KUNSTGEBIT f
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 25 APRIL 1938. No. 96.
HET SPOOK VAN HET SLOT
GOTHEBORGH.
HERDENKING WILLEM DE ZWIJGER
De maatregelen tegen de
marechaussee te Oss.
Relletjes te Oss.
Nederlandsche Visschersbond.
HEBT U EEN A
Gebruikt dan dagelijki
„STERADENT"!
10.000tandartsen
MIDDELBURG.
Engelsche loftuitingen
voor Italië.
Hore Belisha, de Engelsche minister van
oorlog, heeft de afgeloopen week een reis
gemaakt lailgs verschillende Engelsche
steunpunten in de Middellandsche Zee, zoo
als Malta, en als besluit van dit uitstapje
Zaterdag Rome bezocht, waar hij eerst door
graaf Ciano, den Italiaanschen minister van
buitenlandsche zaken en schoonzoon van
den Duce, vervolgens door Mussolini zelf
werd ontvangen. Het onderhoud met den
Italiaanschen dictator duurde veertig minu
ten. Politieke beteekenis mag aan deze ont
moeting niet worden toegekend, zoo is uit
Londen gemeld. Het spreekt echter vanzelf,
dat de Duce en zijn gast nog wel over wat
anders dan over koetjes en kalfjes hebben
gebabbeld en dat men gerechtigd is de vi
site wel degelijk te beschouwen als een uit
vloeisel van het den Zaterdag voor Pa
sehen geparafeerde Engelsch—Italiaansch
accoord. Hore Belisha zou zich naar alle
waarschijnlijkheid niet naar Rome hebben
begeven, indien de overeenkomst nog gebo
ren moest worden.
Na afloop van het onderhoud heeft de
Engelsche minister Italiaansche en andere
persvertegenwoordigers te woord willen
staan. Hij legde daa.rbij de volgende wel
bijzonder hartelijke verklaring af:
„Ik beschouw het als een bijzonder ge
lukkig voorteeken dat mijn komst te Rome
ten naastebij samenvalt met den verjaardag
van de stad, die zoo oud en tegelijk zoo mo
dern is. Bovendien is het voor mij een bui
tengewone voldoening geweest naar Italië
te komen op het oogenblik, dat een histort
sche vriendschap, welke Engleand met Ita^
lië verbindt, vernieuwd werd, waarbij ik zoo
warme gevoelens, vol sympathie ten aan
zien van Groot-Brittannië, heb ontmoet. Ik
wensch, dat mijn landgenooten weten, hoe
ernstig deze gevoelens zijn en aan de Itali
anen kan ik de verzekering geven, dat zij
gedeeld worden door de Engelschen. Onze
eerste minister is in het bijzonder verheugd
over het accoord, dat hij immer zoo gaarne
tot stand had willen brengen en dat thans
werkelijkheid is geworden. Dit accoord zul
len wij niet alleen naar den letter, maar
ook naar den geest naleven. Bij mijn terug
keer naar Engeland zal ik mijn ambtge-
nooten kunnen zeggen, welk een royale
gastvrijheid mij geboden is. Overal waar
mijn vliegtuig landde, werd ik ontvangen
met die innemende hoffelijkheid, welke
een der karaktertrekken van de Italianen
is. In mijn hoedanigheid van minister van
oorlog is het voor mij in het bijzonder be
langwekkend geweest, het beroemde regi
ment grenadiers uit Savoye gade te slaan,
een voorbeeld van soldaten in den besten
zin van het woord. Het onderhoud dat ik
met den Duce heb gehad, zal steeds voor
mij een kostbare herinnering blijven. Na
tuurlijk was ik op de hoogte met hetgeen
hjj voor zijn land tot stand heeft weten te
brengen, maar men kan daarvan slechts
een volkomen begrip krijgen, wanneer men
met hemzelf en zijn land in persoonlijke
aanraking is geweest."
