VOOR DE JEUGD. GREET JE WIL NIET NAAR DE STAD. K HOE IS DE GOEDE VOLGORDE? HOE ONTSTAAT EEN NIEUW VIERKANT? DE EERSTE TELEGRAAFSEINEN. HET AVONTUUR VAN KEES. hü is 67. Is u heusch al 62 Ja zeker, ik wordt al 63, want ik ben ge boren in September 1875. Geen kinderen Neen. Bent u jong getrouwd Ik was 24. En was u lang geëngageerd O neen, heel kort. Een paar maanden maar. Mijn man was al dirigent van het Concertgebouw op zijn 24e jaar, als opvol ger van Kes. Toen hjj 29 was, verloofden wp ons en wjj zijn geloof ik maar 3 maan den verloofd geweest. Dit kwam zóó: mijn man ging toen al op in zijn werk en in de zomermaanden had hij tijd om te trouwen. In het winterseizoen met alle repetities, concerten, lessen enz. waren zijn dagen al dubbel bezet. Wij zijn nu 38 jaar getrouwd. Vindt u het prettig om in een hotel te wonen Het is gemakkelijk, klinkt het diplo matiek. Is u vaak verhuisd Nooit. Wjj hebben van het begin af in hetzelfde huis gewoondtot wij hier kwamen. Een hotel is feitelijk geen home voor Hollandsche begrippen. Ging het u niet een beetje aan het hart, dat u dat huis, waar u zóó lang woonde en waar u als jonge vrouw uw huwelijksleven begon, moest verlaten Ik wil er liever niet over praten. Het is nu eenmaal niet anders. Haastig zoeken wij naar iets, dat afleidt van het blijkbaar teere punt. Heeft u uw opleiding in Holland genoten, mevrouw Neen, op mijn tiende jaar ging ik naar een kloosterschool in Brussel, het bekende Sacré Coeur. En is u ook artiste Speelt u piano, viool of harp Vroeger heb ik wel piano gespeeld en ge zongen. Is u nooit in het openbaar opgetreden Op een liefdadigheidsconcert wel eens. Is u van meening, dat de vrouw van een muzikaal genie ook moet musiceeren of is het voor de verhouding beter, dat zij dit niet doet De vrouw van een artist, zegt mevrouw Mengelberg, moet voldoende begrip van de kunst van haar man hebben om hem in zjjn uiteenzettingen te kunnen volgen, maar zij moet nooit op hetzelfde gebied iets willen gaan presteeren. Dat gaat nooit goed. U is zeker heel veel alleen, merken wij op. Vallen de dagen u nooit lang De dagen lang Ik kom tijd te kort. Wat heeft u dan allemaal te doen Waar heeft u het zoo druk mee Doet u veel voor uw man O, er is van allerlei te doen, klinkt het ontwijkend. Aan één doodgewonen man, die zich een avond in het publiek moet vertoonen, heb je als vrouw je handen vol, peinzen wij hardop. En een kunstgenie telt minstens voor tien en als dat gezelschap avond aan avond in het publiek moet optreden dan. hmmm Mevrouw Mengelberg schiet in een lach. En dan hebben wij het over de groote en kleine hebbelijkheden van mannen in het algemeen en van sommige mannen in het bijzonder. Wij wisselen ervaringen uit en wii komen tot de slotsom, dat alle man nen Maar neen, dat verklap ik u niet, want dat was een gezellig vrouwen-onderonsje, dat heelemaal niet voor publicatie was bestemd Vroeger, vertelt mevrouw Mengelberg, ging ik altijd mee op de buitenlandsche tournées, maar tegenwoordig is mij dat te vermoeiend. Gaat u altijd naar alle repetities Ik zorg zooveel mogelijk, dat ik er altijd ben aan het slot van een repetitie om te noteeren wat er besproken moet worden, wat er te onthouden valt, waarover getele foneerd of geschreven moet worden enz. Prof. Mengelberg heeft den naam van veeleischend te zijn. Is het dagelijksch 'contact met een veel eischend iemand niet moeilijk op den duur? Peinzend kijkt mevrouw Mengelberg voor zich uit. Mijn mem is veeleischend, zegt zij, maar als hij dat niet was, dan was hij nooit en te nimmer de groote kunstenaar geworden die hij is. Hij is een dynamische persoonlijkheid en het dagelijksch verkeer met zoo'n natuur eischt veel, eischt alles