UGOESCHE COURANT De Groeiende Noordoostpolder-Dijk in het Usselmeer De affaire-Oss voor het Ambtenaren-gerecht. Een persbezoek aan de werken bij Lemmer, Urk, Schokland en Kadoelen Verschillende belangrijke getuigen leggen verklaringen af, welke niets dan lof voor de verbannen brigade der Marechaussee bevatten. Het getuigenverhoor' Nieuwe kwartaalabonné's. Dagblad. Uitg.N.V. De Middelburgsche Crt. Bureaux: te MIDDELBURG: St. Pieterstr.28, Telefoon Redactie 269, Administratie 139; te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255. Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes i 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week- cbonnemenfen in Middelburg en Goes 18 ct. NUMMER 145. TWEE BLADEN. DONDERDAG 23 JUNI 1938. EERSTE BLAD. 181e JAARG. Adverfentiën 30 ct per regel, ingezonden mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager. Tarief op aanvraag. Familieberichten en dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct. led.) fAN Juni. Jitsche Pots- |itvan- enden Juni. Loo", keu- Idaar- f'n en zoo- Juni. >ouw- k ge- 1 ge- istel- tvan- moe- zijn naat- r de een ;aan, ■Joor- vaar- ge- tot mr. van zee ge ge ven, eisje het ng- Toor de t. om- Bo- Dijken bouwen in „volle meer". Veertien van de vijf-en-vijï- tig kilometer zijn nu boven wa ter, Ruim 45.000 ha goede grond komt er bij Nederland. Er wordt daar een stoer werk verricht. „Hier wordt een kleine 50.000 hectare •goede grond aan Nederlands grondgebied toegevoegd. Wij vinden dat belangrijk zoo wel economisch als sociaal. Dit werk ver dient de belangstelling van het geheele Nederlandsche volk. Maar wij kunnen geen excursies van 8% millioen menschen naar de Zuiderzeewerken /organiseeren- .Gij;, mijne heeren van de pers, vertegenwoor digt door Uwe bladen deze 8% millioen. Daarom hebben wij U gevraagd eens te komen kijken, om er dan Uw lezers van -te vertellen in Uwe couranten. Dat is al les wat ik te zeggen heb." Zoo sprak ir. V. J. P. de Bloeq van Kuf- fejer, in het ontspanningslokaal der Zui- derzeearbeiders, op hét roemruchte eiland je Urk, kort en krachtig tot de vertegen woordigers van de binnen- en buitenland- sche pers, die gevolg hadden gegeven aan zjjn uitnoodiging, een excursie te maken, onder deskundig geleide, naar de in uit voering zijnde werken van den Noord oostelijken polder. Het mocht geen rede voering heeten... dat was den spreker trou wens aan te zien, dat hij geen spreker, maar een bouwer wasMisschien lel daarin echter ook juist de bekoring van dit korte, goede woord. Des morgens om een uur of negen gin gen wij in Enkhuizen aan boord van de gepavoiseerde „Baron van Dedem". Behal ve den hoofdingenieur-directeur, belast met de uitvoering van den dienst der Zui derzeewerken, waren te onzer voorlichting aan boord de eerstaanwezend-ingerïieur ir. J. F. R. van de Wall en de ingenieur Van Helden. Over een met zonlicht overgoten, doch door een lekker koeltje toch niet te war me voormalige Zuiderzee, thans IJssel- meer geheeten (Flevo-meer hebben we er, helaas, niet van kunnen maken) ging de vaart eerst naar De Lemmer, vervolgens naar Urk, toen door den aanstaanden "pol der waar nu nog 3 en 4 meter water staat rond het eenzame Schokland, het Zwarte Water in; te Zwartsluis verlieten we de boot, om met een bus naar Zwolle terug te keeren. Op Urk is de kotiemaal- tjjd gebruikt. Aan boord zaten we met de ingenieurs te praten, die geanimeerd vertelden van het groote werk, dat zoo klaarblijkelijk hun liefde heeft. Dermate, dat een jong inge nieur, met zijn vrouwtje op een woonschuit al meer dan een jaar in de Urker haven liggende, verleden jaar de kans krijgende naar