cjeüraacjd: Dobbelmann lekker, man! KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 24 MAART 1938. No. 70 WIE IS HET MOOIST: GRETA GARBO OF MARLENE DIETRICH? 3 antwoordden: Greta Garbo. 7 antwoorddenMar- lene Dietrich. 1 antwoordde: „dat kan ik U niet zeggen, dat hangt van den per soonlijken smaak af." Die ééne gaf het éénige juiste antwpord. Daarom is het onjuist te zeggen: „IBIS is de beste tabak". Dathangtóókvan ieders persoonlijken smaak af. Neemt U zelf de proef dan ontdekt U zeker dat IBIS een buitengewoon goede tabak is. HET OOG VAN ABU PRINSES BEATRIX. VLISSINGEN. Vijf gevluchte Spanjaarden. WALCHEREN. Tegen Slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Onrust en Zenuwachtigheid, gebruike men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten Een bedenkelijk symptoom 'voor Praag. Minister-president Chamberlain zou van middag in het Engelsche Lagerhuis een ver klaring over de buitenlandsche politiek af leggen. Toen we dit schreven, was de inhoud er van nog niet bekend, maar het stond vrijwel vast, dat ze geen belofte van mili taire hulp voor Tsjecho-Slovakije zou be vatten. Uit diverse verschijnselen der laat ste dagen was dit op te maken. De Engel sche regeering voelt er niets voor, zich te binden. Ze vindt het heel naar, dat Tsje- eho-Slovakije zooveel zorgen heeft gekre gen, maar dat kan er haar niet toe bewe gen, een groot deel er van op Engeland's schouders te laden. In Tsjecho-Slovakije wonen een kleine drie millioen Duitschers: langs de Duitsche en Oostenrijksche grenzen als een zoom om het Bohemen der Tsjechen heen. Voordat eenige jaren geleden de gymnastiek leraar Henlein optrad, waren ze politiek georganiseerd in diverse partijen, geheel op democratischen grondslag. Henlein stichtte een nationaal-soeialistische organisatie, de „Sudeten-Duitsche partij" en deze kreeg spoedig zooveel aanhangers, dat er van de oorspronkelijke partijen niet veel meer overbleef. Alleen de sociaal-democraten, chr. socialen (roomsch-katholieken) en de boeren („Duitsche agriërs") behielden nog een aanhang van eenige beteekenis. In te genstelling tot Henlein, die van den begin ne af feitelijk tegen den Tsjecho-Slovaak- schen staat als zoodanig ageerde, poogden de „democratische" partijen met de Tsje chische regeering samen te werken en ge leidelijk gerechtvaardigde Duitsche wen- schen vervuld te krijgen. Nu Oostenrijk door het Duitsche natio- naal-socialisme is overmand, ziet men zich echter een nieuwe politieke beweging vol trekken: verschillende groepen, die tegen Henlein waren, laten zich door zijn partij inlijven. Tot deze behooren als voornaam ste groep de Duitsche agrariërs. Zij hadden vijf afgevaardigden in het parlement en een vertegenwoordiger in de regeering. Met pak en zak zijn ze eergisteren naar Henlein overgeloopen. De vijf parlementsleden be hooren nu tot de fractie der Sudeten-Duit sche partij: de Duitsche agrarische minis ter is afgetreden. De motiveering van dit besluit luidt, dat het bestuur der agrarische partij (plotseling blijkbaar) tot de ontdekking is gekomen, dat de Tsjecho-Slovaaksche regeering aan de Duitsche wenschen niet voldoende tege moet komt, en dat alle Duitschers in Tsje cho-Slovakije zich daarom in een stérke partij behooren te organiseeren. Dat is wel een heel zonderlinge motiveering: immers, de Duitsche agrariërs wisten al heel lang, dat er van Praag uit veel minder gedaan werd, dan zij verlangden. Zij namen juist aan de