KUNSTGEBIT f KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 25 APRIL 1938. No. 96. HET SPOOK VAN HET SLOT GOTHEBORGH. HERDENKING WILLEM DE ZWIJGER De maatregelen tegen de marechaussee te Oss. Relletjes te Oss. Nederlandsche Visschersbond. HEBT U EEN A Gebruikt dan dagelijki „STERADENT"! 10.000tandartsen MIDDELBURG. Engelsche loftuitingen voor Italië. Hore Belisha, de Engelsche minister van oorlog, heeft de afgeloopen week een reis gemaakt lailgs verschillende Engelsche steunpunten in de Middellandsche Zee, zoo als Malta, en als besluit van dit uitstapje Zaterdag Rome bezocht, waar hij eerst door graaf Ciano, den Italiaanschen minister van buitenlandsche zaken en schoonzoon van den Duce, vervolgens door Mussolini zelf werd ontvangen. Het onderhoud met den Italiaanschen dictator duurde veertig minu ten. Politieke beteekenis mag aan deze ont moeting niet worden toegekend, zoo is uit Londen gemeld. Het spreekt echter vanzelf, dat de Duce en zijn gast nog wel over wat anders dan over koetjes en kalfjes hebben gebabbeld en dat men gerechtigd is de vi site wel degelijk te beschouwen als een uit vloeisel van het den Zaterdag voor Pa sehen geparafeerde Engelsch—Italiaansch accoord. Hore Belisha zou zich naar alle waarschijnlijkheid niet naar Rome hebben begeven, indien de overeenkomst nog gebo ren moest worden. Na afloop van het onderhoud heeft de Engelsche minister Italiaansche en andere persvertegenwoordigers te woord willen staan. Hij legde daa.rbij de volgende wel bijzonder hartelijke verklaring af: „Ik beschouw het als een bijzonder ge lukkig voorteeken dat mijn komst te Rome ten naastebij samenvalt met den verjaardag van de stad, die zoo oud en tegelijk zoo mo dern is. Bovendien is het voor mij een bui tengewone voldoening geweest naar Italië te komen op het oogenblik, dat een histort sche vriendschap, welke Engleand met Ita^ lië verbindt, vernieuwd werd, waarbij ik zoo warme gevoelens, vol sympathie ten aan zien van Groot-Brittannië, heb ontmoet. Ik wensch, dat mijn landgenooten weten, hoe ernstig deze gevoelens zijn en aan de Itali anen kan ik de verzekering geven, dat zij gedeeld worden door de Engelschen. Onze eerste minister is in het bijzonder verheugd over het accoord, dat hij immer zoo gaarne tot stand had willen brengen en dat thans werkelijkheid is geworden. Dit accoord zul len wij niet alleen naar den letter, maar ook naar den geest naleven. Bij mijn terug keer naar Engeland zal ik mijn ambtge- nooten kunnen zeggen, welk een royale gastvrijheid mij geboden is. Overal waar mijn vliegtuig landde, werd ik ontvangen met die innemende hoffelijkheid, welke een der karaktertrekken van de Italianen is. In mijn hoedanigheid van minister van oorlog is het voor mij in het bijzonder be langwekkend geweest, het beroemde regi ment grenadiers uit Savoye gade te slaan, een voorbeeld van soldaten in den besten zin van het woord. Het onderhoud dat ik met den Duce heb gehad, zal steeds voor mij een kostbare herinnering blijven. Na tuurlijk was ik op de hoogte met hetgeen hjj voor zijn land tot stand heeft weten te brengen, maar men kan daarvan slechts een volkomen begrip krijgen, wanneer men met hemzelf en zijn land in persoonlijke aanraking is geweest." Indien iemand eenige weken geleden voorspeld zou hebben, dat een Engelsche minister zich openbaar aan zooveel vrien delijkheid ten opzichte van Italië te buiten zou gaan, had men hem naar alle waar schijnlijkheid uitgelachen. Hore Belisha's loftuitingen (welke op zichzelf uiteraard nul en van geener waarde zijn) bewijzen opnieuw hoezeer de huidige Engelsche