Gevaarlijk spel.
KRONIEK van den DAG^
BINNENLAND.
*m. mm.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 7 DECEMBER 1937. No. 288.
Verbod van arbeid van gehuwde
vrouwen.
Crr&ffs
Het ontslag bij de Z.E.G.A.M.
Finland 20 jaar
onafhankelijk.
De republiek Finland herdacht giste
ren den 20sten verjaardag van haar on
afhankelijkheidsverklaring. Op den zes
den December 1917, nadat het rijk van
den Russischen czaar in elkaar was ge
stort en de bolsjewisten bezig waren de
macht in het onmetelijke Rusland te ver
overen, nam de Finsche Landdag zijn
trekken waar: hij proclameerde Finland
tot een onafhankelijken staat.
Tot aan dezen dag hadden de Finnen
steeds onder een vreemde souvereiniteit
gestaan. Aanvankelijk eeuwen lang (van
den tijd der kruistochten tot aan het be
gin der vorige eeuw) onder die der
Zweedsche vorsten. Deze periode der
lotsverbondenheid met Zweden, vormt
echter geenszins een geschiedenis van
overheersching en onderdrukking door
de uitheemsche machten. Finlands be
volking had dezelfde rechten als die van
de overige deelen van het toenmalige
Zweedsche rijk: zoowel in den Rijksdag
als in de regeering traden telkens weer
persoonlijkheden uit Finland op den
voorgrond. Evenals in Zweden ontwik
kelden zich in Finland in stad en lande
reeds vroeg een gemeentelijk zelfbestuur
en andere openbare instellingen op vrij
en democratischen grondslag. Dit strook
te o.m. met het zelfstandig karakter dér
boerenbevolking, die vanouds haar vrij
heid wist te bewaren.
Tijdens de unie met het Russische rijk,
welke in 1809 ontstond, vormde het land
der duizend meren een afzonderlijk
grootvorstendom, dat zoowel tengevolge
van zijn typische ligging als door de
eigen cultuur en taal zijner bevolking
ook als rechtsgemeenschap een bijzon
dere plaats innam. Finland was destijds
door een tolgrens van Rusland geschei
den. Het had een eigen regeering, welke
rechtstreeks onder den czaar stond en
uitsluitend, evenals trouwens het amb
tenarencorps, uit Finsche ./onderdanen
werd gevormd. Ook toen reeds bezat
Finland een eigen circulatiebank en een
eigen munt, de Finsche mark.
Een van St. Petersburg uit gevoerde
russificatie-pohtiek, gepaard met onder
drukking, die" in 1899 inzette, vermocht
in Finlands autonomie geen blijvende
wijzigingen te brengen. Zij had tenslotte
geen ander resultaat dan dat zij aan het
streven der Finsche natie naar volledige
politieke zelfstandigheid den beslissen-
den stoot gaf. Het was tijdens den we
reldoorlog, dat bedoeld streven met gun
stig resultaat bekroond werd. Tegen het
einde van 1917 kon Finlands voorloopige
staatsbewind een begin maken met het
zuiveren van het land van bolsjewisti
sche elementen teneinde zich vervolgens
te wijden aan het organiseeren van de
weermacht en de buitenlandsche betrek
kingen.
Wat het economische leven betreft,
kwam het er in de eerste plaats op aan,
nieuwe afzetgebieden te vinden voor 's
lands export, nu Rusland nog slechts op
beperkte schaal in aanmerking kwam.
Cultureel naar het Westen georiën
teerd zocht Finland in het vervolg ook
economisch nieuwe wegen westwaarts.
De desbetreffende pogingen werden
met succes bekroond. Finland is op het
oogenblik het voornaamste houtexpolt-
land ter wereld en heeft sinds jaren een
actieve handelsbalans. Sociaal zoowel
als economisch g'aat het nog steeds voor
uit, Vergeleken met de laatste jaren voor
den wereldoorlog is Finlands handels
verkeer met het buitenland naar de hoe
veelheid gerekend, verdubbeld, Finlands
jaarlijksche uitvoer van gezaagd hout be
draagt 1.100,000 stds., die van mijnhout
en papierhout ca. drie millioen m3, tri
plex 146 millioen kg, cellulose 1.081 mil
lioen kg, papier 453 millioen kg, mecha
nische houtstof 278 millioen kg.