van iemand, het doet het beste in je naar boven komen, omdat je voortdurend er naar streeft het beste te geven. Je wilt niet verslappen, je wilt niet geestelijk achteruitgaan. Vanzelf doe je alles om op peil te blijven en dat doe je meestal alleen onder den invloed van iemand van groot formaat. Vrouw van een groot kunstenaar zijn, lijkt ons niet gemakkelijk. Het is ook niet gemakkelijk, geeft mevr. Mengelberg toe. Je bent nooit zeker van je tijd. Er zijn nooit vaste uren voor iets. Gisteren begon de repetitie om 9 uur des morgens en om half vier kwamen wij hier om te lunchenen dat is dan nog maar een kleinigheid. Maar er staat zooveel tegenover, zooveel moois en goeds, dat het toch een heerlijk leven is En als het concertseizoen afgeloopen is, mevrouw Dan gaan wij naar Zwitserland. Wacht, ik zal u de foto's van ons huis laten zien. Een groot album komt op tafel. Wij zien een aantal prachtige interireur-opnamen van Chasa Mengelberg, een verrukkelijk echt Zwitsersch chalet op 1800 m hoogte, temidden tusschen de bergtoppen gelegen. Dat is de wildernis, vertelt mevr. Mengel berg, daar vluchten wij heen om weer op ons verhaal te komen. Vroeger hebben wij in de vacantie wel gereisd, maar mijn man werd overal herkend en aangestaard en vervolgd en dat begon zoo hinderlijk te worden, dat wij er dit op gevonden hebben. Mijn man heeft dit huis zelf ontworpen en ook de teekening voor de plafonds gemaakt, Hij heeft er heel wat zelf aan getimmerd en daar is hij niet weinig trotsch op! Daar in de bergen is het heerlijk. Daar wonen wij eigenlijk. Wij zfjn er volkomen vrij. Auto's kunnen er niet komen. Dit laatste klinkt waarlijk als een ver zuchting. En dan heb ik nog een heel klein huisje bij Krefeld in het dorpje Hülsenberg. Dat huisje heb ik van mijn man gekregen en daar trek ik heen als ik er soms opeens zin in krijg. Mevrouw, wat vindt u van de mode Ik hou niet van de mode, klinkt het categorisch, terwijl mevrouw Mengelberg haar vijfde sigaret opsteekt. Of is het de zesde Neen, herhaalt mevrouw Mengelberg, ik hou niet van de mode en ik hou niet van nieuwe kleeren. Ik hou pas van mijn japonnen, als ze oud zijn Ja maar de menschen Het kan mij nooit schelen, wat de men schen zeggen. Ik doe wat ik prettig vind en wat ik denk dat goed is: bien faire et lais ser dire was altijd mijn leuze, reeds toen ik klein meisje was, en de meening van de menschen laat mij koud. Ja, ik ben vreeselijk brutaal en ik ben onverschillig ook Zet u er dat maar bij. Wij moeten even glimlachen. Hier is een vrouw, die den moed heeft rondborstig voor haar meening uit te ko men. Leest u veel Ja, ik lees graag, tegenwoordig vooral boeken uit den ouden tijd: geschiedenis Als ik dan lees van al die opstandigheid, van die troebelen en moeilijkheden en ik bedenk hoe ten slotte het leven toch altijd verder is gegaan, hoe de kringloop der din gen onherroepelijk voortgaat, dan geeft mij dat weer moet en vertrouwen in de toe komst. Wat de menschen ook doen het leven gaat verder en bezien in dat licht zijn de dingen allemaal veel minder erg en vooral veel minder belangrijk dan zij an ders geweest zouden zijn. Verrast kijken wij op. Deze krachtige twee-en-zestigjarige is in waarheid de milde wijsheid van den rijperen leeftijd deelachtig geworden. Hier zit een vrouw, die het geheim van het echte levensgeluk heeft doorgrond. Met een rustige, sterke blijmoedigheid gepant serd weet zij de moeilijkheden tot hun ware proporties terug te brengen en de goede dingen des levens te waardeeren. Het is voorzeker geen gemakkelijke taak te leven in de schaduw van het genie. Maar deze vrouw met haar levensdurf, haar prachtige onbaatzuchtigheid en haar sterk moederlijk instinct is de