KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
ZEELAND.
Eledriciteitswetgeving.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 26 APRIL 1938. No. 97,
KATS
MIDDELBURG.
De Armenraad bestaat 25 jaar.
£3
Het Tsjecho-Slovaaksche
dilemma.
Conrad Henlein, de leider der Sudeten-
Duitsche partij in Tsjechoslovakije heeft
Zondag op het congres dier party te Karls
bad in Bohemen zyn eischen gesteld. Hh'
vraagt van de Tsjechische regeering, dat zö
van Tsjechoslovakye een tweede Zwitser
land zal maken, d.w.z. een soort van fede
rale republiek, waarin de verschillende dee-
len dus een groote mate van politieke zelf
standigheid zouden hebben. Consequent toe
gepast, zou dit denkbeeld neerkomen op een
splitsing van het land in vier autonome
deelen: een Tsjechisch, een Slovaakseh, een
Duitsch en een Hongaarsch deel, terwijl er
dan ook nog een modus gevonden diende te
worden voor het kleine gebied van Teschen,
waar een groot deel der bevolking uit Po
len bestaat.
Een staatsinrichting als deze is in de
praktyk inderdaad te verwezeniyken: Zwit
serland vormt er het levende bewijs van.
Maar of dit bewijs voldoende overtuigings
kracht voor de Tsjechische regeering bezit
daaraan kan men voorloopig twijfelen. In
Zwitserland is de bestaande regeeringsvorm
het resultaat van een eeuwenlange ontwik
keling. De Fransch sprekende Zwitsers ken
nen niet het verlangen naar een iniyving
der door hen bewoonde gebieden bij Frank-
rük; de Duitsch sprekende willen evenmin
Anschluss bij Duitschland en de Italiaansch
sprekende zouden zich bij een volksstem
ming waarschijnlijk tegen aansluiting bij
Italië uitspreken. De regeering te Praag
echter weet, dat de Duitsche minderheid
in Tsjechoslovakye vermoedeiyk het lot der
Oostenrykers wel zou willen deelen, en in
elk geval, dat mannen als Henlein daar veel
voor voelen; de Hongaarsche minderheid
verlangt algemeen een terugkeer naar Hon-
garye en de Poolsche even algemeen naar
Polen, zy vreest nu, dat by een inwilliging
van Henlein's eischen in de gebieden dezer
minderheden bewegingen tot afscheiding
van Tsjechoslovakije zouden ontstaan en dat
deze bewegingen, omdat Praag er dan niet
veel vat meer op zou hebben, de Tsjecho-
slovaaksche republiek maar al te spoedig in
een staat van ontbinding zouden brengen.
De geschiedenis schijnt er soms aardig
heid in te hebben, een zonderling parado
xaal spel te spelen. De geboorte van Tjecho-
slovaküe is een gevolg van het onderdruk
kingssysteem, dat in de voormalige Donau-
monarchie der Habsburgers werd toegepast.
De Tsjechen en Slovaken in het Noorden,
de Kroaten en Slovenen in het Zuiden, en
tal van kleinere volksgroepen, werden van
Weenen uit geregeerd op een wijze, welke
aan het eigen nationale karakter dier groe
pen geen recht liet wedervaren. Zoo werd
de Habsburgsche monarchie van binnen uit
allengs op springen gezet. Toen de Centra-
len den wereldoorlog verloren, sprong ze
dan ook prompt uit elkaar. Men zou nu
zeggen, dat Tsjechen zich dezen gang van
zaken zouden herinneren, beseffen, dat een
gezond staatsleven nimmer wil gedijen op
een onderdrukking van bepaalde volksgroe
pen. De natuur schynt ook hier echter ster
ker dan de leer. Over de behandeling, wel
ke den Duitschers, Hongaren en Polen bin
nen het Tsjechoslovaaksche staatsverband
ten deel is gevallen, heeft men genoeg
klachten, met feitenmateriaal toegelicht,
vernomen, om de overtuiging te kunnen zy'n
toegedaan, dat Praag, zij het op een heel
andere, minder harde wijze, principieel het
zelfde deed en doet, wat vroeger het Habs
burgsche Weenen deed. Zoo heeft de ge
schiedenis de onderdrukten dus in onder
drukkers omgetooverd, maar de gevolgen
zyn dezelfde; een reactie, welke den staat
op zyn politieke grondvesten doet trillen.