Zooals voor de hand ligt, richtte Fin
lands buitenlandsche politiek zich inzon
derheid op een goede verstandhouding
Uit Den Haag wordt gemeld:
Bij den Hoogen Raad van arbeid heeft
de minister van sociale zaken thans een
voorontwerp aanhangig gemaakt van 'n
wet, houdende beperkende bepalingen
inzake arbeid van gehuwde vrouwen.
Aan de toelichting op dit voorontwerp
ontleen en wij:
Naar natuurlijk bestel dient de man
de kostwinner van het gezin te zijn en
heeft de vrouw tot taak de verzorging
van het gezin. Het is in het algemeen
een misstand, wanneer de vrouw zich
aan die taak onttrekt en zich een ande
ren werkkring zoekt. Het gezin is een
zoo waardevol element in de maatschap
pij, dat, waar mogelijk, in het algemeen
belang tegen ongezonde gezinsverhou
dingen moet worden opgetreden In het
feit, dat de vrouw door beroepsbezig
heden verhinderd wordt de gezinsbelan
gen naar behooren te behartigen, ziet de
minister dan ook een sociaal euvel van
zoodanige beteekenis, dat hij optreden
daartegen van overheidswege volkomen
op zijn plaats acht.
De minister wil zicjh niet tot een ver
bod van fabrieksarbeid beperken. Zijn
uitgangspunt is niet het verbieden van
bepaalden arbeid of arbeid in een be
paald milieu, maar een verbod
van arbeid van de g'ehuwde
vrouw als zoodanig t e r-
wille van de bescherming
van het gezin.
Een practisch bruikbaren maatstaf
meent de minister gevonden te hebben
door voorop te stellen een alge
meen verbod voor gehuwde vrou
wen om werkzaamheden in een onder
neming te verrichten. Met een onderne
ming stelt het ontwerp gelijk, hetgeen
daarmede ingevolge artikel 1, derde lid
der Arbeidswet 1919 is gelijkgeste'd. Op
een punt gaat het ontwerp hierin nog
wat verder. Het schoonhouden van de
kantoren der overheid, dat buiten de
Arbeidswet valt, wordt in artikel 1, on
der a. 2e, onder de werking der onder
havige wet gebracht. Ook voor den
landbouw g'eldt het ontworpen verbod
De vrouw van het hoofd of den be
stuurder eener onderneming en de
vrouw, die zelf aan het hoofd eener on
derneming 'staat, Zullen echter buiten
het verbod komen te vallen.
Ook werkzaamheden in huiselijke
diensten blijven, evenals bij de Arbe'ds-
wet, buiten de regeling. Het betreft hier
voornamelijk de groep der zg. werk
ster. Uit een oogpunt van controle zou
het moeilijk zijn, deze groep van vrou
wen onder de wet te brengen.
Uitzonderingen,
In bepaalde omstandigheden kunnen
uitzonderingen worden toegestaan. Zoo
aan een vrouw, die de kostwlnster voor
het gezin is. Er zullen dan echter de
noodige waarborgen aanwezig moeten
zijn. dat inderdaad sprake is van nood
gevallen. De vrouw, die meent a's kost-
winster aangemerkt te kunnen worden,
zal een desbetreffende g'eldige verkla
ring, moeten hebben, door of namens
den minister van sociale zaken afgege
ven, nadat te zijnen genoegen is aange
toond, dat het gezin voor het levenson-
derhoud op den arbeid der vrouw, al
thans in belangrijke mate is aangewezen.
Er zijn verder bepaalde soorten van
„arbeid", welke, al dan niet onder be
paalde voorwaarden, door gehuwde vrou
wen verricht moeten kunnen worden,
zonder dat daartoe een speciale toe
stemming vereischt is. De minister denkt
hier bv. aan den landbouw.
