Nationaal-Socialisme en Kerk in Duitsland Het oog van Abu KHÖNSEEC vast den DAG. DERDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 2 FEBRUARI 1938. No. 27. door drs C. VAN LIERE. Reuxenbus is heel voorde//g/ U krijgt het dubbele en U betaalt minder reinigt alles! Vragen en antwoorden in-het Japanscheparlement De heer Nakasjima, een der vooraan staande leden der (liberale) Minseito- partij, heeft in het Japansche parlement de regeering vragen gesteld over haar be doelingen met China. Zooals men weet, gaven Japansche regeeringspersonen zich tallooze malen de moeite het bui tenland duidelijk te maken, dat Japan niets dan goeds met China voor had. Het buitenland begreep tot dusver niet veel van hun breedsprakigheid. Volgens dezen heer Nakasjima heeft echter ook het Japansche volk er niet veel van be grepen; reden, waarom hij het hoog op prijs zou stellen, dat de regeering zich eens wat duidelijker uitliet. De minister van buitenlandsche zaken, Hirota, antwoordde o.a., dat de Japan sche regeering eerst van plan geweest was om met Tsjiang Kai-sjeks regeering te onderhandelen over regeling van het huidige „incident". Maar Tsjiang Kai- sjek had geweigerd zijn anti-Japansche houding te herzien. Dientengevolge had de Japansche regeering besloten te wei geren, verder nog iets met de regeering van Tsjiang Kai-sjek te maken te heb ben, en de Chineesch-Japansche betrek kingen te regelen met een nieuw Chi- neesch bewind, wanneer dit laatste de centrale regeering zou zijn geworden van een vereenigd China, De vier punten der vredesvoorwaarden, welke Japan onlangs gesteld heeft, vormen het lei dend beginsel voor een herziening der Chineesch-Japansche betrekkingen. De minister wees er den interpellant ech ter op, dat de formuleering der vier pun ten „enkele zaken" onopgehelderd laten. Echter zeide de minister, dat de regee ring niet voornemens was, andere voor waarden te stellen dan die, in de vier punten vervat, welke dus een duidelijke aanwijzing zijn voor de bedoeling van Japan ten opzichte van China, De interpellant wenschte hierop te weten, hoe het stond met den eisch aan China, dat het vergoedingen zal moeten betalen, Hirota antwoordde, dat de Ja pansche regeering van zins was geweest vergoedingen te eischen van de regee ring van Tsjiang Kai-sjek, teneinde de zen laatste te beletten later nieuwe on gelukkige incidenten als het huidige te voorkomen. Nakasjima was met dit antwoord niet tevreden en vroeg, of de Japansche re geering ook voornemens was het nieuwe bewind van China de kosten te laten opbrengen van het stationeeren van Ja pansche troepen in China, Daarbij bracht de interpellant in herinnering, dat de minister van oorlog, Soegijama, het noodzakelijk had verklaard, dat gedu rende langen tijd groote Japansche troe penmachten in China zouden moeten blijven. In welken omvang en met welk doel moet dat geschieden? Minister van oorlog Soegijama ant woordde, dat de troepen in China zullen worden gestationeerd, om de naleving te verzekeren van de diverse te sluiten overeenkomsten en voor den duur, die noodig zou zijn. Hij weigerde echter, me de te deelen, binnen welk gebied het stationeeren van Japansche troepen be perkt zou blijven. De interpellant scherpte nu den mi nister van oorlog in, dat ten opzichte van dit punt in den boezem der natie de grootste bezorgdheid bestond en hij wenschte dus, dat de minister volledige inlichtingen zou geven, zoo niet in het publiek, dan toch in geheime zitting. Dit werd door den minister van oorlog ge weigerd, die er op wees dat het plan van latere stationeering der Japansche troepen in innig verband staat met het plan voor de huidige militaire operaties. Thans