Indien iemand eenige weken geleden
voorspeld zou hebben, dat een Engelsche
minister zich openbaar aan zooveel vrien
delijkheid ten opzichte van Italië te buiten
zou gaan, had men hem naar alle waar
schijnlijkheid uitgelachen. Hore Belisha's
loftuitingen (welke op zichzelf uiteraard
nul en van geener waarde zijn) bewijzen
opnieuw hoezeer de huidige Engelsche re
geering er op gesteldis, de betrekkingen
met Italië reëel te verbeteren. En mis
schien mag men er ook de conclusie aan
verbinden, dat Hore Belisha hetzelfde ver
langen bij den Duce heeft meenen aan te
treffen. Zooals wij dezer dagen op deze
plaats schreven hangt o.i. de beteekenis
van het EngelschItaliaansch accoord
voornamelijk af van de vraag, of Mussolini
werkelijk van plan is, zijn woord te houden
en in samenwerking met de Engelschen als
't ware de hegemonie in de Middellandsche
en de Roode Zee uit te oefenen. Hore Be
lisha schijnt daarvan overtuigd te zijn ge
raakt. Laten we van harte hopen, dat die
overtuiging hout snijdt. Dan is inderdaad
voorshands een van de ergste gevaren voor
den vrede in ons werelddeel uit den weg
geruimd.
Oorspronkelijke detective-roman
door John Simson.
12).
„Het is goed!" zei de officier van justi
tie. „We zullen even naar de keuken
gaan".
VIIL
Woensdagmorgen half twaalf.
In de gewelven van het kasteel Gothe-
borgh zat het personeel voltallig bijeen,
vijf man sterk. Lena zat aan het hoofd der
tafel en naast haar zat Mina, een dikke
keukenmeid. Dan was daar nog Pietje, het
linnenmeisje, Willem, die onberispelijke
knecht van den verdwenen heer des hui
zes, en Jan, de buitenknecht, die in hoofd
zaak voor den tuin zorgde.
Zij waren in druk gesprek, kakelden over
alles en nog wat, waarbij zij elkaar tracht
ten te overstemmen. Al van verre waren ze
te hooren. Toch, toen Daddy als eerste zijn
hoofd om het hoekje stak van de keuken
deur, waren ze ineens zoo stom als een
visch.
„Komen eens hooren, wat jullie afweet
van den moord!" zei hij knikkend^ „Maar
vertel eerst even: wie zijn jullie allemaal?"
u r en de commissaris hadden
21 mtusschen achter hen geschaard en
weldra wisten alle drie wie Lena, Mina,
Pietje, Willem en wie Jan was.
Daddy dankte hun voor hun mededee-
lingen.
„En nu moet jij ons eens vertellen", zei-
de hij en richtte voornamelijk het woord
H. M. de Koningin naar Het Loo.
H. M. de Koningin is Zaterdagmiddag per
auto van het paleis Noordeinde te Den Haag
naar Het Loo gegaan.
Bij het ruiterstandbeeld van Prins Willem
van Oranje op het Noordeinde te Den Haag
hebben, der traditie getrouw, bij de herden
king van den geboortedag van den Vader
des Vaderlands, eenige deputaties van ver-
eenigingen kransen neergelegd. Aan deze
plechtigheid namen deel het Verbond voor
Nationaal Herstel, de Oranje Garde, de
Princevlag, het Alg. Ned. Verbond, de Kon.
Ver. „Oost en West", de Bond van Indische
Oud-onderofficieren „Madjoe" en de Kon.
Ver. van Ridders der Militaire Willemsorde
beneden den rang van Officier. Afdeelingen
van de Princevlag en van de Oranje Garde
waren met vlaggen en muziek aanwezig.
Tijdens de kranslegging zegden de verte
genwoordigers der vereenigingen beurte
lings eenige woorden van hulde of strofen
van het „Wilhelmus". Pijpers van de Prince
vlag bliezen zachtjes „Wilt heden nu tre
den".
Een bazuin zette het „Wilhelmus" in, dat
de aanwezigen meezongen.
Na afloop marcheerden de deelnemers on
der zwaar geluid van trommels om het
standbeeld.
Aanleiding tot nadere beoordee
ling door de Tweede Kamer,
meent mr. Joekes.
