tWlllCilftt
GOESCHE COURANT -
W.9dc
PI6I3
iRecht ?mMisschien
Onrechtvaardig Zeker
S1NHENLAMD. i
RECHTSZAKEN,
ZEE urn
WEERBERICHT.
NUMMER 293.
TWEE BLADEN.
MAANDAG
13 DECEMBER 1937. EERSTE BLAD.
180e JAARGANG.
De toestand van Prins Bernhard.
VRA-ANTIVRIES
MIDDELBURG.
.50
ELBURQSCHE COURANT
Dagblad Voor Middeiourg, Goes en agent
schap Vlissingen 2.30. elders 2.50 per
kwartaal Week-abonn. in Middelburg en
Goes 18 ct. p. w. Advertentiën 30 ct. per
regel, Ingez. mededeelingen 60 ct. p. r.
Bij contr. voor beide veel lager; tar. op aanvr.
Uitgeefster: Naamlooze Vennootschap „De Middelburgsche Courant"; Bureaux: Lange Sint Pieterstraat te Middelburg.
Telefoon: Redactie 269, Administratie 139 Postrekeni ng no. 43255 Kantoor te GOES: Turfkade, telefoon 17.
Aangesloten bij het Bureau voor Publiciteitswaarde der Vereeniging de Nederlandsche Dagbladpers.
Familieberichten en dankbetuigingen 17
regels 2.10, elke r. m. 30 ct. Rubriek
„Kleine Advertentiën", ten hoogste 6 regels,
a 75 ct. bij vooruitbetaling Adv. met
„Brieven" of „Bevragen bureau dezer cou
rant" 10 ct. extra Bewij snommers 5 cent.
Er doet zich op dit oogenblik in onze
hofstad een kwalijk geval voor. Een
vakbroeder, de dagbladschrijver C. L.
Hansen van het Haagsche dagblad „Het
Vaderland" zit al ongeveer een week in
het gevang, omdat hij standvastig wei
gert, in strijd met beroepsgewoonte en
beroepseer, den naam te noemen van
iemand, die hem eenige inlichtingen uit
een geheime Raadsvergadering verstrek
te. Burgemeester De Monchy heeft toen,
naar luid der berichten, klachte van de
schending dezes Raadsgeheims gedaan
men lette wel: niet tegen den verslag-
ger-overzichtschrijvers, want die was
geen lid van den Raad en niet bij de ge
heime Raadsvergadering tegenwoordig!
maar tegen „N.N.", dat wil zeggen
„tegen iemand, i k weet niet wie",
maar met de bijgedachte: „h ij, die dag
bladschrijver, weet wel wie, en dan
moet de rechtbank hem maar eens dwin
gen te vertellen, wie die groote onbe
kende is".
Dit is, op zichzelf, al een verre van
fraaie figuur.
Op z'n allergunstigst voor den klager
kan men het zoo construeer en: Art. 49
van de Gemeentewet behelst de moge
lijkheid van het houden van geheime
Raadsvergaderingen, mitsgaders van het
opleggen van geheimhouding omtrent
het in die vergadering verhandelde aan
burgemeester en Raadsleden. Volgens
art. 272 W.v.Strafr. is de schending van
dit geheim hetwelk Raadsleden „uit
hoofde van hun ambt verplicht zijn te
bewaren" een misdrijf, waar zes
maanden gevangenisstraf of zeshonderd
gulden boete, beide ten hoogste, op
staan. Wijders is dit misdrijf niet „tegen
een bepaald persoon gepleegd", en dus
kan het ook zonder klachte (in dit
geval van den burgemeester) door de
justitie vervolgd worden. Weliswaar is
de bedrijver van het misdrijf, dus de mis
dadiger, niet bekend, maar dat is geen
bezwaar: ook tegen een vooralsnog on
bekenden misdadiger kan tegenwoordig
bij ons een zaak aangespannen worden.
En dat moet hier geschied zijn. Toen
werd de heer Hansen als ge t u i g e
opgeroepen, en van hem werd geeischt
mede te werken tot de ontmaskering
van den misdadiger, door diens naam te
noemen. De heer Hansen heeft dit, als
man van eer, natuurlijk geweigerd en
toen werd hij, ingevolge art. 221 W.v.
