Stéradent De jonge boer in den huidigen storm KRONIEK van den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 15 JUNI 1938. No. 138. IN GEHEIMEN DIENST, Historische Avonturenroman. Mr. Dieleman opent de algemeene verga dering der Z. L, M. UW KUNSTGEBIT ,OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE Wankel Tsjechoslovakije Zonder ongelukken zijn de gemeente raadsverkiezingen in Tsjechoslovakije thans ten einde gekomen. Het waren spannende weken voor de Tsjechoslovaaksche repu bliek, maar de regeering te Praag wist verbeten goed, wat ze wilde. Aan haar maatregelen neerkomende op een ge deeltelijke mobilisatie is het te danken, dat alles rustig bleef. Misschien heeft men vlak voor de verkiezingen te Praag over dreven vrees gekoesterd. Misschien zouden minder omvangrijke maatregelen zijn ge nomen, indien op den Zaterdag voor den eersten verkiezingsdag te Eger niet twee Sudeten-Duitschers door Tsjechische grens wachten waren doodgeschoten. De moge lijkheid, dat er tijdens de verkiezingen rel letjes zouden ontstaan, welke van Tsjecho- slavakije een tweede Spanje hadden kun nen maken, was echter geenszins denkbeel dig. De wijze, waarop de Duitsche pers zich al geruimen tijd met de binnenlandsche aangelegenheden der Tsjechoslovaaksche republiek bemoeide bemoeienis, welke als steeds natuurlijk van hoogerhand, dat wil hier zeggen: door het ministerie van den heer Goebbels werd geïnspireerd be wees, dat de belangstelling van het Derde Rijk het stadium van loeren en tot den sprong gereed zijn naderde. De Duitschers ontkennen dat achteraf; uiteraard. Ze heb ben de waarschuwingen ruim vier weken geleden op bevel van Londen door den En- gelschen gezant te Berlijn ter kennis van de nationaal-socialistische regeering ge bracht, belachelijk wegens overbodigheid trachten te maken. Maar de laatste week had de anti-Tsjechische campagne in de Duitsche pers opnieuw een uiterst venijni- gen vorm. En de plaatsvervanger des Führers, de heer Rudolf Hess, heeft Zon dag j.l. te Stettin een redevoering gehou den, waarin hij Tsjechoslovakije een staat noemde, die zijn aanzijn aan „de leugen van Versailles" dankt. Hess constateerde ver der, dat de minderheden in dezen staat „vreeselijk worden ontrecht" en dat de re geering te Praag blijkbaar niet in staat is, rust en orde in haar land te handhaven. Het spreekt vanzelf, dat deze taal in Tsjechoslovakije en ook in Frankrijk en Engeland wat consternatie heeft gewekt. Voor een staatsman is ze, zachtjes gezegd, ongewoon, zelfs als men bedenkt, dat de huidige Duitsche staatslieden door de bank nogal groote woorden in den mond plegen te nemen. Men heeft hier met een soort van officieele bemoeienis te doen, welke mede door de schandelijke overdrijving der voorstelling van een wel uitermate bru tale politieke mentaliteit blijk geeft. De vrees der Tsjechen, dat het Derde Rijk doelbewust streeft naar een vernietiging van de Tsjechoslovaaksche republiek, is er opnieuw door aangewakkerd. En vermoe delijk niet ten onrechte: het nationaal-so cialistische Duitschland heeft zijn zinnen op expansie in Zuid-Oostelijke richting ge zet. En het weet uit ervaringen als van de overrompeling van Oosterijk, dat het zich ten deze heel wat kan veroorloven. De me thode op Oostenrijk toegepast is voorshands ten aanzien van Tsjechoslovakije wat erg riskant gebleken. Maar het doel zal geens zins zjjn opgegeven. Wij vermoeden, dat de Duitschers hopen, langzamerhand de Tsje choslovaaksche republiek van binnen uit te kunnen helpen ontbinden. Op