re geering er op gesteldis, de betrekkingen met Italië reëel te verbeteren. En mis schien mag men er ook de conclusie aan verbinden, dat Hore Belisha hetzelfde ver langen bij den Duce heeft meenen aan te treffen. Zooals wij dezer dagen op deze plaats schreven hangt o.i. de beteekenis van het EngelschItaliaansch accoord voornamelijk af van de vraag, of Mussolini werkelijk van plan is, zijn woord te houden en in samenwerking met de Engelschen als 't ware de hegemonie in de Middellandsche en de Roode Zee uit te oefenen. Hore Be lisha schijnt daarvan overtuigd te zijn ge raakt. Laten we van harte hopen, dat die overtuiging hout snijdt. Dan is inderdaad voorshands een van de ergste gevaren voor den vrede in ons werelddeel uit den weg geruimd. Oorspronkelijke detective-roman door John Simson. 12). „Het is goed!" zei de officier van justi tie. „We zullen even naar de keuken gaan". VIIL Woensdagmorgen half twaalf. In de gewelven van het kasteel Gothe- borgh zat het personeel voltallig bijeen, vijf man sterk. Lena zat aan het hoofd der tafel en naast haar zat Mina, een dikke keukenmeid. Dan was daar nog Pietje, het linnenmeisje, Willem, die onberispelijke knecht van den verdwenen heer des hui zes, en Jan, de buitenknecht, die in hoofd zaak voor den tuin zorgde. Zij waren in druk gesprek, kakelden over alles en nog wat, waarbij zij elkaar tracht ten te overstemmen. Al van verre waren ze te hooren. Toch, toen Daddy als eerste zijn hoofd om het hoekje stak van de keuken deur, waren ze ineens zoo stom als een visch. „Komen eens hooren, wat jullie afweet van den moord!" zei hij knikkend^ „Maar vertel eerst even: wie zijn jullie allemaal?" u r en de commissaris hadden 21 mtusschen achter hen geschaard en weldra wisten alle drie wie Lena, Mina, Pietje, Willem en wie Jan was. Daddy dankte hun voor hun mededee- lingen. „En nu moet jij ons eens vertellen", zei- de hij en richtte voornamelijk het woord H. M. de Koningin naar Het Loo. H. M. de Koningin is Zaterdagmiddag per auto van het paleis Noordeinde te Den Haag naar Het Loo gegaan. Bij het ruiterstandbeeld van Prins Willem van Oranje op het Noordeinde te Den Haag hebben, der traditie getrouw, bij de herden king van den geboortedag van den Vader des Vaderlands, eenige deputaties van ver- eenigingen kransen neergelegd. Aan deze plechtigheid namen deel het Verbond voor Nationaal Herstel, de Oranje Garde, de Princevlag, het Alg. Ned. Verbond, de Kon. Ver. „Oost en West", de Bond van Indische Oud-onderofficieren „Madjoe" en de Kon. Ver. van Ridders der Militaire Willemsorde beneden den rang van Officier. Afdeelingen van de Princevlag en van de Oranje Garde waren met vlaggen en muziek aanwezig. Tijdens de kranslegging zegden de verte genwoordigers der vereenigingen beurte lings eenige woorden van hulde of strofen van het „Wilhelmus". Pijpers van de Prince vlag bliezen zachtjes „Wilt heden nu tre den". Een bazuin zette het „Wilhelmus" in, dat de aanwezigen meezongen. Na afloop marcheerden de deelnemers on der zwaar geluid van trommels om het standbeeld. Aanleiding tot nadere beoordee ling door de Tweede Kamer, meent mr. Joekes. In de „Vrijzinnig-Democraat" schrijft de heer P. G. J. Pino Post uit Hengelo over het geval Oss o.m.: '„De behandeling in de Tweede Kamer heeft op velen den indruk gemaakt van eenzijdigheid: de eene partij, de minister was aan het woord, de andere partij, de ma rechaussee, kreeg geen gelegenheid zich te verdedigen. Noch de interpellant, noch de overige woordvoerders, waren voldoende ge ïnformeerd, konden dat helaas niet zijn. De minister, die de geruchtmakende