den vasten wal overgeplaatst te wor den, er de voorkeur aan gafop Urk te blijven. Nabij zijn werk. Geen wonder overigens: is het niet schoon onmiddellijk mede-bouwer te zijn aan zulke groote en grootsche werken, later te kunnen zeggen: ik ben één der velen geweest, die hebben mede-geholpen dat tot stand te brengen? Schoon, en grootsch is het werk. Maar veeleischend ook, omvangrijk, veel, zéér veelzijdig. Geen werk dat uit een boekje te leeren is. Werk, dat van werkman tot directeur-generaal eiken dag weer hoofd brekens kost, vanwege de telkenmale op duikende nieuwe problemen, die geen pre cedent hebben. Bijvoorbeeld: het zoute water der Zui derzee wordt zilt, brak, zoet water van het Usselmeer. De zoutwater-fauna wordt zoetwater-fauna. Maar bepaalde zoetwater- visschen willen niet leven voor en aleer er zoetwatervegetatie is. En die Römt er, natuurlijkerwijze en voor dit doel gelukkigerwijze. Maar: de Zuiderzeewerken zijn nog lang niet klaar, en die zoetwater vegetatie is nu weer hier en daar verba zend lastig voor den polderbouwen zoo zitten behalve dit ééne kleine pro bleempje honderdduizend andere vraag stukken en -stukjes allemaal aan elkaar vast Te onzer voorlichting had men voor goede kaartjes gezorgd. Waarop duidelijk te zien was, wat er al gedaan is, wat men gaat doen, en wat er nog gebeuren moet. Hoe ver men nu eigenlijk wel is? In 1936 is men met den Noordoostelijken polder begonnen. Toen zijn werkhavens gemaakt bij Lemmer en Urk, met fundee- rmgsputten voor de daar te bouwen gema len en toegangssluizen. In 1937 is begon nen met het maken der dijken, welke, naar bet zich laat aanzien, in 1940 geslo- f" bunnen worden. De mechani ci k 'fu l v.an twee watergemalen is al besteld, de inrichting voor het derde ge- fiaiQ/rf W6»ra v?lgen- Wanneer de dijk n 1940 wordt gesloten, zal de polder in 1941 droogvallen en dan zal met de uit voering der werken binnen den polder met het in cultuur brengen van den grond en dan met de kolonisatie in den Noord oostpolder kunnen worden aangevangen. Volgens het oorspronkelijk werkplan zou de laatste grond in 1951 in pacht kunnen vvorden uitgegeven, maar dit tijdstip zal, in verband met een versnelde uitvoering, waarschijnlijk enkele jaren worden ver vroegd. Op vijf plaatsen is men thans met den dijkbouw bezig. Een dijk wordt namelijk niet gelegd, maar „gebouwd" tegenwoor dig. Geen wonder trouwens, als men ziet hoe dat gaat. Bij De Lemmer hebben we het gezien. We hebben er om zoo te zeg gen met den neus op gestaan. Het gaat, kortweg, zoo: men legt twee dammen in zee, en spuit daar zand tus- schen, en dan werkt men den dijk netjes af, met krammat, en basalt, en beton blokken systeem-Leendertse, en (soms) baksteenen, en dan gaat men weer ver der. Dat is heel eenvoudig gezegd. Maar dat is toch niet zóó eenvoudig. Een zandzuigertje of een baggermachientje en het zijn heusch nog lang geen „Kari- mata's" kost al van 12 ton gouds, en van deze graaf- en spuitmonsters liggen er ettelijke! Met „onderlossers" en grijpkranen wor den de twee dammen gelegd een heel eind van elkaar af, met gewoon zeewater er nog tusschen. Dan komt er een pijplei ding, die water en zand uitspuit, tusschen die twee dammen in. Het water loopt weer weg, naar het andere water, in de zee (in het „meer" eigenlijk) en het zand blijft achter. Dat slaat neer, en vormt zoo het zandlichaam van den dijk. Het is een rare beeldspraak, maar niettemin: deze methode zet zoden aan den dijk. Zoo „bouwt" men dijken, in volle zee: graafmachines op rupsbanden werken het lichaam verder af. Maar niet overal gaat dat direct zoo: op sommige plaatsen is de ondergrond te slap. Daar