Er is voor ons gevoel geen sprake van,
dat de Tsjechische regeering de Tsjechoslo
vaaksche republiek bij mekaar zal houden,
als ze op den ingeslagen weg biyft voort
gaan. Ze heeft zich tot concessies bereid
verklaard, maar deze zijn voor de minder
heden onaanvaardbaar. Vermoedelijk biyft
er werkeiyk niets anders over dan van
Tsjechoslovakije een tweede Zwitserland te
maken. Er zal dan inderdaad het gevaar
van afscheidingsbewegingen ontstaan, maar
geen mensch kan daarover voorspellingen
doen. Even denkbaar als deze bewegingen
is de mogeiykheid, dat de minderheden zich
dan behaagiyk binnen het Tsjechische
staatsverband zullen gaan voelen. Zoowel
voor de Sudeten-Duitschers, als voor de
Hongaren en Polen mag hier gelden: Oost,
West, maar thuis is 't ook nief'alles. Op de
dictatoriale systemen, welke Berlyn, Boeda
pest en Warschau onderhouden, zijn zonder
den minsten twijfel tal van Duitschers, Hon
garen en Polen nu niet bepaald gek.
Abonnementen en Advertentiën voor dit
blad worden aangenomen door den Agent
J. S. VERSPRILLE.
FRUITTEELTCONGRES ANNEX
TENTOONSTELLING IN OCTOBER
TE TIEL.
Onder voorzitterschap van den burge
meester van Tiel, is Vrijdag jl. in het
stadhuis aldaar een vergadering gehouden
ter bespreking van het plan tot organisa
tie van een populair wetenschappelijk fruit
teeltcongres, annex tentoonstelling, te hou
den op 6, 7 en 8 October te Tiel.
Een vijftigtal vooraanstaande personen,
vertegenwoordigers van gemeenten, land
bouworganisaties veilingen, de provincie,
de commissie van veilingen de pomologl-
sche vereeniging, de vereeniging ter be
vordering van de bijenteelt in Nederland,
alsmede de rijksconsulenten, werkzaam
in deze streek woonde de- vergadering bij.
Na een uiteenzetting van het plan,
waarvoor de daadwerkelpke medewerking
van de Wageningsche instituten en instel
lingen noodig zal zijn, stemden de aanwe
zigen met dezen geheel nieuwen opzet in.
Er werden commissies ingesteld, die de
voorbereidende werkzaamheden ter hand
zullen nemen.
Het Bergen op Zoomsehe carillon gereed.
Bergen op Zoom krijgt een carillon. Bij
gelegenheid van de a.s. Markiezaatsfeesten
die van 415 Juni worden gehouden, zal
het als een geschenk van de burgerij aan
de gemeente worden aangeboden en in ge
bruik worden genomen. Voor die gelegen
heid is een tweedaagsche beiaardwedstrijd
georganiseerd.
De beiaard, die uit 4 klokken zal be
staan en door de firma Van Bergen te
Heiligerlee is gegoten, werd Zaterdag jl.
door de keurings-commissie uit de Ne.der-
landsche klokkenspelvereeniging op de
terreinen van de firma Eysbaarts te As
ten, waar de montagedeelen zijn vervaar
digd, gekeurd. De klokken bleken stuk
voor stuk een prachtig timbre te bezitten
Een bijzonderheid van het klokkenspel is,
dat de geluidssterl5?e van het automatisch
spel op de heele en halve uren genuan
ceerd kan worden door een eenvoudige
vinding van een der leden van het Julia
na Beiaard Comité, den heer C. Andries-
sen te Bergen op Zoom.
Thans zullen de klokken naar Bergen
op Zoom worden vervoerd om in den St.
Gertrudistoren te worden opgehangen.
DE WERKLOOSHEID.
Het werkloosheidspercentage na
dert het peil van 1932.