maatrege len tegen de marechaussee had genomen, gaf zijn zienswijze van het gebeurde. Wij willen gaarne aannemen dat hij te goeder trouw is geweest, maar in deze delicate zaak kan het geen bevrediging geven, dat een en dezelfde instantie straft en die straf verdedigt. De marechaussee was de mond gesnoerd; van hoor en wederhoor was hier geen sprake. Een zeer groot gedeelte van ons volk voelt dit als onrecht en is terecht verontwaardigd. Men kan nu wel zeggen, ziet hoe goed het is, dat in ons democra tisch staatsbestel een dergelijke zaak in de volksvertegenwoordiging vrijelijk kan be sproken worden, maar de wijze van behan deling en het resultaat ervan geven geen waarborgen voor recht en laten een gevoel na van onvoldaanheid. De oppositie-partijen vooral hebben den plicht in deze zoodanig op te treden, dat het rechtsgevoel van het volk bevredigd zou zijn geworden. Dit heb ben ze helaas niet gedaan; mr. Wendelaar heeft het wel het ergst gemaakt door van een relletje te spreken, maar ook de S. D. A. P. en V. D. hebben teleurgesteld. Op de afdeelingsvergadering te Hengelo Woensdag 13 dezer kwam zulks zeer duide lijk naar voren. Niemand was tevreden over onze menschen in de Kamer. Een en quête, waarbij dus het hoor en wederhoor ruimschoots gelegenheid hadden gekregen zich te doen hooren, was volgens de verga dering de eenige oplossing geweest in deze duistere zaak en onze fractie had daartoe het initiatief moeten nemen." De redacteur van het weekblad, 't Twee de Kamerlid mr. A. M. Joekes, schrijft naar aanleiding daarvan o.m.: ,",De inlichtingen van den minister maak ten het voor de Kamer aannemelijk, dat er aanleiding bestond ter handhaving van de wettelijk gewaarborgde rechten van persoon en goed de brigade te Oss in toom te hou den. Daarvan getuigden de uitlatingen der sprekers van de partijen ter linkerzijde, al werd reeds dadelijk ook door den woord voerder van onze fractie reserve gemaakt met betrekking tot de wijze, waarop de maatregel is genomen. De Kamer heeft daarmede geenszins de zaak terzijde gelegd. Voor zoover nadere inlichtingen en gegevens aantoonen, dat aan de Kamer geen volledige of eenzijdige voor lichting is gegeven en een nieuw licht op tot Lena, die een soort opperhoofd in de keuken bleek te zijn, „wanneer je Leo het laatst gezien hebt?" „Wel, laat eens kijken, meneer: dat was gisteravond, voor dat-ie naar bed ging". „En nu vanmorgen, heb je hem toen ook gezien!" „Zeker mijnheer! Ja, we hebben hem al lemaal gezien. Mevrouw riep ons boven en toen moesten we de kamer in en hem zien, of we wilden of niet!" „Zoozoo! Jullie zijn dus allemaal boven geroepen! Had je toen eenig vermoeden, van wat er gebeurd was?" „Neen, mijnheer, natuurlijk niet. Me vrouw zei alleen, dat ze dacht, dat-ie dood was. Of we maar eens wilden kijken!" „En toen „Nou, toen hébben we gekeken. Hij zag er niets eng uit, maar je kon toch wel zien, dat-ie niet meer leefde!" „Waaraan, Lena?" „Wel, hij zag zoo wit „O juist! En hoe lag hij precies: heele- maal rechtuit, of misschien half uit bed of zoo!" „Toen wij kwamen, lag hij vrijwel recht uit in het midden, maar mevrouw vertel de, dat toen zij hem vond, hjj aan den kant lag en heelemaal in elkaar gedoken". „En de kamer, hoe zag die er uit?" „De kamer? Daar hebben we niets bij zonders aan gezien. Neen, jullie toch ook niet, hè?" „Neen, neen, neen!" vielen de anderen haastig hij. „De kamer zag er net uit, als altijd". „Zoozoo! Dus heelemaal geen wanorde, niets, dat op een worsteling of zoo geleek! het gebeurde werpen, zal de aangelegen heid door de volksvertegenwoordiging