Stéradent
De jonge boer in den huidigen storm
KRONIEK van den DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 15 JUNI 1938. No. 138.
IN GEHEIMEN DIENST,
Historische Avonturenroman.
Mr. Dieleman opent de algemeene verga
dering der Z. L, M.
UW KUNSTGEBIT
,OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE
Wankel Tsjechoslovakije
Zonder ongelukken zijn de gemeente
raadsverkiezingen in Tsjechoslovakije thans
ten einde gekomen. Het waren spannende
weken voor de Tsjechoslovaaksche repu
bliek, maar de regeering te Praag wist
verbeten goed, wat ze wilde. Aan haar
maatregelen neerkomende op een ge
deeltelijke mobilisatie is het te danken,
dat alles rustig bleef. Misschien heeft men
vlak voor de verkiezingen te Praag over
dreven vrees gekoesterd. Misschien zouden
minder omvangrijke maatregelen zijn ge
nomen, indien op den Zaterdag voor den
eersten verkiezingsdag te Eger niet twee
Sudeten-Duitschers door Tsjechische grens
wachten waren doodgeschoten. De moge
lijkheid, dat er tijdens de verkiezingen rel
letjes zouden ontstaan, welke van Tsjecho-
slavakije een tweede Spanje hadden kun
nen maken, was echter geenszins denkbeel
dig. De wijze, waarop de Duitsche pers zich
al geruimen tijd met de binnenlandsche
aangelegenheden der Tsjechoslovaaksche
republiek bemoeide bemoeienis, welke
als steeds natuurlijk van hoogerhand, dat
wil hier zeggen: door het ministerie van
den heer Goebbels werd geïnspireerd be
wees, dat de belangstelling van het Derde
Rijk het stadium van loeren en tot den
sprong gereed zijn naderde. De Duitschers
ontkennen dat achteraf; uiteraard. Ze heb
ben de waarschuwingen ruim vier weken
geleden op bevel van Londen door den En-
gelschen gezant te Berlijn ter kennis van
de nationaal-socialistische regeering ge
bracht, belachelijk wegens overbodigheid
trachten te maken. Maar de laatste week
had de anti-Tsjechische campagne in de
Duitsche pers opnieuw een uiterst venijni-
gen vorm. En de plaatsvervanger des
Führers, de heer Rudolf Hess, heeft Zon
dag j.l. te Stettin een redevoering gehou
den, waarin hij Tsjechoslovakije een staat
noemde, die zijn aanzijn aan „de leugen van
Versailles" dankt. Hess constateerde ver
der, dat de minderheden in dezen staat
„vreeselijk worden ontrecht" en dat de re
geering te Praag blijkbaar niet in staat is,
rust en orde in haar land te handhaven.
Het spreekt vanzelf, dat deze taal in
Tsjechoslovakije en ook in Frankrijk en
Engeland wat consternatie heeft gewekt.
Voor een staatsman is ze, zachtjes gezegd,
ongewoon, zelfs als men bedenkt, dat de
huidige Duitsche staatslieden door de bank
nogal groote woorden in den mond plegen
te nemen. Men heeft hier met een soort
van officieele bemoeienis te doen, welke
mede door de schandelijke overdrijving der
voorstelling van een wel uitermate bru
tale politieke mentaliteit blijk geeft. De
vrees der Tsjechen, dat het Derde Rijk
doelbewust streeft naar een vernietiging
van de Tsjechoslovaaksche republiek, is er
opnieuw door aangewakkerd. En vermoe
delijk niet ten onrechte: het nationaal-so
cialistische Duitschland heeft zijn zinnen
op expansie in Zuid-Oostelijke richting ge
zet. En het weet uit ervaringen als van de
overrompeling van Oosterijk, dat het zich
ten deze heel wat kan veroorloven. De me
thode op Oostenrijk toegepast is voorshands
ten aanzien van Tsjechoslovakije wat erg
riskant gebleken. Maar het doel zal geens
zins zjjn opgegeven. Wij vermoeden, dat de
Duitschers hopen, langzamerhand de Tsje
choslovaaksche republiek van binnen uit te
kunnen helpen ontbinden. Op den duur zal
het Sudeten-Duitsche deel er van hun dan
in elk geval als een rijpe vrucht in den
schoot moeten vallen.
