cjeüraacjd:
Dobbelmann
lekker, man!
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 24 MAART 1938. No. 70
WIE IS HET MOOIST:
GRETA GARBO OF
MARLENE DIETRICH?
3 antwoordden: Greta
Garbo.
7 antwoorddenMar-
lene Dietrich.
1 antwoordde: „dat kan
ik U niet zeggen, dat
hangt van den per
soonlijken smaak af."
Die ééne gaf het éénige
juiste antwpord.
Daarom is het onjuist te
zeggen: „IBIS is de beste
tabak".
Dathangtóókvan ieders
persoonlijken smaak af.
Neemt U zelf de proef
dan ontdekt U zeker dat
IBIS een buitengewoon
goede tabak is.
HET OOG VAN ABU
PRINSES BEATRIX.
VLISSINGEN.
Vijf gevluchte Spanjaarden.
WALCHEREN.
Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid,
gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten
Een bedenkelijk symptoom
'voor Praag.
Minister-president Chamberlain zou van
middag in het Engelsche Lagerhuis een ver
klaring over de buitenlandsche politiek af
leggen. Toen we dit schreven, was de inhoud
er van nog niet bekend, maar het stond
vrijwel vast, dat ze geen belofte van mili
taire hulp voor Tsjecho-Slovakije zou be
vatten. Uit diverse verschijnselen der laat
ste dagen was dit op te maken. De Engel
sche regeering voelt er niets voor, zich te
binden. Ze vindt het heel naar, dat Tsje-
eho-Slovakije zooveel zorgen heeft gekre
gen, maar dat kan er haar niet toe bewe
gen, een groot deel er van op Engeland's
schouders te laden.
In Tsjecho-Slovakije wonen een kleine
drie millioen Duitschers: langs de Duitsche
en Oostenrijksche grenzen als een zoom om
het Bohemen der Tsjechen heen. Voordat
eenige jaren geleden de gymnastiek
leraar Henlein optrad, waren ze politiek
georganiseerd in diverse partijen, geheel op
democratischen grondslag. Henlein stichtte
een nationaal-soeialistische organisatie, de
„Sudeten-Duitsche partij" en deze kreeg
spoedig zooveel aanhangers, dat er van de
oorspronkelijke partijen niet veel meer
overbleef. Alleen de sociaal-democraten,
chr. socialen (roomsch-katholieken) en de
boeren („Duitsche agriërs") behielden nog
een aanhang van eenige beteekenis. In te
genstelling tot Henlein, die van den begin
ne af feitelijk tegen den Tsjecho-Slovaak-
schen staat als zoodanig ageerde, poogden
de „democratische" partijen met de Tsje
chische regeering samen te werken en ge
leidelijk gerechtvaardigde Duitsche wen-
schen vervuld te krijgen.
Nu Oostenrijk door het Duitsche natio-
naal-socialisme is overmand, ziet men zich
echter een nieuwe politieke beweging vol
trekken: verschillende groepen, die tegen
Henlein waren, laten zich door zijn partij
inlijven. Tot deze behooren als voornaam
ste groep de Duitsche agrariërs. Zij hadden
vijf afgevaardigden in het parlement en een
vertegenwoordiger in de regeering. Met pak
en zak zijn ze eergisteren naar Henlein
overgeloopen. De vijf parlementsleden be
hooren nu tot de fractie der Sudeten-Duit
sche partij: de Duitsche agrarische minis
ter is afgetreden.
De motiveering van dit besluit luidt, dat
het bestuur der agrarische partij (plotseling
blijkbaar) tot de ontdekking is gekomen,
dat de Tsjecho-Slovaaksche regeering aan
de Duitsche wenschen niet voldoende tege
moet komt, en dat alle Duitschers in Tsje
cho-Slovakije zich daarom in een stérke
partij behooren te organiseeren. Dat is wel
een heel zonderlinge motiveering: immers,
de Duitsche agrariërs wisten al heel lang,
dat er van Praag uit veel minder gedaan
werd, dan zij verlangden. Zij namen juist
aan de regeering deel, om daarin geleide
lijk verandering te brengen. En den laat-
sten tijd kwam er verandering, heel veel
zelfs: de Tsjechische regeering heeft on
geveer een week geleden verordeningen uit
gevaardigd, waarbij aan het Duitsche ele
ment in den staat, dat aandeel in het be
stuur der openbare lichamen wordt ver
zekerd, waarop het naar zijn getal recht
heeft. Zelfs desondanks kwamen nu de
agrariërs tot hun wonderlijke ontdekking.