nader beoordeeld moeten worden. Publicaties in verschillende bladen, o.a. het belangwek kende artikel in de „N. R. C." van 12 April j.l., wijzen er op, dat daartoe inderdaad aan leiding bestaat". Tot zoover de beschouwingen in de „Vrij zinnig-Democraat". De „N. R. C." voegt er het volgende aan toe: Blijkbaar begint in de kringen van de Kamerleden, die aanvan kelijk bevredigd waren door de verklarin gen van minister Goseling naar aanleiding van de interpellatie-Drop, twijfel op te ko men in verband met latere publicaties. Wij mogen thans verwachten, dat vanwe ge de Kamer stappen zullen worden onder nomen om nadere opheldering te verkrij gen. De beste vorm hiervoor zou dan wel een enquête zijn, waarop prof. mr. C. W. de Vries heeft aangedrongen. De gemeente Oss is Zaterdagmiddag in rep en roer gebracht, doordat te circa half drie een achttal auto's de gemeente binnen reed met als inzittenden een gezelschap N.S.B.-ers, dat de bedoeling had in Oss te colporteeren. Weinige oogenblikken, nadat de N.S.B.- ers uit de wagens waren gestapt, werden zij omringd door een menigte personen, welke een dreigende houding aannam, zoo dat de gemeentepolitie en de koninklijke marechaussee onder leiding van den burge meester, den heer Ploegmakers, reeds di rect beschermend moest optreden. In een oogenblik waren honderden Osse- naren bijeen. Zij omringden de auto's, waar in de colporteurs waren gekomen en maak ten het den N.S.B.-ers onmogelijk om hun bladen, waarin artikelen voorkwamen over de bekende Ossche kwestie, te verkoopen. Aangezien de menigte bleef opdringen en een steeds dreigender houding aannam, kostte het de politie zeer veel moeite de orde te handhaven. Meermalen moest krachtig worden ingegrepen. Toch kwam het op bepaalde punten nog tot een ernstig handgemeen tusschen Ossenaren en colpor teurs. Rake klappen werden daarbij uitge deeld, terwijl een der N.S.B.-ers, afkomstig uit Utrecht, dermate werd toegetakeld, dat hij in het ziekenhuis moest worden opge nomen. Inmiddels werd door leden van de R. K. Staatspartij gedemonstreerd en gecolpor teerd met roomsche tijdschriften. Zij vorm den een stoet, waarin borden werden mede gevoerd met opschriften tegen de N.S.B. Eerst toen de N.S.B.-ers omstreeks 5 uur besloten Oss te verlaten, hetgeen onder be scherming van de politie gebeurde, keerde de rust in de gemeente terug. De Nederlandsche Visschersbond hield Zaterdag in Boschlust te 's-Gravenhage zijn vierde jaarvergadering onder voorzitter schap van den heer J. W. Stevenson uit Den Helder. Blijkens het jaarverslag omvat de bond thans 5 gewesten en 17 afdeelingen. De nood der kustvisschers vergde ook in 1937 veler lei arbeid van het hoofdbestuur. De regee ring verhoogde den steun aan de garnalen- visschers en maakte mogelijk, dat de vis- schersvaartuigen aan de door de scheep vaartinspectie gestelde eischen konden vol doen. Het contact met de gemeentelijke en gewestelijke autoriteiten was evenzeer be vredigend. De bondsvoorzitter, die vervolgens een inleiding hield over den toestand van het kustvisschersbedrijf, gaf een overzicht van de situatie in de verschillende gewesten. In Zeeland is deze nog allerdroevigst, daar de kustvisschers groote nadeelen ondervinden van de contingenteeringen. Daarbij moeten de garnalenvisschers in Zeeland nog het nadeel ondervinden, dat zij den export heb ben moeten afstaan aan IJmuiden. Verder zijn er moeilijkheden te Stellendam en Den Helder ten aanzien van de garnalenvissche- rij. Het drogerij-garnalenbedrijf is winstge vend voor de ondernemers, doch voor de consumptie-garnalenvisschers