Sv„ in 't gevang gestopt. Gegijzeld, in
het Huis van Bewaring.
Ziedaar de zaak, op z'n gunstigst voor
de wederpartij voorgesteld.
Maar daarmêe is 't nog lang niet uit.
Twee hoofdzaken doen er een gehéél
ander licht op schijnen. Dat zijn: ten
eerste ons verschooningsrecht, en ten
tweede het belang van deze zaak. Of,
wat dit laatste aangaat, liever gezegd
het volkomen on-belang der zaak!
Wat het eerste betreft: wij journalis
ten hebben ons beroepsgeheim. In elk
geval als zedelijk-maatschappelijk be
roepsgeheim. Of wij het voor den rech
ter geldend kunnen maken, staat niet
vast het tegendeel evenmin. In het
maatschappelijk verkeer, als mensch te
genover mensch, als man van eer, heeft
de journalist zonder den minsten twijfel
zijn beroepsgeheim. Daarover bestaat
onder de vakgenooten over heel
de beschaafde wereld
het is op internationale perscongressen
herhaaldelijk en duidelijk uitgesproken
eenvoudig geen verschil van meening.
Het beroepsgehèim is een noodzakelijk
onderdeel van het vertrouwensberoep
van den journalist.
Maar kan hij dit ook geldend maken
zooals de arts, de geestelijke, te
genover den rechter?
Want: niet iedereen is immers
verplicht voor den rechter-com-
missaris of de rechtbank getuigenis af te
eggen! Er bestaat toch het zoogenaam
de verschooningsrecht,
zooiets als: „neemt u me niet kwalijk,
maar daarop kan en mag ik niet ant
woorden". Dat geldt voor bepaalde fa
milieleden (de vrouw hoeft met tegen'
haar man, het kind niet tegen den vader
te getuigen, en dergelijke) dat geldt ook
(Art. 218 W. v. Strafvordering) voor de
genen die, uit hoofde van hun stand,
l k r e p of hun ambt tot ge
heimhouding verplicht zijn".
Als gezegd: de vraag, of dit artikel
zich ook beschermend over den journa
list uitstrekt, wordt verschillend beant
woord ook door rechtsgeleerden van
naam. Weliswaar (men leze mr. Plemp
van Duivelands voortreffelijke verhan
deling over dit onderwerp maar eens na
in zijn „Journalistiek In Nederland")
heeft de vergadering van de Ned. Juris
tenvereniging in 1905 de vraag, of de
journalist rechtens beroepsgeheim heeft,
ontkennend beantwoord, maar daarte
genover ware op te merken, dat 28
voorstemmen niet zonder beteekenis
is*), en, vervolgens, dat deze stemming
wel anders uitgevallen zoude zijn indien
naast deze 71 rechtsgeleerden ook 71
onzer knapste en gezaghebbendste jour
nalisten mede aan de stemming deelge
nomen zouden hebben. Dan was de ver
houding op z'n minst omgekeerd ge
weest. En daarvoor ware in dit geval
toch zeker wel iets te zeggen geweest,
want bij de velerlei relatie tusschen
rechterlijke macht en pers kan eerstge
noemde te dezen opzichte toch niet als
volstrekt onpartijdig worden beschouwd
al zullen de voor- en tegenstemmers
op die rechtsgeleerden-bijeenkomst
daarnaar zeker naar de mate van het
mogelijke gestreefd hebben.
Buitendien was dit oordeelvellende
college echter slechts eenzijdig-deskun-
dig: de rechtsgeleerdheid had er d
overhand in en de journalistiek, schoon
door enkele rechtsgeleerde journalisten
in dien kring vertegenwoordigd, was er
toch sterk in de minderheid. Dat moet
op de appreciatie van het geval van in
vloed geweest zijn: immers, wie kan de
beroepsplichten precies afwegen, anders
dan degenen die dat beroep uitoefenen?
Hoe dit ook zij: ons beroep eischt
zonder twijfel dit verschooningsrecht,
hetwelk wij, naar ons gevoelen, aan dit
Art. 218 Sv. kunnen ontleenen. Naar het
huidige gevoelen van de Haagsche rech
terlijke macht, naar 't schijnt is dit niet
het geval.