In de „Vrijzinnig-Democraat" schrijft de
heer P. G. J. Pino Post uit Hengelo over
het geval Oss o.m.:
'„De behandeling in de Tweede Kamer
heeft op velen den indruk gemaakt van
eenzijdigheid: de eene partij, de minister
was aan het woord, de andere partij, de ma
rechaussee, kreeg geen gelegenheid zich te
verdedigen. Noch de interpellant, noch de
overige woordvoerders, waren voldoende ge
ïnformeerd, konden dat helaas niet zijn. De
minister, die de geruchtmakende maatrege
len tegen de marechaussee had genomen,
gaf zijn zienswijze van het gebeurde. Wij
willen gaarne aannemen dat hij te goeder
trouw is geweest, maar in deze delicate
zaak kan het geen bevrediging geven, dat
een en dezelfde instantie straft en die straf
verdedigt. De marechaussee was de mond
gesnoerd; van hoor en wederhoor was hier
geen sprake. Een zeer groot gedeelte van
ons volk voelt dit als onrecht en is terecht
verontwaardigd. Men kan nu wel zeggen,
ziet hoe goed het is, dat in ons democra
tisch staatsbestel een dergelijke zaak in de
volksvertegenwoordiging vrijelijk kan be
sproken worden, maar de wijze van behan
deling en het resultaat ervan geven geen
waarborgen voor recht en laten een gevoel
na van onvoldaanheid. De oppositie-partijen
vooral hebben den plicht in deze zoodanig
op te treden, dat het rechtsgevoel van het
volk bevredigd zou zijn geworden. Dit heb
ben ze helaas niet gedaan; mr. Wendelaar
heeft het wel het ergst gemaakt door van
een relletje te spreken, maar ook de S. D.
A. P. en V. D. hebben teleurgesteld.
Op de afdeelingsvergadering te Hengelo
Woensdag 13 dezer kwam zulks zeer duide
lijk naar voren. Niemand was tevreden
over onze menschen in de Kamer. Een en
quête, waarbij dus het hoor en wederhoor
ruimschoots gelegenheid hadden gekregen
zich te doen hooren, was volgens de verga
dering de eenige oplossing geweest in deze
duistere zaak en onze fractie had daartoe
het initiatief moeten nemen."
De redacteur van het weekblad, 't Twee
de Kamerlid mr. A. M. Joekes, schrijft naar
aanleiding daarvan o.m.:
,",De inlichtingen van den minister maak
ten het voor de Kamer aannemelijk, dat er
aanleiding bestond ter handhaving van de
wettelijk gewaarborgde rechten van persoon
en goed de brigade te Oss in toom te hou
den. Daarvan getuigden de uitlatingen der
sprekers van de partijen ter linkerzijde, al
werd reeds dadelijk ook door den woord
voerder van onze fractie reserve gemaakt
met betrekking tot de wijze, waarop de
maatregel is genomen.
De Kamer heeft daarmede geenszins de
zaak terzijde gelegd. Voor zoover nadere
inlichtingen en gegevens aantoonen, dat aan
de Kamer geen volledige of eenzijdige voor
lichting is gegeven en een nieuw licht op
tot Lena, die een soort opperhoofd in de
keuken bleek te zijn, „wanneer je Leo het
laatst gezien hebt?"
„Wel, laat eens kijken, meneer: dat was
gisteravond, voor dat-ie naar bed ging".
„En nu vanmorgen, heb je hem toen ook
gezien!"
„Zeker mijnheer! Ja, we hebben hem al
lemaal gezien. Mevrouw riep ons boven
en toen moesten we de kamer in en hem
zien, of we wilden of niet!"
„Zoozoo! Jullie zijn dus allemaal boven
geroepen! Had je toen eenig vermoeden,
van wat er gebeurd was?"
„Neen, mijnheer, natuurlijk niet. Me
vrouw zei alleen, dat ze dacht, dat-ie dood
was. Of we maar eens wilden kijken!"
„En toen
„Nou, toen hébben we gekeken. Hij zag
er niets eng uit, maar je kon toch wel
zien, dat-ie niet meer leefde!"
„Waaraan, Lena?"
„Wel, hij zag zoo wit
„O juist! En hoe lag hij precies: heele-
maal rechtuit, of misschien half uit bed of
zoo!"
„Toen wij kwamen, lag hij vrijwel recht
uit in het midden, maar mevrouw vertel
de, dat toen zij hem vond, hjj aan den kant
lag en heelemaal in elkaar gedoken".
„En de kamer, hoe zag die er uit?"
„De kamer? Daar hebben we niets bij
zonders aan gezien. Neen, jullie toch ook
niet, hè?"
„Neen, neen, neen!" vielen de anderen
haastig hij. „De kamer zag er net uit, als
altijd".
