m
VOOR DE JEUGD.
De dappere Voorjaarsbloemen.
De slimme
Skiloper,
HET PROBATE MIDDEL
STOUTE SIK,
WAT LEZERS BELEEFDEN,
EEN UITVINDING DIE DE WERELD
VEROVERDE,
WOLLEN BALLETJJES EN
POMPOENTJES.
die van zijn skieën een
sleetje maakte en zo met
zijn broertje ging sleden
e|
pl
DE SCHOONSTE EN DE VREUGD
VAN ELK
Waarvan Herman Gorter zong.'
Bloei en lied van Meische dagen.
De schoonste en de vreugd van elk. Zoo
noemt Herman Gorter Mei, van twaalf
zusters één. Die op de zon staan, zegt hp,
hand in hand, alleen. Om beurten gaat er
een heen naar de aarde en breekt de
rij, en laat de anderen bedroefd achter,
maar veel zijn hun tranen niet; 't weenen,
waar zoo gouden licht is, kan niet durend
zijn. Maar wel was hun droefheid het
meest bij de leegte, die Mei liet in hun
zonnekring. Er was geweest zoo lang ge
lach met haar. Zij was altijd de schoonste
en de vreugd van elk.
Wordt Gorter's Mei nog gelezen? Het is
zijn mooiste werk en misschien wel het
meesterwerk uit heel den kring der Tach
tigers. Het is van 1889, vijftig jaar oud dus,
maar 't is nog even frisch en sprakelend
en zonnig, als toen het verscheen. Mis
schien is de dood van Willem Kloos voor
velen een aanleiding om behalve diens
mooiste, blijvend waardevolle werk ook iets
van het beste dat de andere Tachtigers
ons nalieten, te herlezen.
Het begin van de Mei van Gorter ken
nen zeer velen. „Een nieuwe lente en een
nieuw geluid". De uitdrukking is haast, al
al te bekend en afgezfcagd geworden. Wp
zpn het aan onze grpote schrijvers en
dichtersverplicht hun werk in eere te
houden. Een fragment alleen al van Gor
ter's Mei weegt tegen heel wat moderne
poëzie en hedendaagsch proza op. Wie
het tot zich laat spreken en op zich laat
inwerken, zal ongetwijfeld ook meer dan
tevoren van de vreugden van de Meimaand
in de natuur genieten. Dichters kunnen
oogen en hart openen, wijder openen voor
wie naar hen luisteren wil.
Een zeer gure Aprilmaand met felle
Noordenwinden, welhaast geen dag uitge
zonderd, heeft veel teruggezet, tegenge
houden, ja doen schrompelen en dorren
van wat Maart zoo spontaan en mild be
loofde. Maar ondanks vrieskou en hagel
vlagen is het natuurlijke ontwikkelings
proces voortgegaan en de wei van Mei,
de boomgaard van Mei, het park, het duin,
het bosch, het veen, van Mei, het legt
alles duizendvoudig de wonderen Gods
voor ons open. Waar zal beginnen, waar zal
eindigen hij, die het alles zou willen be
schrijven, of alleen maar noemen Het is
onbegonnen, onmogelijk werk.
Zullen we ons nog een oogenblik door
Herman Gorter laten leiden ditmaal
Er zp'n de klanken van Mei; er is de
roep van de vogels. De klanken schudden
in de lucht zoo rijp, kunnen wij met Gor
i-
door
IET HOOGERS.