funest, om dat de groote massa wordt weggevangen voordat de garnalen voldoende zijn gegroeid. Spreker bepleitte verlaging van lasten voor de kleine trawlvisschers, bijv. door vrij stellingen vaij, omzetbelasting en vermin dering van den olieprijs. De distributie van visch laat nog zeer veel te wenschen over en met name te Amsterdam geschiedt zij. op erbarmelijke wijze. De visscherij op de Waddenzee gaat een kwijnend bestaan tegemoet. Te hopen is, dat de betrokkenen spoedig weten, waar zij aan toe zijn uit hoofde van regeeringsmaatre- gelen. Ten slotte drong spr. aan op de in stelling van een beroepsinstantie voor vis- schers die zich door de visscherij-centralé gedupeerd achten. Bij de hierop ter vergadering gevolgde discussie gaf de heer Leenhardt uit Bres- kens in overweging om ter bevordering van den afzet, welke door exportvermindering aanmerkelijk is verkleind, meer propagan da voor de binnenlandsche garnalencon- sumptie te maken en desnoods groote par tijen beschikbaar te stellen voor werkloo- zen. Van ander zijden werd geklaagd, dat de Nederlandsche kustvisschers gebonden zijn aan de minimum-maaswijdte van 7 centi meter, terwijl de buitenlandsche visschers, die in hetzelfde kustgebied werken, daaraan niet zijn onderworpen. Een ander bezwaar is, dat de garnalenvischers in hun netten behalve garnalen ook kleine zeevisch van gen, terwijl de trawlvisschers die missen. De heeren Huinink, burgemeester van Vere, achtte het verleenen van grooten steun aan de garnalenvisschers economisch niet verantwoord en drong op verlaging der lasten aan. De heer De Boer deelde mede, dat het gemeentebestuur van Den Helder de oprich ting van garnalendrogerijen niet in de hand zal werken, wetend, dat de consumptie-gar- nalenvangst daardoor zou worden geschaad. Mr. Kiewiet de Jonge, voorzitter van de Vischerij-Centrale, merkte op, dat de klach ten over de moeilijkheden waarin het vis- schersbedrijf verkeert, helaas herhaalde ma len worden vernomen. Spreker kan in zijn kwaliteit niet meer doen dan te fungeeren als contact tusschen regeering en visscherijbedrijf. De belang stelling van de regeering voor de kleine vis scherij is volledig, wanneer men deze ver gelijkt met de groote visscherij. Het is daar om te meer bedroevend, dat niettemin de bedrijfsuitkomsten voor de kleine visschers zoo onbevredigend zijn. De export is groo- tendeels verloren gegaan door omstandig heden van buitenlandschen aard. Het zoe ken en vinden van nieuwe afzetgebieden is voor de kustvisschers uiterst moeilijk. Men kan hun artikel niet naar Rusland brengen, zooals dat met de haring is geschied. Sprekers vaste overtuiging is, dat een zoo sterk mogelijk vereenigingsleven een van de voornaamste factoren is om het bedrijf nieuw leven in te blazen. In tegengestelde belangen moeten de visschers elkander zoo goed mogelijk trachten te verstaan. Het be grip „Nederlandsche visscherij" dient zoo sterk mogelijk naar buiten bekend te wor den. Het moet evenwel worden bezien in verband met andere bedrijfstakken, zooals landbouw en industrie. In eerste instantie moet de opvoeding zich in organisatorisch verband voltrekken. De Nederlandsche Vis schersbond getuigt in zijn leiding van een groote eerlijkheid, welke in het bijzonder zijn voorzitter in het bloed zit. Op die wij ze voortgaande moet de bond uiteindelijk succes hebben. Spreker deelde mede, dat in een nabije toekomst de oprichting van een prima Ne derlandsch visscherijblad is te verwachten. Dit onderwerp zal in verschillende bonden daad zeer jammer, dat het visscherijbedrijf concreet aan de orde komen. Het is