&eeuttr0cb>e
MIDDELBURGSCHE COURANT
GOESCHE COURANT
Prinses Beatrix Wilhelmina Armgard gedoopt.
Ontroerende plechtigheid in de Groote Kerk te 's Gravenhage.
IN DE VROEGE OCHTEND
UREN.
Vertrek gouden koets
van het Noordeinde.
in de Groote Kerk,
DE GODSDIENSTIGE
PLECHTIGHEID.
De bediening van den
heiligen doop.
Dagblad. Uitg. N.V. De Middeiburgsche Crh
Bureauxte MIDDELBURG: St. Pieterstr. 28,
Telefoon Redactie 269, Administratie 139;
te GOESTurfkade Tel. 17. Postgiro 43255.
Abonnementsprijs voor Middelburg en Goes
f 2.30, elders f 2.50 per kwartaal. Week
abonnementen in Middelburg en Goes 18 ct.
NUMMER 111. TWEE BLADEN. DONDERDAG
13 MEI 1938. EERSTE BLAD. 181e JAARG.
Advertentiën 30 ct per regel, ingezonden
mededeelingen 60 ct p. r. Bij contract lager.
Tarief op aanvraag. Familieberichten en
dankbetuigingen minimum f 2.10. „Kleine
Advertenties", max. 6 regels, 75 cent, bij
vooruitbetaling. „Brieven, of adres bureau
v. d. blad" 10 ct extra. Bewijsnummers 5 ct.
Reeds vroeg in den mogren van dezen
wonderschoonen Meidag, stonden honder
den belangstellenden in de residentie langs
den weg geschaard, waarlangs de ko
ninklijke stoet heden ter gelegenheid van
den doop van Prinses Beatrix van het Pa
leis Noordeinde naar de Groote Kerk zou
gaan. De stad bood een vroolijken aan
blik. Er werd druk gevlagd. Bijna ieder
een was met Oranje getooid. Een groot
aantal extra treinen bracht een stroom van
belangstellenden naar de hofstad, zoodat
het in de omgeving van de stations zeer
druk was.
De binnenstad werd geheel afgesloten
voor alle rfjverkeer. De autobussen die be
langstellenden aanvoerden werden aan de
grens van de gemeente opgehouden. Een
groote drukte heerschte op het Malieveld,
waar de troepen die voor afzetting zouden
zorgen, verzameld waren. Even na 9 uur
begonnen de miliatiren op te rukken om
de eerewachten te betrekken. Tromgerof
fel, trompetgeschal klonk van vele zijden,
afgewisseld door marschmuziek. Van de
verschillende kwartieren marcheerden de
infanterie, de huzaren, de mariniers en de
verdere deelnemende troepen naar de hun
.aangewezen standplaatsen.
Voor de touwen waarmede de trottoirs
waren afgezet werden de militairen op den
rijweg opgesteld.
Uiteraard heerschte de grootste drukte
in de omgeving van het paleis Noordeinde.
Een groeiende schare van toeschouwers,
steeds dikker zwellende rijen, de politie,
die er een oog op hield en voorts, op het
vreemdleege plein, twee schildwachten.
Dit was voorloopig het beeld, waar de bron
zen Zwijger op kon neerzien.
Te kwart over negen ongeveer kwam er
meer leven op het plein: De militaire af
zetting kwam aangemarcheerd en vormde
een zoom van veldgroen langs de wachten
den. Even later stapte de eerewacht, ge
vormd door eenige secties grenadiers en
jagers en begeleid door de martiale klan
ken der koninklijke militaire kapel, het
plein op en betrok haar plaats rechts en
links voor de beide paleisvleugels, dwars
op den hoofdgevel. Naast den hoofdingang
stelden rechts dé tamboers der grenadiers
en jagers en links de koninklijke militaire
kapel zich op.
De Koningin en Prins Bernhard
naar Ypenburg, om koning Leopold
af te halen.
