för&trïtteïule$e£ttur&cb>e MIDDELBURGSCHE COURANT (&GOESCHE COURANT) De affaire-Oss voor het Ambtenaren-gerecht. De Zegam Zaak op den Kop Gezet. Nieuwe kwartaalabonné's. Dagblad. Uitg. N.V. De Middelburgsche Crt. Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139; te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct. NUMMER 146. TWEE BLADEN. VRIJDAG nuiTimni» MO. vAijua» i i 2i JUNI 1938. EERSTE BLAD. 181e JAARG. Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten en dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct. De „Vlissingsche Courant" van gister avond bevat een hoofdartikel over de Ze- gam-zaak, waarvan wij aanvankelijk met verwondering, later stijgende tot stomme verbazing, kennis hebben genomen. Want in dat hoofdartikel worden thans onom wonden de heeren J. M. van Bommel van Vloten en J. van Tuinen in staat van be schuldiging gesteld: zij hebben, volgens de „Vlissingsche Courant" hun plicht als ver trouwensmannen van Ged. Staten en van Prov. Staten in den Raad van Commissaris sen van de Zegam schromelijk verzaakt! Hoe dit geconstrueerd wordt, en wat daaromtrent, op grond der thans bekende officieele gegevens, gezegd kan en moet worden, moge hier volgen. De stijl, de onomwondenheid, der be schuldiging blijkt al hieruit, dat de „V.C." begint met te stellen, dat „hetgeen thans met betrekking tot de Z.E.G.A.M. plaats vindt, toch werkelijk de perken te buiten gaat." Weliswaar acht de „V.C." [doelende, naar later zal blijken, op den president commissaris J." M. van Bommel van Vloten en den commissaris J. van Tuinen. Red. M.C.] „het volkomen rechtmatig, dat een commissaris de aan zijn functie verbonden vergoeding ontvangt", doch dan vervolgt de Vlissingsche Courant met vetten druk: „Maar dan eischen wij van den betrokkene ook, dat hij doet wat zijn plicht is." Het blad vervolgt dan: „En het spijt ons, dit in het openbaar të moeten verklaren dit is tot op zekere hoogte ten aanzien van het lid van Gedeputeerde Staten den heer J. M. van Bommel van Vloten niet het geval" De beschuldiging tegen den heer Van Bommel van Vloten wordt dan door de Vlissingsche Courant, op grond van den tekst der nota van G.S., als volgt gecon strueerd: „Directie en commissarissen der Zegam hebben een besluit tot het voeren van een nieuw rechtsgeding genomen, zonder voor kennis van Gedeputeerde Staten. En Gede puteerde Staten verklaren, dat zij zich daarmee vereenigen kunnen. Welnu, wij hopen dat Provinciale Staten van Zeeland in de binnenkort te houden zitting, ondubbelzinnig zullen doen blijken, dat de Staten zich met dit standpunt NIET kunnen vereenigen Want wie ook maar eenigszins met de bijzonderheden bekend is, zal het ongerijm de van een en ander moeten opvallen. De president-commissaris van de ZEGAM is de heer J. M. van Bommel van Vloten, lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland. En wij voegen hieraan toe (hetgeen wij straks nader zullen aantoonen) genoemde heer is president-commissaris omdat hij lid van Gedeputeerde Staten is. M.a.w. hij behoort als president-commissaris van de ZEGAM naar beste weten de belangen dier vennootschap te dienen, voor zoover deze belangen niet strijdig zij n metdie derProvincieZeelan d." „Hetgeen het witboek zegt, zoo vervolgt de „V.C.", komt hierop neer: „Een lid van Gedeputeerde Staten is in openbare Statenziting stout geweest (de bekende zinsnede over den „hersenkron- kel"). Daarom besluiten directie en com missarissen van de ZEGAM dat aan Gede puteerde Staten geen kennis zal worden gegeven van het besluit om een nieuw pensioen-proces te voeren. En de president commissaris van de ZEGAM die hiertoe meewerkt, is lid van Gedeputeerde Staten, maar houdt zijn medeleden er buiten! Ten overvloede komen Gedeputeerden dan nog verklaren het met een en ander eens te zijn." Het blad besluit dan met uitvoerig te beweren, dat het de plicht van den heer Van Bommel van Vloten, als president commissaris van de Zegam, en van den heer van Tuinen als commissaris van de Zegam, geweest zoude zijn, aan Ged.