den duur zal het Sudeten-Duitsche deel er van hun dan in elk geval als een rijpe vrucht in den schoot moeten vallen. Het dilemma voor Praag is vrijwel af schuwelijk. Als men daar geen concessies doet, kan een burgeroorlog onmogelijk uit blijven, en in geval van een burgeroorlog slaat Duitschland zonder twijfel bliksem snel toe. Doet men wel concessies, zoodanig, dat het Sudeten-Duitsche gebied een auto nome staat in den staat gaat vormen, dan is het gevaar groot, dat de Sudeten-Duit schers zich allengs geheel los van Praag zullen maken en met pak en zak naar het Derde Rijk overloopen. De gemeenteraadsverkiezingen hebben bewezen, dat meer dan 80 der Sudeten- Duitschers achter Henleln staat. Henlein kan zich dus met recht den leider van het Sudeten-Duitsche volk noemen. Praag weet, wat dit beteekent: het Duitsche deel der Tsjechoslovaaksche republiek is in meerderheid nationaal-socialistisch gewor den en begeert in zijn politieke hart aan sluiting bij het Derde Rijk. Het lijdt daarom geen twijfel, dat het Tsjechoslovaaksche probleem in de naaste 7). Door G. P. BAKKER. k heb nog nooit een kunstenmaker ge- zien van jouw kracht", bewonderde de <;nwneUS en betastte Edzke's sterke arm- ,L "Jf moet vervloekt sterk zijn", soldant t A "Heel wat waard voor een reiken veel bÜ8edragen tot het be- reiken van ons doel". ..En jij dan Benni en de ritmeester?" Finkehe™ mester hier", antwoordde Von mkeberg. „Zeg Fink" offe°lXie' An °P den hoorn blaast of je fluit bespeelt, trek je als de ratten- Ieantgent".Van Ham6l6n ^nschen naar °f wel Professor Ben el Gora nam de kaarten op en ze zwegen. leè'ren^ 'fZiei hij t0en' "ik zal lansknecht zeggen» lansqenet' zooals de Franschen kiër16 £ahoogste kaart trekt is de ban- Weet in I ruitenheer, een handigheid. „Neen" ruitenheer beteekent?" »Een vreemdeling komt. Een militair". hii"is dH= hoek van de deur. Niet kijken, een Lmweer verdwenen. Jij een zes. Jij tasten Zóó? h°Ud ?e Nu links af" tin'^r?' Edzke' Klavervrouw. Dat is na- nltiia die i°nge zwarte Zigeunerin, die kiik bewondering naar jou staat te zei »n' alS ie toeren verricht. Gisteren e: „Dat is geen menschenwerk meer. Mr. P. Dieleman, de voorzitter der Z. L. M. heeft hedenmorgen de jaarvergade ring der Z.L.M., gehouden te Goes, geo pend met een rede over: „De jonge boer en zijn medewerking aan de reconstructie van ons volk." Door den overgangstoestand, die er on twijfelbaar zeker is komen er allerlei nieuwe organisaties naar voren en vol gens spr. zullen er zich grootere eenhe den gaan afteekenen op breeden grond slag. Er is alom storm, niet alleen in Vlaanderenland. De Blauvoet vliegt overal in de wereld en He Roland luidt ook over al de zwaarste klok. Waar is, waar staat de jonge boer in dezen storm? De jeugd heeft aan den opbouw der maatschappij zulkeen belangrijke taak te vervullen. Zulks overeenkomstig het karakter van een bepaalde provincie. De ook bij de Z.L.M. in wording zijnde jeugdorganisatie zal daarvan meer en meer doordringen, en wijn in nieuwe lederen zakken gevend, een heilzame werking uitoefenen, nieuwe maar tevens de waardeering der ouden niet uit het oog verliezende en haar besparen voor den tijd, waarin zij noodig is. De liefde voor den bodem van Zeeland, tot dat oude en trouwe, dat altijd weer nieuwe, jonge, blijde, God vereerend, volk der Zeeuwen, spore allen aan tot eenheid, tot samenstaan en- strijden tegen elke po ging tot versplintering, al moet de strijd bloedig zjjn tegen het eigen bloed, de eigen familie soms. Vooral de landbouwer weet, dat hij nuch ter de zaken als zaken moet beschouwen, de feiten als feiten moet nemen. Toen het leidend beginsel werd, dat „al les geoorloofd is, wat niet is verboden", de vrije ontplooiing der persoonlijkheid, noem de men dat, was het gevolg de grootste ver warring en versplintering en tuchteloos heid. Verwarring ook tusschen de goede ren die God in de natuur aan allen gaf, en die welke de mensch in vereeniging daar mede voortbracht. 