De directeur van den rijksdienst der
werkloosheidsverzekering en arbeidsbemid
deling deelt mede, dat in de week van 4 t/m
9 April 1938 by gesubsideerde vereenigin-
gen met werkloozenkas waren aangesloten
557.400 personen (waaronder 75.600 land
arbeiders). Voor 481.700 verzekerden bui
ten de landarbeiders was het werkloos
heidspercentage 25.1 (in de vorige verslag-
week 21 t/m 26 Maart 1938, was dit per
centage 25.9).
Voor de 557.400 verzekerden met inbe
grip van de landarbeiders was het werk
loosheidspercentage 23.8 (in de vorige ver-
slagweek was het 24.4).
In de eerste verslagweek van April was
het werkloosheidspercentage voor alle ver
zekerden in de laatste jaren a.v. (tusschen
haakjes zijn vermeld de percentages, indien
de landarbeiders buiten beschouwing wor
den gelaten):
1932: 23.3 (23,9); 1933: 26.8 (27,6); 1934:
24,3 (25,9);- 1935: 28,— (30,5); 1936: 29,6
(32,0); 1937: 25,5 (27,6); 1938: 23,8 (25,1).
Het wekloosheidspercentage nadert derhal
ve het peil van 1932.
Bij de organen der openbare arbeidsbe
middeling stonden op 9 April 1938 in totaal
385.493 werkzoekenden ingeschreven, onder
wie 364.105 mannen. Van de werkzoeken
den waren er 366.732 werkloos, onder wie
350.868 mannen.
Het aantal werkloozen onder de als
werkzoekende bij de organen der arbeids
bemiddeling ingeschrevenen bedroeg in den
winter 1937/38 gemiddeld 399.000. In den
winter 1931/32 was dit gemiddelde 231.000.
Schijnbaar is dit sterk in tegenspraak met
het feit, dat bovengenoemde werkloosheids
percentages op een verbetering tot het peil
van 1932 wijzen. Het is blijkbaar niet over
bodig er nogmaals óp te wijzen, dat het
aantal by de arbeidsbeurzen ingeschreven
werkloozen den invloed ondergaat van het
steeds grooter gebruik, dat van deze instel
lingen wordt gemaakt, hetgeen wordt ge
stimuleerd door factoren als verhooging
van haar practische beteekenis, vergrooting
van haar bekendheid, uitbreiding der ver
plichting tot inschrijving voor steuntrek-
kenden, inschrüving van hen, die de scho
len hebben verlaten, toeneming van het
aantal werkzoekenden als gevolg van be
volkingsgroei enz.
Gebruik van het aantal ingeschreven
werklooze werkzoekenden als maatstaf voor
het verloop van de werkloosheid is derhal
ve misleidend. Alleen de werkloosheidsper
centages hebben als zoodanig waarde.
Zomervergadering Prov. Staten.
Ged. Staten van Zeeland hebben de ope
ning der eerste gewone zitting der Prov.
Staten van dit gewest vastgesteld op Dins
dag 28 Juni a.s. des namiddags 2 uur ter
wijl het de bedoeling is, de volgende ver
gadering te houden op Dinsdag 19, zoo
zoo noodig op Woensdag 20 Juli d.a.v. des
voormiddags te 10 uur.
Voorrangsweg.
De minister van waterstaat heeft het
gedeelte van den weg Oudenbosch-Sint-Fi-
lipsland-Zype-Zieriksee gelegen tusschen
Steenbergen en den Slaakdam aangewezen
als voorrangsweg.
Faillissementen.
Het faillissement van I. Matthijsse, koop
man te Goes, is opgeheven wegens gebrek
aan baten; curator mr. E. P. A. Akkerman-
Weber te Goes.
Het was gisteren juist 25 jaar, dat wijlen
burgemeester M. van den Brandeler den
Armenraad te Middelburg installeerde en
het bestuur had daarin aanleiding gevon
den tegen 4 uur verschillende personen te
noodigen tot een byeenkomst op het stad
huis, en wel in de raadzaal, die voor deze
gelegenheid wel een heel andere indeeling
had dan als de vroede vaderen er over de
belangen van de gemeente spreken en be
sluiten.