Boer Hardink, de rijk
ste, voornaamtse boer
van het dorp H., stond
in de deur van zijn
schuur en keek over
het erf uit, dat in de
ochtendzon lag en waar
de kippen, die altijd
vroeg op waren, al rond
scharrelden. Hp zelf
was ook altijd vroeg op,
hp hield van werken
en luilakken kon hij
niet uitstaan. Boer Har
dink keek juist tevre
den rond naar de schu
ren en zijn huis, toen
hij langs de zijkant van
dat huis een man zag
lopen, die er uit zag of
hij liever niet werd ge
zien. Hij sloop langs de
muur en keek telkens om en Hardink, die
hem goed in het oog hield, zag tot zijn woe
de, dat de vreemde man, die er uit zag als
een landloper, door het open raam naar
binnen keek en even later een paar van
zijn schoenen onder de jas stopte. Nauwe
lijks had de dief zich omgekeerd om zich
uit de voeten te maken, of hij hoorde een
dreigend „halt" achter zich en meteen zag
hij twee reusachtige doggen op zich af
springen. Stijf van schrik bleef de man
staan. Hardink ging naar hem toe, wissel
de een enkel woord met hem, terwijl de
honden grommend beletten dat hij weg
liep. Wat hij liever deed, vroeg de boer
den landloper, vechten met de honden, aan
de politie overgeleverd worden of voor
hem werken. Nu, in geen van drieën had
de man erg veel lust, maar daar hem het
laatste nog het veiligste leek, koos hij dat,
met een diepe zucht. Even later stond hij
in de schuur, met een bijl in zijn hand en
een stapel boomstammen naast zich, die hij
klein moest hakken. Wel keek hij met een
verlangende blik zo nu en dan naar de
deur, of hij geen kans had om te ontsnap
pen, maar daar lagen die akelige grote
honden steeds maar en bromden nijdig, als
hij maar een stap te dicht bp kwam. Dus
hakte en hakte onze landloper onverdroten
verder.Tegen tien uur kwam boer Har
dink met een kom melk en een dikke snee
brood in de schuur. Zonder een woord te
zeggen zette hij ze neer, keek naar het
hout en zei een goedkeurend woordje te
gen de honden en ging weer weg. De hon
den bleven op hun post en de dief moest
wel weer aan het werk gaan, toen hij de
melk en het brood op had. Eerst hakte hij
verwoed, om zijn kwaadheid te luchten,
maar werken was hij niet gewend en na
een poos zat hij op de boomstammen en
rustte uit. Maar het was juist weer etens
tijd en daar verscheen de boer weer, met
in de eene hand een bord bonen met spek
en in de andere een bord met pap. Hij keek
weer naar het hout, zei niets anders dan:
„Dit moet vanmiddag klaar", en vertrok
weer. De man keek met ontzetting naar de
grote stapel, die er nog lag en begon uit
wanhoop maar weer te hakken. Hij kreeg
het warm, trok zijn jas er bij uit en zuch-
te en steunde, doch de houtstapel werd
maar heel langzaam kleiner.
Om vier uur bracht boer Hardink weer
zwijgend een kop thee met een boterham,
knikte tevreden, toen hp hem aan het werk
vond en ging weer weg. Hij had die mid
dag verder werk op het erf te doen, dus
kon hij precies horen, of de man hakte of
niet. En als de bijlslagen wat al te lang
zwegen naar zijn zin, dan liep hij even
naar de schuur toe, riep de honden mee
naar binnen, keek met een dreigend ge
zicht naar zijn gevangene en dat was ge
noeg om hem weer aan het werk te bren
gen. Voor de honden was hij doodsbang.
's Avonds kreeg hij nog eens een kom
koffie met een stapel boterhammen, die hij
zittend op de laatste boomstammen veror
berde en toen het vee naar huis werd ge
dreven en de knechten en meiden langs de
schuur kwamen, zagen ze hem juist bezig
de schuur keurig op te ruimen en aan te
vegen, onder toezicht van den boer zelf en
van de honden. Alle hout lag keurig aan
blokken gehakt in een hoek en boer Har
dink keek voldaan naar het werk, dat was
verricht.
Even later liep de landloper met haasti
ge stappen het erf af, onder zijn arm nog
een pakje boterhammen geklemd en in zijn
oren klonk de vermaning nog na van den
boer: „Maak dat je weg komt, en zorg dat
ik je hier in het dorp nooit weer zie!" Maar
dat had hij niet hoeven te zeggen, want de
landloper nam zich vast voor om in zo'n
dorp, waar zulke verschrikkelijke mensen
woonden, die je zo hard lieten werken,
nooit meer een voet te zetten.
Boer Krelis nam zijn ladder mee,
En klom naar 't duivenhok.
Hij lacht' en floot een vrolijk lied,
Maar dacht niet aan de bok
Het bokje zag die ladder staan
Met Krelis-boer er op,
Het lachte even in zijn baard
En zei: „Dat wordt een mop
Een flinke stoot de ladder valt
Boer Krelis schreeuwt van schrik.
Daar hangt hij nu de bok die lacht,
Foei, wat een stoute sik
ter zeggen, als jonge kersen, waar een
lentewind in 't boschje opgaat en zijn reis
begint.
Er zpn de kleuren van Mei: tulpen wa
ren 't rood en geel, rondom, de hyacinthen
forsch van steel, de sombere bloemen don
kerblauw getrost. Het is het zacht aan-
wuiven, zegt de dichter, van - blauwge-
veerde duiven, langs zonnestralen komend
uit de lucht. Het zijn de lage weiden, waar
het groen is en de hooge hemel blauw.