-Sta- ten mededeeling te doen van het besluit, waartoe zij in den Raad van Commissaris sen van de Zegam hadden meegewerkt. Door zulks niet te doen zijn zij, steeds vol gens de „Vli'ssingsche Courant"... „hun boekje beslist te buiten gegaan". Zij hadden „voor de belangen der Provincie moeten waken" en dat „is niet te rijmen met han delingen zooals hierboven genoemd". "Het gaat om de vraag of een lid van Gedeputeerde Staten niet in zijn plichtsver vulling te kort schiet, wanneer hij mede werkt tot een besluit, om Gedeputeerde a e?..onltundig te laten van een beslissing waarby de provincie Zeeland belang heeft. tyio/t! vraag dient in dit geval volmondig worden beantwoord." en even zal zulk een functionna- medewerken tot een besluit om G deputeerde Staten onkundig te laten v921 igls van beteekenis." ket vorenstaande meenen wij de yhssmger acte van beschuldiging tegen de Tulnou iin ™mel van Vloten en Van varen recht te hebben laten weder- Alvorens op de hoofdvraag in te gaan, eerst de tersluiks of althans terloops aan geduide quaestie der geldelijke belooning („de fmancieele consequenties van een commissariaat", zooals de „V.C." zegt) De ze zijn bij dit semi-overheidsbedrijf door de vergadering van aandeelhouders waarin de provincie immers de meerderheid heeft vastgesteld. Zij behelzen niets anders dan: le. voor alle commissarissen een zéér matig presentiegeld; 2e voor den gedele geerd-commissaris en voor den secretaris van den Raad van commissarissen een even eens zéér matige vaste belooning; 3e ver goeding van reis- en verblijfkosten. Dat is al. De president-commissaris staat t.a.v. „de financieele consequenties" op den zelfden voet als de andere commissarissen der „Zegam". Het is een zeer, zéér be scheiden voet, en die is door de vergadering van aandeelhouders vastgesteld. m Maar nu de hoofdzaak. Het schromelijke plichtsverzuim van den president-commis saris der Zegam, die tevens lid van G.S. is, en van den commissaris-secretaris der Ze gam, die hoofd der afd. comptabiliteit ter Provinciale Griffie is, bestaat volgens de „Vlissingsche Courant" dan altijd! hier in: dat zij hebben medegewerkt in den Raad van Commissarissen der Zegam om Ged. Staten onkundig te laten van bepaalde be sluiten; dat zij, dit besluit in dien Raad ge nomen zijnde, buiten dien Raad nagelaten hebben als individueele commissarissen G S. in te lichten A) Dit laatste nu komt natuurlijk in het ge heel niet aan de orde. De Raad van Com missarissen eener N.V. handelt als geheel, en het zou niet minder dan een grof schan daal geweest zijn, indien de een of andere individueele commissaris der Zegam Ged. Staten ingelicht zou hebben, wanneer de Raad van Commissarissen besloten had, dat G.S. niet ingelicht zouden worden. Dat ware een schromelijke schending van ver trouwen geweest! Daar dus verder niet van. Wenden wij ons thans tot tot de feiten. Tot recht begrip van zaken gaan eerst en kele constateeringen vooraf. Er zijn hier drie partijen: Provincie; Ze gam; Imperial. De belangen van de provincie, be hartigd door Ged. Staten, met