VOOR DE JEUGD.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
DAMMEN EN SCHAKEN.
~WXMtW
mmmtm
wmm
m
wk
DICK'S GROTE DAG.
JEUGDVERHALEN.
moest de toedracht van 't geval
weten. Fjiet vertelde: „Ik wilde
m'n tasch uit het netje halen, en
stapte daarbij een beetje onhandig
van de bank af. Ik stak m'n hand
uit en greep per ongeluk, -zonder
dat ik het zag, de noodrem en
toen"..:. De conducteur noteerde
zorgvuldig en slikte ons „amen"
daarop als zoetekoek. Piet zou er
wel meer van hooren; z'n school-
kaart werd afgenomen. We arri
veerden 20 minuten te laat te V.
Vanzelfsprekend sprak Piet
thuis nergens over en kocht hij de
anderen morgen braaf een spoor
kaartje. Lang hield hij dit niet vol,
hij reisde ook wel zonder kaartje.
Met de schoolkaart van een van
ons, die hem door het hek werd
toegestoken (door de drukte werd
daar niets van gemerkt) kwam hij
door den uitgang.
De nieuwe maand bracht Piet
een nieuwe kaart, en aan 't geval
werd niet meer gedacht. Tot op
een goeden dag Piet uit de klas
werd geroepen en bij den directeur
moest- komen. Piet vertelde ons
later: er was een meneer van de
Staatsspoor uit Utrecht gekomen,
die het gebeurde als een ongelukje
beschouwde en die Piet z'n ge
kochte spoorkaartjes vergoedde.
Piet rekende precies uit hoeveel
dagen z'n kaart was ingehouden
en kreeg evenveel retourtjes be
taald. Zoodoende had de noodrem
hem nog een voordeeltje bezorgd.
Komer.
Vindt Piet dit laatste stukje nu
eigenlijk niet.... een minne, ach-
terbaksche streek waarvoor een
goed-ronde Zeeuwsche jongen zich
de oogen uit het hoofd moest
schamen Red.
ORANJE EN ZEELAND.
II.
WILLEM VAN ORANJE
1559—1584.
(vervolg.).
De Prins gaf aan V 1 i s s i n -
gen het recht om kraangeld te
vorderen van alle wijnen, die in de
stad opgeslagen werden, een recht,
dat Middelburg vroeger alleen be
zat.
Om den bloei van Vlissingen nog
meer te bevorderen liet hij in 1581
een nieuwe haven graven. Ook
bracht hij de stad in een beteren
staat van verdediging.
Arnemuiden, dat uit vrees
voor concurrentie door Middelburg
onder den duim was gehouden,
werd door hem van deze stad min
der afhankelijk gemaakt.
Maanden lang vertoefde de
Prins te Middelburg, waar
hij een huis bewoonde in de Lange
Delft, hoek St. Janstraat. In hel
museum van 't Zeeuwsen Genoot
schap is van dat huis en omgeving
een aquarel. Op 25 April 1933
werd ter herdenking aan den 400
jarigen 'geboortedag van Willem
van Oranje een steen geplaatst in
den gevel van de school, die op de
plaats staat, waar vroeger 's prin
sen woning stond. Op 26 Maart
1577 werd hier zijn dochter Eliza
beth geboren.
Nadat de Prins te Veere en te
Vlissingen als markies gehuldigd
was (Aug. 1581) werd voor hem
in laatstgenoemde stad op het ter
rein, dat bestemd was geweest
voor Alva's citadel, in 1582 het
Prinsenhuis gebouwd en daarbij de
Prinsentuin aapgeliegd. Bij een
grooten brand op 14 Jan. 1749
werd het gebouw in de asch ge
legd. In de vorige eeuw werd on
geveer op -Jezelfden plaats een
openbare school gebouwd. Het ter
rein hierachter wordt, nog ge
noemd het Prinsenboschje.
Tusschen Vlissingen en Middel
burg woonde sinds 1578 Marnix
van St. Aldegonde, de boezem
vriend van Oranje, op zijn kasteel
te West-Souburg.