Het dilemma voor Praag is vrijwel af
schuwelijk. Als men daar geen concessies
doet, kan een burgeroorlog onmogelijk uit
blijven, en in geval van een burgeroorlog
slaat Duitschland zonder twijfel bliksem
snel toe. Doet men wel concessies, zoodanig,
dat het Sudeten-Duitsche gebied een auto
nome staat in den staat gaat vormen, dan
is het gevaar groot, dat de Sudeten-Duit
schers zich allengs geheel los van Praag
zullen maken en met pak en zak naar het
Derde Rijk overloopen.
De gemeenteraadsverkiezingen hebben
bewezen, dat meer dan 80 der Sudeten-
Duitschers achter Henleln staat. Henlein
kan zich dus met recht den leider van het
Sudeten-Duitsche volk noemen. Praag
weet, wat dit beteekent: het Duitsche deel
der Tsjechoslovaaksche republiek is in
meerderheid nationaal-socialistisch gewor
den en begeert in zijn politieke hart aan
sluiting bij het Derde Rijk.
Het lijdt daarom geen twijfel, dat het
Tsjechoslovaaksche probleem in de naaste
7).
Door G. P. BAKKER.
k heb nog nooit een kunstenmaker ge-
zien van jouw kracht", bewonderde de
<;nwneUS en betastte Edzke's sterke arm-
,L "Jf moet vervloekt sterk zijn",
soldant t A "Heel wat waard voor een
reiken veel bÜ8edragen tot het be-
reiken van ons doel".
..En jij dan Benni en de ritmeester?"
Finkehe™ mester hier", antwoordde Von
mkeberg. „Zeg Fink"
offe°lXie' An °P den hoorn blaast
of je fluit bespeelt, trek je als de ratten-
Ieantgent".Van Ham6l6n ^nschen naar
°f wel Professor Ben el Gora nam
de kaarten op en ze zwegen.
leè'ren^ 'fZiei hij t0en' "ik zal lansknecht
zeggen» lansqenet' zooals de Franschen
kiër16 £ahoogste kaart trekt is de ban-
Weet in I ruitenheer, een handigheid.
„Neen" ruitenheer beteekent?"
»Een vreemdeling komt. Een militair".
hii"is dH= hoek van de deur. Niet kijken,
een Lmweer verdwenen. Jij een zes. Jij
tasten Zóó? h°Ud ?e Nu links af"
tin'^r?' Edzke' Klavervrouw. Dat is na-
nltiia die i°nge zwarte Zigeunerin, die
kiik bewondering naar jou staat te
zei »n' alS ie toeren verricht. Gisteren
e: „Dat is geen menschenwerk meer.
Mr. P. Dieleman, de voorzitter der Z.
L. M. heeft hedenmorgen de jaarvergade
ring der Z.L.M., gehouden te Goes, geo
pend met een rede over: „De jonge boer
en zijn medewerking aan de reconstructie
van ons volk."
Door den overgangstoestand, die er on
twijfelbaar zeker is komen er allerlei
nieuwe organisaties naar voren en vol
gens spr. zullen er zich grootere eenhe
den gaan afteekenen op breeden grond
slag. Er is alom storm, niet alleen in
Vlaanderenland. De Blauvoet vliegt overal
in de wereld en He Roland luidt ook over
al de zwaarste klok. Waar is, waar staat
de jonge boer in dezen storm? De jeugd
heeft aan den opbouw der maatschappij
zulkeen belangrijke taak te vervullen.
Zulks overeenkomstig het karakter van
een bepaalde provincie. De ook bij de
Z.L.M. in wording zijnde jeugdorganisatie
zal daarvan meer en meer doordringen, en
wijn in nieuwe lederen zakken gevend,
een heilzame werking uitoefenen, nieuwe
maar tevens de waardeering der ouden niet
uit het oog verliezende en haar besparen
voor den tijd, waarin zij noodig is.
De liefde voor den bodem van Zeeland,
tot dat oude en trouwe, dat altijd weer
nieuwe, jonge, blijde, God vereerend, volk
der Zeeuwen, spore allen aan tot eenheid,
tot samenstaan en- strijden tegen elke po
ging tot versplintering, al moet de strijd
bloedig zjjn tegen het eigen bloed, de eigen
familie soms.