Het was een uitgebreid gezelschap dames
en heeren, die zich er vereenigd hadden,
toen nog voor de officieele opening der
bijeenkomst, mej. J. Ermerins naar
voren trad en zich tot den voorzitter, mr.
F. B. Evers richtte om hem mede te deelen
dat het groote bloemstuk dat op de tafel
bij hem stond, een bewijs van waardeering
van de leden van den Armenraad was voor
het vele, dat mr. Evers van het begin af
en vooral de laatste jaren als voorzitter
deed voor het streven van den Armen
raad. Mr. Evers dankte mej. Ermerins
voor haar woorden en alle leden voor de
bloemenhulde.
Verwelkoming.
Hierna sprak mr. Ev e r s het wel
kom uit en wel in de eerste plaats tot den
burgemeester en mevrouw Frenhout, de
beide wethouders en de aanwezige raads
leden. Het moet voor deze wel eigenaar
dig zijn gasten te zijn in eigen gebouw. De
Armenraad is dankbaar steeds voor zyn
vergaderingen van de mooie raadzaal ge
bruik te hebben mogen maken. Verder
richtte spr. zich tot den president en aan
wezige rechters der rechtbank en den kan
tonrechter, en daarna tot twee oud-secre
tarissen van den Armenraad, de heeren
S. Mendels te Leeuwarden en ds. L. B.
Tjebbes.
Van den Commissaris der Koningin .en
mevrouw Quarles van Ufford en van oud
burgemeester P. Dumon Tak, eveneens
oud-voorzitter van den Armenraad was be
richt van verhindering ontvangen.
Van het bestuur van den Armenraad te
Arnhem, van de Diaconie der Geref. kerk;
van de Commissie Liefdewerk Kinderzorg
en van het R.K. Armbestuur allen alhier
waren telegrafische gelukwenschen ingeko
men.
Overzicht van den voorzitter.
Hierna hield de Voorzitter een
rede, waarin hij er op wees, dat men 25
jaar geleden een uiterst bewogen tijd in
het armwezen beleefde; de partijen, welke
elkaar langen tijd fel hadden bestreden,
vierden eensgezind en vol geestdrift de ver
kregen overeenstemming en de vrucht dier
overeenstemming was de nieuwe Armenwet
met als belichaming der nieuwe richting
den gloednieuwen Armenraad. Van het be
gin der Christenheid af is armenzorg een
bij uitstek kerkelüke zaak geweest; en ach
tereenvolgende armenwetten, het laatst die
van 1854, bekrachtigden den toenmaligen
toestand en vergunden den burgerlijken
armbesturen slechts hulp te verleenen „bij
volstrekte onvermydelijkheid." Algemeen,
zoowel van kerkelijke als van particulie
re zijde, gevoelde men, dat de regeling
der armenzorg herziening behoefde, doch
het beeld, hetwelk de geschiedenis zoo
vaak te zien gegeven heeft waar het gold
noodzakelijke verbeteringen aan te bren
gen, werd ook nu vertoond: het beeld van
hopelooze verdeeldheid, onverdraagzaam
heid en wantrouwen. De poging om door
een wet den toestand te verbeteren, had
den val van het ministerie-Goeman Bur-
gesius ten gevolge door den heftigen te
genstand van kerkelpke zijde.
Het driemanschap, waarvan de heer J.
F. L. Blankenberg de ziel was en waar
van verder dr. H. J. de Dompierre de Chau-
fepié en jhr. mr. H. Smissaert deel uit
maakten, komt de eer toe alles tot een
goed einde te hebben doen gaan, toen het
op 16 November 1908 tot oprichting van
de Nederlandsche Vereeniging voor Armen
zorg en Weldadigheid kwam. De toen ont
stane bereidheid tot samenwerking en
overleg is niet een vleug van tijdeiyker
aard geweest; zy bestaat nog steeds en
geeft jaarlijks blijk van haar bestaan in
een gedegen gedachtenwisseling over een
vooraf door prae-adviezen ingeleid onder
werp in de vergadering van genoemde
vereeniging. Het eerste werk was het uit
brengen van een uitvoerig advies aan de
regeering over de herziening van de Ar
menwet en zulks op haar eigen verzoek.