Artikel 4 van het ontwerp bepaalt
dat uil zonderingen, als hier bedoeld, bij
algemeenen maatregel van bestuur kun
nen worden vastgesteld.
Tenslotte kunnen zich allerlei omstan
digheden voordoen, welke 't noodig ma
ken, dat tijdelijk verbodsbepalingen wor
den uitgeschakeld. Men denke bv aan
tijden van seizoendrukte In verband
hiermee is een stelsel van vergunningen
ontworpen. De vergunningen zullen in
eerste instantie door de districtshoofden
der arbeidsinspectie kunnen worden ver
leend.
56).
VH tot Eagtlaeh tu
land",
„Of uit haat jegens een ander
viel zij hem snel in de reden.
„Neen, dat zou geen excuus zijnal
leen patriotismeJe hebt mij mijn
vraag over Furber nog' niet beantwoord"
„Dat kan ik ook niet Laten we over
wat anders praten. Wil je, dat ik morgen
den admiraal ga bezoeken?"
„Als je wilt",
„Goed. Ik zal thuis blijven tot je tele
foneert. Nu moet je weggaan, ik ben
moe",
Hij stond dadelijk op en zij ging met
hem mee naar de vestibule.
„Ik heb je belofte, Valda", zei hij ern
stig. „Je hebt vanavond een groot ge
heim gehoord. Zul je zwijgen?"
„Ja, op één voorwaarde", zei ze.
„En die is?"
„Dat je me kust".
Hij keek haar ernstig aan en raakte
toen haar voorhoofd met zijn lippen aan.
Maar ze sloeg haar armen om zijn hals
en kuste hem hartstochtelijk.
„Het zeg'el op mijn belofte, Goeden-
nacht, Guy".
„Goeden nacht, Valda", antwoordde
hij nerveus. j
tot andere landen en inzonderheid tot de
naburige Scandinavische rijken. In dit
verband verdient vermelding, dat Finland
zich spontaan bij de Oslo-staten voegde.
In het Volkenbondswerk zien wij Fin
land over het algemeen samengaan met
de in den wereldoorlog neutraal geble
ven staten.
Na een opbouwend werk van welhaast
twintig jaren verheugt Finland zich thans
in een periode van voorspoed en verdere
economische consolidatie.
bij koop van doos of potDampo
deze Dampo-inhalator
om bij een hevige verkoudheid
Dampo-dampen in te ademen.
Doos 30 Pot 50ct. Bij Apoth. en Drog.
Wonderlijk zooals Dampo helpt!
MIJNHARD? MEOHnn
(Ingez. Med.)
Hij raakte zijn gezicht met de hand
aan toen hij op straat was, want zijn
wangen brandden. Die laatste kus, daar
kon hij niets aan doen, maar de ande
ren.... Hij verweet zichzelf opnieuw
wat er gebeurd was, Hij zag in, dat hij
met bijna duivelsche handigheid in de
verleiding was gebracht en dat weinig
^mannen de verzoeking zouden hebben
kunnen weerstaan.
Hij liep langzamer toen hij dacht aan
de groote gebeurtenis van dien avond,
Valda had zijn geheim ontdekt. Zou de
admiraal hem kwalijk nemen wat er ge
beurd was? Hij had haar niets verteld,
maar zij had juist geraden. Misschien
Zou Sylvester thuis zijn en hij verlangde
er naar te praten met iemand, die hij
vertrouwen kon. Hij verhaastte zijn tred
en was blij, te zien, dat er licht was in
de zitkamer.
Sylvester, die zijn vermomming had
afgelegd, zat in een leunstoel met een
pijp tusschen de lippen en een whisky
soda naast zich. Hij was zeer benieuwd
naar wat er gebeurd was, maar deed
geen vragen. Valda Glyn was een bui
tengewoon verstandige vrouw en hij kon
er op rekenen, dat zij geen fouten zou
begaan. Hallam ging zitten en stopte
machinaal zijn pijp,
„Heeft u me iets te vertellen?" vroeg
Sylvester.
