VOOR DE JEUGD.
GREET JE WIL NIET NAAR DE STAD.
K
HOE IS DE GOEDE VOLGORDE?
HOE ONTSTAAT EEN NIEUW
VIERKANT?
DE EERSTE TELEGRAAFSEINEN.
HET AVONTUUR VAN KEES.
hü is 67.
Is u heusch al 62
Ja zeker, ik wordt al 63, want ik ben ge
boren in September 1875.
Geen kinderen
Neen.
Bent u jong getrouwd
Ik was 24.
En was u lang geëngageerd
O neen, heel kort. Een paar maanden
maar. Mijn man was al dirigent van het
Concertgebouw op zijn 24e jaar, als opvol
ger van Kes. Toen hjj 29 was, verloofden
wp ons en wjj zijn geloof ik maar 3 maan
den verloofd geweest. Dit kwam zóó: mijn
man ging toen al op in zijn werk en in de
zomermaanden had hij tijd om te trouwen.
In het winterseizoen met alle repetities,
concerten, lessen enz. waren zijn dagen al
dubbel bezet.
Wij zijn nu 38 jaar getrouwd.
Vindt u het prettig om in een hotel te
wonen
Het is gemakkelijk, klinkt het diplo
matiek.
Is u vaak verhuisd
Nooit. Wjj hebben van het begin af in
hetzelfde huis gewoondtot wij hier
kwamen.
Een hotel is feitelijk geen home voor
Hollandsche begrippen.
Ging het u niet een beetje aan het hart,
dat u dat huis, waar u zóó lang woonde en
waar u als jonge vrouw uw huwelijksleven
begon, moest verlaten
Ik wil er liever niet over praten. Het is
nu eenmaal niet anders.
Haastig zoeken wij naar iets, dat afleidt
van het blijkbaar teere punt.
Heeft u uw opleiding in Holland genoten,
mevrouw
Neen, op mijn tiende jaar ging ik naar
een kloosterschool in Brussel, het bekende
Sacré Coeur.
En is u ook artiste Speelt u piano, viool
of harp
Vroeger heb ik wel piano gespeeld en ge
zongen.
Is u nooit in het openbaar opgetreden
Op een liefdadigheidsconcert wel eens.
Is u van meening, dat de vrouw van een
muzikaal genie ook moet musiceeren of is
het voor de verhouding beter, dat zij dit
niet doet
De vrouw van een artist, zegt mevrouw
Mengelberg, moet voldoende begrip van de
kunst van haar man hebben om hem in
zjjn uiteenzettingen te kunnen volgen,
maar zij moet nooit op hetzelfde gebied
iets willen gaan presteeren. Dat gaat nooit
goed.
U is zeker heel veel alleen, merken wij
op. Vallen de dagen u nooit lang
De dagen lang Ik kom tijd te kort.
Wat heeft u dan allemaal te doen Waar
heeft u het zoo druk mee Doet u veel
voor uw man
O, er is van allerlei te doen, klinkt het
ontwijkend.
Aan één doodgewonen man, die zich een
avond in het publiek moet vertoonen, heb
je als vrouw je handen vol, peinzen wij
hardop. En een kunstgenie telt minstens
voor tien en als dat gezelschap avond aan
avond in het publiek moet optreden dan.
hmmm
Mevrouw Mengelberg schiet in een lach.
En dan hebben wij het over de groote en
kleine hebbelijkheden van mannen in het
algemeen en van sommige mannen in het
bijzonder. Wij wisselen ervaringen uit en
wii komen tot de slotsom, dat alle man
nen
Maar neen, dat verklap ik u niet, want
dat was een gezellig vrouwen-onderonsje,
dat heelemaal niet voor publicatie was
bestemd
Vroeger, vertelt mevrouw Mengelberg,
ging ik altijd mee op de buitenlandsche
tournées, maar tegenwoordig is mij dat te
vermoeiend.