richtte de interpellant zich tot den minister-president en den minister van buitenlandsche zaken en vroeg hun, wat hun opinie was over den omvang der troepenmachten, die zoowel in Ja pan zelf als in China op de been zou den worden gehouden. Op deze vraag antwoordde de minister-president niet. De minister van buitenlandsche zaken gaf een vaag antwoord. Hij zeide, dat er mogelijkheid bestond, dat „misschien" noodzaak zou ontstaan om Japansche troepen in China te laten. Maar het zal niet noodzakelijkerwijs de taak van Ja pan zijn de volledige verantwoordelijk heid op zich te nemen voor het behoud van vrede en rust in China. Nakasjima bleef aandringen en zeide, dat het sluiten van een anti-Komintern- verdedigingspact tusschen Japan, Mant- sjoekwo en China verantwoordelijkhe den zou leggen op de schouders van Ja pan om voor de nationale verdediging van China te zorgen. Hirota gaf toe, dat het voorgenomen pact dit mogelijk maakte. Nu wilde de interpellant weten, of de minister van oorlog wel het volle ver trouwen bezat, dat Japan opgewassen zou zijn tegen zulke mogelijkheden. De minister antwoordde: „Ja zeker". Ook zeide hij, er vast van overtuigd te we zen, dat in een dergelijk geval het Ja pansche volk hecht en aaneengesloten achter hem zou staan. Tenslotte stelde de interpellant weer diverse vragen over economische aan gelegenheden, waarbij hij op alle ge wichtige punten opnieuw met een kluitje in het riet werd gestuurd. Als het in derdaad waar zou zijn, wat hij bij het begin zijner interpellatie zeide: dat het Japansche volk niet al te veel begrijpt van de bedoelingen der Japansche re geering, dan zal het nu nog niet veel wijzer zijn. bj. „Het ziet er gezellig uit", loog hij. „Neen. Het is hier afschuwelijk en dat weet u ook wel. Waarom waarom bent u hier g'ekomen?" „Ik wilde u spreken ik^ wilde weten hoe het u bevalt bij "vTac-Kinnon?" „Heel goed. Ik vind het werk prettig en mr. Mac-Kinnon is de goedheid in persoon", „Dat mag ik hooren!" Er volgde een vreeselijk zwijgen, waarin zij zenuwachtig naar hem keek. Op zijn beurt wist Kennedy niet goed, wat hij verder nog zou kunnen zeggen, want haar houding toonde hem duidelijk dat zij het voorval, waarop Mac-Kinnon had gezinspeeld, niet wilde vertellen. J} bet zou dus onbeschaamd van hem Z1)n geweest, er over te spreken. "0„ bebt dus heelemaal geen klach ten? vroeg hij glimlachend. „Heelemaal geen' Hij zucrtte en begon over onbedui dende dingen te praten. Alsof zij zijn mnerlijke onrust geraden had, begon zij zich zeer luchthartig voor te doen en vertelde eenige grappen over de vreem de bewoners van het huis en in het bij zonder over de kostjuffrouw, die bene den woonde en, naar "h.et scheen, enkel I. HET NAT,-SOCIALISME ALS RELIGIE. Volgens de berichten in de dagbladen zal Ds. Martin Niemöller te Berlijn- Dahlem, bekend als een der actiefste voormannen der Belijdenisbeweging in Duitsland, in de loop v.un Februari na een hechtenis van meer dan ejen half jaar voor de rechtbank verschijnen. Hij wordt beschuldigd van achterbakse aanvallen op de Staat, misbruik van de kansel voor politieke doeleinden en van nog veel meer. De ogen der gehele we reld zullen op hem gericht zijn. In zijn persoon zal de Christelijke kerk ter verantwoording worden geroepen door de nationaaf-soci,alistische staat. Dat deze staat hier spreekt van politiek en van een politiek misdrijf en de belijden de Kerk beschuldigt van staatsvijandige politiek, waardoor zij haar terrein als Kerk zou hebben overschreden, wijst er op, d,at binnen deze staat de begrip pen politiek en kerk fundamenteel ver- sch lien van de opvatting, die wij in ons land daarvan hebben. Het getuigt wel van een