1914 kon niet uitblijven. Zeker bracht de wereldoorlog de crisis me de, doch men mag toch niet vergeten, dat ook zonder dat de toestand onhoudbaar was. De bezitters en beheerders van het kapitaal, klein in aantal stonden tegen over de bezitlooze arbeiders, de arbeiders ook die van hoofd met die van de hand. Dit leidde tot de revolutie in Rusland waartegenover zich een heel andere kracht ontplooide, die eerst in Italië en daarna in Duitschland zich deed gelden. Men greep er naar de dictatuur, en kwam niet tot samenwerking van verschillende politieke partijen, maar een vernietiging daarvan. „Beide systeemen hebben hetzelfde prin cipe. De gemeenschap eerst. Zij staat boven het particuliere. Gemeen nut gaat voor eigen baat. Een beginsel, dat zeer zeker, ook ten onzent meer in acht mocht geno men worden, wanneer daarbij de gewetens vrijheid en de hoogere wetten, die de mensch aan God binden, niet worden ver treden. Vroeger was: veroorloofd is alles, wat niet verboden is, nu wordt het meer en meer, verboden is, alles was niet is toege staan. Dat is een even gevaarlijke stelling, wier toepassing op den duur zedelijk en stoffelijk ruïneus zal zijn voor een volk. Dit alles dringt te streven, ook in het eigen land, naar een betere maatschappij-inrich ting. Vooral voor ons land komt daarbij het hoogst belangrijk feit, dat de samenwerking der volkeren geheel verstoord is en iedere staat tracht, vooral voor het geval van oor log, zich zelf te kunnen helpen. Dit moet vooral de jonge landbouwer ten strengste in het oog vatten. Het autarkisch streven zou Zeeland tot een ongekende hoogte kun nen brengen, omdat het het landbouwland bij uitnemendheid is en er voor tientallen, zoo niet honderden nog een bestaan zou kunnen worden gevonden. De Z.L.M. zal goed doen in vereeniging met de jonge ren-organisaties, vooral ook dit vraagstuk toekomst nog heel wat politieke spanning en groote ongerustheid in Europa zal ver oorzaken. En dat herhaalde malen de vraag aan de orde zal komen, of de Tsje chen er in zullen slagen hun republiek bij mekaar te houden. Voor voorspellingen ten deze is het hier de plaats niet, maar men houdt zijn hart vast. Ah! de kracht van dien man". Ik geloof dat ze verliefd op je is. Zigeunervrouwen zijn gek op sterke, wilde mannen". „Dank je" lachte Edzke. „Bij mij geen kans. Die wijven brengen zelfs den ver- standigsten man den kop op hol". „In het midden komen de kaarten te liggen, rechts mijn ruitenheer, links klaver vrouw voor jullie. Ik als bankier zeg: Ik zet vijf daalders, voila". Hij lei ze op tafel. „Neem je dat een van beiden aan of ieder de helft? De helft. Goed. Die het eerst twee gelijke kaarten krijgt, dus vrouw voor jou, heer voor mij, heeft gewonnen. Leg ik twee gelijke kaarten links en rechts, dan is dat een pilée, dan trek ik den inzet in, leg geen derde kaart in het midden, maar weer een rechts en een links. Natuurlijk geef ik dan gelegenheid den inzet weer te bepalen. Hij, wiens gelijke kaart eerst op op het hoopje ligt, heeft gewonnen". Hij gaf. „Voor mij klaver zeven. Moei lijkheden. Ja dat heb