Gaat u altijd naar alle repetities
Ik zorg zooveel mogelijk, dat ik er altijd
ben aan het slot van een repetitie om te
noteeren wat er besproken moet worden,
wat er te onthouden valt, waarover getele
foneerd of geschreven moet worden enz.
Prof. Mengelberg heeft den naam van
veeleischend te zijn.
Is het dagelijksch 'contact met een veel
eischend iemand niet moeilijk op den duur?
Peinzend kijkt mevrouw Mengelberg voor
zich uit.
Mijn mem is veeleischend, zegt zij, maar
als hij dat niet was, dan was hij nooit en
te nimmer de groote kunstenaar geworden
die hij is.
Hij is een dynamische persoonlijkheid en
het dagelijksch verkeer met zoo'n natuur
eischt veel, eischt alles van iemand, het
doet het beste in je naar boven komen,
omdat je voortdurend er naar streeft het
beste te geven. Je wilt niet verslappen, je
wilt niet geestelijk achteruitgaan. Vanzelf
doe je alles om op peil te blijven en dat doe
je meestal alleen onder den invloed van
iemand van groot formaat.
Vrouw van een groot kunstenaar zijn,
lijkt ons niet gemakkelijk.
Het is ook niet gemakkelijk, geeft mevr.
Mengelberg toe. Je bent nooit zeker van
je tijd. Er zijn nooit vaste uren voor iets.
Gisteren begon de repetitie om 9 uur des
morgens en om half vier kwamen wij hier
om te lunchenen dat is dan nog
maar een kleinigheid.
Maar er staat zooveel tegenover, zooveel
moois en goeds, dat het toch een heerlijk
leven is
En als het concertseizoen afgeloopen is,
mevrouw
Dan gaan wij naar Zwitserland. Wacht,
ik zal u de foto's van ons huis laten zien.
Een groot album komt op tafel. Wij zien
een aantal prachtige interireur-opnamen
van Chasa Mengelberg, een verrukkelijk
echt Zwitsersch chalet op 1800 m hoogte,
temidden tusschen de bergtoppen gelegen.
Dat is de wildernis, vertelt mevr. Mengel
berg, daar vluchten wij heen om weer op
ons verhaal te komen. Vroeger hebben wij
in de vacantie wel gereisd, maar mijn man
werd overal herkend en aangestaard en
vervolgd en dat begon zoo hinderlijk te
worden, dat wij er dit op gevonden hebben.
Mijn man heeft dit huis zelf ontworpen en
ook de teekening voor de plafonds gemaakt,
Hij heeft er heel wat zelf aan getimmerd
en daar is hij niet weinig trotsch op! Daar
in de bergen is het heerlijk. Daar wonen
wij eigenlijk. Wij zfjn er volkomen vrij.
Auto's kunnen er niet komen.
Dit laatste klinkt waarlijk als een ver
zuchting.
En dan heb ik nog een heel klein huisje
bij Krefeld in het dorpje Hülsenberg. Dat
huisje heb ik van mijn man gekregen en
daar trek ik heen als ik er soms opeens zin
in krijg.
Mevrouw, wat vindt u van de mode
Ik hou niet van de mode, klinkt het
categorisch, terwijl mevrouw Mengelberg
haar vijfde sigaret opsteekt. Of is het de
zesde
Neen, herhaalt mevrouw Mengelberg, ik
hou niet van de mode en ik hou niet van
nieuwe kleeren. Ik hou pas van mijn
japonnen, als ze oud zijn
Ja maar de menschen
Het kan mij nooit schelen, wat de men
schen zeggen. Ik doe wat ik prettig vind en
wat ik denk dat goed is: bien faire et lais
ser dire was altijd mijn leuze, reeds
toen ik klein meisje was, en de meening
van de menschen laat mij koud. Ja, ik ben
vreeselijk brutaal en ik ben onverschillig
ook Zet u er dat maar bij.
Wij moeten even glimlachen.