Op 31 Maart 1910 werd een wetsontwerp
bij de Staten Generaal ingediend op 27
April 1912 verscheen de wet in het Staats
blad. Als een rijpe vrucht was zy de regee
ring in de schoot gevallen en, ondanks en
kele later noodig gebleken wijzigingen, is
men deze wet steeds dankbaar gebleven,
voor de algemeene ommekeer in den gang
van zaken in het armwezen.
Men had groote verwachtingen van de
Armenraden en het doel was de vertegen
woordigers der onderscheiden instellingen
van weldadigheid in één lichaam te ver
eenigen en Middelburg was haar tijd voor
uit; hetgeen de wet aan nieuws bracht, was
daar gedeeltelik althans, niet nieuw meer.
Samenwerking had men door persoon-
löke bemiddeling in de dringendste geval
len reeds weten te bereiken. Een register
was er in bescheiden, onvolledigen vorm
reeds in de door den Chr. Volksbond in de
Wagenaar straat ingerichte „Kamer van
Navraag". Het was dan ook te begrijpen,
dat onze goede gemeente, tot de eerste ste
den behoorde, die om instelling van een
armenraad vroeg. Middelburg heeft bly-
kens haar groot aantal instellingen van
weldadigheid er zïn er thans 30 by den
Armenraad aangesloten, op twee na alle
maal ten allen tijde warme belangstel
ling betoond voor de verzorging harer be
hoeftige ingezetenen op elk punt van het
uitgebreide terrein van het maatschappe-
ïyk hulpbetoon. De jubilaris van heden
meldt zich geenszins aan als een instelling
van gewicht, maar herdenkt thans dank
baar den arbeid van voorlichtenden, vor
menden en samenbindenden aard te hebben
mogen verrichten. Voorlichting mocht de
raad verstrekken niet slechts aan hulpbe
hoevenden, maar ook aan velen, die in het
belang eener juiste bedeeling een onder
zoek vroegen naar den toestand van per
sonen en gezinnen. Vormend werk deed hij,
waar hy öf zelf een nieuwe instelling in
het leven riep öf anderen daarbij behulp
zaam was. En samenbindend was de arbeid,
wanneer de raad samenwerking tot stand
bracht ter bereiking van een doel, hetwelk
den enkeling te machtig was. Ook meer
malen mocht hy vrede herstellen in gezin
nen, meestal bij geschillen over bijdragen
in het onderhoud van behoeftige ouders. De
Armenraad is autoriteiten en particulieren
dankbaar voor verleende medewerking.
Spr. besloot met te herinneren aan de be
dreiging met opheffing van den Raad uit
bezuinigingsoverwegingen nu 2 jaar gele
den en zeide dat men het gemeentebestuur
van Middelburg erkenteiyk is, dat het in
ure des gevaars de beschermende hand over
den Middelburgschen Armenraad heeft uit
gestrekt. Al heeft de Armenraad alle reden
om met erkenteiykheid terug te zien op de
afgeloopen 25 jaar. Doch de Armenraad zou
biyk geven van gebrek aan zelfkennis in
dien hij niet tevens had leeren inzien, dat
in zijn werkwijze nog veel te verbeteren
valt, steeds meer naar gelang de werk
zaamheden toenemen. Spr. eindigde met de
bede, dat steeds meer personen, die hulp
of voorlichting in zake het armwezen van
noode hebben den weg naar het bescheiden
kantoor op den hoek der Bogardstraat zul
len vinden. Voor een hartelpk welkom
staat de Secretaris hun borg! (Luide in
stemming).
Rede J. M. van Linschoten.
Hierna was het woord aan den secretaris
van den Armenraad, den heer J. M. v a n
Linschoten die er op wees, dat by de
eerste installatie de raad bestond uit 17 van
de 22 op de ïyst van instellingen van wel
dadigheid voorkomende instellingen en ver-
eenigingen; thans 30 van de 33 ingeschre
venen. Als achtereenvolgende voorzitters
noemde spr. burgemeester M. van den
Brandeler, mr. F. J. Sprenger, burgemees
ter P. Dumon Tak en thans mr. F. B.