„Heel veel. Juffrouw Glyn weet alles.
Ik zweer u, dat het niet mijn schuld is.
Het verzoek van den heer
Abrahamse met bijlagen.
Thans zijn wij in de gelegenheid na
dere mededeelingen te doen betreffende
het verzoek door den heer P. L. Abra
hamse, ontslagen boekhouder van de
Z.E.G.A.M., gericht tot de Prov. Staten
van Zeeland.
Adressant schrijft o.a., dat hij zich
door het ontslag ernstig aangetast ge
voelt in zijn eer en financieel zeer ern
stig daardoor voor zich en zijn gezin
wordt geschaad; dat nu wel een kleine
z.i. onwaardige tegemoetkoming wordt
aangeboden voor den eersten tijl, maar
hij dan toch gestooten is uit de betrek
king die hij al jaren lang naar zijn beste
weten heeft vervuld, zoo bij de vroe
gere exploitante van het Vlissingsche
Gasbedrijf als in den laatsten tijd bij de
Z.E.G.A.M., die dit bedrijf yoortzette;
dat het voor hem op zijn 48 jaar in de
zen tijd niet mogelijk is een positie met
behoorlijke inkomsten te verkrijgen en
zijn huisgezin hierdoor in hooge mate
wordt benadeeld, zoo niet financieel aan
een ondergang wordt prijsgegeven.
Verder o.a. dat dit ontslag toch on
waardig, onrechtmatig en zeker onrecht
vaardig is; dat adressant evenmin als
andere leden van het administratieve
personeel er destijds toe heeft kunnen
besluiten, ondanks den aandrang van de
Directie en haar raadsman om zich aan
te sluiten bij een procedure tegen de
Imperial, dat adressant voor zich het
immoreel achtte de Imperial aan' te
spreken; dat hij toch wist dat de Impe
rial, die altijd goed voor haar personeel
gezorgd had, mocht verwachten dat
haar opvolgers evenzoo uit de bedrijfs-
inkomsten de verzorging der ouden van
dagen op zich zou nemen; dat de Z.E.
G.A.M. dit dan ook grootendeels op zich
nam en de procedure alleen dient, gelijk
meermalen is te kennen gegeven, om
mogelijke voordeelen voor de Z.E.G.A.M.
te behalen, zoodat op den rug van het
personeel feitelijk een strijd tusschen
twee machtige lichamen wordt gestre
den; dat adressant consciëntieus meen
de hieraan niet te mogen meewerken;
dat hij diep onder den indruk van den
z.i. onbehoorlijken drang dien men op
hem heeft willen uitoefenen, om mede
Zij heeft het in haar macht om mij vol
komen te verraden,
„Dat zal ze niet doen", antwoordde
Sylvester vlug.
„U schijnt niet eens zoo verbaasd te
zijn. Ziet u wel in hoe ernstig of het is?
Ik wil, dat de admiraal haar morgen
spreekt".
„Een prachtig idee.... Juffrouw
Glyn is een zeer mooie vrouw, een bui
tengewone vrouw".
„Dat ben ik met u eens",
„Een vrouw met diepe hartstochten.
Zult u me niet onbescheiden vinden als
ik doorga?"
„Ga verder, als 't u blieft", antwoordde
Guy, een weinig koel,
„Als zij een man liefhad, zou ze be
reid zijn elk offer voor hem te brengen.
Ze zou gewillig haar leven voor hem
geven".
„Dat geloof ik wel",
„Ze zou niets doen om den man, waar
ze van hield, te benadeelen. Begrijpt u
wat ik bedoel?"
Guy antwoordde niet, maar hij was
rood geworden,
„Er is niets om je over te schamen,
wanneer men de liefde van een vrouw
heeft veroverd. In dit geval is het een
groot geluk voor Engeland. Begrijpt u
me?"