Hier is een vrouw, die den moed heeft
rondborstig voor haar meening uit te ko
men.
Leest u veel
Ja, ik lees graag, tegenwoordig vooral
boeken uit den ouden tijd: geschiedenis
Als ik dan lees van al die opstandigheid,
van die troebelen en moeilijkheden en ik
bedenk hoe ten slotte het leven toch altijd
verder is gegaan, hoe de kringloop der din
gen onherroepelijk voortgaat, dan geeft mij
dat weer moet en vertrouwen in de toe
komst. Wat de menschen ook doen het
leven gaat verder en bezien in dat licht zijn
de dingen allemaal veel minder erg en
vooral veel minder belangrijk dan zij an
ders geweest zouden zijn.
Verrast kijken wij op. Deze krachtige
twee-en-zestigjarige is in waarheid de
milde wijsheid van den rijperen leeftijd
deelachtig geworden.
Hier zit een vrouw, die het geheim van
het echte levensgeluk heeft doorgrond. Met
een rustige, sterke blijmoedigheid gepant
serd weet zij de moeilijkheden tot hun ware
proporties terug te brengen en de goede
dingen des levens te waardeeren.
Het is voorzeker geen gemakkelijke taak
te leven in de schaduw van het genie. Maar
deze vrouw met haar levensdurf, haar
prachtige onbaatzuchtigheid en haar sterk
moederlijk instinct is de ideale echtgenoote
voor een groot kunstenaar.
Heeft u nog bijzondere liefhebberijen,
mevrouw
Jabreien. Ik brei geen mooie
dingen hoor, haast mevrouw Mengelberg
zich er bij te voegen. Wel mooie steken en
patroontjes en zoo.
En wat breit u dan
Sokjes en truitjes voor de kindertjes van
mijn neef. Kijk, daar staan de portretten;
een jongetje van 5 en een meisje van 3
jaar. Dat zijn toch zulke schatten van kin
deren. Als ik eens wat moe ben of wat
somber gestemd, dan ga ik naar dat twee
tal.
Het is wonderlijk, zegt mevr. Mengelberg
zacht, hoe kleine kinderen je altijd weer
beter kunnen maken.
En dan loopen wij langs de doode kran
sen naar de lift.
Bewaart u zulke dingen vragen wij.
Neen, alleen de linten, die nemen we
mee naar Zwitserland en bij bijzondere ge
legenheden versieren wij daar de kamers
mee.
Verlepte bloemen en dorre bladeren vind
ik zoo treurig om naar te kijken, zegt
mevrouw Mengelberg en wij knikken in
stemmend. Zoo'n gezegde hoort bij deze
levendige, kunstzinnige vrouw, die zoo
sterk en moedig haar leven in de schaduw
leeft. Een leven van dienende liefde, maar
een rijk en een gezegend leven
Amy Groskamp ten Have.
door
VIOLET CARR.
„Greetje, vanmiddag komen er enige
padvindsters hier en die blijven vannacht
slapen, vindt je dat niet prettig vroeg
moeder aan haar dochtertje.
Maar Greetje schudde het hoofd. Waar
om zou zij dat prettig vinden, zij kende
toch die vreemde meisjes helemaal niet. En
dan, kinderen uit de stad, die schepten na
tuurlijk op en vonden hier buiten alles pri
mitief en eigenlijk niet goed genoeg voor
hen. Neen, Greetje had veel liever, dat
moeder het maar niet aangenomen had, om
die meisjes hier te laten slapen.
„Kind" zei moeder verder, „wat trek je
toch een sip gezicht. Is dat nu alleen om
dat je over veertien dagen naar Tante Mien
in de stad gaat Dat is toch voor je best
wil. Je weet net zo goed als wij, dat je
hier in het dorp op school niet verder le
ren kunt en je wilt toch zeker wel meer
kennen, dan je op het ogenblk weet
„Ach moeder, dat is toch niet nodig, laat
m{j hier bij U blijven en U in de huishou
ding helpen", smeekte Greetje, terwijl de
waterlanders te voorschijn kwamen.
