Gevaarlijk spel. KRONIEK van den DAG^ BINNENLAND. *m. mm. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 7 DECEMBER 1937. No. 288. Verbod van arbeid van gehuwde vrouwen. Crr&ffs Het ontslag bij de Z.E.G.A.M. Finland 20 jaar onafhankelijk. De republiek Finland herdacht giste ren den 20sten verjaardag van haar on afhankelijkheidsverklaring. Op den zes den December 1917, nadat het rijk van den Russischen czaar in elkaar was ge stort en de bolsjewisten bezig waren de macht in het onmetelijke Rusland te ver overen, nam de Finsche Landdag zijn trekken waar: hij proclameerde Finland tot een onafhankelijken staat. Tot aan dezen dag hadden de Finnen steeds onder een vreemde souvereiniteit gestaan. Aanvankelijk eeuwen lang (van den tijd der kruistochten tot aan het be gin der vorige eeuw) onder die der Zweedsche vorsten. Deze periode der lotsverbondenheid met Zweden, vormt echter geenszins een geschiedenis van overheersching en onderdrukking door de uitheemsche machten. Finlands be volking had dezelfde rechten als die van de overige deelen van het toenmalige Zweedsche rijk: zoowel in den Rijksdag als in de regeering traden telkens weer persoonlijkheden uit Finland op den voorgrond. Evenals in Zweden ontwik kelden zich in Finland in stad en lande reeds vroeg een gemeentelijk zelfbestuur en andere openbare instellingen op vrij en democratischen grondslag. Dit strook te o.m. met het zelfstandig karakter dér boerenbevolking, die vanouds haar vrij heid wist te bewaren. Tijdens de unie met het Russische rijk, welke in 1809 ontstond, vormde het land der duizend meren een afzonderlijk grootvorstendom, dat zoowel tengevolge van zijn typische ligging als door de eigen cultuur en taal zijner bevolking ook als rechtsgemeenschap een bijzon dere plaats innam. Finland was destijds door een tolgrens van Rusland geschei den. Het had een eigen regeering, welke rechtstreeks onder den czaar stond en uitsluitend, evenals trouwens het amb tenarencorps, uit Finsche ./onderdanen werd gevormd. Ook toen reeds bezat Finland een eigen circulatiebank en een eigen munt, de Finsche mark. Een van St. Petersburg uit gevoerde russificatie-pohtiek, gepaard met onder drukking, die" in 1899 inzette, vermocht in Finlands autonomie geen blijvende wijzigingen te brengen. Zij had tenslotte geen ander resultaat dan dat zij aan het streven der Finsche natie naar volledige politieke zelfstandigheid den beslissen- den stoot gaf. Het was tijdens den we reldoorlog, dat bedoeld streven met gun stig resultaat bekroond werd. Tegen het einde van 1917 kon Finlands voorloopige staatsbewind een begin maken met het zuiveren van het land van bolsjewisti sche elementen teneinde zich vervolgens te wijden aan het organiseeren van de weermacht en de buitenlandsche betrek kingen. Wat het economische leven betreft, kwam het er in de eerste plaats op aan, nieuwe afzetgebieden te vinden voor 's lands export, nu Rusland nog slechts op beperkte schaal in aanmerking kwam. Cultureel naar het Westen georiën teerd zocht Finland in het vervolg ook economisch nieuwe wegen westwaarts. De desbetreffende pogingen werden met succes bekroond. Finland is op het oogenblik het voornaamste houtexpolt- land ter wereld en heeft sinds jaren een actieve handelsbalans. Sociaal zoowel als economisch g'aat het nog steeds voor uit, Vergeleken met de laatste jaren voor den wereldoorlog is Finlands handels verkeer met het buitenland naar de hoe veelheid gerekend, verdubbeld, Finlands jaarlijksche uitvoer van gezaagd hout be draagt 1.100,000 stds., die van mijnhout en papierhout ca. drie millioen m3, tri plex 146 millioen kg, cellulose 1.081 mil lioen kg, papier 453 millioen kg, mecha nische