Het was tien minuten over half tien toen
vier hofauto's het plein kwamen oprijden.
Een commando klonk, voor de menigte het
sein tot juichen. De militairen presenteer
den het geweer: daar verscheen gekleed in
grijzen bontmantel en met paarse hoed
met veeren, H.M. de Koningin, gevolgd
door Prins Bernhard, die gekleed was in
de eenvoudige uniform van kapitein der
grenadiers.
De Koningin en de Prins namen in de
eerste auto plaats, het gevolg in de drie
volgende. In de richting Hoogstraat zwaai
den de auto's weg, tusschen de geweren-
haag van de gele rijders te voet wier
berenmutsen dit gedeelte van het Noord-
einde afzoomden, nagejuicht door de me
nigte. De grootmoeder en de vader van
het doopelingetje waren op weg naar het
vliegveld Ypenburg, om den peetvader
Koning Leopold der Belgen te gaan afha
len.
De koning was vanochtend om half tien
(Amsterdamsche tijd) per vliegtuig uit
Brussel naar Nederland vertrokken. Om
zes minuten over tien arriveerde Z.M. op
het vliegveld „Ypenburg". Zijn vliegtuig
werd door twee andere Sabena-toestellen
begeleid. Boven Ypenburg maakte het toe
stel van den koning zich uit de formatie
los en landde het eerst; daarna daalden de
beide andere machines.
Het waren alle open militaire toestel
len, zoodat de Koning in vliegpak de tocht
had moeten maken. Het eerste werk van
Z.M. was zich te ontdoen van dit vliegpak.
Toen traden H.M. de Koningin en Prins
Bernhard den Koning, die het generaals
uniform droeg, tegemoet. Een korte be
groeting volgde. Inmiddels waren de hof-
auto's over het vliegveld gereden en stelden
zich voor het terras van de Aero-club op.
In de eerste auto nam de Koningin met
Koning Leopold en Prins Bernhard plaats.
Daarna kwamen eenige auto's met het ge
volg van de Koningin en met de heeren
van den eere-dienst van Koning Leopold,
dider luid gejuich van de tallooze belang
stellenden reed de stoet om den hangar
heen en vervolgens naar Den Haag terug.
De drie Belgische militaire vliegtuigen
bleven op Ypenburg onder bewaking van
den rijksveldwacht.
Te ruim half elf reden de hofauto's het
plein van het paleis Noordeinde weer op.
Nadat de beide vorsten en hun gevolg bij
het standbeeld van Willem den Zwijger
waren uitgestegen, inspecteerde Koning,
Leopold begeleid door de Koningin en ge
volgd door Prins Bernhard de eerewacht.
Le Koningin had haar grijzen bontmantel
hu los om de schouders en droeg over haar
licht-lila japon het grootkruis van de
kroonorde van België. De koninklijke mi-
btaire kapel speelde de Brabangonne, het
volkslied van den gast en het publiek
juichte, juichte
Toen de vorsten, die zich op het bordes
even omkeerden om den groet van het pu
bliek te beantwoorden, door den hoofdin
gang verdwijnen, rees aan den mast op het
dak de Belgische koninklijke standaard
naast den Oranje standaard onzer Konin
gin.
Eenige oogenblikken gingen voorbij.
Toen opnieuw een losbarstend gejuich. De
geweren gingen weder omhoog en de Bra-
banconne klonk opnieuw.
Voor een der ramen van het paleis was
Koning Leopold verschenen en naast hem
jfle Koningin.
Tien voor elven stelde op het Noord
einde ter linkerzijde van het Paleis het es
kadron huzaren zich op, dat onder com
mando van majoor P. W. Pieters de gou
den koets zou voorafgaan en volgen. De
standaard van het tweede regiment hu
zaren was erbij ingedeeld.