Vooral de landbouwer weet, dat hij nuch
ter de zaken als zaken moet beschouwen,
de feiten als feiten moet nemen.
Toen het leidend beginsel werd, dat „al
les geoorloofd is, wat niet is verboden", de
vrije ontplooiing der persoonlijkheid, noem
de men dat, was het gevolg de grootste ver
warring en versplintering en tuchteloos
heid. Verwarring ook tusschen de goede
ren die God in de natuur aan allen gaf, en
die welke de mensch in vereeniging daar
mede voortbracht. 1914 kon niet uitblijven.
Zeker bracht de wereldoorlog de crisis me
de, doch men mag toch niet vergeten, dat
ook zonder dat de toestand onhoudbaar
was. De bezitters en beheerders van het
kapitaal, klein in aantal stonden tegen
over de bezitlooze arbeiders, de arbeiders
ook die van hoofd met die van de hand.
Dit leidde tot de revolutie in Rusland
waartegenover zich een heel andere kracht
ontplooide, die eerst in Italië en daarna in
Duitschland zich deed gelden. Men greep
er naar de dictatuur, en kwam niet tot
samenwerking van verschillende politieke
partijen, maar een vernietiging daarvan.
„Beide systeemen hebben hetzelfde prin
cipe. De gemeenschap eerst. Zij staat boven
het particuliere. Gemeen nut gaat voor
eigen baat. Een beginsel, dat zeer zeker,
ook ten onzent meer in acht mocht geno
men worden, wanneer daarbij de gewetens
vrijheid en de hoogere wetten, die de
mensch aan God binden, niet worden ver
treden.
Vroeger was: veroorloofd is alles, wat
niet verboden is, nu wordt het meer en
meer, verboden is, alles was niet is toege
staan. Dat is een even gevaarlijke stelling,
wier toepassing op den duur zedelijk en
stoffelijk ruïneus zal zijn voor een volk.
Dit alles dringt te streven, ook in het eigen
land, naar een betere maatschappij-inrich
ting. Vooral voor ons land komt daarbij het
hoogst belangrijk feit, dat de samenwerking
der volkeren geheel verstoord is en iedere
staat tracht, vooral voor het geval van oor
log, zich zelf te kunnen helpen. Dit moet
vooral de jonge landbouwer ten strengste
in het oog vatten. Het autarkisch streven
zou Zeeland tot een ongekende hoogte kun
nen brengen, omdat het het landbouwland
bij uitnemendheid is en er voor tientallen,
zoo niet honderden nog een bestaan zou
kunnen worden gevonden. De Z.L.M. zal
goed doen in vereeniging met de jonge
ren-organisaties, vooral ook dit vraagstuk
toekomst nog heel wat politieke spanning
en groote ongerustheid in Europa zal ver
oorzaken. En dat herhaalde malen de
vraag aan de orde zal komen, of de Tsje
chen er in zullen slagen hun republiek bij
mekaar te houden. Voor voorspellingen ten
deze is het hier de plaats niet, maar men
houdt zijn hart vast.
Ah! de kracht van dien man". Ik geloof
dat ze verliefd op je is. Zigeunervrouwen
zijn gek op sterke, wilde mannen".
„Dank je" lachte Edzke. „Bij mij geen
kans. Die wijven brengen zelfs den ver-
standigsten man den kop op hol".
„In het midden komen de kaarten te
liggen, rechts mijn ruitenheer, links klaver
vrouw voor jullie. Ik als bankier zeg: Ik
zet vijf daalders, voila". Hij lei ze op tafel.
„Neem je dat een van beiden aan of ieder
de helft? De helft. Goed. Die het eerst
twee gelijke kaarten krijgt, dus vrouw voor
jou, heer voor mij, heeft gewonnen. Leg ik
twee gelijke kaarten links en rechts, dan
is dat een pilée, dan trek ik den inzet in,
leg geen derde kaart in het midden, maar
weer een rechts en een links. Natuurlijk
geef ik dan gelegenheid den inzet weer te
bepalen. Hij, wiens gelijke kaart eerst op
op het hoopje ligt, heeft gewonnen".