ideale echtgenoote voor een groot kunstenaar. Heeft u nog bijzondere liefhebberijen, mevrouw Jabreien. Ik brei geen mooie dingen hoor, haast mevrouw Mengelberg zich er bij te voegen. Wel mooie steken en patroontjes en zoo. En wat breit u dan Sokjes en truitjes voor de kindertjes van mijn neef. Kijk, daar staan de portretten; een jongetje van 5 en een meisje van 3 jaar. Dat zijn toch zulke schatten van kin deren. Als ik eens wat moe ben of wat somber gestemd, dan ga ik naar dat twee tal. Het is wonderlijk, zegt mevr. Mengelberg zacht, hoe kleine kinderen je altijd weer beter kunnen maken. En dan loopen wij langs de doode kran sen naar de lift. Bewaart u zulke dingen vragen wij. Neen, alleen de linten, die nemen we mee naar Zwitserland en bij bijzondere ge legenheden versieren wij daar de kamers mee. Verlepte bloemen en dorre bladeren vind ik zoo treurig om naar te kijken, zegt mevrouw Mengelberg en wij knikken in stemmend. Zoo'n gezegde hoort bij deze levendige, kunstzinnige vrouw, die zoo sterk en moedig haar leven in de schaduw leeft. Een leven van dienende liefde, maar een rijk en een gezegend leven Amy Groskamp ten Have. door VIOLET CARR. „Greetje, vanmiddag komen er enige padvindsters hier en die blijven vannacht slapen, vindt je dat niet prettig vroeg moeder aan haar dochtertje. Maar Greetje schudde het hoofd. Waar om zou zij dat prettig vinden, zij kende toch die vreemde meisjes helemaal niet. En dan, kinderen uit de stad, die schepten na tuurlijk op en vonden hier buiten alles pri mitief en eigenlijk niet goed genoeg voor hen. Neen, Greetje had veel liever, dat moeder het maar niet aangenomen had, om die meisjes hier te laten slapen. „Kind" zei moeder verder, „wat trek je toch een sip gezicht. Is dat nu alleen om dat je over veertien dagen naar Tante Mien in de stad gaat Dat is toch voor je best wil. Je weet net zo goed als wij, dat je hier in het dorp op school niet verder le ren kunt en je wilt toch zeker wel meer kennen, dan je op het ogenblk weet „Ach moeder, dat is toch niet nodig, laat m{j hier bij U blijven en U in de huishou ding helpen", smeekte Greetje, terwijl de waterlanders te voorschijn kwamen. Het was bijna twaalf uur en om kwart over twaalf kwamen vader en de knechts van het land om te eten en dan moest het eten op tafel staan, want de mannen had den hard gewerkt en waren dus hongerig. Maar een ogenblikje tijd had moeder nog wel voor haar kleine meid. Zij ging even op de drempel zitten en trok Greetje op haar schoot. „Waarom vind je het toch zo erg om naar Tante Mien te gaan vroeg moeder zacht. „Zij is toch altijd even aardig voor je geweest, als zij hier was." „Ja, dat wel", snikte Greetje, „maar ik ben zo bang voor de mensen in de stad, die zijn altijd zo naar, als zij eens hier langs komen enik blijf veel liever bij vader en U." Moeder zuchtte eens. Het was moeilijk Greetje aan het verstand te brengen, dat het niet anders kon en dat zij de M.U.L.O. in de stad moest doorlopen. Zij zou dan bij tante Mien wonen en iedere Zaterdag middag en Zondag thuis komen, want de stad lag gelukkig nogal dicht bij het dorp. Maar zelfs dat kon Greetje, die enigst meis je was, niet troosten. 