houtstof 278 millioen kg. Zooals voor de hand ligt, richtte Fin lands buitenlandsche politiek zich inzon derheid op een goede verstandhouding Uit Den Haag wordt gemeld: Bij den Hoogen Raad van arbeid heeft de minister van sociale zaken thans een voorontwerp aanhangig gemaakt van 'n wet, houdende beperkende bepalingen inzake arbeid van gehuwde vrouwen. Aan de toelichting op dit voorontwerp ontleen en wij: Naar natuurlijk bestel dient de man de kostwinner van het gezin te zijn en heeft de vrouw tot taak de verzorging van het gezin. Het is in het algemeen een misstand, wanneer de vrouw zich aan die taak onttrekt en zich een ande ren werkkring zoekt. Het gezin is een zoo waardevol element in de maatschap pij, dat, waar mogelijk, in het algemeen belang tegen ongezonde gezinsverhou dingen moet worden opgetreden In het feit, dat de vrouw door beroepsbezig heden verhinderd wordt de gezinsbelan gen naar behooren te behartigen, ziet de minister dan ook een sociaal euvel van zoodanige beteekenis, dat hij optreden daartegen van overheidswege volkomen op zijn plaats acht. De minister wil zicjh niet tot een ver bod van fabrieksarbeid beperken. Zijn uitgangspunt is niet het verbieden van bepaalden arbeid of arbeid in een be paald milieu, maar een verbod van arbeid van de g'ehuwde vrouw als zoodanig t e r- wille van de bescherming van het gezin. Een practisch bruikbaren maatstaf meent de minister gevonden te hebben door voorop te stellen een alge meen verbod voor gehuwde vrou wen om werkzaamheden in een onder neming te verrichten. Met een onderne ming stelt het ontwerp gelijk, hetgeen daarmede ingevolge artikel 1, derde lid der Arbeidswet 1919 is gelijkgeste'd. Op een punt gaat het ontwerp hierin nog wat verder. Het schoonhouden van de kantoren der overheid, dat buiten de Arbeidswet valt, wordt in artikel 1, on der a. 2e, onder de werking der onder havige wet gebracht. Ook voor den landbouw g'eldt het ontworpen verbod De vrouw van het hoofd of den be stuurder eener onderneming en de vrouw, die zelf aan het hoofd eener on derneming 'staat, Zullen echter buiten het verbod komen te vallen. Ook werkzaamheden in huiselijke diensten blijven, evenals bij de Arbe'ds- wet, buiten de regeling. Het betreft hier voornamelijk de groep der zg. werk ster. Uit een oogpunt van controle zou het moeilijk zijn, deze groep van vrou wen onder de wet te brengen. Uitzonderingen, In bepaalde omstandigheden kunnen uitzonderingen worden toegestaan. Zoo aan een vrouw, die de kostwlnster voor het gezin is. Er zullen dan echter de noodige waarborgen aanwezig moeten zijn. dat inderdaad sprake is van nood gevallen. De vrouw, die meent a's kost- winster aangemerkt te kunnen worden, zal een desbetreffende g'eldige verkla ring, moeten hebben, door of namens den minister van sociale zaken afgege ven, nadat te zijnen genoegen is aange toond, dat het gezin voor het levenson- derhoud op den arbeid der vrouw, al thans in belangrijke mate is aangewezen. Er zijn verder bepaalde soorten van „arbeid", welke, al dan niet onder be paalde voorwaarden, door gehuwde vrou wen verricht moeten kunnen worden, zonder dat daartoe een speciale toe stemming vereischt is. De minister denkt hier bv. aan den landbouw. Artikel 4 van het ontwerp bepaalt dat uil zonderingen, als hier bedoeld, bij algemeenen maatregel van bestuur kun nen worden vastgesteld. Tenslotte kunnen zich allerlei omstan digheden voordoen, welke 't noodig ma ken, dat tijdelijk verbodsbepalingen wor den uitgeschakeld. Men denke bv aan tijden van seizoendrukte In verband hiermee is een stelsel van vergunningen ontworpen. De vergunningen zullen in eerste instantie door de districtshoofden der arbeidsinspectie kunnen worden ver leend. 