inder- in Nederland tot nu toe een dergelijk or gaan heeft moeten missen, terwijl men in het buitenland dergelijke organen wel be zit. (Ingez. Med.) En vertel me nu eens, Lena, mijnheer en mevrouw Messing waren zeker nogal ge steld op hun Benjamin?" Met verschrikte oogen zag het keuken- opperhoofd hem aan. „Met uw permissie, meneer", zei ze. „Hij heette Leo!" „Dank je wel!" knikte Daddy en deed, als was hij heel blij met deze mededeeling. „Hielden mijnheer en mevrouw Messing nogal van hun jongsten zoon Leo?" „Noudat gaat nogal! Mijnheer wel. Ja, hij was de lieveling van mijnheer. Maar mevrouw! Och, zij kan het eigenlijk met geen van drieën vinden, als u mij vraagt". „Dus Leo was in ieder geval de lieve ling van zijn vader?" „Ja, meneer, zoo was het. We hebben ons er dikwijls genoeg over verwonderd, want, ziet u tegen u gezegd het was beslist niet veel bijzonders. Een gemeene jongen, die vol zat met lieve woordjes en vuile streken! Ik verzeker u, dat ze pleizier van dat joch gehad zouden hebben!" „Heel merkwaardig!" vond Daddy. „Zijn jullie dat allemaal met Lena eens?" „En of!" stemden de anderen in. „Je kon hem nooit vertrouwen." „Net zijn moeder!" zei Willem nog en Daddy keek even verschrikt op. De com missaris maakte intusschen de noodige aan- teekeningen. Dan vroeg de detective weer gewoon verder. „Heb je vannacht ook verdachte geluiden gehoord, Lena? Ramen, die rinkelden of deuren, die klapten „Neen, meneer, heusch niet. Ik heb van nacht geslapen!" „En vanmorgen ook geen open deuren ontdekt, of open ramen, die gewoonlijk dicht zijn?" „Neen, meneer, niet, dat ik me herinne ren kan". „Jullie hebt geen van allen iets bijzon ders gehoord vannacht of iets bijzonders gezien?" Allen zwegen. „Ook niets bijzonders gevonden? Een ponjaard, een dolk of zoo?" „Neen, meneer, niets!" zei het vijftal eenstemmig. „Vertel eens, Lena, hangt hier in het kasteel misschien ook ergens een wapen rek met degens, sabels en dergelijken?" „Neen, meneer. Zooiets bezitten we hier niet". Daddy herinnerde zich ook niet, zooiets gezien te hebben Maar ja, je kon nooit weten: het kon hem ontgaan zijn' „En de voordeur: ,vas die behoorlijk ge grendeld?" Daar kwam Willem t.usschenbeide. Met uw permissie meneer", zei hij on derdanig. „Als ik even mag opmerken: sinds gisteravond grendelt mevrouw die zelf. Ze_ heeft gezegd, dat ik er absoluut niet meer aan mocht komen". „Maar, als ik mjj wel herinner, dan heb je gisteravond, toen je ons uitliet, er wel degelijk de grendels voor geschoven". „Zeker, meneer, ja, dat hebt u goed ge hoord. Dat deed ik uit gewoonte. Later, voor dat ik naar bed ging, heb ik ze er weer afgehaald". „En hoe stond' het er vanmorgen mee?" De livreiknecht zag Lena vragend aan. „Toen zaten de grendels er beslist niet op!" zei Lena dadelijk. „Ik dacht nog bij bevelen het aan ala het ideale, volkomen onschadelijke middel voor het reuk- en smakeloos reinigen van Uw vuile en aan geslagen kunstgebit. Hoe gevlekt het ook is, Uw kunstgebit wordt weer als nieuw door dagelijksche behandeling met 50 en 90 el. bij apotheker* en drogisten. (Ingez. Med.) Een bedrijf, dat zoo sterk in de historie wortelt als de Nederlandsche visscherij, gaat, zoo eindigde spreker, nimmer verloren. (Applaus). De voorzitter antwoordde onder dankzeg ging voor de tot hem persoonlijk gerichte woorden, dat hij, hoewel zijn maatschappe lijke werkzaamheid op ander terrein ligt en zijn beschikbare tijd zeer beperkt is, zoozeer is bezield door de werkelijkheid, waarin de visschers ondanks hun nijveren arbeid met een schraal loon naar huis gaan, al zijn krachten