„Zoozoo! Dus heelemaal geen wanorde,
niets, dat op een worsteling of zoo geleek!
het gebeurde werpen, zal de aangelegen
heid door de volksvertegenwoordiging nader
beoordeeld moeten worden. Publicaties in
verschillende bladen, o.a. het belangwek
kende artikel in de „N. R. C." van 12 April
j.l., wijzen er op, dat daartoe inderdaad aan
leiding bestaat".
Tot zoover de beschouwingen in de „Vrij
zinnig-Democraat". De „N. R. C." voegt er
het volgende aan toe: Blijkbaar begint in
de kringen van de Kamerleden, die aanvan
kelijk bevredigd waren door de verklarin
gen van minister Goseling naar aanleiding
van de interpellatie-Drop, twijfel op te ko
men in verband met latere publicaties.
Wij mogen thans verwachten, dat vanwe
ge de Kamer stappen zullen worden onder
nomen om nadere opheldering te verkrij
gen. De beste vorm hiervoor zou dan wel
een enquête zijn, waarop prof. mr. C. W.
de Vries heeft aangedrongen.
De gemeente Oss is Zaterdagmiddag in
rep en roer gebracht, doordat te circa half
drie een achttal auto's de gemeente binnen
reed met als inzittenden een gezelschap
N.S.B.-ers, dat de bedoeling had in Oss te
colporteeren.
Weinige oogenblikken, nadat de N.S.B.-
ers uit de wagens waren gestapt, werden
zij omringd door een menigte personen,
welke een dreigende houding aannam, zoo
dat de gemeentepolitie en de koninklijke
marechaussee onder leiding van den burge
meester, den heer Ploegmakers, reeds di
rect beschermend moest optreden.
In een oogenblik waren honderden Osse-
naren bijeen. Zij omringden de auto's, waar
in de colporteurs waren gekomen en maak
ten het den N.S.B.-ers onmogelijk om hun
bladen, waarin artikelen voorkwamen over
de bekende Ossche kwestie, te verkoopen.
Aangezien de menigte bleef opdringen en
een steeds dreigender houding aannam,
kostte het de politie zeer veel moeite de
orde te handhaven. Meermalen moest
krachtig worden ingegrepen. Toch kwam
het op bepaalde punten nog tot een ernstig
handgemeen tusschen Ossenaren en colpor
teurs. Rake klappen werden daarbij uitge
deeld, terwijl een der N.S.B.-ers, afkomstig
uit Utrecht, dermate werd toegetakeld, dat
hij in het ziekenhuis moest worden opge
nomen.
Inmiddels werd door leden van de R. K.
Staatspartij gedemonstreerd en gecolpor
teerd met roomsche tijdschriften. Zij vorm
den een stoet, waarin borden werden mede
gevoerd met opschriften tegen de N.S.B.
Eerst toen de N.S.B.-ers omstreeks 5 uur
besloten Oss te verlaten, hetgeen onder be
scherming van de politie gebeurde, keerde
de rust in de gemeente terug.
De Nederlandsche Visschersbond hield
Zaterdag in Boschlust te 's-Gravenhage zijn
vierde jaarvergadering onder voorzitter
schap van den heer J. W. Stevenson uit
Den Helder.
Blijkens het jaarverslag omvat de bond
thans 5 gewesten en 17 afdeelingen. De nood
der kustvisschers vergde ook in 1937 veler
lei arbeid van het hoofdbestuur. De regee
ring verhoogde den steun aan de garnalen-
visschers en maakte mogelijk, dat de vis-
schersvaartuigen aan de door de scheep
vaartinspectie gestelde eischen konden vol
doen. Het contact met de gemeentelijke en
gewestelijke autoriteiten was evenzeer be
vredigend.
De bondsvoorzitter, die vervolgens een
inleiding hield over den toestand van het
kustvisschersbedrijf, gaf een overzicht van
de situatie in de verschillende gewesten. In
Zeeland is deze nog allerdroevigst, daar de
kustvisschers groote nadeelen ondervinden
van de contingenteeringen. Daarbij moeten
de garnalenvisschers in Zeeland nog het
nadeel ondervinden, dat zij den export heb
ben moeten afstaan aan IJmuiden. Verder
zijn er moeilijkheden te Stellendam en Den
Helder ten aanzien van de garnalenvissche-
rij. Het drogerij-garnalenbedrijf is winstge
vend voor de ondernemers, doch voor de
consumptie-garnalenvisschers funest, om
dat de groote massa wordt weggevangen
voordat de garnalen voldoende zijn gegroeid.
