VOOR DE JEUGD. y-s s h ti a s .5 "o »feo"3^ I I.S -S SïM S-5 -3 6^-5 53 ^J§ s Èi^-S a ir^sinHsasi«wtHts' g"o'3,2 o-S N e 8 --fl ©!c *2 «-hS h S o :ë-M i-5 ZEEUWSCHE KRONIEK. DE VERBINDING TUSSCHEN VLISSINGEN EN MIDDELBURG. II. De verbinding te land.. DAMMEN EN SCHAKEN. DE BABY VAN DE ZESDE KLAS HOEVEEL VERSCHILLENDE VOLGORDEN JEUGDVERHALEN. Achtervolgd door een vreemde man. TAMME KONIJNEN IET HOOGERS. &D C M A A c 2 S1 Tl 8 O Jd O CÓQ CU A, ■°«1 4> 'oo c K •cc. o tfl Ok) co c p (y 8 2? s rt o' JSiS t- O -a» 5 pE" S a o H. Ml J3 T3 -O &»CX g >-( o fl3W§ ^5= S "M H h <tf £.2 S K 3 •>-( co i Q> *2?-52 5 w m2fno co o C—-h>:=-£Êm "Si! o o «-Ai W N X Q> n3 J-I 03 S o :5 J3 ~.y B O o o i> o a "cf, 1*1 ®3 i^-s1 a a sg s»!^.* g S g^sSlji SiS SSgaESSfeg^ofij weergaas", zei ten, wan' die ver- ischrok. En die twi schoebers schrêeuwden 't zo mer uut. Mè, di' verklapten ze d'r eigen mee Ze rolden uut d'r 'oek en vloge, om de bêenen te breken, vort. Eest wou Dies d'r nog achteran, mè' ja, die stieng mie' z'n broek in zijn 'anden. Dat gieng nie. Mer, ie riep zö 't êen en 't are. Mè' kiek, di' moste ze nog mêer om lache, Dies prikten mie' z'n mes an ielke kant een gatje, di' stak 'n toen een touwtje deur, dat bon' 'n toe, en zó bleef toen die broekknoppe wee' 'ange'. Mer ie was zö fer- nieneg, man, a' ten die gasten zag, en dan duste ze roepe: „Dies, je je broek 'ebroke?" dan beet 'n op z'n tanden, man, en keek 'n zö valsch as een roape. van Toen in 1873 het kanaal Vlissingen naar Middelburg was gegraven verviel een deel der oude vaart bij deze laatste stad. Da verandering was hier zeer groot geworden. De wallen waren ge heel weggegraven en waar eer tijds de Vlissingsche poort stond is nu kanaal. Een nieuwe vaart, uitsluitend tot afwatering werd gemaakt tusschen den nieuw aan- gelegden straatweg en den kanaal dijk. Het kanaal was nu de kortste en gemakkelijkste verbinding tus schen beide steden. De schuitvaart had reeds lang afgedaan. Spoedig kwam een andere ver keersmiddel te water. Op 1 Octo ber 1874 n.l. werd door den heer G. Alberts Lz. te Middelburg een stoom bargedienst ingesteld met comfortabel ingerichte booten. Ve le lezers zullen ze wel gekend heb ben en er gebruik van hebben ge maakt. Men zat er aangenamer in dan in de omnibus, die over de keien van den ouden weg schokte. Er ging echter nog al veel tijd ver leden bij het opendraaien der bruggen en bij vrij hevigen storm konden de booten niet bij Souburg aanleggen. De dienst voldeed in de eerste jaren aan een gevoelde behoefte. De stoomtram was er nog niet en de omnibus had afge daan. Vijf maal er dag, op Donder dag zes maal, voer de boot van Middelburg-Abeele-Souburg naar Vlissingen vice versa. Het tarief voor de geheele reis was: eerste klas 20 cent, retour 35 cent, twee de klas 15 cent, retour 20 cent, dus niet duur. Toen echter op 10 December 1881 de stoomtram langs den nieuwen weg begon te rijden, kreeg de bargeboot hier van veel schade. Wel waren er in den eersten tijd nog veel menschen bang om met den tram mee te rijden, daar hij zoo dikwijls ontspoorde, maar