In werkelijkheid werd het besluit tot aan
sluiting bij Henlein natuurlijk door geheel
iets anders ingegeven: ze vreezen, dat Tsje
cho-Slovakije eerlang hetzelfde lot zal on
dergaan als Oostenrijk, of dat in elk geval
de Duitsche gebieden door Duitschland zul
len worden ingelijfd. Bleven ze tegen Hen
lein, die persona grata te Berlijn is, in op
positie, dan zouden ze zijn wraak te duch
ten hebben. Door zich bij voorbaat aan
hem over te geven, hopen ze voor wraak
gevrijwaard te worden.
Het geval is een symptoom, dat veelzeg
gend moet heeten. De Tsjecho-Slovaaksche
regeering kan er niets anders dan deze on
heilspellende conclusie uit trekken: dat
binnen de grenzen van haar staat een over
tuiging aan het groeien is, welke een be
langrijke volksgroep willige buit van het
Duitsche nationaal-socialisme maakt. Men
heeft gezien, dat het nationaal-socialisme
in Oostenrijk veel omvangrijker was dan
uit de uiterlijke verschijnselen viel af te
leiden. Ten aanzien van Tsjecho-Slovakije
hoeft men zich wat dit betreft niet te ver
gissen. Minstens drie kwart van de Duit
schers in dit land zijn aanhangers van Hen
lein. En van de rest is thans het grootste
deel bezig het veege politieke lijf in zpn
gelederen te bergen. Praag heeft wel reden
bezorgd te zijn.
Nadat bovenstaande geschreven was,
werd gemeld, dat ook de Chr. socialen, die
6 afgevaardigden in de Kamer hebben, en
bloc naar Henlein zijn overgeloopen. Voor
dezen geldt, uiteraard hetzelfde als voor de
agrariërs: vrees gaf hun het besluit in.
49).
door
ALAN DARE.
„Ja, in den tempel. Iemand moet haar
snel hebben meegenomen; hebt u er de
hand in gehad, of een van die mannen?"
„Neen. Ik zweer u, dat ik er niets van
weet, en de mannen zijn er ook onschuldig
aan. De inlandsche gidsen hebben den
dwergen vrees aangejaagd, door hun aller
lei vreeselijke geschiedenissen van de plaats
te vertellen. Zij overtuigden hen, dat Phe-
nuit dood was, en dat zij spoedig zouden
sterven, als zij niet heen gingen. Daardoor
ontstond de twist. Ik wilde niet weg.
„Waarom niet?"
„Dat dat is mijn zaak. Nu merk ik,
dat ik gelijk had."
„Waarin
„Phenuit heeft uw vrouw. Hij is gek
stapelgek. Ik heb gezien, hoe hij naar haar
heek, haar bewopderde. Hij wilde haar niet
gaan, na(3at hij het Tablet had ge-
Nu weet ik, waarom. Die sluwe
ellendeling!"
Tinnr ^htte zich op de ellebogen op en
v g®n. straalden van woede. Maar
haar wond deed pijn en zij viel weer terug.
Kennedy werd vuurrood, toen hij de betee
kenis van haar woorden vatte.
„Als u weet, waar hij iS, vertel het mij
dan", zei hij met moéite.'
„Ik weet het niet. Hij wilde mij niets
zeggen. Ik weet niet, waarvoor hij hierheen
kwam. Maar ik weet, dat hij niet veraf kan
zijn. Hij kent dezen tempel goed. Ik wou,
dat ik niet gewond was, dan kon ik hem
De doopplechtigheid.
Ons wordt verzocht te melden, dat de
doopplechtigheid van Prinses Béatrix zal
plaats vinden in de Groote Kerk te 's-Gra-
venhage op Donderdag 12 Mei.