Dat zal dan slechts een nóg niet zijn,
want zooals de geneesheer en de gees
telijke hun verschooningsrecht in den
loop der tijden moeizaam tot gelding
hebben doen brengen, zoo zal de dag
bladschrijver er op den duur ook in moe
ten slagen dit te doen.
Maar er is nog een tweede belangrijke
punt. Dat is het, wat tenslotte heel d e-
z e zaak tot weinig minder dan een pu
bliek schandaal maakt, waarbij men
zich er slechts over kan en moet ver
wonderen, dat de Nederlandsche pers
zulk een overmaat van fatsoenlijke voor
zichtigheid aan den dag legt, in plaats
van, gelijk haar zou betamen, scherp en
krachtig te protesteeren tegen dezen
aanslag op haar vrijheid.
Want wat heeft de Raadsoverzicht-
schrijver in zijn blad dan wel voor ijse-
lijke geheimen uit dat conclave van den
Haagschen Raad verklapt?
Ziehier, wat hij in zijn Raadsoverzicht
van 21 September j.l. geschreven heeft:
„In de geheime vergadering is, ge
lijk bekend mag worden veronder
steld, ook de quaestie van de nu ver
loren gegane stroomleve-
r i n g aan R ij s w ij k behandeld.
In het debat, dat een breede vlucht
moet hebben genomen, is het geheele
commercieele beheer van ons G.E.B.
in het geding gebracht, mitsgaders al
lerhande klachten van grootverbruikers
over de toepassing van de tarieven
en ook kochten over de weinige toe
gankelijkheid van den directeur,
wiens veelvuldige afwezigheid niet
in het belang van de gemeen
te werd geoordeeld. De Rijs-
wijksche quaestie heeft, naar ook niet
anders te verwachten was, ook de
quaestie van den kabel weer aanhan
gig gemaakt, zoodat het bij elkaar een
allerge-animeerdste discussie zal ge
weest zijn, waar wethouder Feber zijn
Genoegen van opgekund heeft".
Tot zoover.
Wij zullen hier niet veel van zeggen.
Het is voor ieder weldenkend mensch
overbodig. Behalve dan dit: wanneer in
een gemeente, onder de insiders, op een
wijze als destijds in Den Haag, over het
beheer van een gemeentebedrijf wordt
gesproken, wanneer daaraan een gehei
me Raadsvergadering wordt gewijd,
wanneer men ons dan omtrent het ver
handelde vertrouwelijk zou inlichten,
dan zouden wij met des inlichters
verlof geen oogenblik aarzelen ten-
Strijd is de
overwinning.
m
voorwaarde voor de
minste zooveel als de heer Hansen deed j
hierover in een Raadsoverzicht te zet- j
ten. Dat was zijn journalistieke recht;
en zijn journalistieke plicht en hij
heeft zich daarvan op een onzes inziens
niet-sensationeele, integendeel uiterst
fatsoenlijke wijze, gekweten.
Nu kan een burgemeester het erg
naar vinden, dat er klaarblijkelijk er
gens een lek beter: een heel klein
lekje ditmaal in z'n geheimen Raad ge
weest fs. Goed: dat is een zaak tus
schen dien burgemeester en.... het
lekkende vat. Maar daarvan moet en
mag men niet de dupe laten worden
dengene, wiens beroepsplicht het is,
als 't lekt, er onder te gaan staan en wat
lekwater op te vangen!
Wij, journalisten, hebben zeker niet
een beroeps geheim zooals dat tegen
woordig b.v. van den geneesheer
wordt opgevat, die, als hij den geschon
den hand eens moordenaars verbindt,
geacht wordt dezen man niet bij de ju
stitie te mogen aanbrengen. Dit beroeps
geheim, dezen ook voor de rechtbank
geldenden plicht tot onder alle omstan
digheden zwijgen, hebben wij journalis
ten zeker niet; endien verlangen
wij ook allerminst! Wanneer een moor
denaar ons zijn bekentenis zou doen
voor de krant dan zouden wij ons als
goed staatsburger zeker gerechtigd en
verplicht achten hem bij de justitie aan
te geven, zonder daarmêe een blaam op
onze beroepseer te werpen.