ik gevoeld. Dat moest komen We verdienen te veel geld. We worden te beroemd, te bekend. Afgunst omringt ons van alle zijden. Ze beschuldigen mij van tooverij. Dat is niet om mee te spotten. Domme ezels. Vanmorgen keek de schout mij reeds op de vingers. Die kleine koster stond naast hem. Bovendien kreeg ik van bevriende zijde een wenk. Baron Veith." Hij schonk de bekers vol. „Op den goe den afloop". Weer gaf hij de kaarten. „Ha, ha, ruiten tien: dat wil ten minste zeggen: gelukkige reis. En voor jullie, hartenvrouw. Jullie hebt gewonnen en nog wel met harten door te denken en daarna uit te werken. Spr. roept allen, ouderen en jongeren daarvoor op tot eenheid en wijst er met voldoening op, dat leden van, Landbouw en Maatschappij in geenendeele de Z.L.M. wil len ondermijnen, maar integendeel hun le den aansporen tot het lidmaatschap daar van. Er moet dan ook alles gedaan worden wat maar mogelijk is om versplintering en verwarring te doen ophouden. Nieuwe vormen van maatschapelijke en politieke toestanden teekenen zich af. Deze behoo- ren één doel te dienen: nl. de steeds ster ker wordende gemeenschap, met een ge- meenschapsverantwoordelijkheid van allen voor een, een voor allen. Een nieuwe or ganisatie van staats- en volkswezen kan niet uitblijven. Geen enkele is trouwens ooit voor de eeuwigheid geworden. De landbouwer heeft daarbij ook zijn taak. Hij moet begrijpen, dat zijn organisaties het vereenigingspunt moeten zijn van allen die ten plattelande wonen en daar.n be lang s:eilen of daarbij belang hebben. Om bv. op deze wijze te zorgen voor onderwijs, ook vakonderwijs, moet worden gestreeld naar vak- of bedrijfsorganisatie en daarbij moet \ooral de jonge landbouw nieuwe positie kiezen en leiding geven. Spr. wil nu geen oplossing geven hoe organisatieorde ning en plan moeten zijn, maar aller stu diën, en gedachten moeten hierop gespan nen blijven en worden. Men mag zeker niet zeggen: Het is altijd zoo of zoo geweest en het zal mijn tijd wel uithouden. Met alle onderscheidingen in geloof en levensopvat ting is te rekenen, maar men mag die niet uitbuiten en veeleer moet men zoeken naar harmonie in deze verdeeldheid om uit alle die het beste te puren voor het volksge heel. Men moet ook rekening houden met andere deelen van het volk dan de boeren, maar deze zijn toch de wortel der volks kracht. Boer zijn, is den bodem bouwen, met den Schepper medearbeiden, dat uit het dorre brood komt. Hoe anders dan de boeren staan daartegenover de arbeiders in de industrieën, de stedelingen op den bu- reaukruk. Deze leven ten opzichte van hun inkomsten in mindere afhankelijkheid van God en in meerdere van den mensch dan de boeren. Men moet zich aanpassen en de sa menwerking met bedrijfsgenooten moet nog veel intenser worden. Op allerlei ge bied, zoowel voor aanschaffing als voor verkoop, maar ook samenwerking met an dere kringen der bevolking moet worden gezocht. Men moet overwegen hoe men het beste van de menigte vaste lasten af kan komen of ten minste hoe zij kunnen wor den verlaagd. In zake den strijd over het pachtbureau steke ieder de hand in eigen boezem en zoeke*eerst schuld bij zich zelf. Men heeft noodig, mannen met kennis en onafhankelijkheidsgevoel en moet samen trachten invloed uit te oefenen bij de man nen der politiek, dat zij zorgen, dat er in de wetten geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling en voor de inneming van den landbouwenden stand van de hem passen de positie in het volksgeheel. Daarnaast kan niet genoeg nadruk gelegd