Er is nog geen uitnoodiging gericht tot
den predikant, die de doopplechtigheid zal
verrichten.
De verpleging.
Binnenkort zal zuster Boonstra, de ver
pleegster van Prinses Beatrix, het paleis
Soest dijk verlaten. In haar plaats zal voor-
loopig als verpleegster in functie treden
jkvr. S. C. Feith te Hilversum.
STEUN AAN DE VREDESBEWEGING.
Men meldt ons:
Een dame, die onbekend wenscht te blij
ven, heeft 500 doen toekomen aan het
Centraal Vredes Bureau te Den Haag. De
geefster hoopt, dat haar voorbeeld, even
als dat het geval is met de giften voor onze
defensie, navolging zal vinden.
„INHALEN VERBODEN" „VOOR ALLE
VERKEER".
Een belangrijke uitspraak van
den Hoogen Raad.
In verschillende gemeenten, doch in het
bijzonder te Rotterdam, treft men borden,
aanduidende het inhaalverbod voor auto
mobielen (het zwarte en het roode autotje
naast elkaar) met daaronder in zwarte let
ters op witten grond de woorden „voor alle
verkeer" hetgeen de bedoeling had te ver
bieden iedere andere soort verkeer in te ha
len. Een auto mocht dus, ingevolge deze op
de politieverordening steunende aanwijzing,
op zulke plaatsen niet een eenzamen wiel
rijder of een bakfiets inhalen. In Rotter
dam trof men zulke aanduidingen aan bij
verschillende smalle bruggen en viaducten,
aldus schrijft de K.N.A.C.
Op 14 Maart 1.1. heeft de Hooge Raad,
arrest wijzende in een kwestie van een wiel
rijder, die een bakfiets inhaalde onder een
viaduct te Rotterdam waar de besproken
borden waren aangebracht, beslist, dat ver
dachte van rechtsvervolging diende te wor
den ontslagen.
De Hooge Raad overwoog daarbij, dat
omtrent het inhalen door bestuurders van
motorrijtuigen, rijwielen enz., art. 6 bis van
het Motor- en Rijwielreglement uitputten
de voorzieningen geeft, zoodat de gemeen
telijke wetgever daaromtrent geen nadere
regelen kan stellen. Dit art. 6 bis luidt:
„Hef is een bestuurder van een motorrijtuig,
een rijwiel of een ander rij- of voertuig
verboden, om met hetgeen door hem be
stuurd wordt, een motorrijtuig, een rijwiel,
een ander rij- of voertuig, rij- of trekdieren
of vee in te halen of voorbij te gaan, tenzij
daarvoor, mede in verband met het uit
tegenovergestelde richting naderende ver
keer, voldoende gelegenheid bestaat.
Weliswaar geeft art. 11 ter van het M.
en R. reglement de mogelijkheid tot het
verordenen, dat gelet op de breedte van
den weg, op dien weg of een gedeelte daar
van met een motorrijtuig een ander motor
rijtuig, dat zich in dezelfde richting voort
beweegt, niet mag worden ingehaald, doch
dit betreft uitsluitend het inhalen van mo
torrijtuigen onderling en niet het inhalen
van ander verkeer door motorrijtuigen of
ander verkeer onderling. Door het arrest
van den Hoogen Raad missen dus voortaan
bordjes „voor alle verkeer" onder een in-
haalverbodsbord, alsmede andere overeen
komstige aanduidingen, als bijv. „voertui
gen achter elkaar blijven" rechtskracht.
Slechts kan worden verboden, dat motor
rijtuigen op bepaalde weggedeelten elkaar
onderling inhalen, hetgeen dan dient te
worden aangeduid door het bord „inhalen
verboden" met de twee auto's naast elkaar
in rood en zwart.
Daarnaast blijft dan immer onvermin
derd van kracht, dat men slechts ander ver
keer mag inhalen wanneer daartoe, in ver
band met het tegemoetkomende verkeer,
voldoende gelegenheid bestaat.
