VOOR DE JEUGD. WAT LEZERS BELEEFDEN. ZEEUWSCHE KRONIEK. DAMMEN EN SCHAKEN. ty, m UIY 'N OUD KOOKBOEK. DE GROTE TREK IN ZUID-AFRIKA. erger maeke, deur te toonen: ten eesten, da' ze d'r eigen nog gin êens in kunnen 'ouwe, en ten twidden, da' ze 'êele slechte me- nieren Wan' slae' en vechte', dat doe ze noe toch nie' in een fesoenlik 'uusouwen, Ik voe' mien, ik in 'èel m'n schooltied gin één klapje 'ehad; gin êen. Ik za' is zegge, 'oe a de méés ter ons de stoutegheid oflêerden; wan' stout waere me genoegt 'óor. Op een mirreg, a de schole in- gieng, waere óns a binnen en de meester stieng nog bie de voor deure. Dus ons in 't gangetje tus sen de banken. An 't tumelen; je weet wè' 'oe a dat gaet, Mè' di' kwam 'n binnen. En di' liet 'n óns nog êens vier keer ach ter mekare tumele. Oalles draaiden voe óns óogen, di' was niks gin aregheid mir an, öor, en me 't nooit mir 'edae', me waere voe' góed uut-'etumeld. Kiek, zö kreeg die man óns, dir a ten óns wou, zonder één kwaed woord, zonder zwart kieken, dat gieng oal mie' een lachertje en onder een grapje deur. Freek Hóógstee. Thuiswachten, 't Was rustig in het kleine cafee tje. Ik zat met den eenigsten klant bij den snorrenden kachel. Het vuur laaide nu en dan met vla gen op door den wind, welke door den schoorsteen gierde. We bespraken den dubbelen roof moord, eenige dagen geleden in een naburige plaats bedreven. Ik raakte onder den indruk en rilde van afkeer bij het bepraten van de vreeselijke slachting. De regen buiten was eenigszins afgenomen. Mijn bezoeker waagde het er op, naar huis te gaan. Alleen zijndé, liet ik h;et be sprokene nog eens door mijn ge dachten gaan. Ik voelde mij niet bepaald prettig gestemd. De ge dachte, dat mij hier zooiets ook wel zou kunnen overkomen, deed me schrikken. Onrustig stak ik een sigaret op. Plotseling werd de deur openge- stooten, een druipende gestalte, diep in den kraag gedoken, stortte naar binnen. Ik schrok onaange naam wakker uit mijn sombere overpeinzingen en wenschte den binnengekomene goeden avond. Geen antwoord. De man was haveloos gekleed; scheen echter betere dagen gekend te hebben. Toen sloeg hij z'n kraag neer en ik zag een valsche tronie. De zwarte, omrande oogen lagen diep in de kassen en keken mij uitdagend aan. „Bier vroeg ik, alles behalve op mijn gemak. De man knikte. Ik schonk een glas schuimend bier in en zette het op het tafeltje bij de kachel, waar de onbekende inmiddels plaats ge nomen had. Als voorzorgsmaatre gel trok ik mij wijselijk achter het buffet terug. De havelooze sprak nog steeds niet; ikzelf wist niet wat te zeggen en keek hem echter wantrouwend aan. Mijn ongerustheid groeide bij elke seconde. Met onzekere hand, bracht hij z'n glas naar zijn gulzig geopende lippen, hield het hoofd iets achter over, zoodat het wit der oogen nu enkel te zien was en kapte den inhoud naar binnen, terwijl zijn adamsappel bij het slikken op en neer danste. Smakkend met de tong zette hij het glas neer; schonk het met 't restant van de flesch weer vol om de drank weer op de zelfde snelle manier op te slok ken. Ik keek op de klok; elf uur, mijn ouders zouden voorloopig nog wel niet thuis zijn. „De Cour vroeg het individu toen plotseling. Hoewel ik hem heel den tijd oplettend gadesloeg, schrok ik bij deze vraag. „De gang door, dan rechts af M'n stem sloeg over bij de laat ste woorden. Ik vertrouwde de si tuatie niet. Snel trok ik een lade open en nam er een zwaren Engel- schen sleutel uit. Haastig wilde ik hem in mijn zak laten glijden, doch liet hem in mijn gejaagdheid op den grond vallen. In de gang klon ken voetstappen. Zenuwachtig bukte ik om den sleutel weer snel op te rapen. Dan hoorde ik plotse ling een droge kuch achter mij. De vochtige punt van een jas sloeg in mijn gezicht. Een schok ging door mij heen. De adem stok te in mijn keel. Heftig richtte ik mij op; een paar loerende oogen waren op mij ge richt. „Hoeveel vroeg de man met een heimelijk glimlachje om de