regeering deel, om daarin geleide lijk verandering te brengen. En den laat- sten tijd kwam er verandering, heel veel zelfs: de Tsjechische regeering heeft on geveer een week geleden verordeningen uit gevaardigd, waarbij aan het Duitsche ele ment in den staat, dat aandeel in het be stuur der openbare lichamen wordt ver zekerd, waarop het naar zijn getal recht heeft. Zelfs desondanks kwamen nu de agrariërs tot hun wonderlijke ontdekking. In werkelijkheid werd het besluit tot aan sluiting bij Henlein natuurlijk door geheel iets anders ingegeven: ze vreezen, dat Tsje cho-Slovakije eerlang hetzelfde lot zal on dergaan als Oostenrijk, of dat in elk geval de Duitsche gebieden door Duitschland zul len worden ingelijfd. Bleven ze tegen Hen lein, die persona grata te Berlijn is, in op positie, dan zouden ze zijn wraak te duch ten hebben. Door zich bij voorbaat aan hem over te geven, hopen ze voor wraak gevrijwaard te worden. Het geval is een symptoom, dat veelzeg gend moet heeten. De Tsjecho-Slovaaksche regeering kan er niets anders dan deze on heilspellende conclusie uit trekken: dat binnen de grenzen van haar staat een over tuiging aan het groeien is, welke een be langrijke volksgroep willige buit van het Duitsche nationaal-socialisme maakt. Men heeft gezien, dat het nationaal-socialisme in Oostenrijk veel omvangrijker was dan uit de uiterlijke verschijnselen viel af te leiden. Ten aanzien van Tsjecho-Slovakije hoeft men zich wat dit betreft niet te ver gissen. Minstens drie kwart van de Duit schers in dit land zijn aanhangers van Hen lein. En van de rest is thans het grootste deel bezig het veege politieke lijf in zpn gelederen te bergen. Praag heeft wel reden bezorgd te zijn. Nadat bovenstaande geschreven was, werd gemeld, dat ook de Chr. socialen, die 6 afgevaardigden in de Kamer hebben, en bloc naar Henlein zijn overgeloopen. Voor dezen geldt, uiteraard hetzelfde als voor de agrariërs: vrees gaf hun het besluit in. 49). door ALAN DARE. „Ja, in den tempel. Iemand moet haar snel hebben meegenomen; hebt u er de hand in gehad, of een van die mannen?" „Neen. Ik zweer u, dat ik er niets van weet, en de mannen zijn er ook onschuldig aan. De inlandsche gidsen hebben den dwergen vrees aangejaagd, door hun aller lei vreeselijke geschiedenissen van de plaats te vertellen. Zij overtuigden hen, dat Phe- nuit dood was, en dat zij spoedig zouden sterven, als zij niet heen gingen. Daardoor ontstond de twist. Ik wilde niet weg. „Waarom niet?" „Dat dat is mijn zaak. Nu merk ik, dat ik gelijk had." „Waarin „Phenuit heeft uw vrouw. Hij is gek stapelgek. Ik heb gezien, hoe hij naar haar heek, haar bewopderde. Hij wilde haar niet gaan, na(3at hij het Tablet had ge- Nu weet ik, waarom. Die sluwe ellendeling!" Tinnr ^htte zich op de ellebogen op en v g®n. straalden van woede. Maar haar wond deed pijn en zij viel weer terug. Kennedy werd vuurrood, toen hij de betee kenis van haar woorden vatte. „Als u weet, waar hij iS, vertel het mij dan", zei hij met moéite.' „Ik weet het niet. Hij wilde mij niets zeggen. Ik weet niet, waarvoor hij hierheen kwam. Maar ik weet, dat hij niet veraf kan zijn. Hij kent dezen tempel goed. Ik wou, dat ik niet gewond was, dan kon ik hem De doopplechtigheid. Ons wordt verzocht te melden, dat de doopplechtigheid van Prinses Béatrix zal plaats vinden in de Groote Kerk te 's-Gra- venhage op Donderdag 12 Mei. Er is nog geen uitnoodiging gericht tot den predikant, die de