Wellicht kan het dienstig zijn ook nog
eens in herinnering te roepen, dat het in
bochten en bij de nadering van kruispunten
binnen bebouwde kommen alsmede buiten
bebouwde kommen, waar het uitzicht niet
vrij is, verboden is zich te begeven op het
voor het verkeer uit de tegengestelde rich
ting bestemde weggedeelte (de linker weg
helft), voor zoover zulks niet noodzakelijk
is voor het uitwijken bij het voorbijgaan
van op den weg stilstaande motorrij
tuigen, rijwielen, andere rij- of voertuigen,
rij- of trekdieren of vee.
CONFLICT IN DE SIGARENINDUSTRIE.
Staking bij zeven firma's.
De hoofdbesturen der vier werkliedenor
ganisaties in de sigareniindustrie hebben
gister in een bijeenkomst eenparig beslo
ten tot het proclameeren eener per 11 April
a.s. ingaande werkstaking bij de firma's:
Karei 1 te Eindhoven en Reusel; „Velas-
ques" te Meerveldhoven en Reusel; „Schim-
melpenninck" te Wageningen; „La Bolsa"
te Kampen; „Dejaco" te Culemborg; Bijden-
dijk en Ten Hove te Deventer en Lokin en
Weisz te Amsterdam.
Dezer dagen zal met de personeelen dier
firma's worden vergaderd, teneinde de sta-
kingslijsten te teekenen.
DE REGEERINGSJUBILEUM-FILM
„VEERTIG JAREN".
Op 19 April begint men met de
opnamen.
De voorbereidingen voor deze groote
film, welke het Groot-Nederlandsehe leven
over het tijdperk, waarin H. M. Koningin
Wilhelmina regeert, zal uitbeelden, zijn
thans achter den rug.
Er is veel werk verricht en in korten
tijd. Thans is men zoo ver dat binnenkort,
namelijk op 19 April aanstaande, een aan
vang kan worden gemaakt met de opna
men. Zooals bekend is het scenario geschre
ven door Ben van Eysselstein. Tot hoofdfi
guren zijn uitverkoren Lilly Bouwmeester
en Johan Heesters.
Regisseur van de film is Edmond Grevil-
le, die wordt bijgestaan door Johan de
Meester. De naam van de film zal zijn
„Veertig jaren".
Ben van Eysselstein heeft, bij de samen
stelling van het scenario, zich in de eer
ste plaats voor oogen gesteld dat het nati
onale leven over de regeeringsperiode van
Koningin Wilhelmina moest worden voor
gesteld. Hij heeft dit nationale leven be
lichaamd in de geschiedenis en wederwaar
digheden van twee families, een Amster-
damsche leeraarsfamilie en een Brabant-
sche familie van zakenlieden. De hoofdper
sonen van beide huisgezinnen zijn in het
jaar waarin de film aanvangt, dus in 1898,
dertig jaren oud.
Langs de ontwikkelingsgang der beide
stammen wordt dan het leven van Neder
land uitgebeeld tot den dag van heden.
Indertijd is reeds aangekondigd dat ook
een ruime plaats aan de overzeesche gewes
ten zou worden ingeruimd. Dit diende dus
ook het geval te zijn in het scenario. Dit
heeft Ben van Eysselstein gevonden door
een huwelijk tusschen een vrouwelijke telg
van de Amsterdamsche familie en de jonge
Brabantsche zakenman, gesproten uit het
andere geslacht. Deze zoon vertrekt naar
Nederlandsch-Indië om daar, als zakenman,
een taak te verrichten welke ook ampele
gelegenheid biedt de wording van het mo
derne Indische leven op de film te volgen
Hij voert voor de uitoefening van die taak
talrijke gesprekken met ambtenaren en
autoriteiten, hij maakt reizen door Java en
Sumatra en men begrijpt dat die reizen een
kijkje zullen geven op de schoonheid van
de „gordel van smaragd", tevens op het
grootsche werk, door Nederland in Indië
tot stand gebracht, de voorbeeldige uitwer
king van de „koloniale taak".