gaat men, om met succes een dijk te kunnen bouwen eerst een geul baggeren! Zooals men bosch- brand met tegenbranden bestrijdt, maar een beetje anders. In die geul stort men goed zand en daarop komt de dijk dan stevig te liggen. Bij De Lemmer is nu ruim 6 kilometer dijk boven water gelegd; ter weerskanten van Urk ruim één en aan den anderen kant 2% kilometer; ten Zuiden van Schok land is al ruim 3% km gelegd en onder Kadoelen, het aansluitingspunt van den Zuidelijken dijk van den Noordoostelijken polder op de Overijselsche kust, is een halve kilometer dijk klaar nu. Zoo werkt men er op 5 plaatsen tegelijk. Bijna veer tien kilometer zijn er nu dus gereed: het moeten er 55 km zijn, voor de dijk dicht zal zijn. Men hoopt in 1940 zoover te komen. Dan zijn inmiddels de drie watergemalen (in De Lemmer, Urk en bij Vollenhove) ook wel gereed gekomen, en dan kan men dus beginnen het water rechts van den dijk over den dijk heen naar het water links van den dijk te malen. Een jaartje of zoo kan dat malen duren: dan is rechts van den dijk een polder ontstaan en links staat het water nog even hoog, want uit 't Usselmeer loost men 't overtollige steeds in de onafgesloten Noordelijke Zuiderzee, door de sluizen bij den afsluitdijk. De Noordoostelijke polder zal gemiddeld 3 me ter onder N.A.P. komen te liggen. Waarom heeft men den polder zóó ont worpen en niet anders? Dat is in hoofd zaak een kwestie van den grond. Zand was de moeite van het inpolderen niet waard; dat hebben we zoo ook wel genoeg. Maar zoo als de grenzen nu loopen, krij gen we er ongeveer het volgende grond gebied bij, zoo omstreeks 1941: 15.800 ha zéér goede kleigrond, 12.500 ha goede kleigrond, 9.900 ha goede zavelgrond, 7.900 ha lichte zavelgrond, en 1.500 ha zand-, veen- en leemgronden 47.600 hectare totaal. Dat kleine beetje zand en veen móest men wel op den koop toe nemen. -5» De regeering achtte deze inpoldering economisch verantwoord. Zij had destijds vooropgesteld (toen de beslissing over al dan niet door-inpolderen na het gereed komen van de Wieringermeer aan de or de kwam): het nieuw te winnen land mag niet meer dan ongeveer 2500 per ha kosten. De raming der kosten voor dezen nieuwen polder nu is: 97 millioen gulden voor waterbouwkundige werken; de ont ginning en kolonisatie zullen 67 millioen kosten, met een opbrengst van ongeveer 38 millioen; de eindberekening geeft een bedrag aan van ongeveer 124 millioen gul den kosten voor een 45 duizend hectare grond, of rond 2600 per ha. In verband met de werkvoorziening (ge middeld 5600 man gedurende 15 jaar rechtstreeks en zijdelings arbeid verschaf fen) heeft de regeering het bouwkapitaal renteloos verstrekt, immers: die rente zou wel zoo ongeveer gelijk met den anders uit te betalen steun gesteld kunnen wor den. (Bij de uitvoering van de werken zijn thans rechtstreeks 1350 man betrokken). 5? Verschillende belangwekkende bijzonder heden werden ons nog medegedeeld. Aan die aanteekeningen zij nog het volgende ontleend: Het eiland Schokland zal heelemaal bin nen de inpoldering komen te liggen. Men verwacht, dat dit eilandje na het droog- malen van den polder door het inklinken van den veenachtigen ondergrond gelijk met het aangrenzende land zal komen te liggen. De thans reeds bestaande havens van Lemmer en Urk zullen aan het Usselmeer gelegen blijven. Ten behoeve van de scheepvaart en de afwatering van de omringende landen zal een randkanaal (met een keersluis) aan gelegd worden van Blokzijl tot Kadoelen, waar het in de Vlakte van het Zwolsche Diep uitmondt. Verder zal buiten langs den dijk voor de Overijsselsche kust een scheepvaart- en afwateringsgeul worden