doopplechtigheid zal verrichten. De verpleging. Binnenkort zal zuster Boonstra, de ver pleegster van Prinses Beatrix, het paleis Soest dijk verlaten. In haar plaats zal voor- loopig als verpleegster in functie treden jkvr. S. C. Feith te Hilversum. STEUN AAN DE VREDESBEWEGING. Men meldt ons: Een dame, die onbekend wenscht te blij ven, heeft 500 doen toekomen aan het Centraal Vredes Bureau te Den Haag. De geefster hoopt, dat haar voorbeeld, even als dat het geval is met de giften voor onze defensie, navolging zal vinden. „INHALEN VERBODEN" „VOOR ALLE VERKEER". Een belangrijke uitspraak van den Hoogen Raad. In verschillende gemeenten, doch in het bijzonder te Rotterdam, treft men borden, aanduidende het inhaalverbod voor auto mobielen (het zwarte en het roode autotje naast elkaar) met daaronder in zwarte let ters op witten grond de woorden „voor alle verkeer" hetgeen de bedoeling had te ver bieden iedere andere soort verkeer in te ha len. Een auto mocht dus, ingevolge deze op de politieverordening steunende aanwijzing, op zulke plaatsen niet een eenzamen wiel rijder of een bakfiets inhalen. In Rotter dam trof men zulke aanduidingen aan bij verschillende smalle bruggen en viaducten, aldus schrijft de K.N.A.C. Op 14 Maart 1.1. heeft de Hooge Raad, arrest wijzende in een kwestie van een wiel rijder, die een bakfiets inhaalde onder een viaduct te Rotterdam waar de besproken borden waren aangebracht, beslist, dat ver dachte van rechtsvervolging diende te wor den ontslagen. De Hooge Raad overwoog daarbij, dat omtrent het inhalen door bestuurders van motorrijtuigen, rijwielen enz., art. 6 bis van het Motor- en Rijwielreglement uitputten de voorzieningen geeft, zoodat de gemeen telijke wetgever daaromtrent geen nadere regelen kan stellen. Dit art. 6 bis luidt: „Hef is een bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel of een ander rij- of voertuig verboden, om met hetgeen door hem be stuurd wordt, een motorrijtuig, een rijwiel, een ander rij- of voertuig, rij- of trekdieren of vee in te halen of voorbij te gaan, tenzij daarvoor, mede in verband met het uit tegenovergestelde richting naderende ver keer, voldoende gelegenheid bestaat. Weliswaar geeft art. 11 ter van het M. en R. reglement de mogelijkheid tot het verordenen, dat gelet op de breedte van den weg, op dien weg of een gedeelte daar van met een motorrijtuig een ander motor rijtuig, dat zich in dezelfde richting voort beweegt, niet mag worden ingehaald, doch dit betreft uitsluitend het inhalen van mo torrijtuigen onderling en niet het inhalen van ander verkeer door motorrijtuigen of ander verkeer onderling. Door het arrest van den Hoogen Raad missen dus voortaan bordjes „voor alle verkeer" onder een in- haalverbodsbord, alsmede andere overeen komstige aanduidingen, als bijv. „voertui gen achter elkaar blijven" rechtskracht. Slechts kan worden verboden, dat motor rijtuigen op bepaalde weggedeelten elkaar onderling inhalen, hetgeen dan dient te worden aangeduid door het bord „inhalen verboden" met de twee auto's naast elkaar in rood en zwart. Daarnaast blijft dan immer onvermin derd van kracht, dat men slechts ander ver keer mag inhalen wanneer daartoe, in ver band met het tegemoetkomende verkeer, voldoende gelegenheid bestaat. Wellicht kan het dienstig zijn ook nog eens in herinnering te roepen, dat het in bochten en bij de nadering van kruispunten binnen bebouwde kommen alsmede buiten bebouwde kommen, waar het uitzicht