Met een Portugeesch schip zijn Woens
dagavond 5 Spanjaarden, dus een derde
gedeelte van het aantal, dat indertijd in
strijd met het door hen gegeven eerewoord
uit de interneering hier ter lande waren
gevlucht, in ons land en wel te Vlissingen
aangekomen, waar zij, in opdracht van de
regeering, ter beschikking zijn gesteld van
den commissaris van politie. De terugkeer
geschiedde, zooals men weet, op last van
generaal Franco. Het was ons bekend dat
de Spanjaarden zich bevonden aan boord
van het Portugeesche stoomschip „Almi-
cante Alexandrino", dat 15 dezer uit Vigo
was vertrokken met bestemming Antwer
pen. Het was de bedoeling om deze Span
jaarden, wanneer het schip hier ter ree-
de was aangekomen, alwaar het van
loods moest veranderen, van boord te
halen en te Vlissingen te doen debarkee-
ren. Het schip werd 's middags tuschen 3
en 4 uur verwacht, doch de mist, die op
zee hing en zeer hinderlijk was voor de
scheepvaart, werd ook oorzaak dat het
Portugeesche schip op zich liet wachten.
Zoo verstreek het eene uur na het andere,
telkens weer dacht men dat het schip in
aantocht was. Om 7 uur werd een telegram
van de kapitein ontvangen dat zijn schip
over een half uur ter plaatse zou zijn,
doch ook dat was mis. Eindelijk, te circa
10 uur, ratelde onze telefoon en vernamen
wij, dat het schip de reede had bereikt.
Toen wij aan de buitenhaven kwamen,
waren we nog juist getuige van het ver
trek van de sleepboot Engeland, aan boord
waarvan zich bevonden de commissaris van
politie de heer A. O. F. W. C. Gasinjet, de
inspecteur Berghuijs, de rechercheur Prins,
de opperwachtmeester der Kon. Mare
chaussee Westland en drie marechaus-
see's. Behalve de inspecteur van politie
en de opper-wachtmeester, waren allen in
burgerkleeding.
Naar wij bij terugkomst vernamen heb
ben de opvarenden van deze sleepboot nog
eenige angstige oogenblikken gehad. Door
het slechte zicht op zee was het moeilijk
zich juist te oriënteeren. Dit had tot ge
volg, dat plotseling een zeeschip achter
de sleepboot opdoemde en een aanvaring
leek onvermijdelijk. Dank zij echter de
groote tegenwoordigheid van geest en de
bekwame zeemanschap van den kapitein,
wist deze een catastrophe nog juist te
vermijden. Eenmaal bij het Portugeesche
stoomschip aangekomen, begaf de commis
saris van politie zich aan boord en nadat
de noodge formaliteiten waren vervuld,
konden de Spanjaarden zich aan boord
van de sleepboot begeven. In de haven
aangekomen werden de ondankbare vluch
telingen, die nogal wat bagage bij zich
hadden, onder strenge politie-bewaking,
per auto's naar het bureau van politie
overgebracht ,waar zij den nacht moesten
doorbrengen.
Naar wij verder vernemen, zijn de Span
jaarden, die er goed verzorgd uitzagen, he
denmorgen onder politiegeleiding naar het
huis van bewaring te Den Haag overge
bracht.
GRIJPSKERKE. Woensdagavond werd
alhier door de landbouwonderwijzers P.
C. van Maelsaeke en W. Spinnaay de eind-
les gegeven van den eersten cursus van
den tweejarigen landbouwcursus. De les
werd bijgewoond door den heer J. Mesu,
leeraar aan de R.L.S. te Goes, de com
missie van toezicht en den heer Kleinepier
als vertegenwoordiger van den kring Wal
cheren der Z.L.M. Uit de gestelde vragen
en daarop gegeven antwoorden bleek wel,
dat vele cursisten met vrucht de lessen
gevolgd hadden. De heer J. Mesu spoorde
daarop de cursisten met nadruk aan het
thans geleerde te onderhouden en vooral
den tweeden cursus trouw te volgen. Ver
der bracht spr. dank aan de commissie van
toezicht, den keer Kleinepier, den leiders
van den cursus en B. en W. voor het be
schikbaar stellen van lokaal. De heer A.
W. Cevaal als lid van de commissie van
toezicht dankte de leiders en leerlingen.
■pjp' (Ingez. Med.)
zoeken. Hij zal hiervoor boeten, hij
Zij wond zich vreeselijk op. Haar oogen
flikkerden van haat voor den man, die
haar zoo diep had vernederd.