Er zijn de kinderen van Mei, spelend
langs de wegen, bloemkransen vlechtend
in de lenteweide, en Gorter spreekt er van,
hoe daar iets is dat bekoort in ieder ding
en die dat weet, hij gaat altijd langs
wat'ren door jong gras en laat zijn nog
zpn voeten koel in dauw van Mei. Voor
hem is 't nimmer^ nev'lig, maar een Mei
van kind'ren en een stroom van bloemen,
waar zijn woning is
Er zijn de klanken, de kleuren, de kin
deren van Mei. Er zijn de geuren ook: de
geuren van jasmijn en sering, van appel
bloesem en watermunt, van versch ge
maaid gras. De schepezeilen, zegt Gorter
zoo treffend, worden met weidegeur ge
vuld en mijlen ver wordt de bonte bloesem
opgetast door wind op ooftboomen.
Wat zal Mei brengen? Dat alles en zoo
veel meer nog. Moge Mei ook, meer dan
April, vol zon en zachte winden en stille
uren zpn. Zoo vaak gaat helaas zooveel
schoonheid ook in Bloeimaand in gure
vlagen en verwaaide en verregende uren
voorbij. Maar hoe het ook wezen moge:
't is Mei; de aarde is in 't schoonst ornaat
getooid; hoort, er gaat een nieuw geluid:
Een jonge veldheer staat in 't blauw en
[goud.
Roept aan de holle poort een luid heraut.
A. L. B.
Verdronken.
In den Zomer van 1925 beheerde ik een
Pension te Lake View, een plaatsje nabij
Paterson New Jersey, Noord-Amerika. In
deze plaats was ook een steenbakkerij ge
vestigd. Op een dag in Juli kwamen twee
vrienden mp een bezoek brengen: Marinus
H., en Jacob V., na het middagmaal ge
bruikt te hebben, besloten we om na mijn
dagtaak een pleziertochtje te gaan maken
met een juist gekochte tweedehandsch
auto.
Na toestemming te hebben verkregen van
den Bedrijfsleider, met de waarschuwende
woorden, gaat niet zwemmen, want het is
hier levensgevaarlijk, vanwege de modder
en de diepte van de watergangen, vertrok
ken we.
Daar het dien dag snik heet was, konden
we de verleiding, om een bad te nemen,
niet weerstaan. Zoo gezegd, zoo gedaan.
Juist werd ik aan de telefoon geroepen.
Van verren afstand zag ik even later een
hand boven water steken, zonder te weten
dat iemand ingevaar verkeerde. Na ver
loop van eenigen tijd kwam mijn vriend
aangeloopen, en zei: „Jacob is verdronken,
zag je dan niet, dat ik je met mijn hand
riep om te hulp te komen?" Na geruimen
tijd gedoken te hebben naar zijn vriend,
zonder resultaat echter had Marinus het
opgegeven. De politie van Lake View heeft
met een dreg tot 's avonds tevergeefs naar
onzen vriend gezocht.
Den anderen dag, in den namiddag haal
den we hem op, uit de modder.
In plaats van een pleziertochtje te gaan
maken, moesten wp op het politiebureau te
Paterson, aangifte gaan doen van hetgeen
onze jonge vriend Jacob was overkomen,
die toevallig dien dag, een brief naar zpn
familieleden in Rotterdam had geschreven,
dat hij 4 maanden in Amerika was, goed
werk had bekomen geld verdiende, en een
vrijen dag genomen had, om een landge
noot op te gaan zoeken.
P. J. W.
Rudolf Diesel 80 jaar geleden ge
boren.
Wanneer een nieuwe machine is ge
bouwd, die voldoet aan alle eisen en nog
mooier en beter is dan vroegere machines,
staan wij er vol bewondering naar te kp-
ken. Maar een groter wonder dan de machi
ne zelf is de uitvinding, de gedachte, die in
het hoofd van den uitvinder is opgekomen,
waar hp misschien jaren aan gewerkt heeft
voor het helemaal uitvoerbaar was. Hoe
ontstaat zo'n gedachte? Daarop kan de uit
vinder zelf het best antwoord geven en als
hp dat doet horen we dikwijls, dat de tijd
en de omgeving waarin ze leefden invloed
heeft gehad op die gedachtengang.
Bij Rudolf Diesel, naar wien de Diesel
motoren zijn genoemd, en die 80 jaar gele
den werd geboren, kan men wel duidelijk
nagaan hoe hij tot zijn uitvinding van de
dieselmotor is gekomen. Van jongsaf had
de techniek zijn belangstelling, leefde hij
voor machines en motoren. Op de techni
sche school in Augsburg leerde hij een
soort aansteker kennen, waarbij een stuk
je tondel gloeiend werd door het samen
drukken van lucht. Rudof Diesel zelf be
weert, dat dit al een van de eerste aanlei
dingen tot zijn latere grote uitvinding is
geweest.