niet vrij is, verboden is zich te begeven op het voor het verkeer uit de tegengestelde rich ting bestemde weggedeelte (de linker weg helft), voor zoover zulks niet noodzakelijk is voor het uitwijken bij het voorbijgaan van op den weg stilstaande motorrij tuigen, rijwielen, andere rij- of voertuigen, rij- of trekdieren of vee. CONFLICT IN DE SIGARENINDUSTRIE. Staking bij zeven firma's. De hoofdbesturen der vier werkliedenor ganisaties in de sigareniindustrie hebben gister in een bijeenkomst eenparig beslo ten tot het proclameeren eener per 11 April a.s. ingaande werkstaking bij de firma's: Karei 1 te Eindhoven en Reusel; „Velas- ques" te Meerveldhoven en Reusel; „Schim- melpenninck" te Wageningen; „La Bolsa" te Kampen; „Dejaco" te Culemborg; Bijden- dijk en Ten Hove te Deventer en Lokin en Weisz te Amsterdam. Dezer dagen zal met de personeelen dier firma's worden vergaderd, teneinde de sta- kingslijsten te teekenen. DE REGEERINGSJUBILEUM-FILM „VEERTIG JAREN". Op 19 April begint men met de opnamen. De voorbereidingen voor deze groote film, welke het Groot-Nederlandsehe leven over het tijdperk, waarin H. M. Koningin Wilhelmina regeert, zal uitbeelden, zijn thans achter den rug. Er is veel werk verricht en in korten tijd. Thans is men zoo ver dat binnenkort, namelijk op 19 April aanstaande, een aan vang kan worden gemaakt met de opna men. Zooals bekend is het scenario geschre ven door Ben van Eysselstein. Tot hoofdfi guren zijn uitverkoren Lilly Bouwmeester en Johan Heesters. Regisseur van de film is Edmond Grevil- le, die wordt bijgestaan door Johan de Meester. De naam van de film zal zijn „Veertig jaren". Ben van Eysselstein heeft, bij de samen stelling van het scenario, zich in de eer ste plaats voor oogen gesteld dat het nati onale leven over de regeeringsperiode van Koningin Wilhelmina moest worden voor gesteld. Hij heeft dit nationale leven be lichaamd in de geschiedenis en wederwaar digheden van twee families, een Amster- damsche leeraarsfamilie en een Brabant- sche familie van zakenlieden. De hoofdper sonen van beide huisgezinnen zijn in het jaar waarin de film aanvangt, dus in 1898, dertig jaren oud. Langs de ontwikkelingsgang der beide stammen wordt dan het leven van Neder land uitgebeeld tot den dag van heden. Indertijd is reeds aangekondigd dat ook een ruime plaats aan de overzeesche gewes ten zou worden ingeruimd. Dit diende dus ook het geval te zijn in het scenario. Dit heeft Ben van Eysselstein gevonden door een huwelijk tusschen een vrouwelijke telg van de Amsterdamsche familie en de jonge Brabantsche zakenman, gesproten uit het andere geslacht. Deze zoon vertrekt naar Nederlandsch-Indië om daar, als zakenman, een taak te verrichten welke ook ampele gelegenheid biedt de wording van het mo derne Indische leven op de film te volgen Hij voert voor de uitoefening van die taak talrijke gesprekken met ambtenaren en autoriteiten, hij maakt reizen door Java en Sumatra en men begrijpt dat die reizen een kijkje zullen geven op de schoonheid van de „gordel van smaragd", tevens op het grootsche werk, door Nederland in Indië tot stand gebracht, de voorbeeldige uitwer king van de „koloniale taak". Met een Portugeesch schip zijn Woens dagavond 5 Spanjaarden, dus een derde gedeelte van het aantal, dat indertijd in strijd met het door hen gegeven eerewoord uit de interneering hier ter lande waren gevlucht, in ons land en wel te Vlissingen aangekomen, waar zij, in opdracht