lip pen. „Acht.... achttien -cent, alsu- blieft" antwoordde ik, mij dadelijk herstellend. Toen werd de deur geopend en mijn ouders stapten binnen. Onbe wust slaakte ik een zucht van ver lichting. Michael Bethel. ORANJE EN ZEELAND. V. WILLEM III 1672—1702. Onder de regenten in Holland was er blijdschap over den vroeg- tijdigen dood van Willem II. Velen staken dat niet onder stoelen en banken. Verscheidene afgezette regeeringspersonen kwamen weer op het kussen. De oneenigheid tusschen de moeder van het jonge prinsje, Ma ria, een Eng'elsche prinses, en de grootmoeder, Amalia van Solms, de weduwe van Frederik Hendrik, over de opvoeding van het kind werkte niet mede om de liefde voor den kleinen Oranjespruit te vermeerdéren. De Staten van Holland besloten dadelijk geen stadhouder aan te stellen. Hun Raadpensionaris, de bekende Jacob Cats, zei o.a. als voorzitter der Groote Vergadering van de Algemeene Staten, dat het oude Israël toch ook alleen rich ters kreeg als. er gevaar was. Nu was er toch geen oorlogsge vaar De kleine gewesten, zooals Zee land, waarvan in sommige steden de regentenfamilies de macht tot zich begonnen te trekken, lieten zich door 't groote Holland mee trekken en wilden oog geen stad houder meer. Zelfs verklaarden de Staten van Zeeland het recht van Eerste Edele, dat de prinsen van Oranje steeds hadden beze ten, vervallen. Hierdoor troffen zij ook Johan de Knuyt, die de ver tegenwoordiger was van den Eer- te Edele in de Statenvergadering. Hij stond in de laatste jaren niet meer in hun gunst. Hij werd n.l. verdacht samen met Adriaan Pauw, oud-raadpensionaris van Holland, den vrede van Munster te hebben doorgedreven. Bovendien meende men, dat beiden zich had den laten omkoopen. In het vorige artikel schreven wij reeds waar om Zeeland tegen het sluiten van den vrede was. De Knuyt, bekend om zijn geldgierigheid, woonde op de buitenplaats 't Huis Om te Serooskerke. Jammer, dat te Middelburg twee Oran jegezinde Burgemeesters Hendrik Thibaut en Jacob van Lansbergen langs een onwettelijken weg de benoeming van het college van 12 kiezers wilden doordrijven om Middelburg meer voor 't Oranjehuis te winnen. Door hun onrechtvaar dig handelen kwam het volk in oproer. Bovendien was Van Lans bergen bij de burgerij niet gezien. De baljuw wist beiden voor het woedende grauw te verbergen. Het huis van Van Lansbergen werd geplunderd, dat van Thibaut door tusschenkomst van eenige predi kanten bleef gespaard. Vrij spoedig veranderden de Sta ten in hun verhouding tot Oranje. Zij wilden den jongen prins de waardigheden, die zijn vader had bezeten, weer doen toekomen, zoo als het stadhouderschap en het recht van Eerste Edele. Joh. de Knuyt was ondertusschen reeds gestorven. Zij begonnen er bij Hol land op aan te dringen om het stadhouderschap te herstelen. De machtige raadpensionaris van dit gewest, Jan de Wit, hoe bekwaam overigens ook, was van huis uit anti-Óranjegezmd. Hij deed Hol land zelfs in 1654 in 't geheim de Scherpe Resolutie nemen, waarbij besloten werd nooit een stadhou der uit 't Huis van Oranje aan te stellen. Als een volksstemming,, zoowel in Holland als in Zeeland, het uit had moeten maken voor of tegen Oranje, dan zou de uitslag niet twijfelachtig geweest zijn. Maar. het volk had destijds niets te zeg gen. Vooral op het platteland was men Oranjegezind. Men zong zoo wel in de stad als op het dorp; Al is ons Prinsje nog zoo klein Alevel zal Hij stadhouder zijn. Al kraakt de stam, 'al buigt [het riet, Alevel treurt Oranje niet. Vivat, Oranje, hoezee Op de vloot was men niet min der Oranjegezind. De matrozen wilden van de zoogen. Statenvlag met de roode baan. niets weten, 't Moest de Princevlag zijn met het oude Oranje er in. De Staten van Zeeland bleven bij Holland aandringen ten gunste van den jongen Prins. In Septem ber 1660 kwamen zij zelfs en corps (gezamenlijk) in de vergadering van de Hollandsche Staten om voor te stellen den prins te desig neeren (bestemmen) tot stadhou der van beide gewesten en kapi tein en admiraal der Unie om op zijn achttiende jaar deze functies te vervullen. Zij kregen geen medewerking. Wel werd de acte van seclusie vernietigd. Ook zou van overheids wege voor de opvoeding van den prins worden gezorgd. Toen Jan de Wit in 1667 de Sta ten van Holland wist te bewerkea om het stadhouderschap voor goed af te schaffen ('t Eeuwig Edict) wekte dit veel misnoeging. In V e e re kwam het tot ee* opschudding ten gunste van Oranje. Constantijn Huygens, die door zijn vrouw met Zeeuwsc'he re gentenfamilies vermaagschapt was, werd door De Wit naar genoemde stad gezonden om de gemoederen te dofen bedaren. Hij kon evenwel niet verhinderen, dat de State» van Zeeland den Prins herstelden in zijn rechten als Eerste Edele. In den nazomer van 1668, het jaar, waarin de Prins 18 jaar werd. was deze in de omgeving van Bre da op de jacht. De Staten van Zee land verzochten hem naar hun ge west te komen. Met groot gejuich werd hij te Middelburg ingehaald. In een plechtige zitting werd hij op 18 Sept. als Eerste Edele toege laten. In dezelfde maand werd hij te Veere en te Vlissingen als neer gehuldigd. Jan de Wit begon in Holland veel van zijn invloed te verliezen, zelfs onder de staatsgezinden. In 1670 werd den Prins zitting en een stem in den Raad van State ver leend. Ondertusschen dreigde voor ons land van vier zijden oorlogsgevaar n.l. van Frankrijk, Engeland, Mun ster en Keulen. Toen de oorlog on vermijdelijk was, werd de Prins op 25 Febr. 1672 benoemd tot ka pitein-generaal voor één veldtocht. Zeeland en de andere gewesten wilden nog verder gaan door hem dadelijk tot stadhouder te benoe men doch Holland verkoos dit niet. De Fransche koning Lodewijk XIV had spoedig Utrecht bezet en de ondergang der Republiek scheen nabij. Weer kwam Veere in beroering (21 Juni) maar nu met 't resultaat dat de vroedschap den Prins uitriep tot stadhouder, spoedig gevolgd door de andere Zeeuwsche steden. De Staten van Zeeland stelden hem op 2 Juli aan als stadhouder. Toen in Holland ook oproerige bewegingen kwa men, volgden de Staten van dit gewest (4 Juli) en ook de Staten- Generaal (8 Juli). Door de man haftige verdediging van 't kleine Aardenburg op 25 Juni, was een inval der Franschen in Zee land belet. Zoo had de nood der tijden Oranje en Nederland weer tot el kaar gebracht. Vondel had vroeger in zijn Oranje-Meyliet reeds gezongen: O, hoe zalig is 't te duiken Onder den Oranjeboom Onder dezen boom is 't stil 't Weer mag ruischen, hoe het [wil. (Wordt vervolgd). R. B, J. d. M. (Nadruk verboden). WETENSWAARDIGHEDEN. Vliegtuig-modellen rooi kinderen en volwassenen. Het Wetenschappelijk Museum te New York geeft speciale cursus sen, waar kinderen en volwassen menschen kosteloos onderricht kunnen krijgen in het bouwen van vliegtuigmodellen. Redacteur; J. A. van Dixhoorn. Zaamslag. OPLOSSERSWEDSTRIJD. Teneinde de belangstelling in het damspel aan te wakkeren, heb ben wij het genoegen onzen lezers mede te deelen, dat wij heden aan vangen met een wedstrijd voor op lossers. Ter wille van de propa ganda wekken wij een ieder, die ook maar iets voor het damspel gevoelt, op zijn (of haar) oplossin gen in te zenden. Het aantal te plaatsen problemen ^zal afhangen van het aantal inzendingen. Pro blemen, door onze lezers samenge steld, zullen we, indien geschikt, gaarne voor dezen wedstrijd opne men. De wedstrijdvoorwaarden luiden als volgt: Er zullen minstens 20, en hoog stens 30, problemen worden ge plaatst. Voor elke goede oplossing wordt één punt toegekend. Even- tueele bijoplossingen .blijven bui ten beschouwing. Wie het hoogst aantal punten behaalt, ontvangt den eersten prijs, enz., terwijl bij gelijk aantal punten het lot beslist. De oplossingen dienen geregeld in gezonden te worden binnen twee weken na plaatsing der betreffen de problemen. Door de vriendelijke medewer king en het sportief gebaar van den Administrateur van den Ned. Dambond, den heer J. W. van Dartelen te Heejmstede, zijn wij in staat gesteld de volgende door hem geschonken waardevolle prij zen voor dezen wedstrijd beschik baar te stellen: 2 Jaarabonnementen op „Het Damspel", het orgaan van den Ned, Dambond. 