toezicht van Prov. Staten, loopen evenwijdig aan de belangen der Zegam; de belangen van Ze gam en Imperial daarentegen zijn aan el kaar tegengesteld. De belangen der Zegam worden behar tigd door directie en commissarissen dier maatschappij, president-commissaris daar van is het lid van G.S., de heer J. M. van Bommel van Vloten, secretaris-commissaris de heer J. van Tuinen, chef ter provinciale Griffie. Rechtskundige raadsman der Ze gam is haar eigen commissaris mr. Walter F. C. Baars. De belangen der Imperial worden be hartigd door het bankierskantoor Hen- drikse en Co. van den heer P. W. M. Hoegen van Hoogelande; rechtskundig bijgestaan door het advocatenkantoor van mr. P. Dieleman. Zooals hierboven gesteld zijn de belan gen van Imperial eenerzijds en Provincie Zegam andererzijds onderling tegenge steld; ondanks dit feit treedt mr. P. Diele man, lid van Ged. Staten van Zeeland, als rechtskundig raadsman, althans als mede- rechtkundig raadsman, van den vertegen woordiger der Imperial, den heer Hoegen van Hoogelande, op.2) De „Mededeeling" van Ged. Staten aan Provinciale Staten inzake de Zegam-pro- cessen behandelt nu: 1. de befaamde „her- senkronkel"; 2. het zonder voorkennis van Ged. Staten medewerking verleenen van de Zegam aan de nieuwe actie „der werklie den". T.a.v. die „hersenkronkel" die heusch niet de hoofdzaak is! -erkent mr. P. Dieleman, dat hij onjuist deed met op die wijze blijk geven van zijn veranderd inzicht, maar volgens deze mededeeling van Ged, Staten heeft bovendien en dat is veel belangrijker „het betrokken lid van G.S. mr. D.l verklaard zijn optreden ten aanzien van de Zegam in het alge meen en van haren rechtskundigen raads man in het bijzonder, te betreuren. Het hierbedoelde lid mr. D.] erkent tevens; dat dóór een en ander de belan gen van de provincie niet zijn ge diend geworden". Onmiddellijk na deze scherpe constateering vervolgt de „Mededeeling" van G.S. dan: „De houding, welke dit lid van het College van G.S. mr. D.l heeft ingenomen, heeft tot gevolg gehad, dat de directie en commissarissen der Zegam, hoezeer de noodzakelijkheid daar van betreurende, de beslissing tot het ver leenen van medewerking tot het voeren eener nieuwe actie tegen de Imperial geno men hebben zonder de voorkennis van G.S. „Ged. Staten verklaren, kennis genomen hebbende van de beweegredenen, welke de directie en commissarissen daartoe geleid hebben, het met dit standpunt eens te zijn. „Het betrokken lid van het College mr. D.] heeft verklaard, het door de directie en commissarissen ingenomen standpunt te billijken". 4: Tot zoover nu deze officieele stukken. Daaruit blijkt, dunkt ons, voor een ieder die lezen en zien kan en zien wil, toch wel zonneklaar waar de schoen gewrongen moet hebben: de „houding van mr. P. Dieleman, gedeputeerde en tevens rechtskundig raads man of mede-raadsman van de tegenpartij der Provincie, nl. de Imperial Hoegen, vormde het obstakel. Dit moet directie en commissarissen der Zegam aanleiding ge weest zijn, Ged. Staten (waarvan mr. P. Dieleman immers deel uitmaakt) geen voorkennis der nieuwe actie te geven! Ged. Staten verklaren nu in hun „Me dedeeling", nadat zij klaarblijkelijk ter zake door de Zegam voorgelicht zijn [„kennis genomen hebben van de beweegredenen"! het met dit standpunt der Zegam eens te z ij n. Daarmede hebben G.S. hun medelid in quaestie gedesavoueerd. Dit medelid mr. D.] heeft bovendien en ten over vloede zélf nog volgens de „mededeeling" van G.S.verklaard het standpunt der Ze gam t.a.v. dit onthouden van