Nationaal-Socialisme en Kerk
in Duitsland
Het oog van Abu
KHÖNSEEC vast den DAG.
DERDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 2 FEBRUARI 1938. No. 27.
door drs C. VAN LIERE.
Reuxenbus is heel voorde//g/
U krijgt het dubbele
en U betaalt minder
reinigt alles!
Vragen en antwoorden
in-het Japanscheparlement
De heer Nakasjima, een der vooraan
staande leden der (liberale) Minseito-
partij, heeft in het Japansche parlement
de regeering vragen gesteld over haar be
doelingen met China. Zooals men weet,
gaven Japansche regeeringspersonen
zich tallooze malen de moeite het bui
tenland duidelijk te maken, dat Japan
niets dan goeds met China voor had.
Het buitenland begreep tot dusver niet
veel van hun breedsprakigheid. Volgens
dezen heer Nakasjima heeft echter ook
het Japansche volk er niet veel van be
grepen; reden, waarom hij het hoog op
prijs zou stellen, dat de regeering zich
eens wat duidelijker uitliet.
De minister van buitenlandsche zaken,
Hirota, antwoordde o.a., dat de Japan
sche regeering eerst van plan geweest
was om met Tsjiang Kai-sjeks regeering
te onderhandelen over regeling van het
huidige „incident". Maar Tsjiang Kai-
sjek had geweigerd zijn anti-Japansche
houding te herzien. Dientengevolge had
de Japansche regeering besloten te wei
geren, verder nog iets met de regeering
van Tsjiang Kai-sjek te maken te heb
ben, en de Chineesch-Japansche betrek
kingen te regelen met een nieuw Chi-
neesch bewind, wanneer dit laatste de
centrale regeering zou zijn geworden
van een vereenigd China, De vier punten
der vredesvoorwaarden, welke Japan
onlangs gesteld heeft, vormen het lei
dend beginsel voor een herziening der
Chineesch-Japansche betrekkingen. De
minister wees er den interpellant ech
ter op, dat de formuleering der vier pun
ten „enkele zaken" onopgehelderd laten.
Echter zeide de minister, dat de regee
ring niet voornemens was, andere voor
waarden te stellen dan die, in de vier
punten vervat, welke dus een duidelijke
aanwijzing zijn voor de bedoeling van
Japan ten opzichte van China,
De interpellant wenschte hierop te
weten, hoe het stond met den eisch aan
China, dat het vergoedingen zal moeten
betalen, Hirota antwoordde, dat de Ja
pansche regeering van zins was geweest
vergoedingen te eischen van de regee
ring van Tsjiang Kai-sjek, teneinde de
zen laatste te beletten later nieuwe on
gelukkige incidenten als het huidige te
voorkomen.
Nakasjima was met dit antwoord niet
tevreden en vroeg, of de Japansche re
geering ook voornemens was het nieuwe
bewind van China de kosten te laten
opbrengen van het stationeeren van Ja
pansche troepen in China, Daarbij bracht
de interpellant in herinnering, dat de
minister van oorlog, Soegijama, het
noodzakelijk had verklaard, dat gedu
rende langen tijd groote Japansche troe
penmachten in China zouden moeten
blijven. In welken omvang en met welk
doel moet dat geschieden?
Minister van oorlog Soegijama ant
woordde, dat de troepen in China zullen
worden gestationeerd, om de naleving te
verzekeren van de diverse te sluiten
overeenkomsten en voor den duur, die
noodig zou zijn. Hij weigerde echter, me
de te deelen, binnen welk gebied het
stationeeren van Japansche troepen be
perkt zou blijven.
De interpellant scherpte nu den mi
nister van oorlog in, dat ten opzichte van
dit punt in den boezem der natie de
grootste bezorgdheid bestond en hij
wenschte dus, dat de minister volledige
inlichtingen zou geven, zoo niet in het
publiek, dan toch in geheime zitting. Dit
werd door den minister van oorlog ge
weigerd, die er op wees dat het plan
van latere stationeering der Japansche
troepen in innig verband staat met het
plan voor de huidige militaire operaties.
Thans richtte de interpellant zich tot
den minister-president en den minister
van buitenlandsche zaken en vroeg hun,
wat hun opinie was over den omvang
der troepenmachten, die zoowel in Ja
pan zelf als in China op de been zou
den worden gehouden. Op deze vraag
antwoordde de minister-president niet.