hij had ten laatste de meeste pas sagiers. Het ging veel vlugger en het was zoo gemakkelijk te Mid delburg op de Markt uit te stap pen. Om meer passagiers tot zich te trekken werd door den barge dienst het tarief tot de helft ver laagd, dus 1ste klas 10 cent, 2de klas 7% cent, doch het retour ver viel. Wie den tijd had en wiens buidel wat plat was nam nog het bootje. Maar ten laatste hielp con currentie niet meer en ongeveer het jaar 1900 werd de dienst voor goed gestaakt, na ruim een kwart eeuw bestaan te hebben. De gemakkelijkste en oudste verbinding tusschen Vlissingen en Middelburg was natuurlijk langs den weg. Deze was, zooals alle oude wegen, een aarden weg, wel ke liep van Vlissingen af over Oost-Souburg naar Middelburg. Ook was er een dergelijke weg van Oud-Vlissingen over West- Souburg naar Oost-Souburg. Het eerste deel van dezen weg was de tegenwoordige Boschweg. Het middelste deel is vervallen dooi den aanleg van het vliegveld. Het laatste deel was de Kanaalstraat, die nog niet bebouwd was. Had de eerste weg het eigenaardige van alle oude Walchersche wegen (hij was vrij kronkelend) de laatste was bovendien een omweg. In 1540, toen dus de handel vrij druk was, werd voor den koopman van de Middelburgsche poort af, welke ongeveer stond waar nu de Nutsspaarbank staat, een breed steenen voetpad aangelegd, dat den weg tusschen de dorpen Oost en West-Souburg dicht bij den molen sneed. Het pad, bekend on der den naam Koopmansvoet pad, kwam uit bij het Kapelleken van den Abeele. Door het graven van het kanaal en het aanleggen van den Nieuwen Weg is het Koopmansvoetpad voor een groot deel ('t middelste deel) vervallen. Reeds spoedig werd de weg van de Rammekenspoort af (dit ge deelte was naar deze poort ver legd) over 'Oost-Souburg tot de Vlissingsche poort van Middel burg bestraat. Daar wij twaalf jaar geleden in de Middelburgsche courant een afzonderlijk artikel over den ouden Vlissingen weg n de aangrenzende buitenplaatsen hebben geschreven, zullen wij nu kort zijn. De steenen weg is bij gedeelten gelegd, n.l. in 1466, 1493 en 1545 (Archief Polder Walcheren). Som mige kroniekschrijvers spreken van 1649, doch in dit jaar werd de weg veel verbeterd, vooral door enkele krommingen weg te nemen. Bij de Walchersche plattelands bevolking bestaat de meening, dat Napoleon den ouden Vlissing- schen weg heeft doen aanleggen. Als dat zoo was, dan zou het geen ouden weg geweest zijn. En hij is juist de oudste straatweg van ons geheele land. Wel wordt in vele boeken over onze Vaderlandsche Geschiedenis gezegd, dat de Zeestraat ('s Gra- venhageScheveningen) de oud ste weg van ons land is, b.v. in 't groot vertelboek van Wouters en Hoogwerf, Deel II, bl. 26, doch deze weg is eerst in 1665 bestraat, dus meer dan een eeuw later. Toen was niet alleen de oude Vlissing sche weg reeds met keien be straat, maar zelfs ook de Veersche weg en de Noordweg. Dat de weg VlissingenMiddel burg en de Veersche weg vroeg bestraat zijn geworden, komt ook, omdat zij een deel vormden van den belangrijken verkeersweg tus schen Vlaanderen en