ontstellend gebrek aan onder scheidingsvermogen, wanneer men in kerkelijk conservatieve kringen soms hoort betreuren, dat Niemöller aan „politiek doet". We kunnen er n et ge noeg de nadruk op leggen, dat Nie möller niet aan politiek doet in de be tekenis, die wij in ons land aan dat woord geven, Niemöller wenst niets anders dan vrijheid voor de evangelie prediking buiten en boven alle pol'tiek, m,aar hij maakt er de Duitse Staat een verwijt van, dat deze Staat een poli tiek voert, die met de allereerste grond slagen van het Christendom onverenig baar is en voor het Christendom geen ruimte laat. Volgens Niemöller is het Evangelie een kracht ten leven niet slechts in de binnenkamer, m.aar ook in de wereld. En daarom heeft de Christelijke Kerk als zodanig een op dracht en een boodschap van Godswege ook aan de Staat, Welke taak en roe ping heeft de christelijke kerk, als de organen van de Staat zich uitdrukkelijk tegen het evangelie van Christus keren en de staat met zijn totalite'ts eis op de hele mens en de hele kerk besl.ag legt? Is dan de opvatting aanvaardbaar, die in Duitsland in grote kringen van de belijdeniskerk heerst en het als plicht van den onderdaan beschouwt (Rom, 13) als chr'sten ook dez,e over heid te gehoorzamen? Moet de kerk' zich dan in een hoekje terugtrekken met haar belijdenis, met Rom. 13 en Heil Hitler of moet ze belijdende kef!i zijn en haar Woord durven spreken ook tegen de Overheid? van haring en jenever leefde. Maar Kennedy liet er zich niet door mislei den, Achter het onbezorgde lachje zag hij den schrik, die haar bevangen had. „Ik g'a Engeland al spoedig veria ten", zei hij. „Verlaten? Dat wist ik niet...." „Neen, Wij hebben heel weinig over onszelf gesproken. Mijn werkkring ligt in Brazilië. Ik moet binnen drie weken af reizen". „Ik het zal mij spijten", mompelde zij. „Mij ook. Wilt u mij een gunst toe staan? Wilt u morgenavond met mij uit gaan naar een theater of iets derge lijks? Het zal voor u een verandering zijn en een groot genoegen voor mij". „Ja ik ga graag mee Dank u harte lijk". „Tegen sluitingstijd zal ik buiten den winkel op u wachten." Zij knikte en kort daarop verliet hij de vuile straat, zonder erin geslaagd te zijn, iets te vernemen van het geheim, dat haar omhulde, HOOFDSTUK III. Phenuit, Een week verliep en Kennedy begon erg tegen zijn vertrek op te zien. Maxine had zich aan de afspraak met hem ge houden en de avond was maar al te snel voorbij gegaan. Hij had haar daarna nog twee keer gezien en telkens was de band tusschen hen hechter geworden. Toch be Dit laatste deed Niemöller. In een man fest aan Hitler (Aug, 1936) lezen we bv.; Als Ras, Bloed, „Volkstum" en Eer de rang van eeuwigheidswaar den krijgen, dan' wordt de christen door het eerste gebod gedwongen deze waar dering af te wijzen. Als den christen binnen het kader der nationaal-socia- list sche wereldbeschouwing een anti semitisme opgedrongen wordt, dat hen\ tot Jodenhaat verplicht, dan st.aat voor hem daartegenover het christelijk ge bod der naastenliefde." En wanneer hij in datzelfde manifest uit'ng geeft aan de gewetensbezwaren van den christen tegen maatregelen van de Staat, die hij als volkomen onchristelijk beschouwt (concentratiekampen, knoeien bïj de stembus, Hitlervergoding, macht in plaats van recht enz.) dan zijn dat in het Derde Rijk even zovele uitingen van staatsgevaarlijke aard, regelrecht gericht tegen de grondslagen van het Nieuwe Rijk en dus politieke misdrijven in Duitse zin. Van Duits nationaal-socialistisch standpunt uit bekeken, doet Niemöller dus aan politiek, van christelijk stand punt uit gezien, belijdt hij het Evange lie van Christus tegenover het heiden dom van