Hij gaf. „Voor mij klaver zeven. Moei
lijkheden. Ja dat heb ik gevoeld. Dat moest
komen We verdienen te veel geld. We
worden te beroemd, te bekend. Afgunst
omringt ons van alle zijden. Ze beschuldigen
mij van tooverij. Dat is niet om mee te
spotten. Domme ezels. Vanmorgen keek de
schout mij reeds op de vingers. Die kleine
koster stond naast hem. Bovendien kreeg
ik van bevriende zijde een wenk. Baron
Veith."
Hij schonk de bekers vol. „Op den goe
den afloop".
Weer gaf hij de kaarten. „Ha, ha, ruiten
tien: dat wil ten minste zeggen: gelukkige
reis. En voor jullie, hartenvrouw. Jullie
hebt gewonnen en nog wel met harten
door te denken en daarna uit te werken.
Spr. roept allen, ouderen en jongeren
daarvoor op tot eenheid en wijst er met
voldoening op, dat leden van, Landbouw en
Maatschappij in geenendeele de Z.L.M. wil
len ondermijnen, maar integendeel hun le
den aansporen tot het lidmaatschap daar
van. Er moet dan ook alles gedaan worden
wat maar mogelijk is om versplintering
en verwarring te doen ophouden. Nieuwe
vormen van maatschapelijke en politieke
toestanden teekenen zich af. Deze behoo-
ren één doel te dienen: nl. de steeds ster
ker wordende gemeenschap, met een ge-
meenschapsverantwoordelijkheid van allen
voor een, een voor allen. Een nieuwe or
ganisatie van staats- en volkswezen kan
niet uitblijven. Geen enkele is trouwens
ooit voor de eeuwigheid geworden. De
landbouwer heeft daarbij ook zijn taak.
Hij moet begrijpen, dat zijn organisaties
het vereenigingspunt moeten zijn van allen
die ten plattelande wonen en daar.n be
lang s:eilen of daarbij belang hebben. Om
bv. op deze wijze te zorgen voor onderwijs,
ook vakonderwijs, moet worden gestreeld
naar vak- of bedrijfsorganisatie en daarbij
moet \ooral de jonge landbouw nieuwe
positie kiezen en leiding geven. Spr. wil nu
geen oplossing geven hoe organisatieorde
ning en plan moeten zijn, maar aller stu
diën, en gedachten moeten hierop gespan
nen blijven en worden. Men mag zeker niet
zeggen: Het is altijd zoo of zoo geweest en
het zal mijn tijd wel uithouden. Met alle
onderscheidingen in geloof en levensopvat
ting is te rekenen, maar men mag die niet
uitbuiten en veeleer moet men zoeken naar
harmonie in deze verdeeldheid om uit alle
die het beste te puren voor het volksge
heel. Men moet ook rekening houden met
andere deelen van het volk dan de boeren,
maar deze zijn toch de wortel der volks
kracht. Boer zijn, is den bodem bouwen,
met den Schepper medearbeiden, dat uit
het dorre brood komt. Hoe anders dan de
boeren staan daartegenover de arbeiders in
de industrieën, de stedelingen op den bu-
reaukruk. Deze leven ten opzichte van hun
inkomsten in mindere afhankelijkheid van
God en in meerdere van den mensch dan de
boeren. Men moet zich aanpassen en de sa
menwerking met bedrijfsgenooten moet
nog veel intenser worden. Op allerlei ge
bied, zoowel voor aanschaffing als voor
verkoop, maar ook samenwerking met an
dere kringen der bevolking moet worden
gezocht. Men moet overwegen hoe men het
beste van de menigte vaste lasten af kan
komen of ten minste hoe zij kunnen wor
den verlaagd. In zake den strijd over het
pachtbureau steke ieder de hand in eigen
boezem en zoeke*eerst schuld bij zich zelf.
Men heeft noodig, mannen met kennis en
onafhankelijkheidsgevoel en moet samen
trachten invloed uit te oefenen bij de man
nen der politiek, dat zij zorgen, dat er in
de wetten geen belemmeringen zijn voor de
ontwikkeling en voor de inneming van den
landbouwenden stand van de hem passen
de positie in het volksgeheel. Daarnaast
kan niet genoeg nadruk gelegd worden op
de opvoeding. Vroeger werd, bij den jongen
landbouwer veel te eenzijdig nadruk ge
legd op technische kennis en bekwaamheid
en te weinig dies op de algemeene kennis
en cultuur en vorming van den persoon.