's Middags vroeg moeder haar om wat bloemen te plukken. Dat vond Greetje een prettig werkje en zjj huppelde de weide op, waar zij al gauw een aardig bouquetje bij elkaar had. Terwijl zij druk bezig was met dit werkje, hoorde zjj uit de verte het ge zang van een troepje meisje. Greetje keek eens in de richting waar het geluid van daan kwam en daar zag zij acht meisjes aankomen, die allemaal een padvindersjurk droegen en waarvan het eerste meisje een vaantje in haar hand had. Zij waren bloots hoofds en wandelden opgewekt naar de boerderij toe, terwijl zij een vrolijk mars liedje zongen. Zouden dat de meisjes zijn, die bij. ons logeren dacht Greetje en zjj rende wat zij kon om nog voor de meisjes thuis te zijn. Maar zij was juist even te laat, want moe der ontving het troepje juist, toen Greetje aan kwam lopen. „Kijk, en daar is mijn dochtertje, Greetje heet zij", lachte moeder. Greetje was zo verbaasd, dat de meisjes er zo anders uitzagen, dan zij zich had voorgesteld, dat zij in haar verbazing haar bouquetje bloemen aan het grootste meisje gaf, die het vriendelijk dankend aannam. Het eigenaardige was echter, dat Greetje zich tussen deze meisjes dadelijk op haar gemak voelde, zij deed de spelletjes mee en luisterde 's avonds, toen de leidster aan het troepje enkele mooie verhalen en sprookjes vertelde. Greetje deelde hen mede, dat zp over twee weken naar de stad moest, om daar op school te gaan, waarop de leidster vroeg: Wil je ook padvindster worden, dan zul len wij het nu dadelijk aan je ouders vra gen." Dat wilde Greetje wel en de leidster ging naar binnen om deze zaak met de ouders te bespreken. Dezen waren veel te blij, dat Greetje eindelijk nu wel naar de stad wil de, want zij hadden er allebei een zwaar hoofd in gehad. Zjj gaven dan ook onmid dellijk hun toestemming. Toen de meisjes de volgende dag af scheid namen, want zjj maakten een wan deltocht en moesten dus verder, kwam er aan het wuiven geen einde en pas toen zij in de bocht van de weg verdwenen waren, keerde Greetje zich met schitterende ogen tot haar moeder en zei: „Hé moeder, ik ben nu zo blij, dat ik naar de stad ga, om dat ik padvindster mag worden, dat ik bijna niet wachten kan, tot de veertien dagen om zjjn." En zo vertrok Greetje inplaats van hui lend en bedroefd, als een opgewekt, vrolijk meisje het nieuwe leven tegemoet. Bruin heeft de hele dag gewerkt. Hij heeft met zijn baas groenten bij de men sen gebracht. Toen ze vanmorgen van huis weggingen, was de kar helemaal vol lek kere frisse groenten en heerlijke vruchten, en toen ze klaar waren en alle mensen ge kocht hadden, wat ze hebben wilden, was er niet veel meer over gebleven op de wa gen. Bruin vindt het heimaal niet verve lend om voor de wagen te lopen, want zijn baas is heel goed voor hem en hij vindt het prettig om eten naar de mensen te brengen. Maar nu is het werk gedaan voor vandaag en mag hij in de wei lopen. Dat vindt hij nog prettiger dan voor de wagen en hij draaft hard van plezier. Zjjn baas vindt dat zo'n grappig gezicht, dat hij gauw een kiektoestel neemt en Bruin heel vlug achter elkaar kiekt. Maar nu zijn de kiekjes klaar en de baas weet niet meer in welke volgorde hp ze moet leggen. Kunnen jullie hem helpen? Het is wel een beetje moeilijk, maar je moet maar eens goed bedenken hoe een paard loopt, dan kan je het wel vinden! Dit is een aardig spelletje, als je van leg kaarten houdt. Je kan hiermee zelf een legkaart maken. Let maar eens op, hoe dat gaat. OPLOSSINGEN RAADSELS. De oplossingen van de raadsels der vorige week zijn: 1. Een neus. 2. Paulientje, Rita, Ina, Kaatje, Tinneke, Ottie, Loesje. Priktol. 3. Bier, vliet. Biervliet. Moeder ging weer vlug verder voor het eten zorgen, terwijl Greetje haar tranen droogde, want zij wilde voor haar vader niet weten, dat zij zo kinderachtig was. RAADSELS. 1. Welke plaats in ons land kan je ma ken van: smul hier vi. 2. Het geheel dragen we elke zomer en bestaat uit 11 letters. 3, 10, 7, 6 is een gezonde drank. 9, 2, 4 heeft Zwarte Piet bij zich, voor de stoute kinderen, j; 5, 8, 4, 7 wordt gebruikt om brood van te bakken, 5, 10, 3 zit aan elke fiets, 1, 2, 11 brengt ons elke dag licht. 3. Het eerste deel is een jongensnaam, het twede iets om te eten. Het geheel is iemand, die altijd grapjes maakt. 