Later op de Hogere Polytechnische school
in München werd hij leerling van den uit
vinder van een ijsmachine en van een ma
nier om lucht vloeibaar te maken. Bij de
beide uitvindingen van dien leermeester
kwam juist weer het samendrukken van
lucht te pas. Daardoor werd hij weer een
stapje dichter gebracht bij zijn levenswerk.
Hij was de enige van de leerlingen van
Linde, de leermeester-uitvinder, die door
zp'n lessen op nieuwe gedachten kwam.
Toen hij 35 jaar oud was, had hij de plan
nen voor zijn uitvinding zo ver klaar, dat
hij er mee naar een fabriek in Augsburg,
Neurenberg en Essen, ging voor practische
proeven. Jaren van hard werken volgden,
met succes, maar ook met mislukkingen. In
1893 was de eerste proefmotor klaar. Nog
niet helemaal zoals wij de Dieselmotoren
kennen, maar in 1897 was de dieselmotor
toch al de meest practische en voordelige
machine van dien tijd.
Omstreeks het jaar 1900 heeft Diesel met
zijn uitvinding hêt grote succes: hp krijgt
de grote prijs van de wereldtentoonstelling.
In de volgende jaren vechten de fabrikan
ten om het gebruik van de nieuwe motor
voor voertuigen en schepen. De toen nog
nieuwe onderzeeboot bemachtigde hem. Dat
nu de dieselmotor zich ook een plaatsje
heeft veroverd in de luchtvaart, heeft de
grote uitvinder zelf niet meer mogen bele
ven. In 1913 al is hp gestorven, juist toen
hij op het toppunt van zijn roem stond.
Voor handwerkstertjes.
Je ziet ze tegenwoordig zoveel, die wol
balletjes of pompoentjes, dat het wel leuk
is om ze zelf te kunnen maken. Aan truien,
op mutsjes, op slofjes, overal kun je ze ge
bruiken. En ze zijn heel makkelijk te ma
ken. Je neemt twee precies gelijke ronde
kartonnetjes, hoe groter pompoentjes je
wilt hebben, hoe groter kartonnetjes na-
- - •-h-siV-
tuurlijk. In het midden daarvan maak je
een gat. Nu leg je de twee stukjes karton
precies op elkaar en begint je draad er om
heen te wikkelen, door hem telkens door
het gat te halen, zoals je ook op het plaatje
ziet. Als je helemaal rond bent, haal je
met een naald het laatste eindje draad een
keer tussen het karton en het garen door.
Dan zet je de punt van de schaar net tus
sen de twee kartonnetjes in en knipt de
EEN MOEILIJKE SOM.
Je kunt je vrienden verbaasd doen staan
over je knapheid, als je het volgende
kunstje doet. Je vraagt aan een van hen
om een of ander getal van 3 cijfers in ge
dachten te nemen. Maar het eerste cijfer
moet beslist groter zijn dan het derde, dat
moet je er bij zeggen. Nu vraag je of bij
daarvan het omgekeerde van het getal wil
aftrekken. Bijvoorbeeld: Als hp het getal
573 in gedachten heeft genomen, dan trekt
hij er af 375. De uitkomst is dan 198. Maar
die uitkomst mag hij niet zeggen. In ge
dachten moet hij dat getal ook weer om
draaien en optellen bij die uitkomst zelf.
Dus hij moet 891 optellen bij 198. Daar
komt uit 1089. Maar nog voordat hij dat ge
tal heeft genoemd, heb jij zelf al gezegd:
„Nu komt er 1089 uit, hé?" De ander is na
tuurlijk stomverbaasd, dat je dat weet,
maar die wist ook niet dat er altijd 1089
uitkomt. Je kunt het met denzelfden per
soon maar één keer doen, want anders
begrijpt hij het dadelijk.
We nemen nog eens een voorbeeld, als je
het soms zelf niet gelooft. We denken aan
het getal 821. Het omgekeerde, 128 trekken
we daar af, dan krijgen we 693. Daarvan
het omgekeerde, 396, tellen we er bij op,
dan wordt dat alweer 1089. Zie je dat het
waar is Probeer het nog maar eens voor
je zelf.
wol door, helemaal rond, langs de rand van
de kartonnetjes. Daarna snoer je om de
wol een draadje, ook weer tussen de beide
stukjes karton en dat bind je stevig vast.