zal blijven wijden aan het werk, dat gedaan moet worden om tot voor hen meer bevredigende uitkomsten te geraken. Naar aanleiding van een opmerking van den secretaris, den heer Van Eek (Stellen dam) omtrent de moeilijkheden, welke den afzet van levende garnalen ondervindt, sprak de voorzitter zijn afkeuring uit over het feit, dat de grossiers, die te Amsterdam zijn geconcentreerd, systematisch weigeren, bijv. uit Den Helder levende garifalen in ontvangst te nemen om aldus hoogere winst te kunnen maken uit beperkte voorraden. In overweging werd gegeven, in andere groote steden, o.a. Rotterdam afzetgebied hiervoor te vinden. SPAAR DE EENDEN. Het is toe te juichen, dat de eenden, die aan onze vesten zelf een vroolijk aanzien geven, vele vrienden en vriendinnen heb ben, die haar dagelijks voedsel brengen. Maar zij hebben ook vijanden, althans be lagers en dan denken wij aan den automo bilist die Zaterdag twee der diertjes dood reed. Er zijn redenen om aan te nemen, dat hij dit zeer goed had kunnen voorko men. DE BLEEKPOORT. Het is ons bekend, wij hoorden er Zater dag nog in dien geest over spreken, dat lang niet iedere inwoner van de Bleek, het toejuicht, dat de poort aan de zijde van de Haringplaats herbouwd wordt. Het besluit ter zake is echter genomen en thans ook in uitvoering, want men kan waarnemen bij het passeeren ter plaatse. De putten voor de fundamenten van de poort zijn in bewer- kng. OPBRENGST SPELDJESDAG. De Zaterdag voor de eerste maal gehou den speldjesdag voor het Sanatoriumfonds van de onderofficiersvereeniging „Ons Be lang" is dank zij de medewerking van ruim 20 dames en de welwillende houding van het publiek tegenover het nuttige doel, een succes geworden. De brutoopbrengst was ruim 219. DE GEBOORTEDAG VAN PRINS WILLEM I. Zaterdagavond hebben bijna alle stadge- nooten met eenige verbazing naar de Lange Jan en den Stadhuistoren gekeken, toen daaruit tegen Zonsondergang de driekleur met Oranjewimpel werd uitgestoken. Zelfs personen van wie men weet, dat zij heel veel van de geschiedenis van ons Vaderland weten, kwamen op ons af om naar de reden mezelf: tjonge, dat is ook gevaarlijk! Als meneer er was, zou dat niet voorkomen!" De commissaris teekende een en ander nauwkeurig op. Toen kwam Daddy met het spook op de proppen. „Ik heb gehoord, dat jullie hier beneden ergens een spook gezien moeten hebben!" Daar had je de poppen aan het dansen. De meeningen over dat spook waren nog al verdeeld. Willem en Jan haalden er la chend hun schouders voor opmaar Lena en Mina bleken er een heilig ontzag voor te hebben, terwijl Pietje, de linnen meid, zoo'n beetje zat te trillen als een juffershondje: zij was doodsbenauwd voor ratten, maar nog veel en veel benauwder voor spoken. Lena vertelde, wat ze gezien had. „Het begon juist licht te worden van morgen wij waren nog maar even be neden toen wjj achter in de keuken iets zagen bewegen, eerst heel flauwtjes, maar langzaam aan al beter en beterO, 't was zoo griezelig. Ik zag het 't eerst... en toen dadelijk zag Mina het ook". „Niet waar!" viel Mina in de rede. „Ik zag het 't eerst!" „Houd nu op, meid. ik zég j<=: ik zag het 't eerst. Maar wat geeft dat eigenlijk? We hebben het beiden gezien: een groot don ker spook, dat zich akelig langzaam heen en weer bèwoog". „Als je het weer eens ziet", zei Willem spottend, „dan moet je er eens op schieten. Als het zoo langzaam ging zul je het vast wel rakeri en 't is bij de wet niet verboden om op spoken te schieten". Lena maakte een afwerende beweging met haar elleboog. (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5