VOOR DE JEUGD. op' ZEEUWSCHE KRONIEK. ORANJE EN ZEELAND. FREDERIK HENDRIK 1625—1647 WILLEM II°1647—1650. UI7 'N OUD KOOKBOEK. DAMMEN EN SCHAKEN. DE REIS NAAR AMERIKA. JEUGDVERHALEN. EEN EIGENGEMAAKTE BAROMETER. DE ZWEVENDE OLIEKOGEL. STERREN IN DENNESTAMMEN. USBFW MI«W I QQ* i'l StSji >1-'| «"g" g g §"3 S S w'&l§gSg '»HBB5£^3f IfiS cj 4>nEcs «IN ï-ajs-oaï-o S n j* 8 Ë.SSo> g *o <4 a si og-Sog mmmtttm spanning zond ze een gedachte om hulp naar mij, haar vriendin, de eenige die wist, waar ze zich be vond. Een gedachte, zoo dringend, dat die mij bereikte, en door mij opge vangen werd. We waren zoo verstandig, een en ander aan de politie te vertel len; later hoorden we, dat het een psychopaath was, die het meer menschen lastig gemaakt had, en voor alle zekerheid borg men hem Een drama Neen, maar t had er een kunnen wórden, Jacqueline. IV. (Vervolg). Door de verovering van het te genwoordig Westelijk Zeeuwsch Vlaanderen door Prins Maurits en het Oostelijk deel door Frederik Hendrik was geheel die streek bij ons land gekomen, doch nog niet dadelijk bij Zeeland. Zij werd evenals Brabant en Limburg als veroverd gebied beschouwd en daarom rechtstreeks bestuurd door de Generale Staten. Daarom kreeg zij den naam van Generali teitslanden of ook wel van Staats Vlaanderen. Dit land aan de overzijde van de Schelde is voor de Republiek van groote strategische beteëke- nis geweest. Over een grooten af stand beheerscht het de breede Schelde. Er lagen sterke vestin gen zooals Sluis en Hulst. Vele vaargeulen doorsneden het naar alle zijden. Tot betere wering van den Vijand kon het land gemak kelijk onder water worden gezet, 't geen menigmaal met verschillen de polders is geschied. Staats-Vlaanderen diende als voormuur of stootkussen. Dikwijls hebben de bewoners dan ook de stooten opgevangen en de ellende hiervan aan den lijve ondervonden. Daar zij van Den Haag uit be stuurd werden (vooral op 't plat teland) hadden zij weinig zegging schap. Toch zijn zij het vaderland getrouw gebleven en toonden steeds hun liefde voor het oude Oranjehuis, waaraan zij hun vrij making van Spanje te danken had den. Dit bleek o.a. bij het begin van den Belgischen opstand en vooral in de oorlogsjaren 1914 1918. Door de talrijke inpolderingen konden velen, die om 't geloof uit hun eigen vaderland waren ge vlucht, zooals de Hugenoten en de Salzburgers, opgenomen wor den. Langzamerhand met de oor spronkelijke bewoners vermengd, is er een bevolking ontstaan, wel ke zich kenmerkt door vele deug den, zooals arbeidzaamheid, op rechtheid, verdraagzaamheid en gastvrijheid. Dit laatste kunnen vooral de soldaten getuigen, die er in de oorlogsjaren gelegen heb ben. Dan is er nog, zooals wij reeds schreven, een groote liefde voor het Oranjehuis. Hoe spontaan uit zich de bevolking, als de Koningin er een bezoek brengt. Die liefde is niet van vandaag of gisteren. De herinnering aan Oranjevorsten en vorstinnen wordt o.a. bewaard in de benaming van vele polders. Wij noemen b.v. de Maurits- polder, ingedijkt 1617, d e Oranjepolder (1618), d e Henricuspolder (1637), de Ameliapolder (1639), de Generale PrinsWil- lempolder (1650 en 1651), de Koninginnepolder (1893) de Koningin Em ma p o 1 d e r (1897). Bij Breskens lagen de forten Nassau, Frederik Hen drik en Willem I. Thans heeft die gemeente behalve een Wilhelmina-school, ook de Ko ningin Wilhelminastraat, de Konin gin Emmastraat, de Julianastraat en de Beatrixstraat. Helaas, dat Zeeuwsch-Vlaande- ren, dat ik dezer dagen hoorde noemen de fluweelen Zuidelijke Scheldezoom, vaak beschouwd werd als den zelfkant van Neder land. Wat zou Zeeland zijn, als het Z.