De minister van buitenlandsche zaken
gaf een vaag antwoord. Hij zeide, dat er
mogelijkheid bestond, dat „misschien"
noodzaak zou ontstaan om Japansche
troepen in China te laten. Maar het zal
niet noodzakelijkerwijs de taak van Ja
pan zijn de volledige verantwoordelijk
heid op zich te nemen voor het behoud
van vrede en rust in China.
Nakasjima bleef aandringen en zeide,
dat het sluiten van een anti-Komintern-
verdedigingspact tusschen Japan, Mant-
sjoekwo en China verantwoordelijkhe
den zou leggen op de schouders van Ja
pan om voor de nationale verdediging
van China te zorgen. Hirota gaf toe,
dat het voorgenomen pact dit mogelijk
maakte.
Nu wilde de interpellant weten, of de
minister van oorlog wel het volle ver
trouwen bezat, dat Japan opgewassen
zou zijn tegen zulke mogelijkheden. De
minister antwoordde: „Ja zeker". Ook
zeide hij, er vast van overtuigd te we
zen, dat in een dergelijk geval het Ja
pansche volk hecht en aaneengesloten
achter hem zou staan.
Tenslotte stelde de interpellant weer
diverse vragen over economische aan
gelegenheden, waarbij hij op alle ge
wichtige punten opnieuw met een kluitje
in het riet werd gestuurd. Als het in
derdaad waar zou zijn, wat hij bij het
begin zijner interpellatie zeide: dat het
Japansche volk niet al te veel begrijpt
van de bedoelingen der Japansche re
geering, dan zal het nu nog niet veel
wijzer zijn.
bj.
„Het ziet er gezellig uit", loog hij.
„Neen. Het is hier afschuwelijk en dat
weet u ook wel. Waarom waarom
bent u hier g'ekomen?"
„Ik wilde u spreken ik^ wilde weten
hoe het u bevalt bij "vTac-Kinnon?"
„Heel goed. Ik vind het werk prettig
en mr. Mac-Kinnon is de goedheid in
persoon",
„Dat mag ik hooren!"
Er volgde een vreeselijk zwijgen,
waarin zij zenuwachtig naar hem keek.
Op
zijn beurt wist Kennedy niet goed,
wat hij verder nog zou kunnen zeggen,
want haar houding toonde hem duidelijk
dat zij het voorval, waarop Mac-Kinnon
had gezinspeeld, niet wilde vertellen.
J} bet zou dus onbeschaamd van hem
Z1)n geweest, er over te spreken.
"0„ bebt dus heelemaal geen klach
ten? vroeg hij glimlachend.
„Heelemaal geen'
Hij zucrtte en begon over onbedui
dende dingen te praten. Alsof zij zijn
mnerlijke onrust geraden had, begon zij
zich zeer luchthartig voor te doen en
vertelde eenige grappen over de vreem
de bewoners van het huis en in het bij
zonder over de kostjuffrouw, die bene
den woonde en, naar "h.et scheen, enkel
I. HET NAT,-SOCIALISME ALS
RELIGIE.
Volgens de berichten in de dagbladen
zal Ds. Martin Niemöller te Berlijn-
Dahlem, bekend als een der actiefste
voormannen der Belijdenisbeweging in
Duitsland, in de loop v.un Februari
na een hechtenis van meer dan ejen
half jaar voor de rechtbank verschijnen.