Ras, Bloed en Bodem. Niemöller wenst een christelijke kerk, onafhankelijk van de Staat en de Staatsmoraal, de Staat daarentegen wenst van 'ndividui en kerk onvoor waardelijk onderwerping aan zijn staatsmoraal en politiek. Christelijke kerk en nationaal-socialistii- sche Staat vormen dus een absolute en onover brugbare tegenstelling. Christendom en natio- naal-socialisme sluiten elkaar volkomen uit. Het Christendom impliceert weliswaar niet een bepaalde regeringsvorm; een regeringsvorm echter, die de nationale eer tot maat aller dingen maakt en zijn volmach ten ontleent aan de go den van ras, bloed en bodem, is in zijn wezen anti-christelijk. En wanneer er in Duitsland (en mis- sch en ook in Nederland) nog christe nen zijn die „Hitier geloven, als hij zegt het Duitse voFk niet te willen ontker stenen, als hij zegt het christendom als een positieve en onmisbare factor in het volksleven te beschouwen, als hij zegt de kerk op haar e'gen terrein vrij heid van beweging te garanderen" (zie Eltheto Dec. 1937) dan zullen wij eer hield zij nog een zekeie terughoudend heid, waar het haar verleden betrof. Be halve de wetenschap, dat haar oude;s dood waren, werd hij in volslagen on kunde geiaten. Maar één ding was hem duidelijk, lederen keer, dat hij naar zag, was zij vroolijker en ge'uk! ,j,er. Hij was ervan overtuigd, dat dit geen comediespel van haar was. Het was, alsof de schaduw noor altijd zou verdwijnen. Hij sprak Mac-Kinnon eens en die waardige man was vol lof over zijn nieuwe employée. Blijkbaar was de kas nog onaangeroerd, en hij vertelde Kennedy, dat hij den vreemden man, die Maxine zoo'n schrik had aangejaagd, niet meer had gezien. „Het was natuurlijk niets dan verbeel ding", zei Kennedy. „Hm! Misschien wel!" Maar op zekeren avond barstte de bom. Kennedy wilde juist het flat verla ten, toen de telefoon rinkelde. Hij nam den hoorn op en hoorde Maxine's stem. Zij telefoneerde vanuit een cel en ver keerde blijkbaar in een toestand van groote opgewondenheid. Of hij dadelijk bij haar zou willen komen? Daar dit het eenige ter wereld was, wat hij bovenal verlangde, stemde hij onmiddellijk toe. Zij belde af, voordat hij kon vragen, wat er aan de hand was, maar haar trillende stem had duidelijk blijk gegeven, dat zij in moeilijkheden verkeerde. Hij verloor g'een tijd en be lijkheidshalve eens nuchter en z.akelijk deze illusie moeten toetsen aan de fei ten der laatste jaren en der laatste maanden. Een uitstekende oriëntering omtrent de deologieën van de nationaal-socia- listische St.aat geeft Arthur Frey in zijn werk; Der Kampf der evangelischen Kirche in Deutschland" (Uitg. Callen- bach-Nijkerk) verschenen in Aug. 1937. Dit boek munt uit door zijd rust ge za kelijkheid, het is vrij van alle suggestie ve, op effect berekende propaganda. Frey beschrijft opkomst en groei v,an het nationalisme in de loop van de 19e eeuw, waarbij tenslotte het Volk in het m ddelpunt der beschouwing komt te staan en wel het volk, dat door bo dem, bloed en ras bepaald is. Hel Christendom wordt voorgesteld als een plant van uitheemse bodem, dus geheel artfremd (vreemd aan het wezen des volks). Daarom werd het Christen dom bestreden als niet-overeenkomen- de met de germaanse volksaard,, het was veeleer door Karei den Grote met geweld aan het volk opgelegd (Löns!). Na de oorlog werd aan d t nationalisme nieuw leven ingeblazen; van,af de op komst van het nationaal-socialisme tot aan het jaar 1933 toe, zien we de na tionalistische beweging z'ch steeds sterker verbinden met de germaanse le vens- en wereldbeschouwing en met de germ.aanse religie. Een groot deel dei- Protestanten liet zich meeslepen dooi de n euwe golf van nationalisme. Het