2 Halfjaarabonnementen op „Het Damspel". 2 Matchboeken Raichenbach Springer, - Wereldkampioenschap 1937. Voorts doet het ons oprecht ge noegen melding te kunnen maken van onderstaande prijzen, welwil lend beschikbaar gesteld door den heer H. Wittkowski te Amster dam, den bekenden uitgever op damgebied, die ons voor dezen wedstrijd aanbiedt: 2 Damsleutels, samengesteld door Springer in samenwerking met M. Raichenbach. 2 Matchboeken Raichenbach Springer, Werelkampioenschap 1937. In totaal hebben we dus de be schikking gekregen over tien hoogst belangrijke prijzen op dam gebied, voor welk sportief gebaar wij de heeren Van Dartelen en Wittkowski tenzeerste erkentelijk zijn. We hopen, dat deze wedstrijd in den smaak van de dammers mag vallen. Eenige schitterende proble men zijn reeds ter publicatie ge reed, weshalve wij dan ook ver moeden, dat deze den oplossers vele genotvolle uurtjes zullen ver schaffen. We rekenen op aller me dewerking, opdat onze oplossers wedstrijd aan het vooropgestelde doel, nl. een beteekenend stuk propaganda voor de damsport, zal mogen beantwoorden. En nu, allen aan den slag In verband met dezen wedstrijc wordt de inzendtermijn van Pro bleem no. 1 met 14 dagen verlengd. De stand hiervan luidt als volgt: Zwart 9 schijven op 7, 9, 1214 18, 29, 31 en 40. Wit 9 schijven op 16, 20, 28, 30, 32, 38, 41, 43 en 50. Wit speelt en wint. Probleem No, 2.. Auteur: G. DENTROUX. f 1 2 3 4 5 m. m. 46 47 48 49 50 Stand in cijfers: Zwart 11 schijven op 4, 1215, 22, 23 27, 28, 32 en dam op 18. Wit 13 schijven op 24, 26, 29, 33—35, 38, 39, 42—45 en 48. Wit speelt en wint. Oplossingen in te zenden vóór 5 Maart. Opening. Het volgend openingsspel kwam voor in een mijner Corresponden tie-partijen met den Hoofdklasse speler der Haarlemsche Damclub, den heer Chr. Gerritsen te Benne- broek, waarbij ik met zwart spe lende na 13 zetten schijfwinst ging behalen. Men oordeele; 1. 32—28 18—23 2. 34—29 23X34 Deze zet van wit is evengoed als het gebruikelijke 3329 3. 40X29 12—18 4. 37—32 7—12 5. 44—40 20—25! 6. 41—37 14—20 De inleiding tot de hekstelling. 7. 31—27 Geeft hiermede aan zwart gele genheid de hekstelling in te ne men, waarvan dan ook gretig ge bruik wordt gemaakt. 717—22! 8. 28X17 11X31 9. 36X27 19—24 10. 32—28 12—17!! Zeer sterk gespeeld. Verhindert 2823 wegens 1721. Op 3832 volgt 17—22, 18—23, 13X31, 2430 en 20X27 met schijfwinst. De beste zet voor wit is 46-41 of 50—44. 11. 37—32? Loopt toch in de val. 1117—22! 12. 28X17 18—23 13. 29X18 13X31 en het veroveren van de witte schijf op 17. werd na eenige zet ten een feit. Een interessant stukje openingsspel, hetgeen zooals blijkt zelfs geroutineerde clubspelers nog kan verrassen. Soupe van groene Erwten. Kookt de erwten eerst in een aarde pot in water, met een bosje pry, een bosje seldery en wat boo- ter, en als ze gaar zyn zo wrijft ze in stukken door een vergiettest, roert dan kalfs-sop daar door heen. tot eene behoorlyke dikte, en kookt het op nieuw te zaamen. Braad dan tarnen-brood, dat in dobbelsteentjes gesneden is, bruin in de boter, en doet ze in de soupe als ze opgedaan word, ook kan men 'er wel een stuk spek of worst in kooken, is zeer goed. door IET HOOGERS. Het was in de jaren tussen 1833 en 1840, toen de eerste Engelsen in Zuid-Afrika kwamen en het land wilden veroveren. De Afri kaanse boeren, die van Nederland se afkomst zijn, wilden niet buk ken onder vreemde meesters en toen de Engelsen steeds meer land veroverden, trokken ze weg met hun vrouwen en kinderen, met hun vee en hun huisraad, om een an der gebied op te zoeken waar ze vrij zouden kunnen leven. Maar daar, verder naar het Noorden, stootten ze op de negerstammen, die zich verzetten tegen de