van de regeering, ter beschikking zijn gesteld van den commissaris van politie. De terugkeer geschiedde, zooals men weet, op last van generaal Franco. Het was ons bekend dat de Spanjaarden zich bevonden aan boord van het Portugeesche stoomschip „Almi- cante Alexandrino", dat 15 dezer uit Vigo was vertrokken met bestemming Antwer pen. Het was de bedoeling om deze Span jaarden, wanneer het schip hier ter ree- de was aangekomen, alwaar het van loods moest veranderen, van boord te halen en te Vlissingen te doen debarkee- ren. Het schip werd 's middags tuschen 3 en 4 uur verwacht, doch de mist, die op zee hing en zeer hinderlijk was voor de scheepvaart, werd ook oorzaak dat het Portugeesche schip op zich liet wachten. Zoo verstreek het eene uur na het andere, telkens weer dacht men dat het schip in aantocht was. Om 7 uur werd een telegram van de kapitein ontvangen dat zijn schip over een half uur ter plaatse zou zijn, doch ook dat was mis. Eindelijk, te circa 10 uur, ratelde onze telefoon en vernamen wij, dat het schip de reede had bereikt. Toen wij aan de buitenhaven kwamen, waren we nog juist getuige van het ver trek van de sleepboot Engeland, aan boord waarvan zich bevonden de commissaris van politie de heer A. O. F. W. C. Gasinjet, de inspecteur Berghuijs, de rechercheur Prins, de opperwachtmeester der Kon. Mare chaussee Westland en drie marechaus- see's. Behalve de inspecteur van politie en de opper-wachtmeester, waren allen in burgerkleeding. Naar wij bij terugkomst vernamen heb ben de opvarenden van deze sleepboot nog eenige angstige oogenblikken gehad. Door het slechte zicht op zee was het moeilijk zich juist te oriënteeren. Dit had tot ge volg, dat plotseling een zeeschip achter de sleepboot opdoemde en een aanvaring leek onvermijdelijk. Dank zij echter de groote tegenwoordigheid van geest en de bekwame zeemanschap van den kapitein, wist deze een catastrophe nog juist te vermijden. Eenmaal bij het Portugeesche stoomschip aangekomen, begaf de commis saris van politie zich aan boord en nadat de noodge formaliteiten waren vervuld, konden de Spanjaarden zich aan boord van de sleepboot begeven. In de haven aangekomen werden de ondankbare vluch telingen, die nogal wat bagage bij zich hadden, onder strenge politie-bewaking, per auto's naar het bureau van politie overgebracht ,waar zij den nacht moesten doorbrengen. Naar wij verder vernemen, zijn de Span jaarden, die er goed verzorgd uitzagen, he denmorgen onder politiegeleiding naar het huis van bewaring te Den Haag overge bracht. GRIJPSKERKE. Woensdagavond werd alhier door de landbouwonderwijzers P. C. van Maelsaeke en W. Spinnaay de eind- les gegeven van den eersten cursus van den tweejarigen landbouwcursus. De les werd bijgewoond door den heer J. Mesu, leeraar aan de R.L.S. te Goes, de com missie van toezicht en den heer Kleinepier als vertegenwoordiger van den kring Wal cheren der Z.L.M. Uit de gestelde vragen en daarop gegeven antwoorden bleek wel, dat vele cursisten met vrucht de lessen gevolgd hadden. De heer J. Mesu spoorde daarop de cursisten met nadruk aan het thans geleerde te onderhouden en vooral den tweeden cursus trouw te volgen. Ver der bracht spr. dank aan de commissie van toezicht, den keer Kleinepier, den leiders van den cursus en B. en W. voor het be schikbaar stellen van lokaal. De heer A. W. Cevaal als lid van de commissie van toezicht dankte de leiders en leerlingen. ■pjp' (Ingez. Med.) zoeken. Hij zal