Toen het eerste galarijtuuig was voor
gereden tot den paleisingang, verschenen
in de rëchterzijvleugel van het paleis ach
ter de ramen der eerste verdieping Koning
Leopold:, .Koningin Wilhelmina, Prinses
Alice en Prins Aschwin, die het vertrek
van de gouden koets gadesloegen.
Dit was het teeken voor gejuich en dit
gejuich stierf niet meer weg, voordat de
gouden koets was voorgereden en Prinses
Juliana verscheen.
Het volk zag zijn Prinses en juichte en
jubelde. H. K. H. groette terug. Men zag
haar gestalte op het bordes, gekleed in
een ïang, teer groen gewaad met eteïf
toque met afhangende gele paradijsveeren.
Daar was ook de Prins, achter de Prin
ses, in zijn uniform van kapitein der gre
nadiers. De Prins droeg het grootkruis der
Belgische kroonorde, welke onderscheiding
hem zoo juist door Koning Leopold was
verleend.
Men zag de Prinses instijgen, en naast
haar, ter linkerzijde nam jiaar gemaal
plaats. En dan een zeer kort moment, maar
een hoofdmoment. Uit het donker van de
paleishal verscheen als hoofdpersoon, Prin
sesje Beatrix, rustig liggend in de arm van
haar verpleegster, jonkvr. Feith. Een se
conde en het publiek zag het Prinsesje,
of liever de lange doopjurk, in de armen
van Prins Bernhard, die het even daarna
in de armen van Prinses Juliana legde.
Het doopkleed was waarlijk vorstelijk.
Jurk, mutsje, kussen en sluier vormden
een geheel, bestaande uit zeer fijne en
rijk bewerkte Brusselsche kant. Het doop
kleed werd besteld door Koningin Emma
voor den doop van Koningin Wilhelmina
en ook Prinses Juliana is er in gedoopt.
Prinses Beatrix is zoodoende de derde ge
neratie, welke in dit kleed den doop ont
vangt.
De kantsoort is genaamd Point d'angle-
terre en in de voorbaan van de jurk be
vindt zich het koninklijk wapen met het
devies „Je Maintiendrai" in point de gaze.
Het point d'angleterre is een kantoort,
waarvan de tulle geheel met de hand ver
vaardigd is evenals de zich daarin bevin
dende jours. Er zijn bloemen van uiterst
fijne kloskant in verwerkt. De kleur is
zacht-crême.
Beide ouders zaten nu gebogen over hun
ouderweelde en schikten het doopkleed,
terwijl de gouden koets zich in beweging
zette.
En tusschen een haag van enthousiaste
juichers door ging de koets naar de Paleis
straat en, goud-glinsterend in de zomerzon,
verdween zij voor de oogen van het publiek
Het Wilhelmus klonk dat de koninklijke
militaire kapel had ingezet.
Langs het Voorhout en den Kneuterdijk
ging het naar het in zomerweelde badende
Buitenhof, waar naast infanterie-gelederen
eenige afdeelingen van de koninklijke ma
rine en van de koloniale reserve de laat-
sten met hun ruim schaduwende grijsgroe
ne bamboehoeden op de afzetting ver
zorgden.
Om vijf minuten over half twaalf, was de
koets voor de Groote, of St. Jacobskerk,
voorafgegaan door eenige galarijtuigen en
bereden huzaren. De stoet word ontvangen
door een stormachtig gejuich en een
spontaan gezongen Wilhelmus. De Prinses
en de Prins stapten uit. De Prinses droeg
op haar toilet niet het lint van het groot
kruis en had ook geen armband. Zij droeg
haar kind
De baby werd voor het portaal van de
kerk zorgzaam in de armen gelegd van de
verpleegster van Prinses Beatrix, jonkvr.
Feith, die de kostbare schat naar binnen
droeg.
Het was een ontroerende aanblik: het ge-
fonkel van de traditioneele goeuden koets,
met zijn vorstelfjken last en daaromheen
het vertoon van de forsche kracht der be
reden militairen.