worden op de opvoeding. Vroeger werd, bij den jongen landbouwer veel te eenzijdig nadruk ge legd op technische kennis en bekwaamheid en te weinig dies op de algemeene kennis en cultuur en vorming van den persoon. Zeer verkeerd is ook een groot minder waardigheidsgevoel en dat gevoel moet weg. Men moet allen Zeeuwen zijn, die zelf zich bewust zijn, en die heel best in staat zijn hun eigen aangelegenheid op hun eigen gemoedelijke wijze te regelen en die zich niet laten drijven door fanatieke partij- menschen in een richting die zoo dikwijls van elders gekomen persmenschen, of andere zgn. volksleiders ons willen opdringen, tegen onzen natuur en ons we zen in. Maar daartoe moet ook het geheele volk er van doordrongen zijn, dat het zijn boeren niet kan missen, moet het er opge steld zijn de vruchten van zijn eigen bodem in de eerste plaats te genieten, ook al is het van elders ingevoerde even goed. Onder de middelen die tot een behoorlijke zelfbe wustzijn kunnen leiden, behoort ongetwij feld de kennis der historie. Veel, oneindig veel meer dan tot heden moet op school of cursus onderwijs gegeven worden in de ge schiedenis des Vaderlands en fn het bijzon der de maatschappelijke geschiedenis en die van den boerenstand en van de ontwik keling van het platteland. Ook de Z.L.M. vrouw. Dat is een goede, blonde vrouw". „Zoo zal dan nog wel alles terecht ko men. Waard, breng nog een kruik. Zullen we verder spelen, of liever niet? Dan zal ik toch later revanche moeten hebben". Hij hield de kaarten in de hand en boog zich voorover, fluisterde eenige zinnen. „Laat Edzke hier blijven en ongemerkt vertrek ken om verslag uit te brengen. Hij kan dan het paard nemen. Maar zoo lang mogelijk wachten. Ga jij er straks van door alsof we ruzie hebben gehad, Finkie. Zorg voor den wagen en den ezel. Wacht op mij een kwartiertje buiten de stad aan den zuid kant. Zoo nog een beker. Op den goeden afloop." Von Finkeberg nam de kaarten over. Hij schudde, liet aftasten en wierp een boer op de tafel. Eensklaps zei professor Ben el Gora: „Neen sinjeur. Ik speel niet meer. De wijze van schudden bevalt mij aller minst." „Wat bedoelt u daarmee?" vroeg Von Finkeberg en wierp woest de kaarten op tafel. „Juist wat ik gezegd heb." „Maar, sinjeurs," kwam Edzke tusschen beiden: „Bewaar toch uw kalmte." Ze stonden alle drie op. Von Finkeberg nam zijn hoed en dien met een diepe bui ging sierlijk zwaaiend, groette hij: „Sin jeurs, ik hoop u nooit weer te ontmoeten", en verdween. „Wat was dat heerschap spoedig beïee- digd," oordeelde de professor. „En toch had hij ongelijk." Hij raapte een kaart van den vloer op. „Kpk een tweede boer en waar zou die zal zich moeten bezinnen of zij niet een behoorlijke geschiedenis van den Zeeuw- schen bodem en het Zeeuwsche platteland zal laten schrijven. Het komend gedenk boek ter gelegenheid van het 100-jarig be staan der Mij. kan daartoe aanleiding ge ven. Behalve de geschiedkundigen hebben ook de letterkundigen een taak. Mogelijk dat ook het 100-jarig eeuwfeest hier iets verrassends zal brengen, terwijl spr. dank baar waardeert wat een enkele litterator reeds bracht. Hij denkt aan Jan Eekhout, aan drs. P. J. Meertens, aan Emiel Buysse e.a. Zij leggen behalve de deugden, ook de ondeugden bloot en dat is goed. Men be hoede er zich voor de menschen onnutte kennis bij te brengen en geven ook aan hoe de menschen, de standen onderling moeten leven en bij dit alles er rekening mede te houden, dat ook de vrouw op den voor grond treedt en daarom de boerinnenbon- den