-Vlaanderen niet had Beziet de kaart en gij zijt overtuigd, dat het bijna de kleinste helft der provin cie beslaat. Het oude Zeeland moet dus ook Oranje dankbaar zijn, dat de breede en vruchtbare kleizoom van Vlaanderen door haar aan ons land is gehecht. Tijdens de korte regeering van dezen Oranjevorst, die op 24-ja- rigen leeftijd aan een kinderziekte (de pokken) overleed, bleek Zee land geheel aan zijn zijde te staan, terwijl hij in Holland met de hee- ren regenten uit de steden vele moeilijkheden had. Reeds toen zijn vader Frederik Hendrik pas was gestorven en er met Spanje werd onderhandeld, wilde Holland het sluiten van de vrede doordrijven tegen den zin van Prins Willem II en de Staten van Zeeland en van Utrecht. De laatsten wilden nog meer voordeelen van Spanje af dwingen. Holland kreeg zijn zin. Op 30 Januari 1648 werd de vre de te Munster geteekend. De Ge nerale staten namen op 4 April d.a.v. het verdrag met 5 tegen 2 stemmen aan. In de geschiedenis boeken staat, dat in het gansche land groote feesten werden ge vierd nu er een eind was gekomen aan den 80-jarigen oorlog. In Zee land werd echter geen vreugde vuur ontstoken. Er werd zelfs niet gevlagd. Eerst op 5 Juni gaven de Zeeuwsche Staten toestemming tot '.afkondiging. Eveifeens werd toegestaan, dat er in de kerken een algemeene dankdag werd ge houden. Een der bepalingen van den vre de van Munster was, dat de Schel de voor de scheepvaart werd ge sloten, opdat Antwerpen niet weer zou opbloeien. Ook het Zwin, de kanalen van het Sas en van an dere zeegaten op de Schelde uit komende zouden door de Staten gesloten worden gehouden. Hier door werd aan den handel en de scheepvaart van Sluis en andere plaatsen in Staats-Vlaanderen groote schade toegebracht. Deze laatste afsluiting werd door de Zeeuwen goedgekeurd. Staats-Vlaanderen behoorde des tijds nog niet tot hun gewest. Een an3er wellicht nog grooter bezwaar van Zeeland tegen het sluiten van den vrede was, dat de kaapvaart, welke vooral voor de steden Vlissingen en Middelburg een belangrijke bron van inkom sten was, ophield. Prins Willem II verkocht van zijn Zeeuwsche bezittingen in 1648 de ambachtsheerlijkheden West- Ie ap e 11 e en Domburg voor de kapitale som van 213.000 aan de stad Middel burg. Hij moet nog al een zeer weelderige hofhouding hebben ge had. Ook waren door het ophou den van den oorlog zijn inkomsten minder geworden. Acht dagen na den dood van Willem II werd zijn zoontje Wil lem geboren. De bode, die in Middelburg de tijding bracht van de geboorte van den jongen prins, kreeg van de stad 40 gul den, (Wordt vervolgd).' R. B. J, d.. M. (Nadruk verboden). Kandeel. Neemt 8 flessen rynsche wijn: doet daar bij 4 flesschen regenwa ter: 2 ponden witte poeijer suiker: 7 loot gekneusde kaneel, en 12 kruidnagels, die men eerst te zaa- men met wat wijn laat trekken. Neemt dan 11 eijeren, de dooren alleen heel fijn als water geklopt, en dan daar in geroert, maakt ook heel goede kaneel, men krijgt het nog wel bij kraamvisite in fijne porceleine kopjes, smaakt best. Onderstaande partij werd ge speeld in de Hoofdgroep van de Schaakvereeniging „Middelburg'' voor de competitie 19371938, Wit: J. M. MULLIé. Zwart: H. J. KRAAK. Damegambiet. 1. d2d4 d7—d5 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 Pg8—f6 Deze verdediging van het Dame gambiet is de z.g. orthodoxe ver dediging. Sterker is evenwel 3. c7c6 de Slavische ver dediging of wel 3c7c5. 4. c4Xd5 Beter is de voortzetting 4. Lg5. 4e6Xd5 5. Ddlb3 c7c6 6. e2e4? Wel is het dat wit spoedig tot een goede ontwikkeling komt doch zwart kan voldoende tegenspel krijgen. 6d5Xe4 Waarom niet 6 Pf6Xe4? Na 7. Pc3Xe4, d5Xe4; 8. Lflc4, Dd8f6 of Dc7 7. Lfl—c4 Dd8c7 8. Lelg5 Lc8f5 9. Tal—cl Lf8—dó 10. Pgl—e2 Deze voortzetting is onjuist. Wit heeft reeds een goede ontwikke ling. Na 10. d4d5! had Zwart veel moeite gehad zijn stelling in evenwicht te houden. Door de tekstzet wordt zwart in de gele genheid gesteld zijn ontwikkeling te voltooien. 