Vertrek van den stoet der
koningin.
Voor het paleis Noordeinde zag de me
nigte intusschen het was half twaalf ge
worden reikhalzend uit naar het volgen
de groote moment, het vertrek van den
stoet waarin de Koning der Belgen en de
Koningin der Nederlanden, gevolgd door
de andere vorstelijke personen, zich naar
de groote kerk zouden begeven. De hof
auto's reden voor, de lakeien stonden op
het bordes gereed. Toen klonk het gejuich
op: H. M. de Koningin verscheen met haar
gast in den ingang, uitgeleide gedaan door
den opperhofmaarschalk, jhr. Boreel van
Oldenaller. Een kort bevel klonk en stram
stond de eerewacht, het geweer presentee-
rend. De regimentsvaandels der grenadiers
en jagers negen. De koninklijke militaire
kapel zette de „Brabangonne" in. De beide
majesteiten beantwoordden even den groet
van het juichende publiek.
Toen de beide vorstelijke personen in den
auto hadden plaats genomen, verscheen
Prinses Armgard, die als andere grootmoe
der van het jonge prinsesje eveneens har
telijk wordt toegejuicht, tezamen met Prin
ses Alice van Groot-Brittannië. Beide prin
sessen namen in de tweede auto plaats. De
vorstin van Erbach-Schönberg en hertog
Adolf Friedrich van Mecklenburg volgden
dan in de derde auto en de hertogin van
Mecklenburg stapte tezamen met de gravin
van Kotzebue en prins Aschwin in de vier
de auto. Prinses Helena van Erbach-Schön
berg én graaf Kotzebue sloten den stoet in
den vijfden wagen.
Terwijl het gejuich der menigte hen
naklonk, verdween de stoet door de Pa
leisstraat, met een in vergelijking met den
stapvoets rijdenden eersten stoet vrij groote
snelheid.
Vijf minuten na den gouden koets, arri
veerde de stoet bij de kerk. Een luid geju
bel klonk weer, toen de vorstelijke perso
nen de kerk binnentraden.
Nog versch lag in aller geheugen de
schittering, waarin de St. Jacobskerk tij
dens het huwelijk van Prinses Juliana en
Prins Bernhard was gehuld. Des te sober
der stak de eenvoudige versiering van thans
daarbij af. Slechts wat groen van groote
koningsvarens was rondom den gebeeld-
houwden voet van den preekstoel gegroe
peerd en op de plaats waar de heilige han
deling aanstonds zou worden voltrokken
lag een smaakvol tapijt, dat het geluid van
schreden dempte en in kleur wonderwel
overeenstemde met het hout van banken en
kansel en van de kleine doopvont, die het
water droeg, waarmee Prinses Beatrix den
doop zou ontvangen.
Het binnentreden van den ko
ninklijken - stoet.
Prinses Juliana en Prins Bernhard wer
den bij de deur der kerk ontvangen door
den opperkamerheer, mr. W. J. baron van
Lynden en door R. A. baron van Harden-
broek van Hardenbroek, kerkvoogd der
Ned. Hervormde gemeente en commissaris
der Groote Kerk. Even verder, bij den in
gang der consistoriekamer, stond een com
missie uit den kerkeraad om de vorstelijke
personen te begroeten. Ook de Koningin,
de Koning der Belgen en de overige vor
stelijke personen, die met Hare Majesteit
naar de kerk waren gereden, werden door
deze commissie ontvangen en naar de con
sistoriekamer geleid.
De eerste kamerheer-ceremoniemeester,
jhr. A. G. Sickinghe, stelde hier den stoet
op.