Na April 1572 waren het voor
namelijk Holland en Zeeland, die
onder leiding van Willem van
Oranje de Spanjaarden weerston
den. Het is te begrijpen, dat tus
schen beide gewesten een Unie of
verbond werd gesloten (1575)
De Staten van Zeeland wilden
later, dat Oranje over beide ge
westen graaf werd. Toen Holland
hiervan in het eerst niet van wilde
weten, boden de "Zeeuwen op 20
September 1583 aan den Prins èn
zijn erfgenamen hun graafschap
aan. Door éen apart graafschap te
vormen zou Zeeland minder afhan
kelijk van Holland worden.
De Prins wilde echter liever een
nadere Unie tusschen Holland,
Zeeland en Utrecht. Toen ook
Holland hem als graaf verlangde,
nam hij ten laatste de grafelijke
waardigheid aan. Zoo ver is het
echter niet gekomen. Men bleef er
mee talmen en op 18 Juli 1584
werd hij door Balthazar Gerard
dood geschoten.
In 't voorgaande zagen wij, dat
er tusschen Zeeland en Willem
van Oranje een nauwe band was
gekomen. Ook met de overzijde
van de Schelde, toen nog niet tot
Zeeland behoorende, stond hij in
nauwe betrekking. In 1581 had hij
van de Staten van Vlaanderen als
een gedeeltelijke vergoeding van
elders verloren bezittingen uitge
breide landerijen gekregen in het
Hulster ambacht, vroeger behoo
rende aan de abdij van de Dune
(Kloosterzande). Hieruit is voort
gekomen het tegenwoordige kroon
domein Oranje.
Kort voor zijn overlijden (1583)
had hij T e r n e u z e n op den vij
and veroverd en aan de stad een
zelfstandig bestuur geschonken.
PRINS MAURITS 1585—1625.
Als Willem van Oranje nog wat
langer tijd geleefd had, dan zou hij
als graaf van Holland en Zeeland
zijn gehuldigd en na zijn dood zijn
zoon Maürits hem erfelijk als
graaf zijn opgevolgd. Om dezen,
die nog maar 17 jaar was, dadelijk
het graafschap op te dragen, had
den de Staten geen begeerte. Voor
al in Holland, waar men zooveel
mogelijk alle macht tot zich wilde
trekken, was er tegenstand. Zelfs
was men in 't eerst ook niet gene
gen hem dadelijk tot stadhouder
te benoemen. Het was Zeeland,
dat hiertoe moest aandringen. Ein
delijk werd hij op 1 Nov. 1585, dus
1 jaar en 3 maanden na zijns va
ders dood, benoemd tot stadhou
der, gouverneur, kapitein-generaal
en admiraal van beide gewesten.
Holland deed het voornamelijk als
beperking van de macht van den
landvoogd Leicester, die op 20
Dec. 1585 te Vlissingen door Prins
Maurits namens de Staten op een
schitterende wijze werd ontvan
gen.
De eerstei stad, die Prins Maurits
op de Spanjaarden veroverde, was
niet Breda (1590) doch Axel
op 17 Juli 1586. Zijn tegenstander,
de bekwame Parma, was in dien
tijd bezig Vlaanderen te onderwer
pen. Maurits liet daarom Bier
vliet, dat sinds 1572 tot Oranje
behoorde, van nieuwe vestingwer
ken voorzien. Daar het stadje op
een eiland lag, was het gemakke
lijker te verdedigen. De omgeving
van het pas veroverde Axel werd
onder water gezet.
Omdat het fort Philippine steeds
een bedreiging bleef, liet Maurits
aan de overzijde van den Braak
man, welke m vaarwater was
van Axel naar Zeeland, het
Mauritsfort bouwen, thans
een buurt in de gemeente Hoek.
Toen Maurits in 1600 met een
vloot waarop een landingsleger de
reede van Rammekens ver
liet, stak hij de Schelde over en
landde niet ver van Philip
pine. Een zijner bevelhebbers
Ernst Casimir van Nassau verover
de op 21 Juni 1600 deze vesting.
Prins Maurits zette zijn tocht
voort naar Nieuwpoort.
Prins Maurits erfde van zijn va
der o.a. de Zeeuwsche bezittingen,
waarvan Veere en Vlissingen de
voornaamste waren. Met grootè
plechtigheid werd hij in beide ste
den als markies gehuldigd. In Vlis
singen breidde hij de havenwer
ken belangrijk uit door het in 1614
doen graven van de Oosterhaven.