voorkennis te kunnen billijken. Nadat nu evenwel degenen, die onder normale omstandigheden ingelicht had den moeten zijn, n.I. Ged. Staten van Zee land, na klaarblijkelijk diepgaand onder zoek der aangelegenheid zélf verklaren: gij hebt goed gedaan met ons deze voorkennis te onthouden, m.a.w. gij hebt daarme de onzes inziens de belangen der Zegam cn dus van de Provincie want die loopen parallel gediend, komt nu de „Vlis singsche Courant" lijnrecht tegen het op i) Wit dit laatste betreft, citeeren wij nog uit de Vlissingsche Courant: „Wij zijn misschien erg naïef, maar wij gelooven toch dat het de plicht van meer genoemd lid van Ged. Staten zou zijn ge weest om zijn medeleden van bedoeld be sluit kennis te geven. En ook de heer J. van Tuinen, chef-commies en hoofd der eerste afdeeling (comptabiliteit) van de Provinciale Griffie, had o.i. Gedeputeerde Staten mededeeling behooren te doen van het besluit waartoe hij blijkbaar als com missaris der ZEGAM heeft medegewerkt". 2) Vide o.a.: Nota Zegam aan Ged. Staten, Witboek pag. 8: „met mr. Dieleman als raadsman van Vlissingen en ter assi stentie van den heer Hoegen van Hoogeland e"En verder bv. het den werklieden beteekende exploit inzake de borgstelling, waarin ook het kantoor- Dieleman zich procureur voor de Imperial stelt. breede basis en kennis van zaken rustende oordeel van Ged. Staten in, verklaren: gij heeren Van Bommel van Vloten en Van Tuinen hebt Uw plicht schromelijk ver zaakt door G.S. niet in te lichten? Maardat is toch baarlijke waanzin? Begrijpt de .Vlisingsche Courant" dan niet, dat juist het feit, dat mr. Dieleman, rechtskundig raadsman, althans mede raadsman, van de Imperial, dit is van de t e g e n p a r t ij, lid van het college van Gedeputeerde Staten was (voor wie de of ficieele stukken met eenig begrip van za ken leest), de klaarblijkelijke reden geweest moet zijn, waarom directie en commissaris sen der Zegam G.S. niet hebben willen in lichten? Je speelt je tegenpartij toch niet stomweg je beste troeven in handen? Wij hebben in ons hoofdartikel „Voorloo- pige Conclusie" de zaak voor mr. P. Diele man niet noodeloos scherp willen stellen, ook al, omdat wij persoonlijk groote waar deering hebben voor dezen gewestelijken grooten man, die zooveel weet van onze provincie en wiens hart zoo warm voor Zeeland, voor de Zeeuwen, voor onze tra ditie en gevoelswaarden klopt. Maar nu de „Vlissingsche Courant" de zaak heelemaal onderstboven keert, de mannen die de belangen van de Zegam, en daarmede der Provincie, naar eer en ge weten behartigden, hoe moeilijk hun dat wellicht ook gevallen is, als schuldig aan grof plichtsverzuim en als overtreders van de wetten der publieke en politieke be hoorlijkheid aan de kaak stelt, nu waren wij, hoezeer ons dit ook voor den betrok kene leed doet, wel genoodzaakt tegenover het dwaallicht, hetwelk de „Vlissingsche Courant" zich ditmaal klaarblijkelijk tot leidsterre heeft gekozen, het heldere dag licht te stellen en dit op de realiteit te la ten vallen hoe hard de dingen in zulk een scherp licht somwijlen ook uitkomen Het ambtenarengerecht zette gistermid dag de behandeling voort van de klacht der marechaussee te Oss, die eerst van hun op sporingsbevoegdheid ontheven werden en daarna zijn overgeplaatst. Gistermiddag werd o.m. wachtmeester Curp gehoord. Wat het onderzoek tegen de beide gees telijken betreft, zeide getuige, dat hij hier over bij den officier is geweest, die tegen hem gezegd heeft, met het onderzoek door te gaan en rapport uit Te brengen en zoo- noodig over te