Toen de deuren van de consistoriekamer
opengingen, schreed de vorstelijke stoet,
voorafgegaan door Hare Majesteits opper-
ceremoniemeester, graaf Du Monceau, lang
zaam de kerk binnen. Bij den preekstoel
stonden kamerheeren gereed om allen naar
hun zetels te geleiden. Allereerst kwamen
Z. M. Koning Leopold en H. M. de Konin
gin. Prinses Juliana en Prins Bernhard
sloten den stoet.
Prinses Beatrix bleef in de consistorieka
mer achter, toevertrouwd aan de zorgen
van mevrouw Snouck Hurgronje, dame du
palais van de Koningin en dienstdoend
grootmeesteres van Prinses Juliana.
De verdeeling der plaatsen.
Rechts naast den preekstoel waren vier
zetels geplaatst. In het midden namen Prins
Bernhard en Prinses Juliana plaats. Naast
den Prins zijn moeder, Prinses Armgard
en naast Prinses Juliana de Koningn. Recht
voor den preekstoel de zetels voor de vijf
peten. In het midden Koning Leopold, rechts
van Zijne Majesteit Prinses Alice en naast
deze hertog Adolf Friedrich van Mecklen
burg, links van den koning de vorstin van
Erbach-Schönberg en vervolgens gravin
Kotzebue.
Achter deze vijf zetels stonden nog vier
stoelen, waarop Graaf Kotzebue, de herto
gin van Mecklenburg, Prins Aschwin en
Prinses Helena van Erbach-Schönberg
plaats namen.
In de hofbank hadden de grootofficie
ren van het huis van H. M. de Koningin
hun plaatsen. Links van de hofbank en in
het vak onmiddellijk daarvoor de leden van
het civiele huis van de Koningin met hun
dames. Vóór de plaatsen van de leden van
het civiele huis in het linkervak de plaat
sen van den voorzitter van de Eerste Ka
mer, van den voorzitter der Tweede Kamer,
van den oudsten minister van staat, jhr.
Van Karnebeek, den president van den
Hoogen Raad, jhr. Feith, den procureur-
generaal bij dit college, mr. dr. Berger, al
len met hun dames en van den minister
van staat, mr. D. Fock.
Ter rechterzijde van de hofbank namen
de leden van het militaire huis van Hare
Majesteit plaats.
In de regeeringsbank, onmiddellijk onder
het orgel, achter de plaatsen voor het corps
diplomatique, zaten de minister-president
en de leden van het kabinet met hun da
mes, met uitzondering van den minister
van buitenlandsche zaken.
De plaatsen onder het orgel voor de
regeeringsbank werden ingenomen door
den minister van buitenlandsche zaken,
mr. J. A. N. Patijn en de leden van het
corps diplomatique en van het Hof van
Internationale Justitie.
Rechts van dit vak waren de plaatsen
van de overige ministers van staat, de
ridders Grootkruis in de Orde van den
Nederlandschen Leeuw, in de Orde van
Oranje-Nassau en in de Huisorde van
Oranje, die voor zoover zij ook ridder
Grootkruis in een Belgische Orde zijn,
ter eere van de aanwezigheid van Z. M.
Koning Leopold, het lint der Belgische or
de droegen. Onder hen zagen wij den ge
neraal en mevrouw Snijders. Bovendien wa
den daar o.a. gezeten Hr. Ms. gezanten te
Parijs, Berljjn, Londen en Brussel en de
nieuwe gezant te Ankara, dr. Ph. C. Vis
ser. Achter de plaatsen van de leden van
het civiele huis van H. M. de Koningin
waren gezeten de Commissarissen der Ko-
ningin|, de burgemeesters van Amster
dam, 's-Gravenhage en Rotterdam en de
leden en griffiers van de beide Kamers
der Staten-GeneraalT
Tot de honderden genoodigden, die ver
der het kerkgebouw vulden, behoorden de
leden van den Raad van Sate, van den
Hoogen Raad en van de algemeene Re
kenkamer. De burgemeesters der provin
ciale hoofdsteden, tal van kerkelijke hoog-
waardigheidsbekleeders, de vice-admiraals
luitenant-generaals en generaal-majoors
in actieven dienst en andere militaire auto
riteiten.