Holland. Het onderhoud en een deel van den aanleg van den ouden Vlis- singschen weg Was eerst bij de Staten van Walcheren (het pol derbestuur1 Alle grondeigenaars van dit eiland hebben in de jaren 1538 tot 1545, toen een belangrijk gedeelte bestraat werd, voor elk gemet land 2 gr. VI. (5 cent) moe ten bijdragen. Het geld was toen meer waard dan thans. Toen in latere jaren het onder houd wel wat te wenschen over liet (er is niets nieuws onder de zon) kregen de steden Middelburg en Vlissingen, die het meeste be lang bij een goeden weg hadden, het recht van onderhoud. Beide steden stichtten samen een fonds, waarvan elk voor de helft bij droeg. In 1764 kregen zij ook het plant- recht, met uitsluiting van alle an dere mogelijke rechthebbenden. De Walchersche wegen waren van ouds met houtgewas beplant, het geen de heerlijkheid van Zeelands tuin niet weinig verhoogde. De Vlissingsche dichteres Elisa beth Wolff geb. Bekker zegt in haar gedicht „Walcheren" (1799) over den ouden Vlissingenschen weg: Een net bestrate weg geleidt [ons naar de steden. Zijn zwaar geboomt', zijn [slingering Mishaagde nooit den [vreemdeling En doet den wandelaar met [lust zijn pad betreden, (Slot volgt.) R. B, J, d, M, (Nadruk verboden). De oplossingen der eindspelen van Troitsky, geplaatst 20 Nov. j.l. zijn de volgende: Eindspel no. 20. Wit: Kcl, Tf4, pi. b 5. Zwart: Kh7, Tg2, pi, e4, In dit merkwaardig eindspel, waarin de krachten der partijen in evenwicht lijken, kan wit door zijn toren te offeren, den zwarten to ren op een ongunstig veld brengen, waar zijn actie zeer beperkt wordt. De hoofdvariant luidt: 1. b5b6 Tg2g5 (of gó of g7) 2. Tf4h4| Kh7 naar de g-Iijn 3. Th4g4 TgXg4 4. b6b7 Kg—f6! 5. b7b8D. en het eintspel is voor wit theoretisch gewonnen b.v. 5Kf6—f5 6. Kcl—d2 Tg4—f4 7. Kd2e3 TTf4—f3f 8. Ke3d4 enz. In een andere variatie bekomen beide partijen een dame, doch wit het eerst: l/b6, e3, 2/b7, e2 (2-/Tglf 3/Kc2, Tg2f, 4/Kc3, e2 5/Th4f en Te4) 3/Th4f, Kg7! 4/Thl, Tf2, 5/b8D, Tflf, 6/Kc2! elD, 7/Dh8f en wit zet hoogstens in 8 zetten mat op de 7e of 8e rij. Zwart kan ook vervolgen 1/Tglf, 2/Kc2, Tg2f 3/Kc3, Tg3f. 4/Kc4, Tgl doch het eindspel is na Te4: voor hem ver loren. De hoofdvariant van no. 21 waarvan den stand was: Wit: Kh3, Pel, pi, e5 en g6 Zwart: Kf2, Td2, pi. d5 en e6 Het paard bewijst hier voortref felijke dientsen. 1. g6—g7 Td2—dl 2. Pel—e2! Tdl—hlf 3. Kh3—g4 Kf2Xe2 4. g7—g8D Ook Kf4 is voldoende 4Thlgif 5. Kg4Xf4 TglXg8 pat. o Goede oplossingen ontvangen van A. J. C. N. te Goes. Voorts werd door drie oplossers vermeld dat het geplaatste pro bleem no, 19 faalt op 1. Kc6? Inderdaad dit is zoo. De heeren zeg ik voor deze opmerking harte lijk dank. In het diagram was een witte pion op a5 achterwege ge bleven. Ook werd dit niet in de tekst vermeld. Nu volgt een partij gespeeld óp 10 Dec, j.l. in de Hoofdgroep van de Schaakvereeniging Middelburg. Wit: P. M. de KLEIJN. Zwart: P. DE ZEEUW. Engelsche opening. 