gaan tot het opmaken van een proces-verbaal. President: het lijkt me toch niet waar schijnlijk, dat de officier U zou opdragen een rapport uit te brengen, ook al zouden er geen strafbare feiten zijn. Getuige: dat gebeurt wel meer. Ik krijg zooveel opdrachten van den officier om rapporten over bepaalde personen uit te brengen. Omtrent de zaak betreffende de werkver schaffing verklaarde getuige, dat eenige, dagen, nadat hij bij den burgemeester was geweest, de opzichter Van Bergen tot hem heeft gezegd: Hier gebeuren gekke dingen, maar de burgemeester heeft bevolen: mondje dicht. Deze man is op die mededee ling echter teruggekomen, toen hij door B. en W. werd gehoord. De volgende getuige is wachtmeester Van Renes. Deze is op 12 Maart met De Gier bij den officier geweest om te spreken over den bankier Van der Hoven. Toen is ook over de geestelijken gesproken. De of ficier heeft daarbij gezegd, dat De Gier, maar door moest gaan en alles moest on derzoeken. Hij voegde daaraan toe, dat we ook re kening moesten houden met den geeste lijken stand en dat ook wanneer de zaak niet tot een strafrechterlijke vervolging zou leiden, het toch wel goed zou zijn alles ter kennis te brengen van de kerkelijke autori teiten. Op een vraag van mr. James, deelde de getuige, wachtmeester Van den Berg, nog mede, dat in de gangen van het parket de rijksklerk Vermeulen hem namens den of ficier heeft gezegd, dat het rapport over de twee geestelijken moest worden gesloten en ingeleverd. Dit moest getuige aan wachtmeester De Gier overbrengen. Dit was half Maart. De getuige marechaussee Van Ree ver klaarde met De Gier naar Den Haag te zijn geweest om mevr. S. R. te hooren in ver band met de zaak tegen de beide geeste lijken. Dit onderzoek heeft echter geen resul taat opgeleverd, aangezien mevr. R. wilde hebben dat haar man bij het verhoor tegen woordig was, waarop De Gier zeide geen prijs te stellen. Getuige marechaussee Van Essen zegt, dat Van der Hoven bij zijn vrijlating heeft gezegd, dat hij zoo goed was behandeld, dat hij daarover een stukje in de krant wilde zetten. DE PROCUREUR-GENERAAL LEGT VERKLARINGEN AF. Als getuige-deskundige werd vervolgens de procureur-generaal bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, baron Speyart van Woerden gehoord. Spr. zette de reden uiteen, welke aanlei ding is geweest voor de opdracht aan den officier van justitie om op 15 Nov. 1937 de Brigade te Oss haar opsporingsbevoegd heid te ontnemen in zake gemeentelijke aangelegenheden. Deze opdracht heeft spr. ontleend aan art. 40 wetboek van strafvor dering, nadat hem verschillende zaken ter kennis waren gekomen, waarbij de mare chaussee optrad zonder dat er aanleiding was van eenig strafbaar feit. Steeds weer kwam echter de marechaussee op die zaken terug, omdat zij meende, dat het hier ging om een mindere waardeering van haar ar beid, waarbij kwam haar gedachte, dat het de bedoeling van den burgemeester was, om die zaken in den doofpot te stoppen. Een onderzoek, dat spr. in de kwestie der werkverschaffing ook op verzoek van den betrokken minister, heeft ingesteld, heeft uitgewezen, dat er hier niets onregelmatigs was gebeurd en dat er geen enkel strafbaar feit was gepleegd. Toch ging de marechaus see door met haar onderzoek. Ook uit een onderzoek, ingesteld door ambtenaren van het departement van so ciale zaken, is gebleken, dat er geen en kele aanwijzing was van eenig strafbaar feit. Zoo waren er nog meer zaken, en het voortdurend wantrouwen van de maré chaussée tegen het gemeentelijk beleid is