gebaggerd van het Zwarte Water af tot Ramspol, waar het water op het Ussel meer zal worden geloosd. Voor het leegmalen en drooghouden van den polder zullen drie gemalen worden ge bouwd een Dieselgemaal te Urk met 3 pom pen elk met een capaciteit van 520 ms per minuut; een electrisch gemaal te Lem mer eveneens met 3 pompen en met de zelfde capaciteit van 570 m® per minuut. De polder zal door het bouwen van schutsluizen in de buurt van deze gema len, op drie plaatsen voor de scheepvaart toegankelijk worden, voor schepen van 200300 ton. In den polder zal een hoofd vaart van Lemmer naar Urk loopen met een zijtak naar De Voorst. Uit deze hoofd vaarten zullen verschillende zijvaarten loo pen, zoodat de boerderijen als regel niet op een grooteren afstand dan 4 km van een losplaats zullen komen te liggen. Het verkavelingsplan van den polder is nog in wording, doch het staat wel vast, dat het landverkeer te Lemmer, Kuinre, Blok zijl, Vollenhove, Kadoelen en over het Kamper Eiland (Ramspol) den polder zal binnenkomen, met als de hoofdverbinding de weg RamspolLemmer. De polderdijk krijgt een hoogte van 3.40 tot 4.65 m N.A.P.terwijl de basis van het normaal profiel uiteenloopt van 45 80 m. Ter vergelijking kan medegedeeld worden, dat de afsluitdijk der Zuiderzee een hoogte heeft van ongeveer 7.50 m N.A.P. en een gemiddelde basis- of aanleg- breedte van 150 m. Het lichaam van dezen polderdijk zelve bestaat uit zand met aan den IJsselmeer- zijde een hooggelegen keileemdam, verder afgedekt met keileem en klei. Tegen golfaanval wordt het dijklichaam beschermd door kraagstukken en steen- glooiïngen, waartoe natuursteen uit Duitschland (basalt) uit België (kalksteen en petit-granit) uit Zweden en Spanje (gra niet) moest worden aangekocht, terwijl daarnaast een groot aatal betonblokken, betonzuilen en baksteenen worden ge bruikt, de laatsten op minder blootgestelde dijksgedeelten. Tot zoover onze aanteekeningen. Mid delerwijl bezagen en beluisterden wij deze symphonie van den grondarbeid op en in het Usselmeer: knarsende en piepend- schurende baggermolens; spatterende zand- spuiters, puf-puffende motoren van graaf machinesstille steenzetters en vlech- ters van groote zinkstukken, op Urk aan den arbeiden daartuschen een manne ke die werklieden en bezoekers „Holland- sche nieuwe" verkochtdie we van wege onzen voedingstoestand niet noodig hadden (het ware een onverdiende blaam voor den gastheer) maar niettemin daar en zoo en toen toch niet af te wijzen. Men maakt er weinig ophef van, maar het is een stoer werk dat daar verricht wordt. Een werk dat bewondering afdwingt voor de mannen die het uitvoeren. Oók voor den man waarvan ir. Van de Wall in een dispuut met een sceptischen journa list zeide: „legt u het plan Lely eens naast wat we thans doen, ziet u dan eens welk een groote overeenstemming in beginsel; met welken genialen blik Lely toen de zaak al zagdan krijgt u den verschuldigden eerbied voor dien man. En dat verschul digd wil ditmaal zeggen: veel, heel veel! Onder veel belangstelling, voor zoover althans de betrekkelijk kleine ruimte van de zittingzaal dit toeliet, heeft heden het ambtenarengerecht te 's-Gravenhage de bekende zaak van de maréchaussée te Oss behandeld. Zooals men weet, hebben de zes onder officieren, die tot de brigade van de ko ninklijke maréchaussée te Oss hebben be hoord, en die eerst van hun opsporingsbe voegdheid ontheven en vervolgens overge plaatst zijn, bij het ambtenarengerecht een klacht aanhangig gemaakt tegen de be sluiten en handelingen, welke tot deze ontheffing en overplaatsing hebben geleid. Na de opening deelde de voorzitter, mr. J. H. Scholten, mede, dat