Als Heer van Veere liet hij in 1618
het schor Ten Halven Crijte als
Oranjepolder bedijken.
(Wordt vervolgd).
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
Wilhelm Steinitz was de man
die de principes der strategie het
eerst verkondigde. Hij moest, om
de ware principes van de onechte
te kunnen onderscheiden, lang en
bedachtzaam naar de wortels van
Morphy's kunst zoeken. Zijn
systeem ging van het beginsel uit,
dat een plan een redelijken grond
slag moet hebben. Steinitz voelde,
dat een plan als een voorschrift of
regel voor een succesvol hande
len op het schaakbord niet den
grond kon hebben, dien men het
destijds toeschreef, namelijk de
genialiteit van den speler, den
scheppenden inval van den mees
ter, maar een anderen grond; een
grond die niet in de personen noch
in den geest der spelers, maar in
de schaakstelling op het bord te
zoeken was. Die echter niet in de
positie te zoeken was, als een
combinatie, maar als geheel iets
anders, namelijk als het bepalen
van in de stelling zelf aanwezige
waarden. Dat voelde hij, en dit
gevoel voerde hem tot een theorie,
die hij voor de schaakwereld uit
een zette.
Onderstaande partij laat duide
lijk zijn theoriën zien:
Wit: ZUKERTORT.
Zwart: STEINITZ.
Geweigerd Dame gambiet.
1. d2—d 4 d7—d5
2. c2c4 e7e6
3. Pbl—cl Pg8—f6
4. Pgl—f3 d5Xc4
5. e2e3 c7c5
6. LflXc4 c5Xd4
7. e3Xd4 Lf8—e7
8. 00 00
Tot hiertoe heeft Zukertort zich
meesterlijk ontwikkeld. Steinitz
volgt reeds in dit vroege stadium
der partij een plan, namelijk; na
het isoleeren van den d-pion daar
uit munt slaan, en'daardoor is hij
achter geraakt in de ontwikkeling.
9. Ddl—e2
Zukertort wil nu combineeren.
Hij had planmatig moeten opmar-
cheeren en geleidelijk kleine voor-
deelen moeten ophoopen.
9Pb8—d7
10. Lc4b3 Pd7—b6
11. Lel—f4 Pb6—d5
12. Lf4—g3
Men ziet het duidelijk aan het
tempoverlies van den looper, dat
Zukertort zonder plan speelt. Hij
hoopt op een of andere verwikke
ling, die een gelegenheid zou kun
nen aanbieden om combinaties uit
te voeren.
12Dd8a5
13. Tal—cl Lc8—d7
14. Pf3—e5 Tf8—d8
Iedere zet van Zwart is wel
doordacht. Reeds nu staat hij een
weinig in het voordeel.
15. De2—f3 Ld7—e8
16. Tfl—el Ta8—c8
17. Lg3—h4
Wit dreigt nu met Lh4Xf6 om
het paard op d5 te doen wanke
len.
17Pd5Xc3
18. b2Xc3 Da5—c7
19. Df3—d3 Pf6—d5
Zwart heeft het initiatief, wit
heeft slechts tegenspel door tac
tische manoeuvres.
20. Lh4Xe7 Dc7Xe7
21. Lb3Xd5? Td8Xd5
22. c3c4 Td5d8
23. Tel—e3 De7—d6
24. Tel—dl f6—f6
25. Te3—h3
Een poging om te combineeren,
25h7—h6
26. Pe5g4 Dd6f4
Zwart dekt zich tegen het offer
Pg4Xh6f
liü m
a
m
«raê?
a b c d e t g u
27. Pg4—e3
De aanval is afgeslagen, Th3
staat buiten spel en de tegenaan
val wordt ingezet.
27Le8a4
I
Om dgii toren van de eerste rij
weg te dringen, waar Zwart spoe
dig binnen dringt.
28. Th3—f3 Df4d6
29. Tdl—d2 La4—c6
30. Tf3—g3 f6—f5
De gedeplaceerde officieren
moeten vluchten. Zukertort is al
weer op zoek naar combinaties.