en boerinnendagen te steunen en te be vorderen, waartoe de jaarlijksche ontwik- kelingsdagen nog maar een zwakke poging zijn. Het landbouwhuishoudonderwijs moet nog veel meer bevorderd worden en ook Middelburg en Goes moeten te dier zake aan de beurt komen, mogelijk in vereeni ging met de bestaande huishoudscholen. Het is soms zoo, dat als de Z.L.M. alleen al, jaren lang soms heeft voorbereid en ge reed staat een school op te richten, door tegenwerking van zekere zijde de regeering weer wijkt. De provincie Zeeland heeft de schade. Van buitengewonen invloed is de vrouw en dus ook haar vorming voor het leven van het gezin van den boer en dies voor het geheele platteland. Ook de verhoudingen in het gezin worden daardoor beheerscht. Op de verhouding tusschen ouden en jongen dient de aandacht gevestigd. Op tijd moet jmen zijn besturen aanvullen met jonge kracht. De verhouding tusschen werkgever en werknemer moet zeker andermaal over wogen worden. Men kan het betreuren of niet, maar de oude patriarchale verhoudin gen zijn verdwenen. Men moet zorgen, dat de strijd tusschen de partijen op den duur het landbouwbedrijf niet ernstig schaadt en men vergete niet, dat in den landbouw de ■verhouding natuurlijkerwijze veel meer persoonlijks inhoudt dan op de fabriek of op het bureau. Dit begrijpen de vrijgestel den dikwijls niet en bederven juist daar door de voorwaarden voor een goede ver standhouding en verwijderen eerder dan zij vereenigen. Het systeem van rijksbemidde laars is daarbij volgens spr. al zeer onge lukkig. Spr. betreurt het dat door bevoegde kringen zoo weinig aandacht gewijd is aan het vraagstuk der leekenrechtspraak en ar- wordt als nieuw door dagelijkaek behandeling met Door 10.000 tandartsen aanbevolen (Ingez, Med.) bitrage, men doet verkeerd met op den ten deze ingeslagen weg voort te gaan. Het is de taak der Z.L.M. goede denkbeelden ten bate van werkgever en -nemer, beiden, in dit opzicht te verkondigen en daarvoor rus teloos te strijden. Daardoor zal er weder een gelukkige, blij arbeidende boerenstand komen met een behoorlijk loon en zonder die ellendig drukkende zorgen voor het le vensonderhoud, die nu zoo dikwijls de ge zinnen der trouwe arbeiders naar beneden drukken. Daardoor zal een eind gemaakt zijn aan de ook in Zeeland zoo onrustbarende ont volking van het platteland. Er ligt hier een taak voor de jongeren niet het minst. Het platteland moet meer en meer aan trekkelijk bewoonbaar worden en de ver houdingen tot de niet-landbouwers moeten herzien; dit kan door studie van alles wat hierop betrekking heeft. Met ruimen, niet met enghartigen blik moet de landbouwer alles bezien. Dit alles moge goed, moge voortreffelijk zijn, per slot van rekening heeft een ieder toch in te keeren tot zich zelf en den blik in zijn innerlijk wezen te werpen. De hoogste geestelijke goederen moet hij bereiken door zijn geloof en Gods vertrouwen, door te leeren afzien meer en meer van zich zelf. Het licht niet onder de korenmaat, of in den eigen hoek alleen, maar op de schop, op de machine. Aan den ombouw of wil men de opleiding van het tegenwoordig en komend geslacht ten plattelande kunnen, moeten velen hel pen. De overheid zal ook haar medewer king moeten verleenen, niet het minst op 't gebied van het onderwijs, mede door dit op het platteland in overeenstemming te brengen met wat daar noodig is. Aan een betere verhouding tusschen stad en land moet de landbouwpers medehelpen, en dit is ook van de groote Nederlandsche pers zoo zeer gewenscht. Ernstig