Het was bijna twaalf uur en om kwart
over twaalf kwamen vader en de knechts
van het land om te eten en dan moest het
eten op tafel staan, want de mannen had
den hard gewerkt en waren dus hongerig.
Maar een ogenblikje tijd had moeder nog
wel voor haar kleine meid. Zij ging even
op de drempel zitten en trok Greetje op
haar schoot.
„Waarom vind je het toch zo erg om
naar Tante Mien te gaan vroeg moeder
zacht. „Zij is toch altijd even aardig voor
je geweest, als zij hier was."
„Ja, dat wel", snikte Greetje, „maar ik
ben zo bang voor de mensen in de stad, die
zijn altijd zo naar, als zij eens hier langs
komen enik blijf veel liever bij vader
en U."
Moeder zuchtte eens. Het was moeilijk
Greetje aan het verstand te brengen, dat
het niet anders kon en dat zij de M.U.L.O.
in de stad moest doorlopen. Zij zou dan
bij tante Mien wonen en iedere Zaterdag
middag en Zondag thuis komen, want de
stad lag gelukkig nogal dicht bij het dorp.
Maar zelfs dat kon Greetje, die enigst meis
je was, niet troosten.
's Middags vroeg moeder haar om wat
bloemen te plukken. Dat vond Greetje een
prettig werkje en zjj huppelde de weide op,
waar zij al gauw een aardig bouquetje bij
elkaar had. Terwijl zij druk bezig was met
dit werkje, hoorde zjj uit de verte het ge
zang van een troepje meisje. Greetje keek
eens in de richting waar het geluid van
daan kwam en daar zag zij acht meisjes
aankomen, die allemaal een padvindersjurk
droegen en waarvan het eerste meisje een
vaantje in haar hand had. Zij waren bloots
hoofds en wandelden opgewekt naar de
boerderij toe, terwijl zij een vrolijk mars
liedje zongen.
Zouden dat de meisjes zijn, die bij. ons
logeren dacht Greetje en zjj rende wat zij
kon om nog voor de meisjes thuis te zijn.
Maar zij was juist even te laat, want moe
der ontving het troepje juist, toen Greetje
aan kwam lopen. „Kijk, en daar is mijn
dochtertje, Greetje heet zij", lachte moeder.
Greetje was zo verbaasd, dat de meisjes
er zo anders uitzagen, dan zij zich had
voorgesteld, dat zij in haar verbazing haar
bouquetje bloemen aan het grootste meisje
gaf, die het vriendelijk dankend aannam.
Het eigenaardige was echter, dat Greetje
zich tussen deze meisjes dadelijk op haar
gemak voelde, zij deed de spelletjes mee en
luisterde 's avonds, toen de leidster aan het
troepje enkele mooie verhalen en sprookjes
vertelde.
Greetje deelde hen mede, dat zp over
twee weken naar de stad moest, om daar
op school te gaan, waarop de leidster vroeg:
Wil je ook padvindster worden, dan zul
len wij het nu dadelijk aan je ouders vra
gen."
Dat wilde Greetje wel en de leidster ging
naar binnen om deze zaak met de ouders
te bespreken. Dezen waren veel te blij, dat
Greetje eindelijk nu wel naar de stad wil
de, want zij hadden er allebei een zwaar
hoofd in gehad. Zjj gaven dan ook onmid
dellijk hun toestemming.
Toen de meisjes de volgende dag af
scheid namen, want zjj maakten een wan
deltocht en moesten dus verder, kwam er
aan het wuiven geen einde en pas toen zij
in de bocht van de weg verdwenen waren,
keerde Greetje zich met schitterende ogen
tot haar moeder en zei: „Hé moeder, ik
ben nu zo blij, dat ik naar de stad ga, om
dat ik padvindster mag worden, dat ik bijna
niet wachten kan, tot de veertien dagen
om zjjn."