Ondertusschen had ds. E. H. Blaauwen-
draad uit Baarn den preekstoel beklom
men. Het „Excelsior-koor" liet zich hoo-
ren en vol en krachtig klonken de woor
den van den lofzang: „Lof zij den Heer,
den Almachtigen Koning der Eere" door
de gewijde ruimte.
Toen klonk de stem van den voorgan
ger, het votum uitsprekende, gevolgd door
de zegenbede:
Genade zij U en vrede van Hem, Die
is, en Die was, en Die komen zal. Amen.
Hierop verzocht ds. Blaauwendraad de
gemeente het eerste vers van Psalm 100
te zingen, onder welken zang tweemaal
gecollecteerd werd voor de armen der
gemeente en voor de kerk.
Vervolgens las de predikant voor Mar
cus 10 vers 13 tot 16, een gedeelte uit
het Bijbelsche verhaal, waarin de kinde
ren tot Jezus gebracht werden en de be
kende woorden door Jezus gesproken wer
den: „Laat de kinderkens tot mjj komen,
en verhindert ze niet, want derzulken is
het koninkrijk Gods."
Toen ging de predikant voor in gebed,
waarna hij een preek hield, waarin o.a.
de beteekenis van het sacrament van den
heiligen doop werd toegelicht. Deze be
teekenis wortelt in het besef van Gods
liefde en Zijn genade. Johannes zegt daar
van: Hierin is de Liefde, niet dat wij
God liefgehad hebben, maar dat Hij ons
liefgehad heeft. En waarin komt die lief
de van God uit? Dat Hij Zijn zoon gezon
den heeft tot een verzoening voor onze
zonden.
Het is dus feitelijk alleen Gods genade.
Maar niet een genade, die ver van ons
gebleven is. Doch een genade, die God
zoo dicht mogelijk tot ons gebracht heeft.
Want daarvoor is Jezus gekomen en zoo
heel nauw met ons leven verbonden ge
weest.
En alsof dat niet voldoende was, voor
al voor hen, die straks zouden gelooven
in Jezus, nadat hij van de aarde was
heengegaan, heeft hij het nog dichter tot
ons gebracht. En wel doordat hij de sa
cramenten van doop en avondmaal heeft
ingesteld. Nu hebben wij niet alleen Zijn
woord, dat het ons zegt, maar wij hebben
het sacrament als een teeken en zegel,
waardoor ons Gods liefde in Christus, voor
ons en de onzen wordt afgebeeld. We
hooren het niet alleen uit de prediking,
maar we mogen het zien telkens wanneer
het sacrament wordt bediend in het mid
den der gemeente: God is liefde.
En de zekerheid van die genade wordt
in het formulier van den doop wel heel
diep gegrepen en gepeild, als gezegd wordt:
Als wij soms uit zwakheid in zonde val
len, dan nog moeten wij aan Gods gena
de niet vertwijfelen, en niet in de zonde
blijven. En wel daarom niet, omdat uit
den doop blijkt, dat we een eeuwig ver
bond der genade met God hebben.
Zoo zijn Gods liefde en genade niet te
scheiden. En worden beide werkelijkheid
voor ons door Gods geest. Daaraan her
innert ons het woord, dat ontleend is aan
een brief van Paulus, en dat als een ze
gen op de gemeente wordt gelegd bij het
verlaten van het kerkgebouw. Daar heet
het immers: De genade van Jezus Chris
tus, en de liefde van God, en de gemeen
schap van den Heiligen Geest moge met
U allen zijn.
Als we daarom eigen zwakheid zwaar
voelen, en dat doen we altijd als het gaat
om ons heil en om dat van onze kinderen,
dan mogen we nooit vergeten, dat ook
wij zelf zijn gedoopt. En dat in dien doop
Gods liefde tot ons gekomen is, voor al
tijd. En dat God ons ook de kracht wil ge
ven om onze geloften te betalen en de
kracht om tot rijken zegen te worden ge
steld ook voor onze kinderen.
