarend
heid en dat er ook goede resultaten zijn be
reikt. Bij aandachtige bestudeering kan
men echter niet spreken van „fijn recher
chewerk" en bij het uitreiken van onder
scheidingen of bij beoordeeling van het
werk der marechaussee heeft spr. dan ook
nooit als adjectief „bijzonder bekwaam" ge
bruikt.
Ook kan men niet spreken van „deskun
dig" optreden, en de successen zijn dan
ook meer een gevolg van hun ijver, voort
varendheid en doortastendheid. Bepaalde
moeilijkheden zijn er echter niet geweest
(beroering in de zaal).
Toen de brigade naar aanleiding daar
van werd onderscheiden, is zij op hol ge
slagen en heeft zij alle nuchter inzicht
verloren, aldus spr. Zij ging op onoordeel
kundige wijze allerlei zaken entameeren,;
daarbij aangezet door de matelooze ver
heerlijking, ook in de pers. En zulks ge«
schiedde met volkomen verwaarloozing van.
de gemeente-politie, die steeds zeer goed
werk heeft verricht en met meer tact en
doorzicht optrad. Zoo moest dan eindelek
komen een noodlottige ontknooping en dat
deze gekomen is, vindt spr. jammer (gei
lach).