het gerecht be sloten heeft alle zaken gelijktijdig te be handelen en dat van de zijde van het ge recht geen getuigen zijn opgeroepen. Verdediger van den wachtmeester is mr. R. A. James uit Apeldoorn. Als eerste getuige wordt gehoord de ko lonel der kon. maréchaussée J. van Selm. Op een vraag van mr. James, vertegen woordiger der wachtmeesters, of getuige voor 1 April 1938 ooit eenige klacht heeft ontvangen over het personeel van de bri gade Oss, antwoordt getuige: neen. Daar na heeft hij inlichtingen ontvangen, waar uit hij den indruk heeft gekregen, dat dit personeel schromelijk in zijn taak was tekortgeschoten, o.m. doordat geen vol doende overleg werd gepleegd met den of ficier van justitie. Getuige heeft daarop den commandant der 2e divisie opdracht gegeven tot het instellen van een onder zoek. Het resultaat daarvan is geweest, dat de wachtmeesters wel voldoende over leg hadden gepleegd en voorts, dat de kwestie van een beweerde mishandeling niet waar was. Voorts deelt getuige mede, dat het nooit in de bedoeling van wacht meester De Gier heeft gelegen om een proces-verbaal tegen de geestelijken op te maken. Op een volgende vraag van mr. James bevestigt getuige, dat hij op 2 April een conferentie heeft gehad met den minister van justitie, waarbij deze heeft medege deeld, dat hij niet den minister van defen sie tot overeenstemming was gekomen om trent de te nemen maatregelen. In deze conferentie heeft getuige het voorstel ge daan, om de brigade te handhaven, doch alleen den ópperwachtmeester Curfs te doen vervangen door opperwachtmeester Mientjes. Dit voorstel is echter niet aan vaard. Op de vraag van mr. James, of getuige ooit klachten heeft vernomen, dat het personeel der brigade ruchtbaarheid gaf aan verschillende zaken, zegt getuige daar van nimmer iets te hebben vernomen. Alleen was de procureur-generaal zeer gebelgd over verschillende persberichten, waarnaar getuige toen een onderzoek heeft ingesteld, waarbij hem gebleken is, dat die berichten niet van de maréchaussée afkom stig waren. Daarna wordt als getuige gehoord de gepensionneerde luitenant-kolonel der kon. maréchaussée Boellaardt, oud-commandant van de 2e divisie (tot 1 Maart 1938). Getuige verklaart, van den procureur- generaal nooit eenige opmerking te heb ben gekregen over het optreden van de brigade te Oss. Alleen heeft de procu reur-generaal het vermoeden uit gesproken, dat de mannen door de onderscheidingen te veel over het paard zouden worden getild. Voorts zegt getuige, dat de verhouding tusschen hem en den procureur-generaal heel slecht was. Alleen de noodige dienstbe langen werden door getuige met den procu reur-generaal behandeld, doch een vertrou welijke omgang was met dezen procureur- generaal niet mogelijk. Op een vraag van den voorzitter zegt ge tuige, dat de commandanten in het alge meen het personeel in hun optreden vrij laten ten behoeve van de justitie. Getuige's oordeel over de wijze, waarop het personeel van de brigade Oss zijn werk steeds heeft verricht is: zeer goed. Wanneer het optreden anders zou zijn geweest, zou getuige dat zeer zeker van den procureur-generaal hebben gehoord, zooals dat ook is geschied bij een klacht over de brigade te Uden. Een vraag van mr. James of de procu reur-generaal zich ten onrechte zekere be voegdheden zou hebben toegeëigend, wordt door den president niet toegelaten. Hierna wordt als getuige gehoord de ma joor van Everdingen, divisie-commandant te Maastricht. Deze getuige zegt op 10 Maart j.L een onderhoud van een kwartier te hebben gehad met den procureur-gene- ïaal. Bij dit onderhoud heeft de procureur- generaal met geen