hiervoor boeten, hij Zij wond zich vreeselijk op. Haar oogen flikkerden van haat voor den man, die haar zoo diep had vernederd. „Ja, hij zal er voor boeten!" mompelde Kennedy. Hij stond op met een razende woede in zijn borst. Deze nieuwe en geheel onver wachte gang van zaken was te verschrik kelijk, om te overdenken. Phenuit verliefd op zijn vrouw! Zijn eigen vrouw! „Gaat u haar nu zoeken?" vroeg Ka- tinka. „Ja". „Wees voorzichtig. Ik, die hem ken, waar schuw u, dat hij groote machten tot zijn be schikking heeft". „Ik kan op mijzelf passen", antwoordde hij kortaf. Weer betrad hij den stillen tempel, op zijn hoede voor eiken duivelsche streek, er op hopend, dat het hem een stap nader tot de oplossing van het geheim zou bren gen. HOOFDSTUK XXV. Wanhoop. Het ongeluk, dat Maxine overkomen was, had zich zoo snel afgespeeld, dat zij geheel verbijsterd was. Zij keek Kennedy, die naar het beeld liep, na, toen zij plotseling een hand op haar mond voelde en iemand haar optilde. Haar oogen werden door den haar omvattenden arm dichtgedrukt zoodat zij niet zien kon, wie haar had overvallen of waarheen hij ging. Een oogenblik later hoorde zij een licht geruisch en voelde daarop een luchtstroom op haar gezicht. Toen werd zij neergezet. Het eerste wat zij zag, was de sombere gestalte van Phenuit, die haar met zijn af schuwelijke oogen aankeek. Zij deinsde voor hem terug en stiet op een groote steenen sarcophaag, die met hetzelfde schrift be dekt was, dat zij op het Gouden Tablet had gezien. De kamer was laag, maar heel lang en gevuld met verschillende dingen, speren, prachtige stoelen, ongeopende kisten, en wat niet al. De muren en de zoldering wa ren rijk beschilderd met de vreemdste tee- keningen. Het eenige licht werd verspreid door drie kaarsen, die op de sarcophaag waren geplaatst. „Welkom!" zei Phenuit. „Waar ben ik?" vroeg zij verbluft. „In de graftombe van Kamatexl, koning der Maya's. Een prachtige plaats, vind je niet?" Met een kreet van schrik liep zij op den muur toe en sloeg er met de handen tegen. Hij lachte slechts. „Beest beest!" riep zij uit, zich woe dend tot hem wendend. „Een leelijk woord van zulke lieve lip jes. Het is nutteloos, je handen te bezeeren aan die muren. Al gil je en klop je nog zoo hard, niemand kan je hooren. Tusschen jou en de wereld liggen tien voet rots". „Mijn man is aan den anderen kant. Hij zal mij wel vinden". „Ik denk van niet, en het is het beste voor hem, dat hij het niet probeert. Je hoeft niet zoo te beven, ik zal je geen kwaad doen". „Laat mij dan gaan". „Naar dien dwaas terug? O neen. Je verdient iets beters dan dat". „Waarom hebt u me in zoo'n val gelokt? Hebt u niet alles gekregen, wat u wenschte?" „Niet alles. Kijk, die stoel is van zuiver goud. Er zijn hier genoeg schatten, om een heele stad rijk te maken. Maar goud en schatten zijn niets waard, vergeleken bij sommige andere dingen. Wat op de sarco phaag van Kamatexl geschreven staat, is duizend maal meer waard dan al deze aardsche schatten. Maar je bent onkundig je weet het niet. Tienduizend jaar gele den werd een groot geheim van Atlantis naar deze plaats overgebracht. Alleen de koningen en de priesters kenden het, en toen de laatste der groote koningen heen ging, liet hij dit vreeselijk geheim na aan dengeen, die het verstand en het geduld bezat, om het te vinden. Ik heb het ont dekt. Spoedig zul je weten, wat het is". „Ik verlang het niet te weten. Al, wat ik weet, is, dat u wreed