„Ja, hij zal er voor boeten!" mompelde
Kennedy.
Hij stond op met een razende woede in
zijn borst. Deze nieuwe en geheel onver
wachte gang van zaken was te verschrik
kelijk, om te overdenken. Phenuit verliefd
op zijn vrouw! Zijn eigen vrouw!
„Gaat u haar nu zoeken?" vroeg Ka-
tinka.
„Ja".
„Wees voorzichtig. Ik, die hem ken, waar
schuw u, dat hij groote machten tot zijn be
schikking heeft".
„Ik kan op mijzelf passen", antwoordde
hij kortaf.
Weer betrad hij den stillen tempel, op
zijn hoede voor eiken duivelsche streek, er
op hopend, dat het hem een stap nader
tot de oplossing van het geheim zou bren
gen.
HOOFDSTUK XXV.
Wanhoop.
Het ongeluk, dat Maxine overkomen was,
had zich zoo snel afgespeeld, dat zij geheel
verbijsterd was. Zij keek Kennedy, die naar
het beeld liep, na, toen zij plotseling een
hand op haar mond voelde en iemand haar
optilde. Haar oogen werden door den haar
omvattenden arm dichtgedrukt zoodat zij
niet zien kon, wie haar had overvallen of
waarheen hij ging. Een oogenblik later
hoorde zij een licht geruisch en voelde
daarop een luchtstroom op haar gezicht.
Toen werd zij neergezet.
Het eerste wat zij zag, was de sombere
gestalte van Phenuit, die haar met zijn af
schuwelijke oogen aankeek. Zij deinsde voor
hem terug en stiet op een groote steenen
sarcophaag, die met hetzelfde schrift be
dekt was, dat zij op het Gouden Tablet had
gezien. De kamer was laag, maar heel lang
en gevuld met verschillende dingen, speren,
prachtige stoelen, ongeopende kisten, en
wat niet al. De muren en de zoldering wa
ren rijk beschilderd met de vreemdste tee-
keningen. Het eenige licht werd verspreid
door drie kaarsen, die op de sarcophaag
waren geplaatst.
„Welkom!" zei Phenuit.
„Waar ben ik?" vroeg zij verbluft.
„In de graftombe van Kamatexl, koning
der Maya's. Een prachtige plaats, vind je
niet?"
Met een kreet van schrik liep zij op den
muur toe en sloeg er met de handen tegen.
Hij lachte slechts.
„Beest beest!" riep zij uit, zich woe
dend tot hem wendend.
„Een leelijk woord van zulke lieve lip
jes. Het is nutteloos, je handen te bezeeren
aan die muren. Al gil je en klop je nog zoo
hard, niemand kan je hooren. Tusschen jou
en de wereld liggen tien voet rots".
„Mijn man is aan den anderen kant. Hij
zal mij wel vinden".
„Ik denk van niet, en het is het beste
voor hem, dat hij het niet probeert. Je
hoeft niet zoo te beven, ik zal je geen
kwaad doen".
„Laat mij dan gaan".
„Naar dien dwaas terug? O neen. Je
verdient iets beters dan dat".
„Waarom hebt u me in zoo'n val gelokt?
Hebt u niet alles gekregen, wat u
wenschte?"
„Niet alles. Kijk, die stoel is van zuiver
goud. Er zijn hier genoeg schatten, om een
heele stad rijk te maken. Maar goud en
schatten zijn niets waard, vergeleken bij
sommige andere dingen. Wat op de sarco
phaag van Kamatexl geschreven staat,
is duizend maal meer waard dan al deze
aardsche schatten. Maar je bent onkundig
je weet het niet. Tienduizend jaar gele
den werd een groot geheim van Atlantis
naar deze plaats overgebracht. Alleen de
koningen en de priesters kenden het, en
toen de laatste der groote koningen heen
ging, liet hij dit vreeselijk geheim na aan
dengeen, die het verstand en het geduld
bezat, om het te vinden. Ik heb het ont
dekt. Spoedig zul je weten, wat het is".