1. c2c4 Pg8—f6 Natuurlijk zijn de mogelijkheden voor zwart talrijk en het valt moeilijk ze allen op te noemen. Maar de voortzetting 1 ele5 wordt wel het meest toe gepast. Na 2. Pglf3 volgt dan e4e5 3. Pf3d4, Pb8c6; 4. Pd4Xc6, d7Xc6; 5. d2d4;- e4XdS e.p. (Dr. TartakowerDr. Aljechin Warschau 1935) zou wit geen voor deel hebben. Met 1Pg8f6 geeft zwart te kennen over te willen gaan tot het damegambiet, 2. Pblc3 ele6 3. b2—b3 d7—d5 4. e2e3 c7c6 5. Lelb2 Lf8d6 6. Talcl 00 Na 6Dd8c7 volgt 7. c4Xd5, e6Xd5; 8. Pc3h5 gevolgd door Pb5Xd6 waarbij wit in de opening direct voordeel heeft. 7. f2—f4 Pb8—d7 8. Pgl—f3 Tf8—e8 9. c4Xd5 e6Xd5 10. Lfl—e2 4 Gedwongen wegens 10 Ld6Xf4 1 0a7a6 Zwart heeft eenige moeite om tot een goede ontwikkeling te ko men. Beter was echter 10 Pd7c5. 11 0—0 b7—b5 12. Ddlc2 Lc8—b7 13 Pf3—d4 Ta8—c8 14. Pd4—f5 Ld6—b8 15. g2—g4! Nu dreigt het offer 16. Pf5Xg7 15g7g6 16. Pf5—hóf Kg8—f8 17 g4—g5 Pf6—e4 18. Pc3Xe4 d5Xe4 19. Dc2—c3 Pd7e5 Stand na 19»Pd7e5 a b c d e t 0 0 20. Ph6Xf7! Pe5Xf7? Na 20Kf8Xf7 volgt 21. f4Xe5f maar dan ook is de zwarte stelling hopeloos. 21, Dc3g7f Zwart geeft op. De Zwakte Dame gaat in de volgende zet verloren. door IET HOOGERS. „Meisjes", zei de handwerkjuf frouw tegen de meesjes van de hoogste klas, „nu zal ik jullie eens wat leuks vertellen. We gaan nu niet meer broddellapjes maken, maar echte kleertjes, niet voor een pop, maar voor een heus kindje". En toen vertelde ze ver der dat er in het dorp een jonge vrouw was, die haast geen geld had om kleertjes te kopen voor het kindje dat ze gauw zou krijgen en nu zou de zesde klas kleertjes naaien. Enig vonden de meisjes dat, het hele handwerhuur, dat sommigen zo verschrikkelijk ver velend vonden, was er leuk door geworden. Nog nooit in al hun zes school jaren waren de meisjes zo ijverig geweest op handwerken. Eerst moest het vervelende, want luiers zomen en lakentjes naaien gaat op den duur toch wel vervelen, ook al is het dan ook voor een echt kindje. Maar met z'n allen waren ze daar gauw mee klaar en toen kwam het leukste. Al die hele kleine kleertjes, wat snoezig waren ze Hemdjes en broekjes werden genaaid, truitjes gebreid en een slobbroek, een jasje gehaakt met een mutsje. En onder het naaien stonden de monden niet stil. Wat zou het wel zijn een jongetje of een meisje Hoe zou het heten Zou het blond of donker zijn Als het een jongen was, hadden ze uit gemaakt, dan vonden ze „Paul" de mooiste naam en voor een meisje „Dorothea". Dus spraken de meis jes die hoopten dat het een meisje zou zijn over „de kleertjes voor Dorothea" en de meisjes, die een jongen leuker vonden, vertelden van „het jasje voor Paul". Toen alles klaar was, werd het in een aardig mandje gepakt en naar het huis éestuurd waar het kindje zou komen. Een paar dagen later kwam er een brief voor de meisjes van de zesde klas. Hoera, de baby van de zesde was gekomen Het was he lemaal geen Dorothea en ook geen Paul, maar een Gerrit-Jan, maar dat kon nu niets meer schelen. Na tuurlijk was iedere naam die het kind zou hebben gehad, even mooi gevonden. Een flinke jongen, schreef de vader en zijn moeder had gezegd dat de meines maar eens gauw naar Gerrit-Jan moes ten komen kijken. Liefst was de hele