„Ik geloof het wel, maar ik haat de
gedachte om iets verschuldigd te zijn
aanaan
te werken aan de procedure of anders
een verklaring te teekenen als welke
hij eindelijk op 8 November 1934 tegen
zijn zin geteekend heeft, zijn gemoed
heeft ontlast in een schrijven aan den
vertegenwoordiger van de Imperial; dat
drie jaar daarna de door adressant ge-
teekende verklaring tegen de Imperial
in het geding is gebracht en aan de
Rechtbank is overgelegd natuurlijk om
daaruit conclusies te trekken in le pro
cedure; dat toen begrijpelijker wijze de
Imperial, in het bezit van adressants uit
zijn gemoed geprest schrijven zijnde, dit
daartegenover ook aan de rechtbank
meende te moeten overleggen; dat dit
schrijven dus niet door adressant is ach
ter gehouden, daar hij het immers reeds
lang niet meer in zijn bezit had en de
Imperial ermede kon handelen naar be
vind van zaken, ten einde de rechtbank
objectief te laten oordeelen; dat de ken
nisneming van adressants brief misschien
een tegenvaller voor de Z.E.G.A.M, in
de procedure is geweest, maar zulks met
adressant's diensten aan het gasbedrijf
niet te maken heeft; dat hij naar zijn
meening niet als slachtoffer van wraak
mag vallen, daar een dergelijk onedel
moedig optreden toch zeker nimmer de
goedkeuring van de Staten kan weg
dragen; dat op deze wijze allen, die niet
hebben willen meedoen aan de proce
dure wel op een of andere manier zou
den kunnen worden ontslagen, gelijk
trouwens met een ander lid van het per
soneel, den heer Stofkoper, reeds is ge
beurd, die eveneens zonder behoorlijke
pensionneering, dan alleen voor den tijd
dat hij in dienst was bij de Z.E.G.A.M.,
zonder te rekenen met zijn diensttijd bij
het bedrijf van 35 jaar ontslagen is (en
dat nog wel tijdens ziekte); dat adres
sant de Staten eerbiedig verzoekt te wil
len ingrijpen opdat hem behoorlijk scha
deloosstelling wordt gegeven wegens het
in zijn wezen gansch onrechtvaardig ont
slag; en dat hij practisch bezwaarlijk op
andere wijze schadeloos kan worden ge
steld dan door een vervroegde pension
neering tot een bedrag als ware hij in
vollen diensttijd gepensionneerd over al
de jaren die hij bij het bedrijf is werk
zaam geweest, gelijk zulks door de Prov.
Staten reeds voor alle medeproducee-
rende arbeiders is goedgekeurd, tenzij
de Staten een anderen vorm beter oor
deelen.
Redenen w/aarom adressant zich eer
b edig wendt tot de Prov. Staten om
hulp ten einde hem en zijn gezin voor
ondergang te behoeden, als gevolg
van net even onedelmoedig als on
rechtvaardig optreden van de ZEGAM
terwijl om geenerlei, rechten te ver
liezen, adressant wel genoodzaakt is.
thans alle rechten te reserveeren te
gen wien ook, wegens hem aangedaan
onrecht.
Aan het schrijven van de directie
der ZEGAM, die berust bij de N.V.
Ned, Ind, Gas Mij., ontleenen wij ver
der, dat de Raad van Commissarissen
de directie gemachtigd heeft den heer
Abrahamse met ingang van 1 "Decem
ber te ontslaan, doch dat de directie
vanaf 1 November niet meer van zijn
diensten gebru k wenschte te maken
en dus over October en November het
salaris ten volle zou worden uitbetaald.
Ten titel van tegemoetkoming w,as de
directie, indien de heer Abrahamse
daartoe vóór 15 November het verzoek
deed, bereid hem nog een extra vergoe
d ng van twee maanden salaris te ge
ven ën aan den R.aad van Commissa
rissen voor te stellen hem, hoewel op
den grondslag der Pensioenwet 1922
daartoe niet berechtigd, toch een pen
sioen, al of niet uitgesteld, toe te
kennen met ais grondslag de 3 jaren
dat hij per 1 November in dienst dei
Maatschappij zou zijn. Zeer 'n den
brefede zet de directie dan de redenen
voor het ontslag, die grootendeels
ook blijken uit het rapport aan Ged.