31. Tg3g6 Lc6e4
32. Dd3—b3
De combinatie berust op de
dreiging om door middel van
c4c5 pion e6 te veroveren. Van
daar dat f5f4 nu niet gaat.
32Kg8—h7
Ziezoo, combineer nu maar!
33. c4c5
34. Tg6Xe6
35. Pe3—dl
36. Db3—b2
37. Db2—c3
38. Te6Xe4
Wit geeft op.
Tc8Xc5
Tc5elf
Dd6—f4
Tel—bl
Td8—c8
Df4Xe4
die. Dickie stond een beetje te
draaien. Moest hij nu weggaan
Eigenlijk wel, hij had hier niets
meer te doen, maar zo heel graag
zou hij dat vliegtuig eens goed van
dichtbij hebben bekeken.
Daar draaide de man in het vlie-
gerspak zich naar hem toe. „De
radio was defect, zie je", zei hij,
„en we hadden pech, daarom moes
ten we een noodlanding maken en
we konden het niet berichten en
eh.nou ja, je hebt ons vlug ge
holpen." Dickie begreep er niet
veel van wat er eigenlijk was ge
beurd, maar hij knikte ernstig.
„Je krijgt nog wel wat voor je
moeite, hoor", ze,i de vlieger toen.
Maar Dick bloosde. „Nee, me
neer, eh, dat hoeft niet, dat wil ik
niet...." „Ja, ja", lachte de an
der nu, „je hebt zo hard geloopen,
daar moet je toch wat voor heb
ben.... hoe heet je?" „Dick
„Goed, Dick, ik weet wat", begon
de vlieger weer. „Je hebt vacan-
tie hè Moo,i Het vliegtuig is
weer in orde, we kunnen verder,
als jij nu eens meevloog naar Am
sterdam en je nam een kijkje op
Schiphol. En dan ga je met de trein
weer terug." 4
Dickie's ogen glinsterden. „Maar
thuis weten ze het niet", zei hij be
denkelijk. „Hindert niet. Over een
half uurtje zijn we er al, dan mag
je naar huis opbellen. Wil je
„Graag meneer
Zo gebeurde het dat Dickie op
die mooie vacantiedag voor hel
eerst vloog, voor het eerst Schip
hol zag en voor het eerst zijn va
der opbelde uit een andere plaats.
Wat was die verbaasd, toen hij a'-
les hoorde, hij begreep er eerst
De jonge koning van Siam aan het skiën in Arosa.
door IET HOOGERS.
niets van en moeder maakte
heus ongerust.
Maar toen Dick 's avonds we
gezond en heelhuis voor hen sto
en er geen eind kwam aan de ve
halen over het vliegen, over
aardige vliegers, over Schiph
over de broodjes, die hij had geg
ten, samen met die vliegers
over de treinreis, toen luisterd
ze vol aandacht en 'waren e
beetje trots op hun jongen, die o
eens zoveel had gezien en beleef
En Dickie was wekenlang de he
van de dorpsjongens, die eerst zi
verhalen haast niet wilden gel
ven, maar er toch altijd weer na
vroegen en eigenlijk in stilte e
beetje jaloers waren op Dack.
Een gevaarlijke mole
Het was 's middags .ongeve
kwart voor vier. De school w
net uitgegaan en ik liep met e
paar vriendjes naar huis-, We li
pen vlak bij de molen. Er stor
een flinke bries en de wieken vl
gen als razenden door de lucht,
dacht: als daar maar geen ong
lukken van komen. Nauwelijks h£
ik dat gedacht of.... krak, e
halve wiek was naar de ma
Maar dat was niet waar, want c
brokken en stukken kwamen na
beneden, en trouwens, de mai
was nergens te bespeuren. De mi
len stond vlak bij de drukste strai
van ons dorp. De brokken hoi
kwamen met zo'n sxnak op c
straat terecht, dat de vonken
uit spatten en de stukken ons o:
de oren vlogen. Gelukkig m
Dickie lag lui languit in het gras
tegen de dijk. Het was zomer, mooi
warm weer en Dickie had vacan-
tie. Hij tuurde voor zich uit over
de weilanden voor hem en over
de rivier in de verte, die blauw
glinsterde in de zon. De lucht was
ook blauw, maar weer heel anders.