100—0 11. Pe2—g3 Lf5—g6 12. 0—0 Natuurlijk niet 12. Lg5Xf6 g7Xf6. 13. Pg3Xe4? Tf8— e8 met verlies van een paard wegens f5. 12Pb8d7 13. Lc4e2 Dc7b8 Zwart wil zijn goed geplaatste looper op d6, die een voortduren de druk op de witte stelling uit oefend, behouden. Er dreigde 14. Pc3b5. 14. Lg5—e3 Pd7b6 15. Db3—c2 Tf8e8 16. Dc2—d2? Pf6d5 Zwart weet zeer handig te pro- fiteeren van de onguntsige opstel ling der witte stukken. 17. Pc3Xd5 Pb6Xd5! 18. a2a3 Pd5Xe3 19. f2Xe3 Na 19. Dd2Xe3 gaat de kwaliteit verloren door 19 Ld6f4. Nu kost het een tweede pion. 19Ld6Xg3 20. h2Xg3 21. Tfl—f4 22. Le2c4 23. Tel—fl 24. Dd2—f2 25. Df2—g3 26. Dg3—g5 27. Lc4—b3 28. Dg5—g4 29. Kgl—h2 30. g2—g3 Db8Xg3 Dg3—g5 Dg5e7 Te8—f8 T a8d8 De7d6 Td8d7 Dd6e7 De2—d8 Td7—d6 Td6d7 Een zeer sterke zet was 30. Lg6h5 geweest. Wit had de looper niet mogen nemen wegens Td6h6 enz. 31. Tfl—hl Td7—d6 32. Kh2—g2 Td6—f6 33. Thl—fl Tf6d6 a b cdetg q Zwart had nu reeds de toren op f4 kunnen ruilen b.v. 33 Tf6Xf4; 34.,.g3Xf4 (met de drei ging f4—f5) Dd8f6! enz. 34. Tfl—dl h7—h6 Dit is een ernstige verzwakking van de zwarte stelling. 36. Thl—fl Kg8h7 36. Tfl—fl Kg8h7 37. Tfl—hl Tf6Xf4 38. g3Xf4 f7—f5 39. Dg4—dl Tf8—f6 40. Kg2—f2 Lg6—f7 41. Lb3c2 Tf6d6 42. b2—b4 Gedwongen wegens de dreiging 42c6c5 42b7b6 Waarom niet g7g5! 43. Ddl—cl Dd8—f6 44. Lc2—dl b6b5? 45. Del—c5 Td6d7 46. Ldl—e2 Lf7d5 47. Thl—h5 g7—g6 48. Th5—hl Df6—e7 49. Dc5c3 g6g5 Eindelijk. 50. f4Xg5 De7Xg5 51. Thl—h5 Dg5—16 52. Kf2—el Tf7—g7 53. Dc3c5 Df617? 54. Dc5—dó Tg7g6 55. Dd6—f4 Tg6f6 56. Le2—fl? Een bévue in een verloren stel ling. 56. Df7Xh5 Wit geeft op. E? SZ r\ a> 5 .2 w Q -O -O J3 s* G-| Si! s* a f2 bS £-5 6 s S^jlS s9 O c o o» e e *a o -o .X 4) zx door IET HOOGERS. Daar zat Frits nu en hij vond dat hij wel had geboft. Vanmorgen was hij met de trein aangekomen in deze havenplaats en nu was hij al op een schip. Het was niet pret tig om aan huis te denken, want Frits was stilletjes weggelopen, maar daar dacht hij nu maar zo min mogelijk aan. Het geld dat hij in zijn spaarpot had, was genoeg geweest voor de reis, heel vroeg was hij al uit huis geslopen en nie mand had er iets van gemerkt. Nou, scheepsjongen te worden, zo als Frits had gedacht, dat viel niet mee, dat begreep hij nu wel. Daar voor had je een pas nodig en al lerlei andere papieren, maar een van de zeelui was erg aardig ge weest en dien had hij het hele ver haal verteld. Dat hij waarschijnlijk zou blijven zitten op school, dat zijn vader zo streng was en dat hij, Frits, altijd zo graag verre reizen had willen maken en vreemde landen zien, dat hij veel geld wil de verdienen in Amerika en dan alles voor zijn ouders weer goed maken. De kapitein van het schip „Annemarie", had het allemaal heel best begrepen en hem groot gelijk gegeven. Hij wilde hem ook wel helpen, zei hij. Zijn schip zou de volgende dag naar Amerika gaan, de lading lag al in het ruim en als Frits zich daar nu zolang schuil hield, zou niemand hem vin den, en kon hij voor den dag ko men als ze midden op zee waren. Een prachtig plan. De bemanning was nog niet aan boord, voor zijn laatste geld kocht Frits een brood, een half pond worst en de aardige kapitein zorgde, dat hij een paar flessen water meekreeg en zo zat Frits nu in het donkere ruim. Nie mand behalve de kapitein van de „Annemarie" had gezien, dat hij aan boord kwam Na het vroege opstaan en de vermoeiende, opwindende reis van die morgen, viel Frits in de don kere ruimte al gauw in slaap. Hij droomde Van allerlei avonturen, die hij tegemoet ging, van Indianen en