Staten uitgebracht, uiteen. G.a. lezen
wij verder, dat de directie le weige
„Aan een vrouw. Maar in het spel,
dat wij spelen, is 't uw plicht van ieder
voordeel partij te trekken. Ik heb u ge
zegd, dat juffrouw Glyn een vrouw is
met diepe hartstochten. Zooals ze lief
heeft, zoo zal ze ook haten. In een ja-
loersche bui acht ik haar tot alles in
staat. Het is daarom maar gelukkig, dat
juffrouw Cameron niet in Londen is-
Zal ik het eens ronduit zeggen?"
„Ik houd niet van dit gesprek. Ik vind
het niet in den haak".
„Maar het is noodig. U moet oppas
sen, dat u juffrouw Glyn niet beleedigt
Ik vraag u niet om haar het hof te ma
ken.
„Als u dat gedaan had, zou ik u de ka
mer hebben uitgegooid Ik mag dan een
spion zijn, maar ik ben nog niet heele-
maal een ploert", viel Guy driftig uit.
„Zullen we over wat anders praten?
Heeft u al een manier bedacht om de
oorlogsplannen in uw bezit te krijgen
een manier, die de baron en de prins
natuurlijk overtuigend zullen vinden?"
„Alleen door de brandkast in de ka-
me/ van den admiraal te forceeren. Ik
kan den baron zeggen, dat ik hulp moet
hebben. Hij zal wel zijn menschen van
allerlei soort hebben en dus ook wel
een, die inbrekerswerktuigen kan han-
teeren. Ik zal den baron voorstellen,
dat ik 's nachts met zoon' kerel tracht
in te breken".
„Waarom brengt u niet een wasafdruk
ring van den heer Abrahamse om z'ch
tegenover zijn vroegere werkgeefster
in rechte te stellen, al vond en vindt
zij dit, voor hem en zijn gezin uiterst
gevaarlijk, iets vond dat hem als een
man sierde.
De directie vond den heer Abraham
se toen inderdaad een kerel van karak
ter en er is zelfs niet aan gedacht om
hem destijds voor te dragen voor ont
slag, integendeel hij is in de drie jaren
bij de ZEGAM meer dan op voet van
gelijkheid met de anderen behandeld.
Na behandeling van het briefje aan den
heer Hoegen zegt de direct e dat het
onduldbaar is, d,at de heer Abrahamse
in de vertrouwenspositie, welke hij
had, bescheiden van de maatschappij,
ook die uit het verkeer tusschen hem
en de direct e, aan .anderen en nog wel
aan deze anderen, openbaart en in af
schrift afgeeft. Ziet daar, aldus besluit
de ontslagbrief i wat den Raad van
Commissarissen en ons noopte tot Uw
ontslag. Wij twijfelen niet of U zult
de waardeering voor een en ander wel
van andere zijde ontvangen.
Aan de verklaring van den heer
Abrahamse van 8 November 1934 'ont
leenen wij: „Ook aan mij is de vraag
voorgelegd of ik bereid ben aan vo
renbedoelde actiie van het personeel
tegenover de Imperial mede te doen.
Ik beantwoord die vraag ontkennend
hoewel ik mij volkomen realiseer de
mogelijke consequenties d e zulks der
halve voor mij zal hebben. Ik motiveer
voor mij zelve deze houding daarmede,
dat ik op grond van de behandeling,
di;e ik in het verleden ondervonden
heb v.an de zijde van de Imperial, ook
thans er mij nog niet kan 'ndenken, dat
de Imperial de jaren door mij bij haar
doorgebracht ten aandien van mijne
pensioenverw,achtingen zou negeeren.
Daarnaast verwacht ik toch ook wel
dat eene eventueele pensioenregeling
van de zijde van de nieuwe groep ook
door mij zal worden genoten.