Spreker bepleitte verlaging van lasten
voor de kleine trawlvisschers, bijv. door vrij
stellingen vaij, omzetbelasting en vermin
dering van den olieprijs. De distributie van
visch laat nog zeer veel te wenschen over en
met name te Amsterdam geschiedt zij. op
erbarmelijke wijze.
De visscherij op de Waddenzee gaat een
kwijnend bestaan tegemoet. Te hopen is, dat
de betrokkenen spoedig weten, waar zij aan
toe zijn uit hoofde van regeeringsmaatre-
gelen. Ten slotte drong spr. aan op de in
stelling van een beroepsinstantie voor vis-
schers die zich door de visscherij-centralé
gedupeerd achten.
Bij de hierop ter vergadering gevolgde
discussie gaf de heer Leenhardt uit Bres-
kens in overweging om ter bevordering van
den afzet, welke door exportvermindering
aanmerkelijk is verkleind, meer propagan
da voor de binnenlandsche garnalencon-
sumptie te maken en desnoods groote par
tijen beschikbaar te stellen voor werkloo-
zen.
Van ander zijden werd geklaagd, dat de
Nederlandsche kustvisschers gebonden zijn
aan de minimum-maaswijdte van 7 centi
meter, terwijl de buitenlandsche visschers,
die in hetzelfde kustgebied werken, daaraan
niet zijn onderworpen. Een ander bezwaar
is, dat de garnalenvischers in hun netten
behalve garnalen ook kleine zeevisch van
gen, terwijl de trawlvisschers die missen.
De heeren Huinink, burgemeester van
Vere, achtte het verleenen van grooten
steun aan de garnalenvisschers economisch
niet verantwoord en drong op verlaging der
lasten aan.
De heer De Boer deelde mede, dat het
gemeentebestuur van Den Helder de oprich
ting van garnalendrogerijen niet in de hand
zal werken, wetend, dat de consumptie-gar-
nalenvangst daardoor zou worden geschaad.
Mr. Kiewiet de Jonge, voorzitter van de
Vischerij-Centrale, merkte op, dat de klach
ten over de moeilijkheden waarin het vis-
schersbedrijf verkeert, helaas herhaalde ma
len worden vernomen.
Spreker kan in zijn kwaliteit niet meer
doen dan te fungeeren als contact tusschen
regeering en visscherijbedrijf. De belang
stelling van de regeering voor de kleine vis
scherij is volledig, wanneer men deze ver
gelijkt met de groote visscherij. Het is daar
om te meer bedroevend, dat niettemin de
bedrijfsuitkomsten voor de kleine visschers
zoo onbevredigend zijn. De export is groo-
tendeels verloren gegaan door omstandig
heden van buitenlandschen aard. Het zoe
ken en vinden van nieuwe afzetgebieden is
voor de kustvisschers uiterst moeilijk. Men
kan hun artikel niet naar Rusland brengen,
zooals dat met de haring is geschied.
Sprekers vaste overtuiging is, dat een zoo
sterk mogelijk vereenigingsleven een van de
voornaamste factoren is om het bedrijf
nieuw leven in te blazen. In tegengestelde
belangen moeten de visschers elkander zoo
goed mogelijk trachten te verstaan. Het be
grip „Nederlandsche visscherij" dient zoo
sterk mogelijk naar buiten bekend te wor
den. Het moet evenwel worden bezien in
verband met andere bedrijfstakken, zooals
landbouw en industrie. In eerste instantie
moet de opvoeding zich in organisatorisch
verband voltrekken. De Nederlandsche Vis
schersbond getuigt in zijn leiding van een
groote eerlijkheid, welke in het bijzonder
zijn voorzitter in het bloed zit. Op die wij
ze voortgaande moet de bond uiteindelijk
succes hebben.
Spreker deelde mede, dat in een nabije
toekomst de oprichting van een prima Ne
derlandsch visscherijblad is te verwachten.
Dit onderwerp zal in verschillende bonden
daad zeer jammer, dat het visscherijbedrijf
concreet aan de orde komen. Het is inder-
in Nederland tot nu toe een dergelijk or
gaan heeft moeten missen, terwijl men in
het buitenland dergelijke organen wel be
zit.
(Ingez. Med.)