Maar wij m o e t e n daarentegen hebben
ons verschooningsre c ht. Geen
zwijg plicht, maar het ons kunnen
verschoonen van het geven van getuige
nis. Dat geldt zéér zeker voor gevallen
als het onderhavige, waarin een vol
strekt publieke zaak, zoo al niet in
flagranten strijd met de letter van art.
50 der Gemeentewet, dan toch zeker in
strijd met den geest daarvan, in geheim
consistorie behandeld is. Elke behoor
lijke journalist dient, zoo hij daarvan
iets zekers aan de weet komt, het pu
blieke b elang door zoo iets open
baar te maken. Collega Hansen heeft dat
keurig gedaan. Dat hij daarvoor achter
slot en grendel is gezet, is gezet kunnen
worden, is in het vrije Nederland, voor
de vrije Nederlandsche pers, een schan
de.
Waartegen de journalistenstand zich
schrap zal hebben te zetten; deze mid-
deleeuwsche foltermethode om een man
van eer, die uit hoofde van de voor
schriften eener over heel de wereld in
zijn beroep geldende, en uit een oogpunt
van publiek belang zeer wel verdedig
bare, om niet te zeggen: noodzakelijke,
moraal-codex, weigert een berichtgever
die hem vertrouwde, te verraden, in 't
gevang te zetten, kan in ons land niet
langer geduld worden.
De particuliere secretaris van Z. K. H.
Prins Bernhard, jhr. mr. C. Dedel, ver-
strekte hedenmiddag het volgende com- i
muniqué:
„Sinds het laatste communiqué is uit
gegeven, is de verbetering van den toe
stand van Prins Bernhard geleidelijk
voortgeschreden. Niettemin blijft rust
nog geboden. De hoofdwond is genezen.
De toestand van hofjager Spek blijft
gunstig. De operatiewond is goed gene
zen en er is reeds een begin van bewe
gingsmogelijkheid in de knie."
De Koningin te Amsterdam.
H. M. de Koningin is hedenochtend per
auto naar Amsterdam vertrokken om
een bezoek aan Prins Bernhard te bren
gen. H. M. wordt in den loop van den
middag in Den Haag terug verwacht.
BEIDE KERSTDAGEN ZONDAG
VOOR DE POST.
Op den eersten Kerstdag, Zaterdag 25
December a.s., zal geen brief- en pak
ketpostbestelling worden uitgevoerd.
Alleen de stukken, welke anders ook op
Zondagen te Amsterdam, Rotterdam,
's-Gravenhage, Utrecht, Groningen en
Scheveningen besteld worden, zullen,
doch uitsluitend in de genoemde plaat
sen, op den eersten Kerstdag worden be
steld, In alle overige plaatsen is het af
halen van poststukken op 25 December
geregeld als op Zondagen,
Beide Kerstdagen zullen
derhalve wat de postbestelling betreft,
voor het geheele land als Zondagen
worden beschouwd.
De „Pelikaan" heeft motorstoring.
Bij de controle van het K.L.M.-vlieg
tuig „Pelikaan", dat Zaterdag op de uit
reis te Napels is geland, is des avonds
gebleken dat aan de motor iets niet in
orde was. De „Reiger" is gistermorgen
met gezagvoerder Brugman, radio-tele
grafist Dik en de werktuigkundigen
Blok en Dettingmijer van Schiphol ver
trokken en denzelfden dag nog te Na
pels aangekomen. Het toestel, zet heden
e reis, in plaats van de „Pelikaan", met
24 uur vertraging voort. Gezagvoerder
van de „Pelikaan" is de heer Blaak.
Evenmin als men het gunstige prae-
advies vóór ons verschooningsrecht van
mr. A. Tak, destijds advocaat-generaal
in Den Bosch, later Procureur-generaal
bij den Hoogen Raad, in den wind moet
slaan!
Politierechter te Middelburg.
De Politierechter te Middelburg heeft
o.a. de volgende personen veroordeeld:
J. D. B., 33 jaar, arbeider, Middelburg,
wegens vervoer van ongezegeld sigaret
tenpapier te Rilland-Bath op 17 Juli.