Zeer verkeerd is ook een groot minder
waardigheidsgevoel en dat gevoel moet
weg. Men moet allen Zeeuwen zijn, die zelf
zich bewust zijn, en die heel best in staat
zijn hun eigen aangelegenheid op hun eigen
gemoedelijke wijze te regelen en die zich
niet laten drijven door fanatieke partij-
menschen in een richting die zoo dikwijls
van elders gekomen persmenschen,
of andere zgn. volksleiders ons willen
opdringen, tegen onzen natuur en ons we
zen in. Maar daartoe moet ook het geheele
volk er van doordrongen zijn, dat het zijn
boeren niet kan missen, moet het er opge
steld zijn de vruchten van zijn eigen bodem
in de eerste plaats te genieten, ook al is het
van elders ingevoerde even goed. Onder de
middelen die tot een behoorlijke zelfbe
wustzijn kunnen leiden, behoort ongetwij
feld de kennis der historie. Veel, oneindig
veel meer dan tot heden moet op school of
cursus onderwijs gegeven worden in de ge
schiedenis des Vaderlands en fn het bijzon
der de maatschappelijke geschiedenis en
die van den boerenstand en van de ontwik
keling van het platteland. Ook de Z.L.M.
vrouw. Dat is een goede, blonde vrouw".
„Zoo zal dan nog wel alles terecht ko
men. Waard, breng nog een kruik. Zullen
we verder spelen, of liever niet? Dan zal
ik toch later revanche moeten hebben". Hij
hield de kaarten in de hand en boog zich
voorover, fluisterde eenige zinnen. „Laat
Edzke hier blijven en ongemerkt vertrek
ken om verslag uit te brengen. Hij kan dan
het paard nemen. Maar zoo lang mogelijk
wachten. Ga jij er straks van door alsof
we ruzie hebben gehad, Finkie. Zorg voor
den wagen en den ezel. Wacht op mij een
kwartiertje buiten de stad aan den zuid
kant. Zoo nog een beker. Op den goeden
afloop."
Von Finkeberg nam de kaarten over. Hij
schudde, liet aftasten en wierp een boer op
de tafel. Eensklaps zei professor Ben el
Gora: „Neen sinjeur. Ik speel niet meer.
De wijze van schudden bevalt mij aller
minst."
„Wat bedoelt u daarmee?" vroeg Von
Finkeberg en wierp woest de kaarten op
tafel.
„Juist wat ik gezegd heb."
„Maar, sinjeurs," kwam Edzke tusschen
beiden: „Bewaar toch uw kalmte."
Ze stonden alle drie op. Von Finkeberg
nam zijn hoed en dien met een diepe bui
ging sierlijk zwaaiend, groette hij: „Sin
jeurs, ik hoop u nooit weer te ontmoeten",
en verdween.
„Wat was dat heerschap spoedig beïee-
digd," oordeelde de professor. „En toch had
hij ongelijk." Hij raapte een kaart van den
vloer op.
„Kpk een tweede boer en waar zou die
zal zich moeten bezinnen of zij niet een
behoorlijke geschiedenis van den Zeeuw-
schen bodem en het Zeeuwsche platteland
zal laten schrijven. Het komend gedenk
boek ter gelegenheid van het 100-jarig be
staan der Mij. kan daartoe aanleiding ge
ven. Behalve de geschiedkundigen hebben
ook de letterkundigen een taak. Mogelijk
dat ook het 100-jarig eeuwfeest hier iets
verrassends zal brengen, terwijl spr. dank
baar waardeert wat een enkele litterator
reeds bracht. Hij denkt aan Jan Eekhout,
aan drs. P. J. Meertens, aan Emiel Buysse
e.a. Zij leggen behalve de deugden, ook de
ondeugden bloot en dat is goed. Men be
hoede er zich voor de menschen onnutte
kennis bij te brengen en geven ook aan hoe
de menschen, de standen onderling moeten
leven en bij dit alles er rekening mede te
houden, dat ook de vrouw op den voor
grond treedt en daarom de boerinnenbon-
den en boerinnendagen te steunen en te be
vorderen, waartoe de jaarlijksche ontwik-
kelingsdagen nog maar een zwakke poging
zijn. Het landbouwhuishoudonderwijs moet
nog veel meer bevorderd worden en ook
Middelburg en Goes moeten te dier zake
aan de beurt komen, mogelijk in vereeni
ging met de bestaande huishoudscholen.