En vertel me nu eens, Lena, mijnheer en
mevrouw Messing waren zeker nogal ge
steld op hun Benjamin?"
Met verschrikte oogen zag het keuken-
opperhoofd hem aan.
„Met uw permissie, meneer", zei ze. „Hij
heette Leo!"
„Dank je wel!" knikte Daddy en deed,
als was hij heel blij met deze mededeeling.
„Hielden mijnheer en mevrouw Messing
nogal van hun jongsten zoon Leo?"
„Noudat gaat nogal! Mijnheer wel.
Ja, hij was de lieveling van mijnheer. Maar
mevrouw! Och, zij kan het eigenlijk met
geen van drieën vinden, als u mij vraagt".
„Dus Leo was in ieder geval de lieve
ling van zijn vader?"
„Ja, meneer, zoo was het. We hebben ons
er dikwijls genoeg over verwonderd, want,
ziet u tegen u gezegd het was beslist
niet veel bijzonders. Een gemeene jongen,
die vol zat met lieve woordjes en vuile
streken! Ik verzeker u, dat ze pleizier van
dat joch gehad zouden hebben!"
„Heel merkwaardig!" vond Daddy. „Zijn
jullie dat allemaal met Lena eens?"
„En of!" stemden de anderen in. „Je kon
hem nooit vertrouwen."
„Net zijn moeder!" zei Willem nog en
Daddy keek even verschrikt op. De com
missaris maakte intusschen de noodige aan-
teekeningen. Dan vroeg de detective weer
gewoon verder.
„Heb je vannacht ook verdachte geluiden
gehoord, Lena? Ramen, die rinkelden of
deuren, die klapten
„Neen, meneer, heusch niet. Ik heb van
nacht geslapen!"
„En vanmorgen ook geen open deuren
ontdekt, of open ramen, die gewoonlijk
dicht zijn?"
„Neen, meneer, niet, dat ik me herinne
ren kan".
„Jullie hebt geen van allen iets bijzon
ders gehoord vannacht of iets bijzonders
gezien?"
Allen zwegen.
„Ook niets bijzonders gevonden? Een
ponjaard, een dolk of zoo?"
„Neen, meneer, niets!" zei het vijftal
eenstemmig.
„Vertel eens, Lena, hangt hier in het
kasteel misschien ook ergens een wapen
rek met degens, sabels en dergelijken?"
„Neen, meneer. Zooiets bezitten we hier
niet".
Daddy herinnerde zich ook niet, zooiets
gezien te hebben Maar ja, je kon nooit
weten: het kon hem ontgaan zijn'
„En de voordeur: ,vas die behoorlijk ge
grendeld?"
Daar kwam Willem t.usschenbeide.
Met uw permissie meneer", zei hij on
derdanig. „Als ik even mag opmerken:
sinds gisteravond grendelt mevrouw die
zelf. Ze_ heeft gezegd, dat ik er absoluut
niet meer aan mocht komen".
„Maar, als ik mjj wel herinner, dan heb
je gisteravond, toen je ons uitliet, er wel
degelijk de grendels voor geschoven".
„Zeker, meneer, ja, dat hebt u goed ge
hoord. Dat deed ik uit gewoonte. Later,
voor dat ik naar bed ging, heb ik ze er
weer afgehaald".
„En hoe stond' het er vanmorgen mee?"
De livreiknecht zag Lena vragend aan.
„Toen zaten de grendels er beslist niet
op!" zei Lena dadelijk. „Ik dacht nog bij
bevelen het aan ala
het ideale, volkomen
onschadelijke middel
voor het reuk- en
smakeloos reinigen
van Uw vuile en aan
geslagen kunstgebit.
Hoe gevlekt het ook
is, Uw kunstgebit
wordt weer als nieuw
door dagelijksche
behandeling met
50 en 90 el. bij apotheker* en drogisten.
(Ingez. Med.)
Een bedrijf, dat zoo sterk in de historie
wortelt als de Nederlandsche visscherij,
gaat, zoo eindigde spreker, nimmer verloren.
(Applaus).
De voorzitter antwoordde onder dankzeg
ging voor de tot hem persoonlijk gerichte
woorden, dat hij, hoewel zijn maatschappe
lijke werkzaamheid op ander terrein ligt en
zijn beschikbare tijd zeer beperkt is, zoozeer
is bezield door de werkelijkheid, waarin de
visschers ondanks hun nijveren arbeid met
een schraal loon naar huis gaan, al zijn
krachten zal blijven wijden aan het werk,
dat gedaan moet worden om tot voor hen
meer bevredigende uitkomsten te geraken.