klas tegelijk de school uitgestapt en er naar toe gegaan. Maar dat ging nu eenmaal moeilijk. Zaterdagmiddag gingen vijf meisjes, die het eerst geloot hadden, op visite bij de baby van de klas. Speelgoed en chocola na men ze mee, maar het bleek dat Gerrit-Jan nog heel weinig belang stelling had voor alle mooie en lek kere dingen en evenm.n naar zijn bezoeksters omkeek. Even deed hij zijn blauwe ogen open, trok een lelijk gezicht tegen al die mensen om z'n wiegje, maakte een paar geluiden en ging toen door met slapen. De Maandag daarop was het speelkwartier te kort om alles tè vertellen. Hoe Gerrit-Jan er uit zag, wat voor haartjes of hij had (het waren er erg weinig), wat voor ogen, welke kleertjes hij aan had en nog duizend vragen meer, moesten ze beantwoorden. Langzamerhand kregen alle meisjes hun Gerrit-Jan te zien en telkens was hij weer wat flinker en verstandiger geworden. Het mooiste van alles was, toen Gerrit-Jan in zijn wagen een be zoek kwam brengen aan de klas. Hij kwam midden in de rekenles binnen en op de arm van zijn moe der en zelfs de jongens, die altijd een beetje minachtend hadden ge lachen om die „meisjes met dat kle ne kind", vonden het nu toch wel leuk. De meisjes verdrongen zich om het kereltje, dat tevreden lachend op de schoot zat. Om de beurt mochten ze hem even vast houden, ze lieten hem paardje rij den, kietelden hem, zetten hem boven op de hessenaar. Toen mocht hij nog even met de lineaal spelen, maar die smeet hij dwars door de klas naar de jongens toe. Hij zag zeker, dat dat speelkame raden voor hem waren En nog steeds gingen de meis jes door met naaien voor de „ba by van de zesde" en maakten de leukste pakjes en schortjes en jas jes voor hem en misschien kan Gerrit-Jan er nu al zelf „dank u" voor zeggen, want hij is nu al twee jaar". Op een plank stonden dertien boeken naast elkaar. Karei, die de eigenaar van die boeken was, nam er vaak een boek uit en zette het op een andere plaats. Hoeveel keer zou hij ze een andere volgor de kunnen krijgen I jtpepsf? iep a}\\nt uappejj •uaplujj apjto^ioA ajapue uaa na uasieejd.i3A usqaoq sp ue:q U3J3JJ J33A02 '008 0Z0 LZZ 9 üt?P si }suiojpm 3p us pi pjera z\ jpeui ]eeui oi p2em 6 ]eera g jbbui i jeeui 9 jeern g jeeui jeeru pern 1 jeeui i :u3j30A}in ?m?ip|nAfm -3UIJ3A 3pU3?JOA 3p 3( J30UI U3j?fUq 31 pp? isq ui0 'uajeui piuee ^(ij -3J0J3s?U0 U33 SI 13JJ[ ^UISSOjdQ 't Was in de hertstvacantie. Ik was voor een hele dag naar mijn opa op de Veerse weg geweest. Op de fiets kwam ik 's middags weer terug. Bij de brug die ze witte heul noemen, staat een vreemde me neer. Zijn fiets staat tegen een boom. Hij heeft een rond ding in zijn hand, dat hij aan me wil geven, maar ik pak het niet aan. 't Is ze ker een rare vent, die me kwaad wil doen net, als dat meisje uit Rotterdam dacht ik. Ik fiets hard door, maar daar pakt die vreemde man ook zijn fiets en rijdt me ach terna. Wat vlieg ik langs de weg en de singel naar huis op de Noordweg. Gelukkig is vader thuis en ik vertel dat er een kwaje man ach ter me zit. Vader gaat eens naar buiten kijken en daar is die vreemde man warempel ook. Er volgde echter heel wat anders dan ik had gedacht, 't Was een amb tenaar vóór de fietsplaatjes en dat ronde ding betekende dat ik af moest stappen. Dan had hij kunnen zien of ik een plaatje op mijn fiets had. Wat was hij kwaad, hij dacht dat ik geen plaatje had. 