voor spr. aanleiding geweest om te be slissen, dat het daarmee uit moest zijn Toen is de opdracht van 15 November ge geven. Eenigen tijd bleef het daarna rustig, tot dat een nieuwe reeks van feiten zich voor deed. Het eerste was dat van 21 Maart j.l. Toen spr. uit de ochtendbladen las van de arrestatie van den bankier, waarbij de maréchaussée betrokken was. Spr*. acht het personeel van de maréchaussée voor het instellen van een onderzoek als noo- dig is om fraude bij een bankier te con- stateeren, niet in staat en hij verwacht dat ook niet van hen. Gebleken is, dat er geen enkele reden was om den bankier te ar resteeren. Naar sprekers meening heeft hier de gedachte voorgezeten, dat Van der Hoven wel een groote schurk moest zijn, en dat wanneer men maar eenmaal in zijn papieren zou kunnen grasduinen, er wel iets gevonden zou worden, dat zijn arrestatie rechtvaardigde. De boeken van Van der Hoven waren echter keurig in orde. Wat de zaak tegen de geestelijken be treft, zegt spr. opgebeld te zijn door den bisschop van Den Bosch, die zëide bezoek te hebben gehad van twee geestelijken, die hem mededeelden, dat er een onderzoek tegen hen werd ingesteld wegens beweer de zedenmisdrijven. Uit het rapport bleken slechts verkla ringen, welke in geen enkel verband ston den met het wetboek van strafrecht. Spr. heeft zich toen weder afgevraagd, uit wel ken hoofde de maréchaussée de bevoegd heid ontleende op eigen gelegenheid hier een onderzoek in te stellen. De maréchaussée heeft in deze zaak tal van kinderen ondervraagd in verband met art. 248bis, zoodat vele ouders daaraan niet hebben willen medewerken. Over deze wij ze van optreden was spr. in hooge mate ontstemd, en hij heeft wachtmeester De Gier bij zich laten komen. Het onderhoud met De Gier heeft toen inderdaad lang geduurd en aan het eind daarvan heeft De Gier de bekende verklaring ondertee kend. Op verzoek van den president brak spr. hier zijn rede af. De president verdaagde de zitting tot hedenmorgen. DE ZITTING VAN HEDEN. Hedenochtend om 10 uur heeft de pro cureur-generaal bij het Bossche gerechts hof, baron Speyart van Woerden, zijn gis teren afgebroken uiteenzetting voortge zet. Spr. merkte op, dat bij het verhoor, dat spr. met den officier heeft afgenomen aan wachtmeester De Gier, laatstgenoem de zich op het standpunt heeft gesteld, dat, wanneer het betreft gedragingen van geestelijken, ook al vallen die gedragin gen niet onder de strafwet, het dan toch tot de taak der maréchaussée behoort, daarnaar een onderzoek in te stellen. Spr. heeft zijn verbazing uitgesproken, dat de meening van De Gier ten aanzien Zij, die zich met ingang van 1 Juli a.s. op ons blad abonneeren, ont vangen de tot dien datum ver- s schijnende nummers gratis. WEERBERICHT. Verwachting tot morgenavond: DE BILT: Matige tot zwakke wind uit W. richtingen, betrokken tot zwaar bewolkt met tijdelijke opklaringen, weinig of geen regen, iets warmer overdag. UKKEL: Matige wind uit Z.W. richtin gen, schoon tot bewolkten hemel, weinig of geen regen, vrij warm. Za. 25 Juni. Zon op: 4 h 40; onder: 21 h 24. Licht op: 21 h 54. Maan op: 2 h 30; on der: 18 h 43. N.M. 27 Juni. Hoog- en Laagwater te Vlissingen: Juni. Hoogwater. Laagwater. Vrijdag 24 10.58 23.22 4.53 17.15 Zaterdag 25 11.59 24.18 5.57 18.21 Zondag 26 12.50 6.54 19.29 Westkapelle is 28 min. en Domburg 23 min. vroeger; Veere 38 min. later. (S springtij.) Hoog- en Laagwater te Wemeldinge: Juni. Hoogwater. Laagwater. Vrijdag 24 12.39 5.48 18.22 Zaterdag 25 1.06 13.47 6.55 19.28 Zondag 26 2.08 14.44 