Daartoe helpe de Almachtige God ook
ons vorstelijk ouderpaar door zijn Heili
gen Geest. Amen.
Na de preek volgde het voorlezen van
het formulier van den heiligen doop, ein
digende met het stellen van de gebruike
lijke vragen aan de ouders van de doo-
pelinge, waarop Prins Bernhard en Prin
ses Juliana met „ja" antwoordden.
Wederom zong toen de gemeente en
nu Gezang 219 vers 1 en 2 en gedurende
dit gezang werd Prinses Beatrix binnen
gedragen.
Dit was het schoone, het ontroerende
moment waarna een ieders gedachten te
voren reeds waren uitgegaan,. Toen de
deuren van de consitoriekamer werden
geopend en zich voor de tweede maal een
kleurrijke en vorstelijke stoet aan de
oogen der toeschouwers vertoonde: de
stoet van de jonggeboren prinsesse, de
doopelinge van heden. Voorop ging de
dienstdoend grootmeester van Prinses Ju
liana, Juckema van Burmania baron Ren-
gers van Warmenhuizen. Toen kwam
mevrouw Snouck Hurgronje, dragende
Prinses Beatrix en gevolgd door baron
Baud en jhr. Dedel, die beiden fungeerden
als kamerheeren-slippenhouders van den
doopsluier. De verpleegster van Prinses
Beatrix, jonkvrouwe Feith, sloot den
stoet.
Langzaam schreed de kleine groep on
der het gemeentegezang binnen en stelde
zich ter zijde van den preekstoel op. Ds.
Weiter, de hoogbejaarde oud-hofprediker,
die de bediening van den heiligen doop
zou verrichten, had inmiddels zijn plaats
bij de doopvont ingenomen.
Nu kwam dan het oogenblik, waarop me
vrouw Snouck Hurgronje haar kostbaren
last aan Prinses Juliana overgaf, die met
haar kind in de armen, haar echtgenoot
naast haar', eenige schreden naar voren ging
om haar dochter ten doop te houden.
Ontroerd klonk de stem van den eerbied-
waardigen predikant, toen hij het water op
het voorhoofd van de jonggeboren prinses
sprenkelde
„Beatrix Wilhelmina Armgard, ik doop U
in den naam des Vaders, en des Zoons, en
des Heilen Geestes".
Vervolgens breidde ds. Weiter zijn han
den zegenend uit over Prinses Beatrix en
zeide:
„De Heere zegene U, en behoede U.
De Heere doe Zijn aangezicht over U
lichten, en Zij U genadig.
De Heere verheffe Zijn aangezicht over
U en geve U vrede."
Langzaam ging Prinses Juliana, haar
kind dragende, terug naar haar zetel.
Het orgel zette in de melodie van Psalm
134 en plechtig klonk de gemeentezang van
de klassieke zegenbede, Prinses Beatrix
door allen toegezongen:
Dat 's Heeren zegen op U daal',
Zijn gunst uit Sion U bestraal':
Hij schiep 't heelal, Zijn naam ter eer',
Looft, looft nu aller Heeren Heer.
Ds. Blaauwendraad ging daarna voor in
dankgebed, waarna de plechtigheid beslo-'
ten werd met den slotzang uit Psalm 133:
Waar liefde woont, gebiedt de Heer
[den zegen.
De predikant sprak tenslotte den zegen
uit. Nog eenmaal klonk de koorzang van
„Excelsior", nu met de woorden van het
eerste en vierde vers van Gezang 50.
Daarmede was de godsdienstige plechtig
heid ten einde.
Prinses Juliana stond op, Prins Bernhard
naast haar, en, het kind rustend in moeders
armen, verlieten zij het kerkgebouw en
begaven zich naar de consistoriekamer.