gevaar, dat dit nationalisme in anti christelijk vaarwater zou verzeilen, achtte men in 1933 in zijn oplaaiend enthous asme geweken. De schelding van staat en kerk, die in 1919 door de grondwet van Weimar was tot stand gebracht, had de kerk niet als een be vrijding gevoeld. Zij verwachtte inte gendeel h.aar heil van een nieuwe ver binding van staat en kerk en gaf 'n 1933 haar zegen aan het nieuwe bewind. De kerk was met blindheid geslagen voor het wezen en de doelstelling van het Nationaal-socialisme, dat toch in 1930 reeds een vaste vorm had aange nomen. Immers, in 1930 was het boek van Rosenberg verschenen: „Der Mythus des 20. Jahrhunderts (de mythe van de 20e eeuw), waarin de religie en de we reldbeschouwing van het nationaal soci alisme volkomen openlijk en zonder enige terughoud ng als absoluut anti christelijk werd aangekondigd. Hoog ste autoriteit wordt de eer van ras en natie. Daarnaar heeft zich alles te rich ten: politiek, eth'ek, wetenschap, kunst, strafrecht, maar ook de ke-1' Dit &oek van Rosenberg werd naast Hitiers „Mein Kampf" de bijbel van het natio naal-socialisme. Op de mythe van ras, bloed en bodem, de bronnen waaruit een pantheïstisch - materi alistisch godsbegrip opwelt, is het Derde R lij k gegrondvest. Er moet een nieuwe volksreligie worden ge zocht: een Duits-religieuze beweging, die volkskerk wil zijn, moet echter het ideaal der naastenliefde ondergeschikt achten aan dat der nationale eer, zegt Rosenberg. En d a a r m e e heeft de christel ij ke ethiek .afgedaan. Steeds sterker wordt de Mythe van de 20e eeuw bel'chaamd gezien in de persoon van den „'Füihrer", die de Wekker en Wachter is van de nationale eer, en die als de Messias een duizendjarig rijk aankondigt. Het Eüh- rer-pr'ncipe treedt in de plaats van Christus, de Staat wordt cultus ge meenschap, d.w.z, kerk, religie en po litiek vallen samen. Deze ideëen zijn niet slechts particulier eigendom van Rosenberg, zoals men 'n 1930 nog meende, maar zijn gemeengoed gewor den. Precies hetzelfde zeggen Hitler en Goebbels, Ley en Baldur von Schi- rach, Rosenberg weet zich ten nauwste met den Führer verbonden. Reeds lang gaf zich dadelijk naar Davis Street. Toen hij haar ontmoette, zag hij duidelijk, dat er iets aan haperde. Alle kleur was uit haar gezicht verdwenen en zij keek even ontzet, als in den nacht, toen hij haar uit de rivier had gehaald. „Wat is er?" „O, gelukkig", bracht zij met moeite, uit, „Ik was bang, dat u verhinderd zou zou zijn te komen. „Niets zou mij verhinderd kunnen hebben, behalve een plotselinge dood, Maar u beeft. Bent u ziek?" „Ik ik heb hem gezien", zeide zij met half verstikte stem. „Ik wist, dat hij zou komen, en toch bleef ik hopen hopen „Over wien hebt u het?" „Dokter Phenuit. Ik zag hem van avond aan het eind van de straat", „Kalm!" zei hij zacht, terwijl haar hand vastgreep, „Laten we van het be gin af aan beginnen. Wie is die dokter Phenuit en waarom bent u zoo bang voor hem?" v „Hij is een duivel en heeft iets over zich, wat ik niet kan verklaren. Niets blijft voor hem verborgen. Hij weet al les. U kunt niets voor mij doen, maar toch verlangde ik naar uw komst, U bent mijn eenige vriend. Ik heb geprobeerd, moedig zijn en te doen, alsof alles een vreeselijke droom was, die langzaam zou verdwijnen, en deze laatste week is zoo heerlijk geweest. Nu is alles voorbij..' is hij de leider van de „weltanschauli- che Schulung" der partij, het is zijn taak de aanstaande leiders der bewe- g ng en ambtsdragers der partij te scholen in de wereldbeschouwing van het nationaal-socialisme. Op de laatste partijdag van 1937 heeft Hitier hem de eerste Staatsprijs verleend voor kunst en wetenschap met de uitdrukkelijke motivering, „dat Rosenberg .'n zijn wer ken in zeer bijzondere mate de we reldbeschouwing van het nat. soc. we tenschappelijk en 'intuïtief heeft gemo tiveerd en vastgelegd." Dat het nat.