Hij wordt beschuldigd van achterbakse
aanvallen op de Staat, misbruik van de
kansel voor politieke doeleinden en van
nog veel meer. De ogen der gehele we
reld zullen op hem gericht zijn. In zijn
persoon zal de Christelijke kerk ter
verantwoording worden geroepen door
de nationaaf-soci,alistische staat. Dat
deze staat hier spreekt van politiek en
van een politiek misdrijf en de belijden
de Kerk beschuldigt van staatsvijandige
politiek, waardoor zij haar terrein als
Kerk zou hebben overschreden, wijst
er op, d,at binnen deze staat de begrip
pen politiek en kerk fundamenteel ver-
sch lien van de opvatting, die wij in ons
land daarvan hebben. Het getuigt wel
van een ontstellend gebrek aan onder
scheidingsvermogen, wanneer men in
kerkelijk conservatieve kringen soms
hoort betreuren, dat Niemöller aan
„politiek doet". We kunnen er n et ge
noeg de nadruk op leggen, dat Nie
möller niet aan politiek doet in de be
tekenis, die wij in ons land aan dat
woord geven, Niemöller wenst niets
anders dan vrijheid voor de evangelie
prediking buiten en boven alle pol'tiek,
m,aar hij maakt er de Duitse Staat een
verwijt van, dat deze Staat een poli
tiek voert, die met de allereerste grond
slagen van het Christendom onverenig
baar is en voor het Christendom geen
ruimte laat. Volgens Niemöller is het
Evangelie een kracht ten leven niet
slechts in de binnenkamer, m.aar ook
in de wereld. En daarom heeft de
Christelijke Kerk als zodanig een op
dracht en een boodschap van Godswege
ook aan de Staat, Welke taak en roe
ping heeft de christelijke kerk, als de
organen van de Staat zich uitdrukkelijk
tegen het evangelie van Christus keren
en de staat met zijn totalite'ts eis op
de hele mens en de hele kerk besl.ag
legt? Is dan de opvatting aanvaardbaar,
die in Duitsland in grote kringen van
de belijdeniskerk heerst en het als
plicht van den onderdaan beschouwt
(Rom, 13) als chr'sten ook dez,e over
heid te gehoorzamen? Moet de kerk'
zich dan in een hoekje terugtrekken
met haar belijdenis, met Rom. 13 en
Heil Hitler of moet ze belijdende kef!i
zijn en haar Woord durven spreken
ook tegen de Overheid?
van haring en jenever leefde. Maar
Kennedy liet er zich niet door mislei
den, Achter het onbezorgde lachje zag
hij den schrik, die haar bevangen had.
„Ik g'a Engeland al spoedig veria
ten", zei hij.
„Verlaten? Dat wist ik niet...."
„Neen, Wij hebben heel weinig over
onszelf gesproken. Mijn werkkring ligt in
Brazilië. Ik moet binnen drie weken af
reizen".
„Ik het zal mij spijten", mompelde
zij.
„Mij ook. Wilt u mij een gunst toe
staan? Wilt u morgenavond met mij uit
gaan naar een theater of iets derge
lijks? Het zal voor u een verandering
zijn en een groot genoegen voor mij".
„Ja ik ga graag mee Dank u harte
lijk".
„Tegen sluitingstijd zal ik buiten den
winkel op u wachten."
Zij knikte en kort daarop verliet hij
de vuile straat, zonder erin geslaagd te
zijn, iets te vernemen van het geheim,
dat haar omhulde,
HOOFDSTUK III.
Phenuit,
Een week verliep en Kennedy begon
erg tegen zijn vertrek op te zien. Maxine
had zich aan de afspraak met hem ge
houden en de avond was maar al te snel
voorbij gegaan. Hij had haar daarna nog
twee keer gezien en telkens was de band
tusschen hen hechter geworden. Toch be
Dit laatste deed Niemöller. In een
man fest aan Hitler (Aug, 1936) lezen
we bv.; Als Ras, Bloed, „Volkstum"
en Eer de rang van eeuwigheidswaar
den krijgen, dan' wordt de christen door
het eerste gebod gedwongen deze waar
dering af te wijzen. Als den christen
binnen het kader der nationaal-socia-
list sche wereldbeschouwing een anti
semitisme opgedrongen wordt, dat hen\
tot Jodenhaat verplicht, dan st.aat voor
hem daartegenover het christelijk ge
bod der naastenliefde." En wanneer hij
in datzelfde manifest uit'ng geeft aan
de gewetensbezwaren van den christen
tegen maatregelen van de Staat, die
hij als volkomen onchristelijk beschouwt
(concentratiekampen, knoeien bïj de
stembus, Hitlervergoding, macht in
plaats van recht enz.) dan zijn dat in
het Derde Rijk even zovele uitingen
van staatsgevaarlijke aard, regelrecht
gericht tegen de grondslagen van het
Nieuwe Rijk en dus politieke misdrijven
in Duitse zin.
Van Duits nationaal-socialistisch
standpunt uit bekeken, doet Niemöller
dus aan politiek, van christelijk stand
punt uit gezien, belijdt hij het Evange
lie van Christus tegenover het heiden
dom van Ras, Bloed en Bodem.
Niemöller wenst een christelijke kerk,
onafhankelijk van de Staat en de
Staatsmoraal, de Staat daarentegen
wenst van 'ndividui en kerk onvoor
waardelijk onderwerping aan zijn
staatsmoraal en politiek.