Thans laten wij als slot het voor
naamste uit den brief dd 12 Novem
ber 1934 aan den heer Hoegen, de brief
dus, die tot het ontslag leidde, volgen.
Hierbij zend ik U afschrift van het
stuk hetwelk op 8 dezer door mij is
geteekend. Hoewel k meen, dat er
geen bezwarende dingen in staan, merk
ik op dat genoemd stuk niet uit mijn
vrijen wil zou zijn ontstaan. Het is
gesuggereerd door mr, B. nadat mij
eerst allerlei vragen gesteld waren. N.a
van 's middags 3 uur tot 's avonds ruim
h.alf zeven met mij aan één stuk door
te zijn bez g geweest, is het stuk on
der zeer hoogen druk van de zijde der
höeren B. en S, tot stand gekomen. In
3 verschillende keeren is men nu in
totaal ruim 8 uren met mij bezig ge
weest te trachten met allerlei onge
oorloofde middelen mij tot een voor
mij onwaardigen daad over tfe halen.
Daarbij kwam Donderdag 11, ter spra
ke de mogelijkheid van niet-aanst.el'-
l'ng, wanneer ik niet aan hun verzoek
zou willen voldoen. Omdat ik een niet-
aanstelling niet kan accepteeren, im
mers ik ben refïds aangesteld, werd
mij duidelijk gemaakt dat dan ontslag
binnen een maanl zou kunnen volgen.
Dit is de moderne „pijnbank" en ik
verwacht dat men Donderdag a.s. de
nog straffere Amerikaansche manier zal
toepassen. Een misdadiger kan niet er
ger behandeld worden en dit alles heeft
dan plaats op verlangen en met goed
vinden van het college van Ged. Staten.
Dit is natuurlijk niet waar, maar ik vind
het dan wel zeer erg, dat men zich daar
achter verschuilt. Ik heb den heeren vrij
heid gevraagd deze kwestie met de le
den van Ged. Staten afzonderlijk of met
het college te bespreken. Mr. B, zou het
die richting uitsturen, dat in een verga
dering van Ged. Staten, B. en W. van
Vlissingen en de N.I.G.M., ik gehoord
zou worden. Dat was niet mijn bedoeling,
maar zou het daartoe komen, geloof ik
niet dat er bezwaar tegen behoeft te be
staan van mijn kant. Dit is in het kort
van den sleutel van de brandkast? Breng
die aan den baron en bespreek met hem
de beste manier om te werk te gaan.
Het is absoluut noodig dat u hem over
tuigt, dat u eerlijk handelt".
„Ik zal er over denken. Ik moet mor
gen naar hem toe. Hij is me nog' geld
schuldig", zei Guy bitter. Hij stond op
en klopte zijn pijp leeg.
Ik ga er vandoor, Goede nacht.
„Goeden nacht. Ik heb den admirsaal
maar een half uur noodig morgen, dus u
hoeft niet tot elf uur te wachten".
Guy ging naar zijn kamer en lag spoe
dig in bed. Hij dacht aan Valda, terwijl
hij klaar wakker lag. De meest bcschei-
dene man moet zich vriendelijk gestemd
voelen jegens de vrouw, die hem lief
heeft. En hoewel al zijn genegenheid
voor Stella was, vond hij er toch een
eigenaardig genoegen in te denken aan
haar wilde kussen.
Valda was zoo mooi en hij zoo een
zaam. Er kon geen kwaad in steken de
ze vriendschap voort te zetten, maar hij
moest in het vervolg op zijn hoede zijn.
Bovendien zou het onmogelijk zijn haar
te vermijden, nu ze zoon gevaarlijk ge
heim bezat.
Maar als Stella wist wat er vanavond
gebeurd was van de hartstochtelijke
kussen, die zij gewisseld hadden. Dan
zou ze reden tot jalouzie hebben. Guy
zag in dat hij in troebel water was be
land, (Wordt vervolgd)