-socialisme met ijzeren consequentie deze weg 's blijven vol gen, bewijzen de belangrijke gebeurte nissen van dit najaar, In de eerste plaats het verschijnen van een nieuw werk van Rosenberg: „Protestantische Rom- pilger", afgesloten in Aug. 1937 (begin Nov. reeds 6e druk). In zeer felle en vaak grove bewoordingen hekelt de schrijver het, dat niet alleen de Room se kerk, maar ook het belijdend deel der Protestantse kerk zich nog steeds niet wil onderwerpen aan de „Völki- sche" wereldbeschouwing. Ons diep religieus geloof aan Duitjsland wordt gesmaad. Jahwe, de Joodse woestijngod, d e met den God der Duitsers niets te maken heeft, wordt weer op de troon gezet. Het oude Jodenhoek, het Oude Testament met zijn ellendige Joods- Knechtelijke geesteshouding, beschouwt men nota bene ,als bron van Godsopen baring, En wat het ergste is men kweekt door de prediking van zonde en genade een minderwaardigheidsge voel, dat ons tegen de borst stu t. De strijd van Rooms en Protestant gaat teg'en de de nationaal-socialistische ge- dachtenwereld en dus tegen de Duitse wedergeboorte. „De nat, soc. wereld beschouwing rust onvoorwaardelijk (Kompromiszlos) op het zelfrespect van den Duitsen mens, op de natuurlijke, voor ons allen edele waarden: wij zijn er vast van overtuigd, dat het Du'tse volk niet erfzondig, maar erfadellijk is". In zijn laatste hoofdstuk concludeert hij, dat het christendom als wereld beschouwing afgedaan heeft. Zijn dui zend jaren in de wereldgeschieden's zijn om, Vererenswaardige kathedralen en beeldhouwwerken blijven als artis tieke herinneringen .achter, evenals de tempels van Zeus en de gezangen van Thoi;. maar de germaanse waarden, niet de christelijke, d'enen ons bij de op bouw van ons volk. Het chris tendom is ten slotte een schadelijke antiquiteit en als product v,a nvreemd ras en vreemde bodem volk o- m e n v e r w e r p e 1 ij k. De nationaal- socialistische religie van ras, bloed en bodem, de god binnen in den mens, is uitgangspunt van alle denken, will,en en handelen: de eeuw van deze religie is th.ans aangebroken, het tijdperk van Volk en Ras. Duidelijker kan het moeilijk worden gezegd. Men kan bezwaarlijk volhouden, dat dit geschrift in staat is illusies te wek ken ten opzichte van de vrijheid der Christelijke kerk. Men zou alleen kun- OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN V_4Ö*0311 (Ingez- Med.) „Zoo? Ik begrijp niet, waarom! Wij zijn hier in Londen, en geen halve mijl hier vandaan is een politiebureau. Als die kerel Phenuit van plan is, u kwaad te doen, zijn er een hafl dozijn manie ren, om met hem af te rekenen", „U begrijpt het niet hoe zou dat ook kunnen! Gelooft u in incarnatie van den duivel? Phenuit lijkt er op. Hij woont in een of andere duistere wereld, waar uit hij opduikt, als hij zijn slachtoffers noodig heeft. Ik had u niet moeten vra gen, hier te komen, waarom heb ik dat gedaan? u, die zoo goed bent ge weest. „Ik ben blij, dat u het gedaan hebt. Wat vreest u van dien roover?" „Hij komt mij weghalen". „On zin!" „Ja, hier vandaan." Zij beefde heftig. „Hij is al dichtbij. 'Ik voel hem altijd al van een afstand." Het was zeker heel griezelig, maar Kennedy leed niet aan zenuwen, en wie Phenuit ook mocht zijn, hij kon in hem niet anders dan den hevigsten afkeer op wekken. Toch was dit stralende, moedi ge meisje op het punt, flauw te vallen! „U bent immers hiervoor gewaar schuwd?", zei hij. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1938 | | pagina 9