Christelijke kerk en
nationaal-socialistii-
sche Staat vormen dus
een absolute en onover
brugbare tegenstelling.
Christendom en natio-
naal-socialisme sluiten
elkaar volkomen uit.
Het Christendom impliceert weliswaar
niet een bepaalde regeringsvorm; een
regeringsvorm echter,
die de nationale eer
tot maat aller dingen
maakt en zijn volmach
ten ontleent aan de go
den van ras, bloed en
bodem, is in zijn wezen
anti-christelijk.
En wanneer er in Duitsland (en mis-
sch en ook in Nederland) nog christe
nen zijn die „Hitier geloven, als hij zegt
het Duitse voFk niet te willen ontker
stenen, als hij zegt het christendom als
een positieve en onmisbare factor in
het volksleven te beschouwen, als hij
zegt de kerk op haar e'gen terrein vrij
heid van beweging te garanderen" (zie
Eltheto Dec. 1937) dan zullen wij eer
hield zij nog een zekeie terughoudend
heid, waar het haar verleden betrof. Be
halve de wetenschap, dat haar oude;s
dood waren, werd hij in volslagen on
kunde geiaten.
Maar één ding was hem duidelijk,
lederen keer, dat hij naar zag, was zij
vroolijker en ge'uk! ,j,er. Hij was ervan
overtuigd, dat dit geen comediespel van
haar was. Het was, alsof de schaduw
noor altijd zou verdwijnen. Hij sprak
Mac-Kinnon eens en die waardige man
was vol lof over zijn nieuwe employée.
Blijkbaar was de kas nog onaangeroerd,
en hij vertelde Kennedy, dat hij den
vreemden man, die Maxine zoo'n schrik
had aangejaagd, niet meer had gezien.
„Het was natuurlijk niets dan verbeel
ding", zei Kennedy.
„Hm! Misschien wel!"
Maar op zekeren avond barstte de
bom. Kennedy wilde juist het flat verla
ten, toen de telefoon rinkelde. Hij nam
den hoorn op en hoorde Maxine's stem.
Zij telefoneerde vanuit een cel en ver
keerde blijkbaar in een toestand van
groote opgewondenheid. Of hij dadelijk
bij haar zou willen komen?
Daar dit het eenige ter wereld was,
wat hij bovenal verlangde, stemde hij
onmiddellijk toe. Zij belde af, voordat
hij kon vragen, wat er aan de hand was,
maar haar trillende stem had duidelijk
blijk gegeven, dat zij in moeilijkheden
verkeerde. Hij verloor g'een tijd en be
lijkheidshalve eens nuchter en z.akelijk
deze illusie moeten toetsen aan de fei
ten der laatste jaren en der laatste
maanden.
Een uitstekende oriëntering omtrent
de deologieën van de nationaal-socia-
listische St.aat geeft Arthur Frey in zijn
werk; Der Kampf der evangelischen
Kirche in Deutschland" (Uitg. Callen-
bach-Nijkerk) verschenen in Aug. 1937.
Dit boek munt uit door zijd rust ge za
kelijkheid, het is vrij van alle suggestie
ve, op effect berekende propaganda.
Frey beschrijft opkomst en groei v,an
het nationalisme in de loop van de 19e
eeuw, waarbij tenslotte het Volk in het
m ddelpunt der beschouwing komt te
staan en wel het volk, dat door bo
dem, bloed en ras bepaald is. Hel
Christendom wordt voorgesteld als
een plant van uitheemse bodem, dus
geheel artfremd (vreemd aan het wezen
des volks). Daarom werd het Christen
dom bestreden als niet-overeenkomen-
de met de germaanse volksaard,, het
was veeleer door Karei den Grote met
geweld aan het volk opgelegd (Löns!).
Na de oorlog werd aan d t nationalisme
nieuw leven ingeblazen; van,af de op
komst van het nationaal-socialisme tot
aan het jaar 1933 toe, zien we de na
tionalistische beweging z'ch steeds
sterker verbinden met de germaanse le
vens- en wereldbeschouwing en met de
germ.aanse religie. Een groot deel dei-
Protestanten liet zich meeslepen dooi
de n euwe golf van nationalisme. Het
gevaar, dat dit nationalisme in anti
christelijk vaarwater zou verzeilen,
achtte men in 1933 in zijn oplaaiend
enthous asme geweken. De schelding
van staat en kerk, die in 1919 door de
grondwet van Weimar was tot stand
gebracht, had de kerk niet als een be
vrijding gevoeld. Zij verwachtte inte
gendeel h.aar heil van een nieuwe ver
binding van staat en kerk en gaf 'n
1933 haar zegen aan het nieuwe bewind.