Het is soms zoo, dat als de Z.L.M. alleen
al, jaren lang soms heeft voorbereid en ge
reed staat een school op te richten, door
tegenwerking van zekere zijde de regeering
weer wijkt.
De provincie Zeeland heeft de schade.
Van buitengewonen invloed is de vrouw en
dus ook haar vorming voor het leven van
het gezin van den boer en dies voor het
geheele platteland. Ook de verhoudingen in
het gezin worden daardoor beheerscht. Op
de verhouding tusschen ouden en jongen
dient de aandacht gevestigd. Op tijd moet
jmen zijn besturen aanvullen met jonge
kracht. De verhouding tusschen werkgever
en werknemer moet zeker andermaal over
wogen worden. Men kan het betreuren of
niet, maar de oude patriarchale verhoudin
gen zijn verdwenen. Men moet zorgen, dat
de strijd tusschen de partijen op den duur
het landbouwbedrijf niet ernstig schaadt en
men vergete niet, dat in den landbouw de
■verhouding natuurlijkerwijze veel meer
persoonlijks inhoudt dan op de fabriek of
op het bureau. Dit begrijpen de vrijgestel
den dikwijls niet en bederven juist daar
door de voorwaarden voor een goede ver
standhouding en verwijderen eerder dan zij
vereenigen. Het systeem van rijksbemidde
laars is daarbij volgens spr. al zeer onge
lukkig. Spr. betreurt het dat door bevoegde
kringen zoo weinig aandacht gewijd is aan
het vraagstuk der leekenrechtspraak en ar-
wordt als nieuw door dagelijkaek
behandeling met
Door 10.000 tandartsen aanbevolen
(Ingez, Med.)
bitrage, men doet verkeerd met op den ten
deze ingeslagen weg voort te gaan. Het is
de taak der Z.L.M. goede denkbeelden ten
bate van werkgever en -nemer, beiden, in
dit opzicht te verkondigen en daarvoor rus
teloos te strijden. Daardoor zal er weder
een gelukkige, blij arbeidende boerenstand
komen met een behoorlijk loon en zonder
die ellendig drukkende zorgen voor het le
vensonderhoud, die nu zoo dikwijls de ge
zinnen der trouwe arbeiders naar beneden
drukken.
Daardoor zal een eind gemaakt zijn aan
de ook in Zeeland zoo onrustbarende ont
volking van het platteland. Er ligt hier
een taak voor de jongeren niet het minst.
Het platteland moet meer en meer aan
trekkelijk bewoonbaar worden en de ver
houdingen tot de niet-landbouwers moeten
herzien; dit kan door studie van alles wat
hierop betrekking heeft. Met ruimen, niet
met enghartigen blik moet de landbouwer
alles bezien. Dit alles moge goed, moge
voortreffelijk zijn, per slot van rekening
heeft een ieder toch in te keeren tot zich
zelf en den blik in zijn innerlijk wezen te
werpen. De hoogste geestelijke goederen
moet hij bereiken door zijn geloof en Gods
vertrouwen, door te leeren afzien meer en
meer van zich zelf. Het licht niet onder de
korenmaat, of in den eigen hoek alleen,
maar op de schop, op de machine.
Aan den ombouw of wil men de opleiding
van het tegenwoordig en komend geslacht
ten plattelande kunnen, moeten velen hel
pen. De overheid zal ook haar medewer
king moeten verleenen, niet het minst op
't gebied van het onderwijs, mede door
dit op het platteland in overeenstemming
te brengen met wat daar noodig is. Aan
een betere verhouding tusschen stad en
land moet de landbouwpers medehelpen,
en dit is ook van de groote Nederlandsche
pers zoo zeer gewenscht. Ernstig moet het
vraagstuk van zoo mogelijk reizende bi
bliotheken op landbouwgebied onder de
oogen worden gezien.