Soezend keek Dickie naar boven,
daar ging een vliegmachine hoog
boven zijn hoofd. Hij volgde het
vliegtuig met zijn blik, verder ging
het, het was nog maar een stipje.
Dickie keek weer dromerig voor
zich uit.
Maar een poosje later, wat was
dat Wat een lawaai Weer een
vliegtuig, maar nu heel laag. De
motor ronkte, wat leek het dicht
bij, de letters kon hij duidelijk le
zen. En toen.... droomde Dickie,
of hoe zat dat
Toen landde dat vliegtuig zo
maar midden op het weiland onder
aan de dijk Nog eens wreef Dick
zijn ogen uit. Was het wel echt
Ja, hij zag het grote gevaarte lig
gen en een man stapte er uit, met
een heel vliegpak aan. Daar moest
hij toch bij zijn.
In een vaart holde hij de dijk af.
Twee mannen stonden nu naast
het vliegtuig, ze praatten samen
en keken rond, naar de dijk, naar
de rivier.
Daar zag een van de vliegers
hem, hij wenkte hem. „Mij Be
doelt U mij vroeg Dickie, wij
zend op zichzelf. „Ja", knikte de
man. Met een grote sprong was
Dickie over de sloot.
„Woon jij hier in de buurt
vroeg de man; hij sprak de woor
den vlug uit, zijn stem was beve
lend. „Ja meneer, in het dorp".
„Is dat ver „Nee, meneer, twin
tig minuten." De vlieger keek den
ander aan. Die knikte. „Kun je
hayd lopen vroeg de eerste
weer. „Ja meneer." „Dan moet jij
wat voor ons doen. Kunnen wij er
van op aan, dat je precies doet
wat ik zeg Dick knikte. De man
krabbelde wat op een papiertje,
gaf het aan den ander, die toe
stemmend knikte, toen kreeg
Dickie het. „Breng dit onmiddel
lijk naar het postkantoor in dat
dorp van je. Geef het af als tele
gram, het adres staat er bij, blijf
wachten, tot je daar een telegram
krijgt en breng dat dadelijk hier
heen. Begrepen
Dickie lachte. „Ja, meneer". En
daar vloog hij heen, als een pijl uit
de boog tegen de dijk op en naar
het dorp toe. Was dat even ge
wichtig Wie weet wat er was
gebeurd! Zou hij even lezen....?
Nee, dat mocht niet natuurlijk.
Phu, wat was het warm, als je zo
hard liep. Maar hij moest voort, zo
hard mogelijk. Zo haalde hij het
best in een kwartier, misschien
nog wel minder. Daar begon het
dorp al. Dickie rende door de stra
ten, vloog het postkantoor binnen,
stoof op het loketje af. „Alsublieft,
dadelijk, telegram," hijgde hij. De
meneer achter het loketje keek
hem eens aan. „Zo, zo, Dickie,
zo'n haast vroeg hij, terwijl hij
langzaam het papiertje openvouw
de. „Ja, ja Dickie trappelde
haast. „En ik moet wachten op een
volgend telegram". ,!,Wel, wel,
goed hoor, wacht hier maar," knik
te de meneer. Wat duurde het
lang, maar Dickie was ook wel erg
moe en warm geworden, nu kon hij
eerst goed uitrusten. Bijna een
half uur moest hij wachten, toen
kwam de meneer naar hem toe
met een dichtgeplakt telegram en
zei: „Nou, kleine koerier, breng dit
maar gauw terug".
En weg holde Dickie al weer,
het dorp door, de zonnige weg
langs, de dijk op, voort, voort, hoe
harder hoe bete'r. Het vliegtuig lag
er nog, de beide mannen zaten nu
in het gras in de schaduw. „Nu,
dat is werkelijk vlug", zei de vlie
ger toen Dick weer hijgend en bla
zend voor hem stond. „Zo gauw
hadden wij je met eens terugver
wacht". „Alstublieft". Hij nam het
telegram aan, las het, knikte te
vreden en gaf het den ander. „Dan
is er nog weinig tijd verloren", zei