moet het vraagstuk van zoo mogelijk reizende bi bliotheken op landbouwgebied onder de oogen worden gezien. De ni' we, „overvette" Rinso wordt door alle vooraanstaande wasmacninefabrikanten aanbevolen voor bet gebruik in hun machines. Eén pak Rinso op 30 liter water geeft een onge lofelijke hoeveelheid sop. En door het bijzonder hoge vet gehalte is het Rinso sop zo volmaakt reinigend, dat Uw wasgoed een ongekende helderheid krijgt en U, na het witte goed, ook nog het gekleurde goed in hetzelfde sop prachtig schoon wast. De nieuwe Rinso is werkelijk een wonder van doelmatigheid en zuinigheid! En niet alleen in elke wasmachine, maar ook in elke tobbe! Bovendien op eik pak een bon voor fraaie geschenken. R 40-0309 anders weg komen als uit zijn mouw. Schoppenboer. Klopt, dat is een valsche jongen. Zie je, Edzke, nu ken je het spel ongeveer. Je kan het met zoovelen spelen als je wilt, maar let er op de kaart van den bankier links, die van de tegenspelers rechts. De gezamenlijke inzet moet zoo groot zijn als die van de bank. Maar als iemand roept „va banque", dan moeten de anderen hun inzet terugtrekken. Als hij wint, wordt hij bankier." Zoo bleven de beide anderen zitten drin ken en praten. In de zaal had de kleine twist de aandacht niet getrokken. Een beet je valsch spel was volstrekt geen uitzon dering. Dat hoorde er bij. Men kan nu een maal niet zoo goedgeloovig zjjn om alles aan het blinde fortuin over te laten. „Maar?" vroeg Edzke. „U verklaarde elke kaart." „Ja, jonge man, dat is een kunst op zich zelf, de kunst der waarzeggers. Elke kaart heeft zijn bijzondere beteekenis, maar dat verhaal is te lang. De combinatie doet veel, het orakel kan gebaseerd zijn op het aantal. Er bestaat zelfs een orakelspel. In 't alge meen is harten goed en schoppen slecht. Pas op voor schoppenvrouw." Een half uur later stond professor Ben el Gora op. Hij had goed uitgekeken of iemand Von Finkeberg was gevolgd. Hij was niet geheel nuchter. Zij hadden veel gedronken. Met verhit gelaat en zwemmende oogen staarde Edzke den professor langen tijd na. Toen schonk hij nog eenmaal met bevende hand zijn roemer val, ledigde dien in één teug, lei zijn rechter arm op tafel, liet zijn (Ingez. Med.) hoofd in den elleboog zinken en viel dade lijk in diepen slaap. HOOFDSTUK VI. De waard, zwaarlijvig met een grof rood gezicht en een dikke onderkin, in zwart wambuis met opgestroopte mouwen en een leeren voorschoot, liep langzaam naar den jongen burger, die reeds geruimen tijd lag te slapen. Hij tikte hem op den schouder, maar de ander bemerkte het niet. Hij schudde hem flink door elkaar en riep: „Sinjeur, u moet naar huis gaan. Het is laat. Het feest is afgeloopen." Edzke hief langzaam het hoofd op, keek den waard met lodderige oogen aan en vroeg met een onnoozel lachje: „Wou jew erkelijk zeggen, dat ik in slaap ben gevallen?" „Ja, misschien een paar uur geleden." „Dat is jammer, verduiveld jammer. Ik ben hier gekomen om te drinken, maar niet om te pitten. En waar zijn die beide andere sinjeurs?" „Uren geleden vertrokken." „Ken je die kerels?" „Neen, ik heb ze nooit eerder gezien." „Jammer, werkelijk verbazend jammer. „Hé, oude zanger", riep hij eensklaps* toen hij Bart de bard de gelagzaal zag binnen komen. „Kom hier, kerel, en drink met mij een kruik wijn. Ik heb dorst als een paard en jij kunt zoo lekker zingen over wijn door den kraag gieten en zoo. Kom drink met mij. Er is anders bijna niemand meer in deze vervelende kroeg." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5