„Ik verlang het niet te weten. Al, wat ik
weet, is, dat u wreed bent en ongevoelig
voor lijden, en dat u voortdurend ellende in
mijn leven hebt gebracht. Wat hebt u er
aan, mij te kwellen? Houd uw geheim en
laat mij vrij".
„Neen, je zult het met mij deelen. Dat
heb ik gezworen. Die anderen zullen spoe
dig heengaan en wij zullen alleen blijven".
„Neen, neen!"
„Je hoeft nergens voor te vreezen. In die
graftombe ligt het lijk van Kamatexl, maar
hij kan je geen kwaad doen. Hij wenschte
slechts, niet gestoord te worden, en ik zal
hem dan ook niet storen. Er kunnen hier
wel geesten zijn ik weet het niet. Maar
zelfs die komen niet, als zij niet opgeroepen
worden. Ik ga mij gereed maken voor mijn
bruid. Dat kan vele dagen duren dat
kan ik niet zeggen. Achter den stoel vind
je voedsel en water. Ik heb niets noodig.
(Ingez. Med.)
Hierna dankte de heer Kleinepier de on
derwijzers voor hun onderwijs en voor de
bereidwilligheid, en hoopte dat de band
die gelegd is tusschen onderwijzers en de
cursisten, steeds hechter mag worden.
De laatste spr., de heer Spinnaay sloot
zich aan bij de vorige sprekers en felici
teerde de cursisten met het behaalde suc
ces.
VERE. In de vacature van den heer P.
de Voogd, die als zoodanig afgetreden en
niet meer herkiesbaar was, is de heer M.
J. Roeting tot lid der oudercommissie voor
het openbare onderwijs benoemd.
VERE. Woensdagavond is onder leiding
van den heer J. de Graaf, hoofd der o.L
school alhier, door leerlingen en enkele
oud-leerlingen dezer school de bekende De
Ruyter Cantate opgevoerd voor een groot
en aandachtig gehoor.
De heer De Graaf, de aanwezigen be
groetend, zeide de De Ruyter Cantate te
hebben uitgekozen voor deze uitvoering
niet omdat de groote admiraal een vech
tersbaas was, maar om de godsvrucht van
dezen grooten mensch.
De cantate werd in drie deelen gezongen
met een klein tableautje tusschen eerste en
tweede bedrijf en een korte pauze tusschen
tweede en derde.
Onder de aanwezigen bevonden zich o.m.
burgemeester D. Huinink, wethouder P.
We zullen zeggen „tot ziens".
Geheel verslagen zag zij hem naar het
einde van de tombe gaan. Een steenblok
draaide rond en maakte een opening zicht-<
baar, die juist groot genoeg was om hem
door te laten. Toen draaide het terug en
zij was alleen.
Schrik beving haar. Hij had gesproken
van een bruid! Of hij was krankzinnig, of
Weer rende zij naar den muur en
sloeg er tegen, terwijl zij den naam van
haar man uitriep, doch spoedig begreep zij,
dat het vruchteloos was. Als er kans voor
haar was geweest, te ontsnappen, zou hij
haar niet verlaten hebben. Blijkbaar was
de eenige uitgang door die draaiende deur,
en aan de andere zijde ervan was haar
vijand.
Er kwam ergens vandaan frissche lucht
in de tombe, maar zij kon niet ontdekken,
vanwaar. De stilte was afschuwelijk. Bij
het voedsel lagen een pak kaarsen, touw
en lucifers. Enkele van die dingen waren
uit de kamer gehaald, waar zij vroeger ge
vangen had gezeten.
Iets zwaars in den zijzak van haar jasje
herinnerde er haar aan, dat zij gewapend
was. Zij had er het automatische pistool in
gedaan, toen zij en Kennedy het beeld wa
ren gaan onderzoeken. Zij haalde het te
voorschijn en betastte het bijna teeder. Als
de weg naar buiten door de draaideur ging,
scheen zij nu eenige kans te heben, weg te
kunnen komen, daar zij nu iets had, waar
mee zij zich kon beschermen. Zij was zoo
wanhopig, dat zij het wapen zeker zou ge
bruiken, als de omstandigheden het eisch-
ten.
(Wordt vervolgd).