En zo vertrok Greetje inplaats van hui
lend en bedroefd, als een opgewekt, vrolijk
meisje het nieuwe leven tegemoet.
Bruin heeft de hele dag gewerkt. Hij
heeft met zijn baas groenten bij de men
sen gebracht. Toen ze vanmorgen van huis
weggingen, was de kar helemaal vol lek
kere frisse groenten en heerlijke vruchten,
en toen ze klaar waren en alle mensen ge
kocht hadden, wat ze hebben wilden, was
er niet veel meer over gebleven op de wa
gen. Bruin vindt het heimaal niet verve
lend om voor de wagen te lopen, want zijn
baas is heel goed voor hem en hij vindt
het prettig om eten naar de mensen te
brengen. Maar nu is het werk gedaan voor
vandaag en mag hij in de wei lopen. Dat
vindt hij nog prettiger dan voor de wagen
en hij draaft hard van plezier. Zjjn baas
vindt dat zo'n grappig gezicht, dat hij gauw
een kiektoestel neemt en Bruin heel vlug
achter elkaar kiekt.
Maar nu zijn de kiekjes klaar en de baas
weet niet meer in welke volgorde hp ze
moet leggen. Kunnen jullie hem helpen?
Het is wel een beetje moeilijk, maar je
moet maar eens goed bedenken hoe een
paard loopt, dan kan je het wel vinden!
Dit is een aardig spelletje, als je van leg
kaarten houdt. Je kan hiermee zelf een
legkaart maken. Let maar eens op, hoe dat
gaat.
OPLOSSINGEN RAADSELS.
De oplossingen van de raadsels der vorige
week zijn:
1. Een neus.
2. Paulientje, Rita, Ina, Kaatje, Tinneke,
Ottie, Loesje. Priktol.
3. Bier, vliet. Biervliet.
Moeder ging weer vlug verder voor het
eten zorgen, terwijl Greetje haar tranen
droogde, want zij wilde voor haar vader
niet weten, dat zij zo kinderachtig was.
RAADSELS.
1. Welke plaats in ons land kan je ma
ken van: smul hier vi.
2. Het geheel dragen we elke zomer en
bestaat uit 11 letters.
3, 10, 7, 6 is een gezonde drank.
9, 2, 4 heeft Zwarte Piet bij zich, voor
de stoute kinderen, j;
5, 8, 4, 7 wordt gebruikt om brood van
te bakken,
5, 10, 3 zit aan elke fiets,
1, 2, 11 brengt ons elke dag licht.
3. Het eerste deel is een jongensnaam,
het twede iets om te eten. Het geheel
is iemand, die altijd grapjes maakt.
4. Het geheel is iets, dat een ijzeren
voorwerp lelijk kan bederven. Als je
de laatste letter eraf neemt, is het een
ander woord voor: bedwelming. Als
je nu weer de laatste letter eraf neemt
is het iets, waar de meeste kinderen
liever niet mee te maken krijgen.
Wat is hier bedoeld
Eerst neem je een stuk papier en een li
niaal. Teken nu op het papier een vier
kant, waarvan de zijkant 6.3 cm lang is.
Kunnen jullie dat wel? Als je het te moei
lijk vindt, wil vader of moeder misschien
wel even helpen. Als je het grote vierkant
getekend hebt, trek je daar 4 lijnen in, zo
dat 9 kleine vierkantjes ontstaan. De zij
lengte van deze vierkantjes is dan 2.1 cm
lang. Kijk maar goed naar het plaatje, dan
weet je hoe het doen moet. Nu ga je
de vierkantjes die op de hoeken staan, niet
een vlakgom uitvegen. Als je nu de lijn
om de andere vierkantjes nog eens dik
overtrekt, kan je goed zien, hoe het fi-
dus dat de hoek tussen die lijnen helemaal
recht is. Zet nu in de vierkantjes de let
ters A, B, C en D. Nu neem je een grote
schaar en knipt langs de dikke lijn om het
figuurtje heen en langs de lijnen a en b
het papier door.