4. Het geheel is iets, dat een ijzeren voorwerp lelijk kan bederven. Als je de laatste letter eraf neemt, is het een ander woord voor: bedwelming. Als je nu weer de laatste letter eraf neemt is het iets, waar de meeste kinderen liever niet mee te maken krijgen. Wat is hier bedoeld Eerst neem je een stuk papier en een li niaal. Teken nu op het papier een vier kant, waarvan de zijkant 6.3 cm lang is. Kunnen jullie dat wel? Als je het te moei lijk vindt, wil vader of moeder misschien wel even helpen. Als je het grote vierkant getekend hebt, trek je daar 4 lijnen in, zo dat 9 kleine vierkantjes ontstaan. De zij lengte van deze vierkantjes is dan 2.1 cm lang. Kijk maar goed naar het plaatje, dan weet je hoe het doen moet. Nu ga je de vierkantjes die op de hoeken staan, niet een vlakgom uitvegen. Als je nu de lijn om de andere vierkantjes nog eens dik overtrekt, kan je goed zien, hoe het fi- dus dat de hoek tussen die lijnen helemaal recht is. Zet nu in de vierkantjes de let ters A, B, C en D. Nu neem je een grote schaar en knipt langs de dikke lijn om het figuurtje heen en langs de lijnen a en b het papier door. Kunnen jullie van de 4 stukken, die je nu gekregen hebt, weer een nieuw vier kant maken Probeer het maar eens en kijk dan naar het tweede plaatje of het goed is. guurtje wordt. En nu komt een nauwkeu rig werkje, dus let maar eens goed op! Je moet een lijn trekken van de éne hoek naar de andere, dwars door het figuurtje heen. Dat is lijn a. Nu moet je lijn b zó trekken, dat hij loodrecht op lijn a staat, door Jan van Leeuwen. De zon scheen vrolijk. „Weet je wat", zei moeder tegen Kees: „je moest vanmiddag met je vriendjes in het bos gaan spelen, het is veel te mooi weer om de hele dag in huis te zitten. Ga maar eens vragen of Jaap en Henk en Gerrit ook zin hebben. Jullie kunnen in het bos achter het huis van Gerrit gaan, dan blijven jullie meteen een beetje in de buurt. Dat vond Kees een goed plan. Hij ging gauw naar Jaap en Henk, twee broertjes, die een paar huizen verder woonden. Zij mochten meegaan van hun moeder, maar moesten beloven niet te ver in het bos te gaan. Met zijn drietjes gingen ze toen naar Gerrit. „Gerrit mag wel meegaan, maar jullie moeten dicht bij huis blijven, want het bos is heel groot en ik wil niet hebben dat jul lie zover gaan, als er geen groot mens bij jullie is", zei Gerrit's moeder. Dat beloof den de jongens. Nu moesten ze nog afspre ken wat ze zouden gaan spelen. „Ik weet wat leuks", zei Kees, „we gaan Indiaantje spelen Jullie hebben toch ook een Indianenmuts met veren Ik heb een houten hakmes, Gerrit heeft een echte pijl koker met pijlen en Jaap en Henk zoeken een dorre tak op, dan hebben ze ook een speer Dan lijken we net echte Indianen Dat vonden de jongens leuk, en zo gingen ze een half uurtje later op stap. Ze verdeelden zich in twee partijen, Ger rit en Jaap samen en Kees bleef met Henk Ze zouden ieder een andere kant opgaan en moesten proberen één van de andere parten te vinden. Kees en Henk bleven eerst een tijdje bij elkaar, maar toen zei Kees: „Ga jij nu naar links, dan ga ik naar rechts en als we één van de anderen gevonden hebben, roe pen we hard: Oehoi Dat vond Henk goed en ze gingen ieder een andere kant op. Heel voorzichtig sloop Kees door het bos, hij keek goed naar alle kanten of hp niets zag, maar er was geen spoor van Gerrit of Jaap te vinden. Alles was rustig en hij hoorde alleen het tjilpen van de vogels in de bomen, die erg vrolijk waren, omdat ze het zo fijn vonden, dat de zon scheen en dat het weer zomer werd. Kees liep een hele tijd door, maar toen hij nog steeds niets van de anderen zag, werd hij een beetje