woord over de brigade Oss gesproken. Dit heeft getuige later, toen hij op 1 April van de klachten hoorde, in hooge mate bevreemd. Als verklaring hier voor vernam getuige, dat de procureur-ge neraal zeide nimmer dergelijke zaken met getuige's voorganger te hebben willen be spreken, omdat daarmede samenwerking onmogelijk was en dat de procureur-gene raal gemeend heeft een dergelijke houding eveneens tegenover getuige te moeten aan nemen. Waarom is getuige onbegrijpelijk. Toen echter op 1 April de procureur-gene raal met zooveel klachten en feiten kwam, lieeft getuige op gezag van een zoo hooge autoriteit aangenomen, dat de brigade wel op zeer onjuiste wijze moest zijn opgetre den. Deze meening heeft getuige later na een onderzoek echter gewijzigd en toen is hij tot de conclusie gekomen, dat het optreden van de brigade geenszins onbehoorlijk of onjuist is geweest, en dat wanneer er dan al een fout moge zijn gemaakt, deze toch zeer gering is geweest. Ook in de zaak van den winkelier is getuige niet gebleken van gebrek van tact. Getuige verklaart verder, na de mede deelingen van den procureur-generaal op 1 April tot het personeel der brigade te heb ben gezegd: „Ik sta niet meer achter jul lie", doch na het door hem ingestelde on derzoek heeft getuige tot hen gezegd: „Nu sta ik weer achter jullie". Getuige is ook aanwezig geweest bij het onderhoud, waarin is medegedeeld, dat om trent de verplaatsingen reeds overeenstem ming met den minister van justitie was be reikt. De voorzitter laat niet toe de vraag, hoe de procureur-generaal zich heeft gedragen, toen gebleken was, dat zijn beschuldiging tegen jhr. Bowier in zake het verstrekken van inlichtingen aan de pers onjuist was. Op een vraag van mr. Meyes zegt getui ge nog, dat hij een order heeft uitgevaar digd, waarbij het verstrekken van inlichtin gen aan de pers verboden werd. Dit ge schiedde niet, omdat daarvan misbruik werd gemaakt, doch alleen om de mogelijk heid van het verstrekken van inlichtingen te voorkomen. Volgende getuige is kapitein jhr. Bowier, districts-commandant te Nijmegen. Deze verklaart, dat zijn oordeel over het optre den van de brigade te Oss zeer goed is. Met den procureur-generaal heeft getuige ten hoogste 2 of 3 keer contact gehad. Wel kwam getuige veel bij de met de strafzaken belaste substituut-officieren van justitie, doch nimmer heeft hij van één van hen eenige klacht over de wachtmeesters in het arrondissement Den Bosch ontvangen, inte gendeel, wel uitingen van lof. Mr. James vraagt den getuige naar aan leiding van het verweer van den minister, dat de substituut-officier Van den Burg op 15 November 1937 aan wachtmeester De g Zij, die zich met ingang van 1 Juli 1 a.s. op ons blad abonneeren, ont- vangen de tot dien datum ver- schijnende nummers gratis. f WEERBERICHT. Verwachting tot morgenavond: DE BILT. Zwakke tot matige wind uit N. richtingen, betrokken tot zwaar be wolkt, tijdelijk opklarend, waarschijnlijk weinig of geen regen, weinig verandering in temperatuur in het Noorden, in het Zuiden koeler. UKKEL. Matige wind uit Z. tot N. W. richtingen, bewolkte hemel;, plaatselijk regen, neiging tot onweer op verschillende plaatsen, matige temperatuur. Vr. 24 Juni. Zon op: 4 h 40; onder: 21 h 24. Licht op: 21 h 54. Maan op: 1 h 52; onder: 17 h 28. N.M.: 27 Juni. Hoog- en Laagwater te Vlissingen: Juni. Hoogwater. Laagwater. Donderdag 23 9.51 22.15 3.48 16.09 Vrijdag 24 10.58 23.22 4.53 17.15 Zaterdag 25 11.59 24.18 5.57 18.21 Westkapelle is 28 min. en Domburg 23 min. vroeger; Veere 38 min. later. (S springtij.) j Hoog- en Laagwater te Wemeldinge: Juni. Hoogwater. Laagwater. Donderdag 23 