cowboys, van farms en van mil- lionairs. Toen hij wakker werd, hoorde hij boven zich loopen, de bemanning was zeker al aan boord gekomen, dan moest het dus al de volgende dag zijn en zouden ze gauw uitvaren. Het was een ge stommel en gedraaf boven zijn hoofd, Frits werd er opgewonden van. Maar hij moest wel wachten. Eerst maar eens wat eten, dat smaakte. En maar weer wachten De tijd ging wel erg langzaam voor bij. Na een poos viel hij weer in slaap, van verveling. Zijn horloge was blijven stilstaan, hij had geen flauw idee hoe laat het kon zijn, toen hij weer wakker werd. Frits liep eens wat heen en weer, at nog een stuk worst en brood en ging weer zitten. Verschrikkelijk vervelend werd het nu, hoe lang zou het nog duren Als het maar niet voortdurend zo stikdonker was. Hij had wel een zaklantaarn, maar daar moest hij wat zuinig mee zijn, want die gaf al niet zo veel licht meer. Op het dek was het nu stil. Frits klom eens te gen het trapje op en probeerde het luik open te maken, heel even wilde hij het daglicht zien, de zon, weten wat er gebeurde. Was het eigenlijk wel dag Hij wist het niet eens, het kon net zo goed nacht zijn Wat een gek idee, ake lig eigenlijk Maar het luik wou niet omhoog, er stond zeker iets zwaars op en Frits daalde maar weer naar zijn donkere verblijf plaats. Weer zat hij op zijn kist, soesde een beetje, dommelde zo nu en dan in, was weer eens een poosje wakker en at dan maar weer uit verveling. Maar het brood raakte ook al aardig op. Zouden ze dan nooit uitvaren Hij wist helemaal niet welke dag of nacht het kon zijn, maar die ene dag waarop het schip naar zee zou gaan, was toch zeker al voorbij. Waarom lagen ze nu nog stil Het viel toch alle maal niet mee, de helden uit zijn boeken beleefden altijd avonturen, ze leefden in gevaren, ze leden honger en dorst, maar alles leek hem beter dan dit wachten in de duisternis en in de doodse stilte. Waar zou de bemanning toch zijn, die aan boord zou komen Toen hij weer een poos had ge slapen en stijf en huiverig wakker werd, besloot hij om er uit te bre ken, hij had er genoeg van. Nog eens probeerde hij het luik op te lichten, maar er kwam geen be weging in. Hij klopte, riep, schreewde, er gebeurde niets. Wanhopig klauterde hij maar weer naar beneden, en huilde tra nen met tuiten. De avonturier en de toekomstige comboy zat te hui len als zijn kleine zusje van drie jaar. Zo huilde hij weer zichzelf in slaap en toen hij wéér wakker werd, viel er licht in het ruim en stond het luik open.... Hij vloog overeind, klom nog slaapdronken de trap op en stond te knipperen met zijn ogen tegen het daglicht. Het eerste wat hij zag, was dat de „Annemarie" nog op dezelfde plaats lag. Toen zag hij op het dek twee mannen staan, de kapitein enzijn vader De kapitein lachte schaterend, maar Vader keek hem ernstig aan. „Amerika Uitstappen" lachte de kapitein. Frits begreep wat er was ge beurd en toen hij hoorde, dat de kapitein zijn vader had opgebeld, was hij eigenlijk blij, dat alles zo was afgelopen. Hij was tenminste bevrijd uit die donkere gevange nis en.nu bekende hij zichzelf pas, hoe hij eigenlijk verlangd had naar Vader en Moeder en Zusje. „Weet u nog wat". In het portaal onzer school stond altijd een emmer water. Wij konden daar altijd onze dorst les sen. Op een middag, het was tegen één uur wenkte de hoofdonder wijzer ons, wat beduidde dat het schooluur was aangebroken. Wij gingen allen naar binnen. In een der lokalen van de klas stond een kast en daarin waren onze drink bekers opgeborgen. Het was zo mer en er waren veel dorstige scholieren. Ook ik behoorde tot hen, echter ik was een van de laatste. Nu moest ik altijd, wan neer ik gedronken had mijn beker in het ééne lokaal brengen