7.53 20.23 van de taak der maréchaussée ten deze werd gedeeld door den inspecteur van het wapen. Spr. heeft in een conferentie de heeren er niet van kunnen overtuigen dat voor een onderzoek, ook tegen geestelijken, al leen strafbare feiten een rol kunnen spe len en zij zjjn op het standpunt blijven staan, dat zij om het zoo uit te druk ken de geestelijken meenen te mogen beschouwen als het heerlijk jachtrecht van het wapen der maréchaussée. Vervolgens onderwierp spr. den gang van zaken in de actie tegen de pastoors aan een kritische beschouwing en hij merkte op, dat wachtmeester De Gier op de hoogte is ge weest van het feit, dat hier mede sprake was van een poging tot chantage in ver band met een thans in Den Haag wonende dame. Spr. wees er op, dat de wachtmeesters, die deze dame in Den Haag hebben bezocht, het aan haar hebben voorgesteld, alsof de pastoor zou hebben verklaard, dat hij vroe ger een verhouding met haar heeft gehad, ten einde aldus een verklaring van deze vrouw te kunnen 'krijgen. Zeer verontwaar digd heeft deze dame onmiddellijk daarna een brief aan den pastoor geschreven, waaruit blijkt, dat de pastoor toch zeer goed weet, dat hij nimmer een verhouding met haar heeft gehad. Voorts moet worden geconstateerd, dat wachtmeester De Gier verklaard heeft, geen prijs te stellen op een verklaring van den echtgenoot van genoemde dame, dat deze voor haar huwelijk nimmer een ver houding heeft gehad. Toch ging men met het onderzoek voort en in arren moede wendde de pastoor zich tot den burgemees ter met het verzoek hem tegen een derge lijk onderzoek te beschermen. Neen, heeft toen de burgemeester gezegd, tegen die menschen kan ik U niet beschermen, gaat U liever naar den bisschop. Spr. herinnerde voorts aan de ontvangen klachten over het optreden van de mare chaussee bij hun verhoor van tal van kin deren en misdienaars, welke verhooren groote opschudding hebben teweeg ge bracht en ten aanzien waarvan volkomen duidelijk is gebleken, dat er geen enkele reden voor aanwezig was. Mr. Meyes: kan de procureur-generaal verklaren, hoe het mogelijk is, dat men schen, die in een vorige periode zeer goed opsporingswerk hebben verricht, thans in hun verdragingen zoo 'ernstig zijn te kort geschoten De president prees eveneens het werk, o.a. van De Gier in verschillende zaken en stelde dezelfde vraag. De procureur-generaal merkte op dat er steeds is gewerkt met groote voortvarend heid en dat er ook goede resultaten zijn be reikt. Bij aandachtige bestudeering kan men echter niet spreken van „fijn recher chewerk" en bij het uitreiken van onder scheidingen of bij beoordeeling van het werk der marechaussee heeft spr. dan ook nooit als adjectief „bijzonder bekwaam" ge bruikt. Ook kan men niet spreken van „deskun dig" optreden, en de successen zijn dan ook meer een gevolg van hun ijver, voort varendheid en doortastendheid. Bepaalde moeilijkheden zijn er echter niet geweest (beroering in de zaal). Toen de brigade naar aanleiding daar van werd onderscheiden, is zij op hol ge slagen en heeft zij alle nuchter inzicht verloren, aldus spr. Zij ging op onoordeel kundige wijze allerlei zaken entameeren,; daarbij aangezet door de matelooze ver heerlijking, ook in de pers. En zulks ge« schiedde met volkomen verwaarloozing van. de gemeente-politie, die steeds zeer goed werk heeft verricht en met meer tact en doorzicht optrad. Zoo moest dan eindelek komen een noodlottige ontknooping en dat deze gekomen is, vindt spr. jammer (gei lach).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 1