15 b, s. 10 d. h.;
J, T., 26 jaar, werkman, Heinkenszand,
wegens als voren te 's-Heer Arendsker-
ke op 4 Juli. 10 b. s. 5 d. h.;
W, M. de V., 35 jaar, naaister, Vlissin
gen, wegens ongedekt vervoer van sui
ker te Breskens op 19 Juli 7.50 b. s. 3
d. h.;
E. M, v. d. B., 22 jaar, inpakster, en B.
A. M. v. d. B., huisvr. C. O., 27 jaar, zon
der beroep, beiden Schoondijke, als vo
ren op 10 Juli te IJzendijke, ieder 5 b.
s. 2 d. h.;
J. A. S., huisvr. J. B., 38 jaar, zonder
beroep, IJzendijke, wegens weigering van
visitatie te IJzendijke op 14 Juli. 20
b, s. 10 d. h.;
Alles met verbeurdverklaring der aan
gehouden goederen.
Onderstaande personen allen wegens
overtreding Motorrijtuigenbelasting-wet
J. R., 43 jaar, slager, wonende te West-
kapelle, op 11 Mei 1937 te Oostkapelle.
5 b. s. 3 d. h.;
C, S., 56 jaar, koopman, te Goes, op
2 Juni 1937 te Goes, 10 b. s. 3 d. h.;
M. v. d. H., 32 jaar, vrachtrijder,
's-Gravenpolder, op 16 Aug. 1937 te
Krabbendijke. 15 b. s. 10 d. h.;
J. P., 44 jaar, chauffeur, te Goes, op
17 April en op 2 Juli 1937 te Goes, f 10
j b. s. 5 d. h. en 12,50 b. s. 5 d. h.
"ANTIROEST
i ïi'- Vraogt Uw garagehouder
f 3.50 per 5 Jiter bus
(Ingez. Med.)
NOG EEN ADRES VAN DEN HEER
ABRAHAMSE.
De heer P. L. Abrahamse te Vlissin
gen, ontslagen boekhouder van de N.V.
Z.E.G.A.M. heeft zich nogmaals met een
adres tot de Prov. Staten gewend, waar
in hij o.a. naar voren brengt van meening
te zijn, dat de Prov. Staten zich deze
zaak kunnen aantrekken, omdat hij ge
vraagd heeft om hulp in algemeenen zin;
bovendien heeft de Provincie voor een
belangrijk deel zeggingschap en dus in
vloed in de N.V. Z.E.'G.A.M.
Verder herinnert adressant er aan, dat
de Imperial en de N.I.G.M, het niet eens
waren over de vraag of de Imperial ter
zake van pensioenen iets had te doen.
Het standpunt van de Imperial, nml., dat
naar haar meening het nieuwe bedrijf
voor de pensionneering had te zorgen, is
ook aan de Staten bekend gemaakt, de
vertegenwoordiger en de juridische ad
viseur van de Imperial schreven uit
voerig daarover aan de Staten en de
heer A. verzoekt de leden met nadruk
deze stukken in het onderzoek der zaak
te betrekken. Als de N.I.G.M. en later
de Z.E.G.A.M. slechts hadden gedaan
wat 't gasbedrijf altijd tot groote tevre
denheid had gedaan, nl ouderdomsuitkee-
ringen toekennen uit de opbrengst der
exploitatie, zou niemand hebben ge
klaagd.
Adressant blijft er bij, dat de strijd
gaat tusschen de Z.E.G.A.M. en de Im
perial en er geen sprake is van „aange
boden hulp" want de positie van de
Z.E.G.A.M. zou sterker worden naar
mate zich meer personen bij de proces
sen zouden aansluiten. Het stafpersoneel
wilde niet procedeeren en dan had men
het met rust moeten laten. Omdat aan
den eisch van de Z.E.G.A.M, inzake
steun bij de procedure het dreigement
van niet-aanstelling of ontslag werd ver
bonden, heeft A. zich, geheel uit eigen
beweging met zijn brief van 12 Novem
ber 1934, over het verhoor beklaagd bij
den vertegenwoordiger der Imperial, zijn
vroegere werkgeefster, bij wie hij ver
wachtte gehoor te vinden, nu hij meende
dat van de instanties die achter de
N.I.G.M. stonden, niet te kunnen ver
wachten.
Eerst na telegrafische en schriftelijke
Verwachting tot morgenavond:
DE BILT: Stormachtige tot krachtige
Z. tot W. wind, betrokken tot zwaar
bewolkt met regenbuien, aanvankelijk
zachter.