kolo nisten en waarmee ze hevige ge vechten moesten leveren. Potgie ter was de oude aanvoerder van een zulke karavanen, die bestond uit een vijf en twintig families. Eindeloos leek de rij van wagens waar alle bezit van de Transvaal se boeren op geladen was, waar de kleine kinderen op werden ver voerd en de vrouwen, waar ook de zieken en gewonden in lagen. Dan was er een tussenruimte van twin tig tot dertig meter en daarachter draafde de hele grote kudde run deren, waaromheen mannen te paard reden, om ze bij elkaar te houden. Kaffers liepen naast de wagens en paarden en droegen pakken en bagage, anderen spoor den de ossen aan, die de wagens trokken. Lang waren ze zo al voortge gaan, zoekend naar een goed stuk land om zich te vestigen, om nieu we boerderijen te stichten. Land, waar gras was en water en bo men en hout. Voor hen uit gingen verkenners, op zoek naar het „be loofde land". Op een dag kwamen ze terug en vertelden: „Nu heb ben wij het gevonden Weiden en een rivier en bos en nergens zijn zwarten te bekennen Dadelijk werd er een kamp ge maakt. De wagens werden in ggn kring gezet, de kafferknechten maakten een soort verblijfplaats vallen, die hadden gestreden voor hun vrijheid en hun leven. Die nacht sliepen allen rustig. De vol gende dag trokken ze een eind verder en tegen de avond zagen ze de groene strook al dichter bij. Maar toen ze weer een kamp gingen maken, zagen een paar boe ren een vuurglans tegen de lucht. Wat was dat Brand Negers Ze maakten hun kamp sterk en sloten de wagens dicht aaneen. Van de disselbomen.werd een om heining gemaakt, waar ze doorn struiken overheen gooiden. Wacht posten werden uitgezet. Midden in het kamp werd een soort burcht gemaakt van kasten en kisten, daar binnen werden de zieken ge legd en de heel kleine kinderen. De vuren brandden heel laag. Iede re man en vrouw wapende zich met geweren, „voorlaaiers", zo als ze in het eigenaardig Hollands- Afrikaans heetten, met messen en bijlen zelfs kinderen hadden scher pe voorwerpen en kropen daar mee onder de wagens. Toen het donker was, hoorden ze in de verte het eerste ge schreeuw en gestamp van de wil den. Een donkere massa kwam voor het vee, van doornstruiken en stenen. De zieken werden bin nen de muur van wagens gelegd en er werd eten gemaakt, allen rustten uit. „Die groene streek, daar, ver weg, dat is het", zeiden de verkenners. „Nog een dag of drie, dan kunnen we er zijn Een grote blijdschap vervulde de har ten van die mannen en vrouwen, die al maanden zonder vaste woon plaats waren, die steeds bedacht moesten zijn op vijandelijke over nader en nader en plotseling viel er een regen van pijlen in het kamp. Verscheidene bleven ge wond liggen en moesten vlug in de „burcht" worden gesleept. Maar meteen ging ook het geweervuur af en huilend en krijsend renden de zwarten terug. Die nacht deden ze geen nieuw'e aanval. Reeds dachten de boeren, dat ze mis schien niet terug zouden komen. Maar toen de zon opging, konden ze zien, hoe een reusachtige scha re negers, wel enige duizenden, op de loer lagen onder de struiken op een kilometer afstand. Aan op breken en verder trekken viel dus niet te denken. De dag werd heet, het eten was op, de kinderen schreiden van honger, maar het meest werd groot en klein geplaagd door de dorst, 's Avonds deden de zwarten weer een aanval, weer werden verschillende mannen, vrouwen en kinderen gewond en gedood, maar weer werden de zwarten afgeslagen. Zo ging ook de volgende dag voorbij en weer een nacht, waarin verwoed werd gevochten. Steeds minder werd het aantal binnen het kamp, steeds zwakker voelden de overgeblevenen zich worden. El ke dag stierven er kleine kinder tjes van honger en dorst, elke dag waren er meer die hevige koortsen kregen. De aanvallen van de negers volgden elkaar vlugger en vlugger op, en hun aantal scheen niet klei ner te worden. Steeds dichter kwamen ze bij het kamp. Ze wier-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 10