en dan weer terug naar een andere. Dien middag was ik bang, dat ik de deur van mijn lokaal gesloten zou vinden, 'k Had haast geen tijd om te drinken, en zodoende dronk ik mijn beker niet helemaal leeg. Het was de gewootote dat we 'de „restjes" buiten gooiden en ook ik deed dit dien middag van uit het portaal. Maar op 't zelfde ogen blik toen ik het water weg wierp kwam de hoofdonderwijzer van achter de muur het portaal binnen. Hij kreeg al het water in zijn ge laat. Ik schrok natuurlijk hevig en dacht, dat ik minstens mijn nacht rust voor strafwerk zou moeten opofferen maar tot mijn verbazing hoorde ik niets anders dan: „Weet u nog wat". Een lastige leerling. Met weinig moeite kun je zelf een barometer maken, die heus het weer kan voorspellen, al kun je er misschien niet zóveel op lezen als op de echte barometer. Jc vult een mmaakfles gedeeltelijk met water en daarboven op zet je een omgekeerde fles met een lan ge hals, zoals je op het plaatje kunt zien. De hals moet ongeveer twee en een halve centimeter on der water steken. Ter hoogte van het wateroppervlak zet je een streepje op de hals van de fles. Als het nu mooi weer gaat wor den, dan zal het water in de fles een beetje stijgen, komt er regen en slecht weer, dan daalt het wa ter een beetje. Als je nu telkens wanneer het water weer iets lager of hoger is gekomen, een tekentje maakt op de hals van de fles, dan kun je dus aan de stand van het water zien, wat voor weer je eigen „barometer" voorspelt. „We zullen maar rekenen, dat je genoeg bent gestraft en dat je tijd hebt gehad om na te denken", zei Vader alleen, „ga nu maar gauw mee naar Moeder Verder werd er niet over gesproken en dat was ook niet nodig. Als we olie op water gieten, dan blijft de olie drijven en breidt zich als een vette laag uit boven op het water. Gieten we olie in spiritus, dan zinkt de olie naar beneden en vormt een laag op de bodem, on der de spiritus. Dat komt omdat olie zwaarder is dan spiritus, maar lichter dan water. Hiermee kunnen we nu een aardige proef nemen, die als we een beetje omzichtig te werk gaan ook wel zal slagen. We vullen een hoog cylindervormig glas voor de helft met water en gieten daar heel langzaam en voorzichtig alcohol (spiritus) op. Als we nu een kleine hoeveelheid olie op de bovenste laag alcohol gieten, dan zinkt die olie naar be neden. Totdat ze op de laag wa ter komt, daar blijft ze op drij ven. Nu zou je verwachten, dat er een laagje olie kwam tussen de alcohol en het water maar dat is niet het geval. De olie vormt een volkomen ronde kogel, die op de grens van water en alcohol blijft zweven. Natuurlijk moet de olie ook weer uiterst voorzichtig op de alcohol worden gegooten, zodat er niet te veel beroering ontstaat in de vloeistoffen. De kogel moet zo wat de grootte hebben van een stuiter of een kleine walnoot. Wanneer er dennebomen ge kapt worden ergens in een bos of als je langs zó'n stapel gekapte bomen komt, moet je eens op de onderkant van die stammen letten. Soms gebeurt het, dat daar een stervormige figuur in zit. Iedere boom heeft z.g. jaarringen, dat zijn die kringen die je in het hout ziet en die gevormd wordqn door een laagje hout, dat er ieder jaar bij groeit. Aan die ringen kun je dus zien, hoe oud een boom is, daarom heten ze ook zo. Hoe komen nu die figuren erin, die door die jaarringen heen lo pen Dat zijn de plekken, waar vroe ger, toen de boom nog jong was, takken aan vast hebben gezeten. Die takken zijn doodgegaan en afgebroken en die plekken waar ze gezeten hebben, zijn door het groeien in elkaar gedrukt en later zijn de nieuwe laagjes er overheen gegroeid. Op het plaatje kun je dat alles duidelijk zien.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 10