De ni' we, „overvette" Rinso wordt door alle vooraanstaande
wasmacninefabrikanten aanbevolen voor bet gebruik in hun
machines. Eén pak Rinso op 30 liter water geeft een onge
lofelijke hoeveelheid sop. En door het bijzonder hoge vet
gehalte is het Rinso sop zo volmaakt reinigend, dat Uw
wasgoed een ongekende helderheid krijgt en U, na het
witte goed, ook nog het gekleurde goed in hetzelfde sop
prachtig schoon wast. De nieuwe Rinso is werkelijk een
wonder van doelmatigheid en zuinigheid! En niet
alleen in elke wasmachine, maar ook in elke tobbe!
Bovendien op eik pak een bon voor fraaie geschenken.
R 40-0309
anders weg komen als uit zijn mouw.
Schoppenboer. Klopt, dat is een valsche
jongen. Zie je, Edzke, nu ken je het spel
ongeveer. Je kan het met zoovelen spelen
als je wilt, maar let er op de kaart van
den bankier links, die van de tegenspelers
rechts. De gezamenlijke inzet moet zoo
groot zijn als die van de bank. Maar als
iemand roept „va banque", dan moeten de
anderen hun inzet terugtrekken. Als hij
wint, wordt hij bankier."
Zoo bleven de beide anderen zitten drin
ken en praten. In de zaal had de kleine
twist de aandacht niet getrokken. Een beet
je valsch spel was volstrekt geen uitzon
dering. Dat hoorde er bij. Men kan nu een
maal niet zoo goedgeloovig zjjn om alles
aan het blinde fortuin over te laten.
„Maar?" vroeg Edzke. „U verklaarde elke
kaart."
„Ja, jonge man, dat is een kunst op zich
zelf, de kunst der waarzeggers. Elke kaart
heeft zijn bijzondere beteekenis, maar dat
verhaal is te lang. De combinatie doet veel,
het orakel kan gebaseerd zijn op het aantal.
Er bestaat zelfs een orakelspel. In 't alge
meen is harten goed en schoppen slecht. Pas
op voor schoppenvrouw."
Een half uur later stond professor Ben el
Gora op. Hij had goed uitgekeken of iemand
Von Finkeberg was gevolgd. Hij was niet
geheel nuchter. Zij hadden veel gedronken.
Met verhit gelaat en zwemmende oogen
staarde Edzke den professor langen tijd na.
Toen schonk hij nog eenmaal met bevende
hand zijn roemer val, ledigde dien in één
teug, lei zijn rechter arm op tafel, liet zijn
(Ingez. Med.)
hoofd in den elleboog zinken en viel dade
lijk in diepen slaap.
HOOFDSTUK VI.
De waard, zwaarlijvig met een grof rood
gezicht en een dikke onderkin, in zwart
wambuis met opgestroopte mouwen en een
leeren voorschoot, liep langzaam naar den
jongen burger, die reeds geruimen tijd lag
te slapen. Hij tikte hem op den schouder,
maar de ander bemerkte het niet. Hij
schudde hem flink door elkaar en riep:
„Sinjeur, u moet naar huis gaan. Het is
laat. Het feest is afgeloopen."
Edzke hief langzaam het hoofd op, keek
den waard met lodderige oogen aan en
vroeg met een onnoozel lachje:
„Wou jew erkelijk zeggen, dat ik in slaap
ben gevallen?"
„Ja, misschien een paar uur geleden."
„Dat is jammer, verduiveld jammer. Ik
ben hier gekomen om te drinken, maar niet
om te pitten. En waar zijn die beide andere
sinjeurs?"
„Uren geleden vertrokken."
„Ken je die kerels?"
„Neen, ik heb ze nooit eerder gezien."
„Jammer, werkelijk verbazend jammer.
„Hé, oude zanger", riep hij eensklaps* toen
hij Bart de bard de gelagzaal zag binnen
komen.
„Kom hier, kerel, en drink met mij een
kruik wijn. Ik heb dorst als een paard en
jij kunt zoo lekker zingen over wijn door
den kraag gieten en zoo. Kom drink met
mij. Er is anders bijna niemand meer in
deze vervelende kroeg."
(Wordt vervolgd).