Vóór de Prinses en den Prins uit ging de
opperceremoniemeester en ook ditmaal wa
ren baron Baud en jhr. Dedel slippenhou
ders. Daarachter kwamen de Koningin, Ko
ning Leopold en de overige vorstelijke gas
ten, gevolgd door de dame du palais, me
vrouw Snouck Hurgronje en den dienst
doend grootmeester van Prinses Juliana.
Het Prinsesje huilde.
Kort nadat het Prinsesje was binnen ge
dragen hoorden de aanwezigen, dat ze
kreetjes slaakten en daarna ging huilen.
Ook door de radio was het weenend ge
luid van de kleine Beatrix duidelijk te on
derkennen. Voor het eerst hoorde het Ne-
derlandsche volk zoodoende de stem van
de jongste Oranjetelg.
Mevrouw Snouck Hurgronje heeft ge
tracht het Prinsesje te sussen en met een
kanten zakdoekje droogde zii haar oogjes.
Maar niets hielp. Prinses Beatrix ging
voort met haar droefheid te uiten. Vertee
derde blikken van het Prinselijk paar, ja
van allen die deze oogenblikken meemaak
ten, hadden evenmin uitwerking. Zachtjes
en af en toe wat luider weende het witte
Prinsesje.
Ook toen mevrouw Snouck Hurgronje
het kindje aan haar moeder had overgege
ven, bleef het Prinsesje huilen. Prinses Ju
liana probeerde het eveneens te sussen,
maar alles tevergeefs.
Na afloop van den dienst bood in de con
sistoriekamer ds. Dyckmeester, namens den
kerkeraad, aan Prinses Juliana een kerk
boek aan, in bruin leeren omslag, met een
puntige overslag en druksluiting, waarop
een gouden knop was. Op dezen knop is
het wapen van Prinses Beatrix gegraveerd.
Het boek is in een bruin lederen etui en de
binnenkant is van wit leer. Met gouden
letters staat hierop:
Aan H.K.H. Prinses Beatrix, ter gele
genheid van haar doop, aangeboden door
den kerkeraad der Ned. Hervormde ge
meente te 's-Gravenhage.
12 Mei 1938.
De vorstelijke gasten werden uitgeleide
gedaah door de commissies, welke ook te
hunner ontvangst aanwezig waren geweest.
Terugkomst ten paleize.
De terugkeer van de kerk naar het pa
leis geschiedde in omgekeerde volgorde;
eerst de Koninklijke auto's waarin Koningin
Wilhelmina, Koning Leopold en de ove
rige gasten waren gezeten, daarna de
gouden koets. Het publiek jubelde weer,
dat Den Haag er van deverde.
Ongeveer kwart over een kwamen Prin
ses Juliana en Prins Bernhard met het
kleine Prnsesje in het paleis aan.
Korten tijd nadat H. K. H. het paleis was
binnengegaan, verscheen ze op een der
balcons. Lachend hief ze de kleine Beatrix
op. Twee hulpeloos zwaaiende handjes
boven een lang wit doopkleed was wat
men van verre te zien kreeg, doch die
zwaaiende handjes werden beantwoord
door de honderden zwaaiende handen van
al de menschen beneden, die door dit kin
dergebaartje in het hart werden getroffen.
De Prins zag als een trotsche vader toe en
wuifde nu en dan ten groet.
Nog eenmaal kwam de Prinses daarna
terug met haar kind, nu in gezelschap van
Koning Leopold, terwijl heel vaag op den
achtergrond ook de Koningin zichtbaar
was. Nog eenmaal het gejuich, voorloopig
het laatste. Want de kon. mil. kapel mar
cheerde al af, de soldaten der afzetting
maakten de geweerriemen langer. En na
een paar minuten stroomde het Noordeinde
vol van vertrekkende menschen.