De kerk was met blindheid geslagen
voor het wezen en de doelstelling van
het Nationaal-socialisme, dat toch in
1930 reeds een vaste vorm had aange
nomen.
Immers, in 1930 was het boek van
Rosenberg verschenen: „Der Mythus
des 20. Jahrhunderts (de mythe van de
20e eeuw), waarin de religie en de we
reldbeschouwing van het nationaal soci
alisme volkomen openlijk en zonder
enige terughoud ng als absoluut anti
christelijk werd aangekondigd. Hoog
ste autoriteit wordt de eer van ras en
natie. Daarnaar heeft zich alles te rich
ten: politiek, eth'ek, wetenschap, kunst,
strafrecht, maar ook de ke-1' Dit &oek
van Rosenberg werd naast Hitiers
„Mein Kampf" de bijbel van het natio
naal-socialisme. Op de mythe
van ras, bloed en bodem,
de bronnen waaruit een
pantheïstisch - materi
alistisch godsbegrip
opwelt, is het Derde
R lij k gegrondvest. Er moet
een nieuwe volksreligie worden ge
zocht: een Duits-religieuze beweging,
die volkskerk wil zijn, moet echter het
ideaal der naastenliefde ondergeschikt
achten aan dat der nationale eer, zegt
Rosenberg. En d a a r m e e heeft
de christel ij ke ethiek
.afgedaan. Steeds sterker wordt
de Mythe van de 20e eeuw bel'chaamd
gezien in de persoon van den „'Füihrer",
die de Wekker en Wachter is van de
nationale eer, en die als de Messias een
duizendjarig rijk aankondigt. Het Eüh-
rer-pr'ncipe treedt in de plaats van
Christus, de Staat wordt cultus ge
meenschap, d.w.z, kerk, religie en po
litiek vallen samen. Deze ideëen zijn
niet slechts particulier eigendom van
Rosenberg, zoals men 'n 1930 nog
meende, maar zijn gemeengoed gewor
den. Precies hetzelfde zeggen Hitler
en Goebbels, Ley en Baldur von Schi-
rach, Rosenberg weet zich ten nauwste
met den Führer verbonden. Reeds lang
gaf zich dadelijk naar Davis Street. Toen
hij haar ontmoette, zag hij duidelijk, dat
er iets aan haperde. Alle kleur was uit
haar gezicht verdwenen en zij keek even
ontzet, als in den nacht, toen hij haar
uit de rivier had gehaald.
„Wat is er?"
„O, gelukkig", bracht zij met moeite,
uit, „Ik was bang, dat u verhinderd zou
zou zijn te komen.
„Niets zou mij verhinderd kunnen
hebben, behalve een plotselinge dood,
Maar u beeft. Bent u ziek?"
„Ik ik heb hem gezien", zeide zij
met half verstikte stem. „Ik wist, dat hij
zou komen, en toch bleef ik hopen
hopen
„Over wien hebt u het?"
„Dokter Phenuit. Ik zag hem van
avond aan het eind van de straat",
„Kalm!" zei hij zacht, terwijl haar
hand vastgreep, „Laten we van het be
gin af aan beginnen. Wie is die dokter
Phenuit en waarom bent u zoo bang
voor hem?" v
„Hij is een duivel en heeft iets over
zich, wat ik niet kan verklaren. Niets
blijft voor hem verborgen. Hij weet al
les. U kunt niets voor mij doen, maar
toch verlangde ik naar uw komst, U bent
mijn eenige vriend. Ik heb geprobeerd,
moedig zijn en te doen, alsof alles een
vreeselijke droom was, die langzaam zou
verdwijnen, en deze laatste week is zoo
heerlijk geweest. Nu is alles voorbij..'
is hij de leider van de „weltanschauli-
che Schulung" der partij, het is zijn
taak de aanstaande leiders der bewe-
g ng en ambtsdragers der partij te
scholen in de wereldbeschouwing van
het nationaal-socialisme. Op de laatste
partijdag van 1937 heeft Hitier hem de
eerste Staatsprijs verleend voor kunst
en wetenschap met de uitdrukkelijke
motivering, „dat Rosenberg .'n zijn wer
ken in zeer bijzondere mate de we
reldbeschouwing van het nat. soc. we
tenschappelijk en 'intuïtief heeft gemo
tiveerd en vastgelegd."