ongerust. Zó ver konden ze toch niet weg zijn Hij zou toch niet de verkeerde kant op gegaan zjjn Hij besloot maar eens te roepen. Oehoi! klonk het hard door het bos. Maar er kwam geen antwoord. Hij riep nog eens en nog eens, maar alles bleef stil. Zou hij dan al zo ver gegaan zijn, dat ze hem niet meer konden horen? Hij moest maar gauw omkeren en dan zou hij Henk of één van de anderen wel vinden. Na een tijdje kwam hij aan een hele dikke boom. Hij herinnerde zich niet, dat hij die boom al eerder gezien had. Nu werd Kees echt bang. Hij was verdwaald, hij was helemaal alleen in het grote bos. Hij zou maar naar links blijven lopen, dat moest toch wel goed zjjn. Ineens hoorde hij een zacht ge luidje, en daar zag hij onder een boom een klein poesje zitten. Het diertje was zeker weggelopen van huis en was nu verdwaald. Kees ging ernaar toe en nam het op. Het begon zachtjes te spinnen en gaf een kopje tegen Kees hand. Met het poesje in zijn arm liep Kees nu door. Telkens riep hij: Oehoi en luisterde dan of hij geen ant woord kreeg. En eindelijk hoorde hij heel in de verte terugroepen: Oehoi! Kees liep in de richting waar het geluid vandaan kwam en na een tijdje zag hij Henk en zijn vader. De jongens hadden eerst een tijd gewacht, maar toen Kees maar niet te rugkwam, waren ze ongerust geworden en hadden Kees' vader gehaald om hen te hel pen zoeken. Wat waren ze allemaal blij, dat Kees weer terug was! Kees moest alles uitleggen en toen hij vertelde hoe hij het kleine poesje gevon den had,'zei zijn vader: „We kunnen zo'n klein diertje toch niet aan zijn lot overla ten. Je mag het poesje houden, maar dan spreken we af, dat je nooit meer zo ver het bos in gaat en dat jullie niet meer al leen Indiaantje spelen, want stel je voor, dat jullie nog verder verdwalen!" Keesh was erg blij, dat hij het aardige Het is niet altijd zo geweest, dat men zonder de minste moeite met Noord-Ame- rika of Japan kon telegraferen. Vroeger bracht men boodschappen óver op allerlei verschillende manieren, waarvan er nog enkele thans in gebruik zijn. Op de sche pen geeft men bijvoorbeeld vlaggeseinen aan voorbijgaande schepen, terwijl solda ten zowel met vlaggen als met lichtseinen werken om boodschappen door te geven. Het is echter ongeveer een eeuw geleden, dat de eerste telegraafseinen in dienst wer den gesteld, doch dit feit is bijna in verge telheid geraakt. Behalve 's nachts en bij mistig weer, konden deze seinen gebruik worden voor het doorgeven van berichten over lange af standen. Het apparaat bestond uit een paal met zes armen, zoals jullie op de tekening ziet. Iedere arm kon vier verschillende standen aannemen: recht oveieind, lood recht, schuin naar beneden en neergeklapt, dus onzichtbaar. De mogelijkheden om op deze manier te spreken, zijn niet zo be perkt als het schjjnt, want reken het man: na, met deze zes armen is het mogelijk vier duizend zes en negentig „4096" verschillen- .nnr de tekens te geven. Nogal een aardig aan- diertje houden mocht! Zo liep het avontuu tal, vinden jullie niet toch nog goed af Dagbic Bureau Telefoc te GOE Abonn f 2.30, abonn^ Prin: Zaterd: aangek ana en avonds vertrok blijven MISHA Dezei litie ai „Zwart wordt Van Sc Hij z ken ge! zicht g' B. is ter za baal w 01 Giste de ven officiee volgt lt De r bevordi Graven teekenc land, en Zwl keling in stoa overéeil niettd menweis ben gei de comj en van Decern tj verkil mische looven, hervatt minderi m. doo: ciliteite van de den on In di< ringen 1 invoer t gebrachl ondertej gedwoni te nem met de naar sti| trekking Gistera de spoi station gedaan Arnhem den die de trein twee ho Drie pei loopen, Het s zaakt d nen no.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 8