Evers en secretarissen de heeren A. Th. A.
Wagtho, S. Mendels, ds. L. B. Tjebbes en
thans sedert 1 Juni 1934 spreker.
Het eerste werk was het instellen van
wat men later noemde een onderzoekings-
dienst. Aanvankeiyk was het bureau tyde-
lijk in een lokaal van het voormalig ykkan-
toor op den Dam, later is het verplaatst
naar het gemeentegebouw aan de Bogard
straat, waar het tot heden gevestigd bleef.
De onderzoekingsdienst werd in November
1913 opengesteld en mocht zich weldra ver
heugen in de belangstelling der verschillen
de instellingen zoowel ter plaatse als el
ders en ook van particulieren. In 1917 was
het reeds noodig een vasten armbezoeker in
dienst te nemen. De omvang van het werk
biykt wel uit de volgende cpfers aantal on
derzoekingen 11000; aantal dossiers, bevat
tende gegevens omtrent hulpzoekenden
10.000, aantal uitgaande stukken 4500 en
dat der inkomende 5800.
Deze dienst, welke een zeer belangrijk on
derdeel van den Armenraad vormt, heeft
bewezen een nuttig, praktisch en onmisbaar
orgaan te zyn, dat den vaak moeiiyken ar
beid der bedeelings- en andere instellingen
vereenvoudigt en vergemakkelijkt.
Een nauwe samenwerking is langzamer
hand gegroeid tusschen het Burgeriyk Arm
bestuur en de Diaconie der Ned. Herv. Gem.,
terwyi de andere instellingen in voorkomen
de gevallen thans gaarne daartoe bereid
zijn. Een en ander komt de armenzorg in
deze gemeente zeer ten goede.
Het is jammer, dat de Raad maar twee
maal en wel in 1918 en 1921 resp. 1652
en 2063 in staat is gesteld onder de er
voor in aanmerking komende instellingen te
verdeelen. Hy houdt zich gaarne voor meer
verdeelingen aanbevolen.
De Raad geeft jaarlijks 40 tot 45 adviezen
over aangevraagde geldinzamelingen en het
stemt tot voldoening, dat zich nimmer
hierbij moeilijkheden voordeden en B. en
W. slechts in hoogst enkele gevallen eene
afwykende meening waren toegedaan. De
ambtelijke relaties ter zake met den Com
missaris van Politie was steeds van byzon-
der aangenamen aard.
Spr. herinnerde verder aan het werk
van den raad inzake verzoeken om eten uit
de centrale keuken; inzake klachten over
onvoldoende verstrekking van kleeding en
schoeisel aan schoolgaande kinderen; in
zake verschillende gevallen van verkapte
bedelarijen, inzake misleidende adverten
ties. Niet vergeten mag spr., dat de Armen
raad den eersten stap deed om te komen
tot oprichten van het Borgstellingsfonds.
By rampen en andere onheilen staat de Ar
menraad op de bres en bracht in 1925 voor
de Borculo-ramp 4560, in 1926 voor den
watersnood 10670 en in 1927 voor den
stormramp in den GeldeBschen Achterhoek
4700 byeen. Hy heeft de leiding by den
verkoop der weldadigheidspostzegels, waar
van de opbrengst steeds toeneemt en dit
jaar tot 2100 steeg. Dan deed de raad
werk op het gebied van de huishoudelyke
voorlichting, riep hy de „Commissie inzake
onderhoudsplicht" in het leven, die reeds
119 gevallen behandelde, waarbij ongeveer
500 onderhoudsplichtigen waren betrokken.
Na nog enkele mededeelingen over het
meer huishoudelyk deel van het werk, be
sloot spr. met woorden van gelukwensch
tot de heeren mr. Evers en notaris Van
der Harst, die beiden van de oprichting af
lid waren van den raad, eerstgenoemde ook
25 jaar bestuurslid en 5 jaar voorzitter*
laatstgenoemde ook 5 jaar bestuurslid en
wenschte hen geluk, hopende zij nog lang
hun kennis en ervaring op het gebied der
Armenzorg in dienst zullen stellen van den
zilveren jubilaris. (Applaus).
Rede van den burgemeester.