Dat het nat.-socialisme met ijzeren
consequentie deze weg 's blijven vol
gen, bewijzen de belangrijke gebeurte
nissen van dit najaar, In de eerste plaats
het verschijnen van een nieuw werk
van Rosenberg: „Protestantische Rom-
pilger", afgesloten in Aug. 1937 (begin
Nov. reeds 6e druk). In zeer felle en
vaak grove bewoordingen hekelt de
schrijver het, dat niet alleen de Room
se kerk, maar ook het belijdend deel
der Protestantse kerk zich nog steeds
niet wil onderwerpen aan de „Völki-
sche" wereldbeschouwing. Ons diep
religieus geloof aan Duitjsland wordt
gesmaad. Jahwe, de Joodse woestijngod,
d e met den God der Duitsers niets te
maken heeft, wordt weer op de troon
gezet. Het oude Jodenhoek, het Oude
Testament met zijn ellendige Joods-
Knechtelijke geesteshouding, beschouwt
men nota bene ,als bron van Godsopen
baring, En wat het ergste is men
kweekt door de prediking van zonde
en genade een minderwaardigheidsge
voel, dat ons tegen de borst stu t. De
strijd van Rooms en Protestant gaat
teg'en de de nationaal-socialistische ge-
dachtenwereld en dus tegen de Duitse
wedergeboorte. „De nat, soc. wereld
beschouwing rust onvoorwaardelijk
(Kompromiszlos) op het zelfrespect van
den Duitsen mens, op de natuurlijke,
voor ons allen edele waarden: wij zijn
er vast van overtuigd, dat het Du'tse
volk niet erfzondig, maar erfadellijk is".
In zijn laatste hoofdstuk concludeert
hij, dat het christendom
als wereld beschouwing
afgedaan heeft. Zijn dui
zend jaren in de wereldgeschieden's
zijn om, Vererenswaardige kathedralen
en beeldhouwwerken blijven als artis
tieke herinneringen .achter, evenals de
tempels van Zeus en de gezangen van
Thoi;. maar de germaanse waarden, niet
de christelijke, d'enen ons bij de op
bouw van ons volk. Het chris
tendom is ten slotte een
schadelijke antiquiteit
en als product v,a nvreemd
ras en vreemde bodem volk o-
m e n v e r w e r p e 1 ij k. De nationaal-
socialistische religie van ras, bloed en
bodem, de god binnen in den mens, is
uitgangspunt van alle denken, will,en
en handelen: de eeuw van deze religie is
th.ans aangebroken, het tijdperk van
Volk en Ras.
Duidelijker kan het moeilijk worden
gezegd.
Men kan bezwaarlijk volhouden, dat
dit geschrift in staat is illusies te wek
ken ten opzichte van de vrijheid der
Christelijke kerk. Men zou alleen kun-
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN
V_4Ö*0311
(Ingez- Med.)
„Zoo? Ik begrijp niet, waarom! Wij
zijn hier in Londen, en geen halve mijl
hier vandaan is een politiebureau. Als
die kerel Phenuit van plan is, u kwaad
te doen, zijn er een hafl dozijn manie
ren, om met hem af te rekenen",
„U begrijpt het niet hoe zou dat
ook kunnen! Gelooft u in incarnatie van
den duivel? Phenuit lijkt er op. Hij woont
in een of andere duistere wereld, waar
uit hij opduikt, als hij zijn slachtoffers
noodig heeft. Ik had u niet moeten vra
gen, hier te komen, waarom heb ik dat
gedaan? u, die zoo goed bent ge
weest.
„Ik ben blij, dat u het gedaan hebt.
Wat vreest u van dien roover?"
„Hij komt mij weghalen".
„On zin!"
„Ja, hier vandaan." Zij beefde heftig.
„Hij is al dichtbij. 'Ik voel hem altijd al
van een afstand."
Het was zeker heel griezelig, maar
Kennedy leed niet aan zenuwen, en wie
Phenuit ook mocht zijn, hij kon in hem
niet anders dan den hevigsten afkeer op
wekken. Toch was dit stralende, moedi
ge meisje op het punt, flauw te vallen!
„U bent immers hiervoor gewaar
schuwd?", zei hij.
(Wordt vervolgd)