Naar aanleiding van een opmerking van
den secretaris, den heer Van Eek (Stellen
dam) omtrent de moeilijkheden, welke den
afzet van levende garnalen ondervindt,
sprak de voorzitter zijn afkeuring uit over
het feit, dat de grossiers, die te Amsterdam
zijn geconcentreerd, systematisch weigeren,
bijv. uit Den Helder levende garifalen in
ontvangst te nemen om aldus hoogere winst
te kunnen maken uit beperkte voorraden.
In overweging werd gegeven, in andere
groote steden, o.a. Rotterdam afzetgebied
hiervoor te vinden.
SPAAR DE EENDEN.
Het is toe te juichen, dat de eenden, die
aan onze vesten zelf een vroolijk aanzien
geven, vele vrienden en vriendinnen heb
ben, die haar dagelijks voedsel brengen.
Maar zij hebben ook vijanden, althans be
lagers en dan denken wij aan den automo
bilist die Zaterdag twee der diertjes dood
reed. Er zijn redenen om aan te nemen,
dat hij dit zeer goed had kunnen voorko
men.
DE BLEEKPOORT.
Het is ons bekend, wij hoorden er Zater
dag nog in dien geest over spreken, dat
lang niet iedere inwoner van de Bleek, het
toejuicht, dat de poort aan de zijde van de
Haringplaats herbouwd wordt. Het besluit
ter zake is echter genomen en thans ook in
uitvoering, want men kan waarnemen bij
het passeeren ter plaatse. De putten voor
de fundamenten van de poort zijn in bewer-
kng.
OPBRENGST SPELDJESDAG.
De Zaterdag voor de eerste maal gehou
den speldjesdag voor het Sanatoriumfonds
van de onderofficiersvereeniging „Ons Be
lang" is dank zij de medewerking van ruim
20 dames en de welwillende houding van
het publiek tegenover het nuttige doel, een
succes geworden. De brutoopbrengst was
ruim 219.
DE GEBOORTEDAG VAN
PRINS WILLEM I.
Zaterdagavond hebben bijna alle stadge-
nooten met eenige verbazing naar de Lange
Jan en den Stadhuistoren gekeken, toen
daaruit tegen Zonsondergang de driekleur
met Oranjewimpel werd uitgestoken. Zelfs
personen van wie men weet, dat zij heel
veel van de geschiedenis van ons Vaderland
weten, kwamen op ons af om naar de reden
mezelf: tjonge, dat is ook gevaarlijk! Als
meneer er was, zou dat niet voorkomen!"
De commissaris teekende een en ander
nauwkeurig op. Toen kwam Daddy met het
spook op de proppen.
„Ik heb gehoord, dat jullie hier beneden
ergens een spook gezien moeten hebben!"
Daar had je de poppen aan het dansen.
De meeningen over dat spook waren nog
al verdeeld. Willem en Jan haalden er la
chend hun schouders voor opmaar
Lena en Mina bleken er een heilig ontzag
voor te hebben, terwijl Pietje, de linnen
meid, zoo'n beetje zat te trillen als een
juffershondje: zij was doodsbenauwd voor
ratten, maar nog veel en veel benauwder
voor spoken.
Lena vertelde, wat ze gezien had.
„Het begon juist licht te worden van
morgen wij waren nog maar even be
neden toen wjj achter in de keuken iets
zagen bewegen, eerst heel flauwtjes, maar
langzaam aan al beter en beterO, 't
was zoo griezelig. Ik zag het 't eerst... en
toen dadelijk zag Mina het ook".
„Niet waar!" viel Mina in de rede. „Ik
zag het 't eerst!"
„Houd nu op, meid. ik zég j<=: ik zag het
't eerst. Maar wat geeft dat eigenlijk? We
hebben het beiden gezien: een groot don
ker spook, dat zich akelig langzaam heen
en weer bèwoog".
„Als je het weer eens ziet", zei Willem
spottend, „dan moet je er eens op schieten.
Als het zoo langzaam ging zul je het vast
wel rakeri en 't is bij de wet niet verboden
om op spoken te schieten".
Lena maakte een afwerende beweging
met haar elleboog. (Wordt vervolgd),