11.21 23.49 4.43 17-15 Vrijdag 24 12.39 5.48 18.22 Zaterdag 25 1.06 13.47 6.55 19.28 Gier zou hebben geschreven, dat de brigade te Oss niet meer zou mogen deelnemen aan het opsporingsonderzoek of hem daarvan fets bekend is. Getuige beantwoordt deze vraag ontken nend en zegt, dat, indien zoodanig schrijven zou zijn uitgegaan, hij daarVan zeer zeker op de hoogte zou zijn geweest. Vervolgens wordt gehoord de substituut officier van justitie te 's-Hertogenbosch, mr. Van den Burg. De voorzitter vraagt den getuige, of het zijn meening is, dat door de leden van de brigade Oss maatregelen zijn genomen zon der voorafgaand overleg met de justitie, hoewel zulk overleg noodzakelijk en ge- wenscht zou zijn geweest. Getuige antwoordt, dat dit het geval zou kunnen zijn geweest met den in hechtenis gehouden winkelier. Deze zaak kende ge tuige van te voren niet, doch het optreden in deze zaak van de marechaussee heeft getuige geen aanleiding gegeven om daar over een opmerking te maken. Hoewel de brigade Oss tot de onrustigste behoort, is haar optreden steeds normaal geweest, tot dat er een periode aanbrak, waarin veel klachten binnenkwamen over haar optreden in verschillende zaken, waarvan er slechts één is vervolgd. Getuige verklaart op de hoogte te zijn geweest van het onderzoek in 1937 tegen twee opzichters bij het jeugdwerk. Beide mannen heeft getuige zelf in vrijheid ge steld en buiten vervolging gelaten. Mis schien was er ten aanzien van eenige ver duistering een bewijs te leveren geweest, doch de zaak leek getuige niet geschikt om te vervolgen. Ten aanzien van een nader rapport over dezelfde zaak tegen eind De cember zegt getuige, dat hij daarop niet verder is ingegaan, omdat hij zijn beslis sing ter zake reeds had genomen. Dit nader rapport is voor getuige geen aanleiding ge weest om daarover een aanmerking te ma ken tegen den rapporteur, aangezien getui ge zijn opsporingsambtenaren de noodige vrijheid laat tot onderzoek, waarna getuige zelf de beslissing neemt, of hij de verant woordelijkheid van een vervolging op zich wil nemen. Wat de zaak tegen de geestelijken betreft, ook van dit onderhoud was getuige op de hoogte, en hij heeft tegen wachtmeester De Gier gezegd: diligent blijven. Getuige is van oordeel, dat elk onderzoek en vooral dit, zoo discreet mogelijk moet geschieden en naar zijn oordeel had wachtmeester De Gier dit wel iets beter kunnen doen. Getuige verklaart verder, dat het ver dere onderzoek in deze zaak is gestopt door het optreden van den procureur-generaal, hoewel het voor-onderzoek nog niet was gesloten. De feiten, welke aan getuige bekend zijn geworden, zouden hem ongetwijfeld geen aanleiding hebben gegeven om een vervol ging in te stellen. Getuige verklaart verder, dat hij wel een onderhoud over deze zaak heeft gehad met wachtmeester De Gier. Van overleg over bepaalde feiten in deze zaak is toen echter geen sprake geweest. Wel heeft De Gier toen gezegd, dat hij naar Den Haag zou gaan om getuigen te hooren. Op een vraag van den voorzitter zegt ge tuige, dat hij op 15 November 1937 in op dracht van den procureur-generaal een schrijven heeft doen uitgaan, waarbij aan de brigade last werd gegeven zich van ver der opsporingsonderzoek te onthouden. De voorzitter: Heeft U dan geen aanmer king gemaakt, toen bleek, dat de wacht meesters zich niet aan die opdracht hiel den? Getuige: Neen, want mijn standpunt is, dat de beslissing over een vervolging uit eindelijk toch bij mij berust. Op een vraag van mr. James, of het ge tuige bekend is, dat meermalen processen- verbaal zijn ingekomen, welke in strijd wa-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 1