Kunnen jullie van de 4 stukken, die je
nu gekregen hebt, weer een nieuw vier
kant maken Probeer het maar eens en
kijk dan naar het tweede plaatje of het
goed is.
guurtje wordt. En nu komt een nauwkeu
rig werkje, dus let maar eens goed op! Je
moet een lijn trekken van de éne hoek
naar de andere, dwars door het figuurtje
heen. Dat is lijn a. Nu moet je lijn b zó
trekken, dat hij loodrecht op lijn a staat,
door Jan van Leeuwen.
De zon scheen vrolijk. „Weet je wat", zei
moeder tegen Kees: „je moest vanmiddag
met je vriendjes in het bos gaan spelen,
het is veel te mooi weer om de hele dag
in huis te zitten. Ga maar eens vragen of
Jaap en Henk en Gerrit ook zin hebben.
Jullie kunnen in het bos achter het huis
van Gerrit gaan, dan blijven jullie meteen
een beetje in de buurt.
Dat vond Kees een goed plan. Hij ging
gauw naar Jaap en Henk, twee broertjes,
die een paar huizen verder woonden. Zij
mochten meegaan van hun moeder, maar
moesten beloven niet te ver in het bos te
gaan. Met zijn drietjes gingen ze toen naar
Gerrit.
„Gerrit mag wel meegaan, maar jullie
moeten dicht bij huis blijven, want het bos
is heel groot en ik wil niet hebben dat jul
lie zover gaan, als er geen groot mens bij
jullie is", zei Gerrit's moeder. Dat beloof
den de jongens. Nu moesten ze nog afspre
ken wat ze zouden gaan spelen.
„Ik weet wat leuks", zei Kees, „we gaan
Indiaantje spelen Jullie hebben toch ook
een Indianenmuts met veren Ik heb een
houten hakmes, Gerrit heeft een echte pijl
koker met pijlen en Jaap en Henk zoeken
een dorre tak op, dan hebben ze ook een
speer Dan lijken we net echte Indianen
Dat vonden de jongens leuk, en zo gingen
ze een half uurtje later op stap.
Ze verdeelden zich in twee partijen, Ger
rit en Jaap samen en Kees bleef met Henk
Ze zouden ieder een andere kant opgaan
en moesten proberen één van de andere
parten te vinden.
Kees en Henk bleven eerst een tijdje
bij elkaar, maar toen zei Kees: „Ga jij nu
naar links, dan ga ik naar rechts en als we
één van de anderen gevonden hebben, roe
pen we hard: Oehoi Dat vond Henk goed
en ze gingen ieder een andere kant op.
Heel voorzichtig sloop Kees door het bos,
hij keek goed naar alle kanten of hp niets
zag, maar er was geen spoor van Gerrit
of Jaap te vinden. Alles was rustig en hij
hoorde alleen het tjilpen van de vogels in
de bomen, die erg vrolijk waren, omdat
ze het zo fijn vonden, dat de zon scheen en
dat het weer zomer werd. Kees liep een
hele tijd door, maar toen hij nog steeds
niets van de anderen zag, werd hij een
beetje ongerust. Zó ver konden ze toch niet
weg zijn Hij zou toch niet de verkeerde
kant op gegaan zjjn Hij besloot maar eens
te roepen. Oehoi! klonk het hard door het
bos. Maar er kwam geen antwoord. Hij
riep nog eens en nog eens, maar alles bleef
stil. Zou hij dan al zo ver gegaan zijn, dat
ze hem niet meer konden horen? Hij moest
maar gauw omkeren en dan zou hij Henk
of één van de anderen wel vinden. Na een
tijdje kwam hij aan een hele dikke boom.