bent en ongevoelig voor lijden, en dat u voortdurend ellende in mijn leven hebt gebracht. Wat hebt u er aan, mij te kwellen? Houd uw geheim en laat mij vrij". „Neen, je zult het met mij deelen. Dat heb ik gezworen. Die anderen zullen spoe dig heengaan en wij zullen alleen blijven". „Neen, neen!" „Je hoeft nergens voor te vreezen. In die graftombe ligt het lijk van Kamatexl, maar hij kan je geen kwaad doen. Hij wenschte slechts, niet gestoord te worden, en ik zal hem dan ook niet storen. Er kunnen hier wel geesten zijn ik weet het niet. Maar zelfs die komen niet, als zij niet opgeroepen worden. Ik ga mij gereed maken voor mijn bruid. Dat kan vele dagen duren dat kan ik niet zeggen. Achter den stoel vind je voedsel en water. Ik heb niets noodig. (Ingez. Med.) Hierna dankte de heer Kleinepier de on derwijzers voor hun onderwijs en voor de bereidwilligheid, en hoopte dat de band die gelegd is tusschen onderwijzers en de cursisten, steeds hechter mag worden. De laatste spr., de heer Spinnaay sloot zich aan bij de vorige sprekers en felici teerde de cursisten met het behaalde suc ces. VERE. In de vacature van den heer P. de Voogd, die als zoodanig afgetreden en niet meer herkiesbaar was, is de heer M. J. Roeting tot lid der oudercommissie voor het openbare onderwijs benoemd. VERE. Woensdagavond is onder leiding van den heer J. de Graaf, hoofd der o.L school alhier, door leerlingen en enkele oud-leerlingen dezer school de bekende De Ruyter Cantate opgevoerd voor een groot en aandachtig gehoor. De heer De Graaf, de aanwezigen be groetend, zeide de De Ruyter Cantate te hebben uitgekozen voor deze uitvoering niet omdat de groote admiraal een vech tersbaas was, maar om de godsvrucht van dezen grooten mensch. De cantate werd in drie deelen gezongen met een klein tableautje tusschen eerste en tweede bedrijf en een korte pauze tusschen tweede en derde. Onder de aanwezigen bevonden zich o.m. burgemeester D. Huinink, wethouder P. We zullen zeggen „tot ziens". Geheel verslagen zag zij hem naar het einde van de tombe gaan. Een steenblok draaide rond en maakte een opening zicht-< baar, die juist groot genoeg was om hem door te laten. Toen draaide het terug en zij was alleen. Schrik beving haar. Hij had gesproken van een bruid! Of hij was krankzinnig, of Weer rende zij naar den muur en sloeg er tegen, terwijl zij den naam van haar man uitriep, doch spoedig begreep zij, dat het vruchteloos was. Als er kans voor haar was geweest, te ontsnappen, zou hij haar niet verlaten hebben. Blijkbaar was de eenige uitgang door die draaiende deur, en aan de andere zijde ervan was haar vijand. Er kwam ergens vandaan frissche lucht in de tombe, maar zij kon niet ontdekken, vanwaar. De stilte was afschuwelijk. Bij het voedsel lagen een pak kaarsen, touw en lucifers. Enkele van die dingen waren uit de kamer gehaald, waar zij vroeger ge vangen had gezeten. Iets zwaars in den zijzak van haar jasje herinnerde er haar aan, dat zij gewapend was. Zij had er het automatische pistool in gedaan, toen zij en Kennedy het beeld wa ren gaan onderzoeken. Zij haalde het te voorschijn en betastte het bijna teeder. Als de weg naar buiten door de draaideur ging, scheen zij nu eenige kans te heben, weg te kunnen komen, daar zij nu iets had, waar mee zij zich kon beschermen. Zij was zoo wanhopig, dat zij het wapen zeker zou ge bruiken, als de omstandigheden het eisch- ten. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 5