UKKEL: Vrij sterke tot sterke Z. tot
Z.W. wind, betrokken tot zwaar be
wolkte hemel, regen en sneeuw, lichte
stijging der temperatuur met een nach
telijk minimum van 0 tot 5 graden, nog
plaatselijk nachtvorst
DL 14 Dec. Zon op: 8 h 04; onder: 15
h 45. Licht op: 16 h 15. Maan op: 13 h
17; onder: 3 h 38. V.M.: 17 December.
Hoog- en
Laagwater te
December.
Hoogwater.
8.39 21.25
9.51 22.30
10.50 23.20
Laagwater te
December.
Hoogwater.
10.11 22.57
11.33
0.15 12.37
Westkapelle is 28 min.
23 min. vroeger; Veere
(S springtij).
Ma.
Di.
Wo.
H oog-
Ma,
Di.
Wo.
13
14
15
en
13
14
15
Vlissingen:
Laagwater
2.29 15.16
3.37 16.25
4.50 17.27
Wemeldinge:
Laagwater.
3.35 16.11
4.43 17.22
5.58 18,26
en Domburg
38 min. later
protesten daartegen heeft men het per
soneel, dat daarna gehoord is, laten ver
klaren, dat op hen geen dwang is uitge
oefend, en dat is begrijpelijk, maar heeft
in het licht van het gebeurde niet de be
teekenis, die de Z.E.G.A.M. daaraan
toekent.
Adressant herhaalt dat zijn verklaring
naar zijn meening niet in vrijheid is af
gelegd.
De heer A. wijst er verder op, dat de
heer v. d. Jagt door de heeren Mr. Baars
en Sauter gehoord is in den morgen van
8 November 1934. Men was met hem vrij
spoedig gereed om de redenen, die uit
den reeds gepubliceerden brief van
de N.V. Z.E.G.A.M. aan Ged. Staten zijn
gebleken. Daarna hebben dezelfde
heeren adressant alleen gehoord van
's middags drie tot ruim half zeven, wat
met de vroegere besprekingen met den
heer Sauter over hetzelfde onderwerp
8 uur maakt. Toen heeft de heer A. zich
bij den vertegenwoordiger van de Im
perial beklaagd, vooral over de wijze
waarop men hem behandeld had. Hij be
grijpt niet waarom men in 1934 niets
tegen hem in het midden heeft gebracht
en waarom hij nu ineens om diezelfde
reden ontslagen wordt. Hij kan het niet
juist vinden hem te verwijten, dat hij
moest weten ht procedeerend perso
neel te schaden en de Z.E.G.A.M. nadeel
toe te brengen. Als de zaak van het pro
cedeerend personeel goed is, kon zijn
brief die niet benadeelen. Hij meent het
recht te hebben gehad de verklaring, die
hij had afgelegd ter kennis van de Im
perial te brengen; het was toch zijn ver
klaring. Alleen heeft hij zich afgevraagd
of de Z.E.G.A.M. die verklaring van hem
wel zonder voorkennis in het geding
mocht brengen. Het verwijt, dat hij zijn
verklaring in handen zou hebben ge
speeld van derden is onjuist.
Na nog te hebben opgemerkt, dat de
onderhandelingen in November 1934 met
de N.I.G.M. en niet met de Z.E.G.A.M.,
die toen nog maar in oprichting was, zijn
gevoerd, verzoekt de heer A., als er nog
op eenig punt twijfel mocht bestaan, eer
der tot een nader onderzoek te besluiten
dan zonder onderzoek afwijzend te be
slissen.
Op de groote Intern, tentoonstel
ling van Avicorni welke op 10, 11 en 12
Dec. te Amsterdam werd gehouden, in
de Apollohal behaalde o.a. de volgende
personen prijzen: J. J. Valkier 2 eerste
G en 2 G met Buf Leghorns en le G en
B Rhode Island Red Krielen; J. J. An-
theunisse 2e G zilverduckwin leghorns
en 2 tweede VG, 2e B en 3e B met Pa
trijs Java Krielen A. Francois 3e B met
Hollandsch Patrijs Krielen H. van Boven
VG met zwart Leghorns; C. Joziasse le
ZG en G met Postduiven. -Allen leden