Hij herinnerde zich niet, dat hij die boom
al eerder gezien had. Nu werd Kees echt
bang. Hij was verdwaald, hij was helemaal
alleen in het grote bos. Hij zou maar naar
links blijven lopen, dat moest toch wel
goed zjjn. Ineens hoorde hij een zacht ge
luidje, en daar zag hij onder een boom een
klein poesje zitten. Het diertje was zeker
weggelopen van huis en was nu verdwaald.
Kees ging ernaar toe en nam het op. Het
begon zachtjes te spinnen en gaf een kopje
tegen Kees hand. Met het poesje in zijn
arm liep Kees nu door. Telkens riep hij:
Oehoi en luisterde dan of hij geen ant
woord kreeg. En eindelijk hoorde hij heel
in de verte terugroepen: Oehoi! Kees liep
in de richting waar het geluid vandaan
kwam en na een tijdje zag hij Henk en
zijn vader. De jongens hadden eerst een
tijd gewacht, maar toen Kees maar niet te
rugkwam, waren ze ongerust geworden en
hadden Kees' vader gehaald om hen te hel
pen zoeken. Wat waren ze allemaal blij,
dat Kees weer terug was!
Kees moest alles uitleggen en toen hij
vertelde hoe hij het kleine poesje gevon
den had,'zei zijn vader: „We kunnen zo'n
klein diertje toch niet aan zijn lot overla
ten. Je mag het poesje houden, maar dan
spreken we af, dat je nooit meer zo ver
het bos in gaat en dat jullie niet meer al
leen Indiaantje spelen, want stel je voor,
dat jullie nog verder verdwalen!"
Keesh was erg blij, dat hij het aardige
Het is niet altijd zo geweest, dat men
zonder de minste moeite met Noord-Ame-
rika of Japan kon telegraferen. Vroeger
bracht men boodschappen óver op allerlei
verschillende manieren, waarvan er nog
enkele thans in gebruik zijn. Op de sche
pen geeft men bijvoorbeeld vlaggeseinen
aan voorbijgaande schepen, terwijl solda
ten zowel met vlaggen als met lichtseinen
werken om boodschappen door te geven.
Het is echter ongeveer een eeuw geleden,
dat de eerste telegraafseinen in dienst wer
den gesteld, doch dit feit is bijna in verge
telheid geraakt.
Behalve 's nachts en bij mistig weer,
konden deze seinen gebruik worden voor
het doorgeven van berichten over lange af
standen. Het apparaat bestond uit een paal
met zes armen, zoals jullie op de tekening
ziet. Iedere arm kon vier verschillende
standen aannemen: recht oveieind, lood
recht, schuin naar beneden en neergeklapt,
dus onzichtbaar. De mogelijkheden om op
deze manier te spreken, zijn niet zo be
perkt als het schjjnt, want reken het man:
na, met deze zes armen is het mogelijk vier
duizend zes en negentig „4096" verschillen- .nnr
de tekens te geven. Nogal een aardig aan- diertje houden mocht! Zo liep het avontuu
tal, vinden jullie niet toch nog goed af
Dagbic
Bureau
Telefoc
te GOE
Abonn
f 2.30,
abonn^
Prin:
Zaterd:
aangek
ana en
avonds
vertrok
blijven
MISHA
Dezei
litie ai
„Zwart
wordt
Van Sc
Hij z
ken ge!
zicht g'
B. is
ter za
baal w
01
Giste
de ven
officiee
volgt lt
De r
bevordi
Graven
teekenc
land,
en Zwl
keling
in stoa
overéeil
niettd
menweis
ben gei
de comj
en van
Decern tj
verkil
mische
looven,
hervatt
minderi
m. doo:
ciliteite
van de
den on
In di<
ringen 1
invoer t
gebrachl
ondertej
gedwoni
te nem
met de
naar sti|
trekking
Gistera
de spoi
station
gedaan
Arnhem
den die
de trein
twee ho
Drie pei
loopen,
Het s
zaakt d
nen no.