Nu kunnen de kartonnetjes er gerust af,
want je bolletje is klaar. Je rolt het nog
een beetje tussen je handen, knipt het wat
bij en het is „voor gebruik gereed."
OPLOSSINGEN RAADSELS.
Oplossing kruiswoordpuzzele.
1. atlas 2. teint 3. linde 4. ander
5. sterk.
De oplossingen der raadsels van de vori
ge week zijn:
1. Henk, Anna, Wies, Toos, Jan.
2. Met de spoor van een haan of met een
ridderspoor.
3. koek, koe.
4. Lei-den.
5. Locomotief; Lo, Co, mot, mof, lief.
RAADSELS.
1. Ik heb twee vleugels en één been en
toch kan ik niet vliegen en ook niet
lopen.
Rara wat is dat
2. Zeven vriendinnetjes waren aan het
spelen. Ze heetten: Tineke, Ina, Rita,
Loesje, Paulientje, Ottie en Kaatje.
Als je de namen in de goede volgorde
onder elkaar zet, zeggen de beginlet
ters waarmee ze speelden.
3. Mijn eerste gedeelte is een drank, mijn
tweede gedeelte is een stroom en mpn
geheel is een plaats in Zeeland.
Welke plaats is hier bedoeld
De Winter was laat begonnen en dat kon
hij zichzelf maar niet vergeven, want nu
had hij zo veel tijd verloren. Al gauw zou
die Lente weer komen en dan was het ge
daan met zpn heerschappij. Maar daar
voelde hp weinig voor, hij wou dit jaar
eens wat langer regeren en toen de Lente
uit het Zuiden naar het Noorden kwam,
stuurde de Winter haar een ijzige Noor-
dewind tegemoet. Die joeg haar zooveel
sneeuw in het gezicht, dat de arme Lente
niet meer uit haar ogen kon zien en ten
slotte helemaal verdwaalde. Zij werd zo
moe, dat zij maar op een beschut plekje in
het bos ging liggen en insliep.
ook gauw op aarde en liefkoosden de
sneeuwklokjes, narcissen en crocusjes. En
toen de vogels de bloemenstemmetjes hoor
den, zetten ze ook hun lenteliedjes vast in,
om de Lente toch vooral te roepen. Maar
de Winter werd er wakker van en kwam
brommend en dreigend naar ze toe. De
kleine vogels kropen angstig weg, de bloe
men krompen ineen van kou, de zonne
stralen klommen gauw weer naar boven.
En de Lente kwam maar niet! Maar iedere
dag probeerden zij het weer: als de Winter
zijn slaapje deed, riepen en zongen ze, de
klokjes luidden, allemaal om de Lente
wakker te maken. Als dan de Winter kwam
En als de Zon haar stralen uitzond om de
Lente te zoeken, dan zette de Winter er
gauw een paar grote wolken voor, waaruit
dikke harde hagelkorrels rolden, zodat do
zonnestralen gauw terug gingen. De kleine
zangvogels hadden wel verteld, dat de Len
te al onderweg was, maar toen was de Win
ter boos geworden. Eindelijk konden de
bloemen het van verlangen niet meer on
der de grond uithouden. Ze keken al eens
of zij er niet was, maar er was niets van
haar te zien. Toen begonnen ze te roepen
met hun fijne heldere stemmetje, maar
daar kwam de Winter en zei, dat ze dade
lijk hun mond moesten houden. Dat deden
ze verschrikt, maar toen de Winter midden
overdag even een dutje deed, begonnen ze
toch weer. De zonnestralen waagden zich
bromde hij wel altijd, maar daar trokken
ze zich ten slotte niets meer van aan. De
Winter zond toen zijn hagel en zpn nacht
vorsten nog eens op ze af, maar die had
den al niet zo veel kracht meer. Ze zeiden,
dat hun tijd voorbp was en dat ze niet
meer tegen de lucht konden en zenuwach
tig werden van dat geroep van de bloemen
en gezang van de vogels. Daar had de
Winter dus ook al niet veel meer aan. En
de voorjaarsbloemen gingen maar door en
er kwamen steeds meer, toteindelijk
de Lente wakker werd. En toen haastte zfl
zich met rasse schreden naar het Noorden
waar ze op haar wachtten. En zij was blij,
toen de bloemen en vogels haar daar al be
groetten en dankte hen voor het roepen
en luiden. Maar de Winter verdween met
al zijn gezellen, zodra hij de Lente zag ver
schijnen.
2|
ol
vl
zl
dl
nl
dl
el
kl
cJ
si I
3V|
g\
fe!