Thans vroeg de burgemeester, de heer
M. Fernhout, het woord en zeide, dat
B. en W. ditmaal wel wat bedrempeld in
deze zaal waren gekomen, waarbij hy de
aanwezige raadsleden verzekerde, dat dit
anders niet het geval is. Toch heeft men
de uitnoodiging zeer op prijs gesteld en als
er in onze stad personen of instellingen zyn*
die waardeering hebben voor het werken
van den Armenraad, dan is de gemeente
zeker onder de allereerste. De Armenraad
is van groot idieel belang voor de armen
zorg en daarby van materieel en financieel
nut. Het is dan ook zeer gelukkig, dat men
den raad hier heeft mogen behouden. De
gemeente heeft daarvoor niet anders ge
daan dan opgenoemd, wat het nut van het
werk van den raad was. Dank brengt spr.
aan den armenraad in zyn vroegere samen
stelling voor alles wat hy deed en daarby
denkt zij aan de oud-secretarissen de hee
ren Mendels en Tjebbes, die reeds zulk een
sterken band met de gemeente smeedden.
Maar ook brengt spr. dank aan het tegen
woordige bestuur en dan speciaal aan den
voorzitter voor zyn rustige, doelbewuste en
zaakkundige leiding, dank zy zijn speciale
gaven van hoofd en hart. Daarby sluit spr.
ook den secretaris in. Nooit doet men een
vergeefsch beroep op zyn hulpvaardigheid.
Zeker is het werk van den raad nog niet
ideaal, en zal er nog wel eens iets niet zyn
geschied, dat noodig of althans mogelijk
was geweest. Maar er wordt ontzaggelyk
veel gedaan en veel bereikt» Het is dan ook
een belangryk gemeenschapswerk. Spr.
wenscht dan de heeren Evers en v. d. Harst
geluk met hun jubilea. Zij en ook de an
dere leden hebben hun arbeid onopgesmukt
gedaan door ethische overwegingen er toe
gedreven en spr. hoopt, dat de gemeente
altyd over zulke vrouwen en mannen zal
kunnen beschikken voor dezen arbeid. (Ap
plaus.)
De voorzitter zeide, dat bekend was,
dat de burgemeester den Armenraad een
goed hart toedraagt en bracht hem dank
voor zijn woorden speciaal ook voor de
Allerwegen werd bij provinciale verorde
ning de levering van electriciteit gebonden
aan den eisch eener provinciale vergun
ning en werd zoodoende voor het
provinciale bedrijf een min of meer
monopolistische positie geschapen. Im
mers: door de vergunning tot eleetrici-
teitslevering te weigeren, hadden Gedepu
teerde Staten, wien de uitvoering der ver
ordening was opgedragen, het in de hand,
ongewenschte indringers op het gebied der
stroomlevering verre te houden.
De Regeering vereenigde zich met de
zen opzet; de provinciale verordeningen
verkregen de goedkeuring van de Kroon
en zoo werd een provinciaal systeem van
electriciteitsvoorziening en electriciteits-
verzorging geschapen, dat slechts doorbro
ken werd door op verkregen rechten steu
nende toestanden. Terugwerkende kracht
toch verkregen deze verordeningen niet en
dus bleven de gemeentelyke en particulie
re bedryven, welke in het begin der eeuw
waren gesticht, bestaan.
(Wordt vervolgd).
„Luctor et Emergo."
1)
Mr. Dr. R. W. graaf van- Lynden schrijft
ons:
De Regeering is met hare pogingen om
de electriciteitsvoorziening te regelen niet
gelukkig. Het schynt wel, dat deze materie
zich bijzonder moeilijk in het wettelijk
keurslijf laat dwingen.
Tot driemaal toe werden door de Re
dering by de Staten Generaal aanhangig
gemaakte wetsontwerpen tot regeling der
e ectriciteitsvoorziening ingetrokken. Thans
"J, een zelfde lot het b« Kon. Bood-
dert 'hVan 10 Eebr. f937 ingediende en se-
w "erhaaidelijk bü- en omgewerkte ont-
len t Van Wet houdende algemeene rege-
i eEzake van de electriciteitsvoorzie-
j. VA blijkens het Voorloopig Verslag van
wjj7;„- eec'e Kamer op de derde nota van
hpt gen °P dit ontwerp achtte men het
door Wenschelijk, dat dit ontwerp
pn peering zou worden ingetrokken
en vervangen door een ander.