'k Heb er wel een, en 't zit altijd vast op mijn fiets. De man ging mee naar het schuurtje om te kijken of het juist was. Ik heb het toch een ogenblik be- door Houden jullie ook konijnen Voor sommigen is het wel wat las tig; als je een tuin hebt, gaat het natuurlijk wel, ook al woon je in de stad, en er zijn zelfs wel men sen die op een bovenhuis wonen en konijnen hebben op het balkon. Er zullen dan ook wel heel wat jongens zijn en meisjes ook wel, die een paar van die aardige die ren in een hokje hebben. Weet je dat er een heleboel verschillende soorten konijnen zijn Verschil lend van grootte, van kleur, van model en van haarsoort. H er zie je een paar soorten afgebeeld, kijk maar eens of jullie konijnen daar ook bij zijn. Het eerste is een Vlaamse reus, die heb je denk ik wel eens gezien, het is werkelijk een reuzenkonijn, soms weegt het wel negen kilo. Deze is wit, maar ze zijn er ook in het grijs, '"bruin grijs, blauwachtig en zwart. De tweede zullen de meesten van oren zijn heel breed en hangen naar beneden in plaats van recht op te staan, zoals bij andere ko nijnen. De kleuren zijn ook grijs, bruin, wit en zwart en ook ge vlekt. De hangoren zijn ook vrij jullie wel niet vaaK neboen gezien. Het is een „hangoor", zoals je op het plaatje wel kunt zien. De grote groot, maar worden niet zo zwaar als de reuzen. De twee volgende zijn een zil verkonijn en een chinchilla, die veel op elkaar lijken. Ze zijn niet zo erg groot en effen van kleur, grijs, geelbruin, donkerbruin of blauwgrijs en over de haren ligt een zilverachtige glans. Verder zie je een paar Weense konijnen, die ook rtogal veel voorkomen. Ze zijn nogal lang van model en ook effen van kleur, meestal wit, blauwgrijs en zwart. En het laatste plaatje is het prachtige angorakonijn, dat je misschien wel eens echt hebt ge zien. Het heeft heel lange haren, zijde-achtig-zacht en is helemaal wit, aan de oren heeft het pluimen en door al die lange haren lijkt het heel dik en groot, wat het in wer kelijkheid niet eens is. Dan heb je nog meer soorten ko nijntjes zoals de Hollanders, die half wit en half zwart zijn. Hun oren en wangen zijn zwart hun neus en voorhoofd wit, de poten wit, het voorste gedeelte van het lichaam ook, maar het achterste deel is zwart. De brandneusjes zijn heelemaal wit .behalve het neusje, de oren, de staart en de poten, die zijn zwart, wat heel grappig lijkt. Ook zie je nogal vaak de Tan konijnen, die meestal zwart zijn met roodbruine vlekken rondom de ogen, in de nek, aan de onder kant van de poten en de staart en onder de buik. Tan (spreekt uit „ten") is een Engels woord voor „roodbruin". Dit zijn wel de meest voorkomende konijnensoorten, kijk nou maar eens of je ze herkent, als je konijnen ziet.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 10