Bij menigeen zal deze gang van zaken
verwondering wekken, maar inderdaad is
hy volkomen verklaarbaar. Wij willen
trachten, dit aan de hand van de geschie
denis aan te toonen.
De distributie van electriciteit heeft zich
in Nederland in enkele tientallen jaren
ontwikkeld; de electriciteit is in dat ont
wikkelingsproces van een zeldzaam en
kostbaar goed tot een onmisbare en goed-
koope levensbehoefte geworden, onmisbaar
zoowel voor de industrie als voor den par
ticulier, voor kracht, licht en warmte.
Aan het einde van de vorige eeuw was
alleen in enkele van de grootere stéden
in Nederland electriciteit in beperkte mate
verkrygbaar; in de jaren tusschen 1885 en
1900 hadden enkele particuliere maatschap-
pyen, veelal gefinancierd door industrieele
ondernemingen, op kleine schaal electrici-
teitsbedrijven gesticht. In 1895 stichtte
Rotterdam het eerste gemeentelyke bedryf
en in de eerste jaren van onze eeuw volg
den verschillende gemeenten het Rotter-
damsche voorbeeld. Eerst met de invoeriyg
van de metaaldraadlamp echter was de
toekomst van de electriciteit op het ge
bied der verlichting en aanvankelijk
'erd zij slechts voor dit doel gebezigd
verzekerd.
Omstreeks het jaar 1910 begon de over
heid meer en meer tot het inzicht te ko
men, dat de electriciteit een bron van
welvaart en een voorwaarde voor de ont
wikkeling van de industrie ten plattenlan-
de kon worden. De techniek schreed voort,
de gelijkstroom werd door draaistroom
vervangen; de vervaardiging van betrouw
bare kabels voor de voortgeleiding wan
electriciteit onder hooge spanning (3000
en 10.000 Volt) maakte het vervoer van
electriciteit onder hooge spanning (3000
en, ofschoon men in het begin van deze
eeuw nog geen denkbeeld kon hebben van
de vlucht, die de nieuwe bron van energie
zou nemen, kreeg men toch wel den in
druk, dat hier mogelijkheden aanwezig
waren, die men niet mocht verwaarloozen.
Het waren de besturen der Provincies,
by wie dit inzicht zich uïlte in daden,
maar hun vrijwel gelyktydige bemoeiing
met de electriciteitsvoorziening doet ver
moeden, dat hieraan een wenk uit de Re
sidentie niet vreemd is geweest. Klaarblij
kelijk achtte de Regeering hier een taak
aanwezig voor de Provinciale overheid, te
recht vreezende, dat voorziening door par
ticulieren een goede verzorging van de
meest rendabele gebieden, met name de
bevolkingscentra, doch een stiefmoederlyke
bedeeling van het platteland tot gevolg
zou hebben. Goedkoope kracht was een
middel om de industrie ten plattenlande te
bevorderen en de trek naar de steden te
gen te gaan.
Ook thans weer gaf de stand van de
techniek de maat aan. De techniek was nog
niet zóó ver voortgeschreden, dat een
transport van electriciteit uit ééne of en
kele centralen naar elk deel van het land
mogelyk was en verder dan de stand van
de techniek van het oogenblik zag men
niet.
Dus begonnen eenige jaren vóór den
grooten Europeeschen oorlog verschillen
de Provincies de electriciteitsvoorziening
ter hand te nemen. Er werden in het eer
ste decennium van deze eeuw heel wat
rapporten over provinciale voorziening op
gemaakt en reeds vóór 1914 was in eenige
gewesten de electriciteitsvoorziening van
provinciewege ter hand genomen.
Maar niet alleen lieten de Provincies zich
in met de electriciteitsvoorziening door/het
stichten van eigen bedryven, zij strekten
hunne zorgen ook uit tot derden, die op
[it gebied werkzaam zouden willen zijn.