56). VH tot Eagtlaeh tu land", „Of uit haat jegens een ander viel zij hem snel in de reden. „Neen, dat zou geen excuus zijnal leen patriotismeJe hebt mij mijn vraag over Furber nog' niet beantwoord" „Dat kan ik ook niet Laten we over wat anders praten. Wil je, dat ik morgen den admiraal ga bezoeken?" „Als je wilt", „Goed. Ik zal thuis blijven tot je tele foneert. Nu moet je weggaan, ik ben moe", Hij stond dadelijk op en zij ging met hem mee naar de vestibule. „Ik heb je belofte, Valda", zei hij ern stig. „Je hebt vanavond een groot ge heim gehoord. Zul je zwijgen?" „Ja, op één voorwaarde", zei ze. „En die is?" „Dat je me kust". Hij keek haar ernstig aan en raakte toen haar voorhoofd met zijn lippen aan. Maar ze sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem hartstochtelijk. „Het zeg'el op mijn belofte, Goeden- nacht, Guy". „Goeden nacht, Valda", antwoordde hij nerveus. j tot andere landen en inzonderheid tot de naburige Scandinavische rijken. In dit verband verdient vermelding, dat Finland zich spontaan bij de Oslo-staten voegde. In het Volkenbondswerk zien wij Fin land over het algemeen samengaan met de in den wereldoorlog neutraal geble ven staten. Na een opbouwend werk van welhaast twintig jaren verheugt Finland zich thans in een periode van voorspoed en verdere economische consolidatie. bij koop van doos of potDampo deze Dampo-inhalator om bij een hevige verkoudheid Dampo-dampen in te ademen. Doos 30 Pot 50ct. Bij Apoth. en Drog. Wonderlijk zooals Dampo helpt! MIJNHARD? MEOHnn (Ingez. Med.) Hij raakte zijn gezicht met de hand aan toen hij op straat was, want zijn wangen brandden. Die laatste kus, daar kon hij niets aan doen, maar de ande ren.... Hij verweet zichzelf opnieuw wat er gebeurd was, Hij zag in, dat hij met bijna duivelsche handigheid in de verleiding was gebracht en dat weinig ^mannen de verzoeking zouden hebben kunnen weerstaan. Hij liep langzamer toen hij dacht aan de groote gebeurtenis van dien avond, Valda had zijn geheim ontdekt. Zou de admiraal hem kwalijk nemen wat er ge beurd was? Hij had haar niets verteld, maar zij had juist geraden. Misschien Zou Sylvester thuis zijn en hij verlangde er naar te praten met iemand, die hij vertrouwen kon. Hij verhaastte zijn tred en was blij, te zien, dat er licht was in de zitkamer. Sylvester, die zijn vermomming had afgelegd, zat in een leunstoel met een pijp tusschen de lippen en een whisky soda naast zich. Hij was zeer benieuwd naar wat er gebeurd was, maar deed geen vragen. Valda Glyn was een bui tengewoon verstandige vrouw en hij kon er op rekenen, dat zij geen fouten zou begaan. Hallam ging zitten en stopte machinaal zijn pijp, „Heeft u me iets te vertellen?" vroeg Sylvester. „Heel veel. Juffrouw Glyn weet alles. Ik zweer u, dat het niet mijn schuld is. Het verzoek van den heer Abrahamse met bijlagen. Thans zijn wij in de gelegenheid na dere mededeelingen te doen betreffende het verzoek door den heer P. L. Abra hamse, ontslagen boekhouder van de Z.E.G.A.M., gericht tot de Prov. Staten van Zeeland. Adressant schrijft o.a., dat hij zich door het ontslag ernstig aangetast ge voelt in zijn eer en financieel zeer ern stig daardoor voor zich en zijn gezin wordt geschaad; dat nu wel een kleine z.i. onwaardige tegemoetkoming wordt aangeboden voor den eersten tijl, maar hij dan toch gestooten is uit de betrek king die hij al jaren lang naar zijn beste weten heeft vervuld, zoo bij de vroe gere exploitante van het Vlissingsche Gasbedrijf als in den laatsten tijd bij de Z.E.G.A.M., die dit bedrijf yoortzette; dat het voor hem op zijn 48 jaar in de zen tijd niet mogelijk is een positie met behoorlijke inkomsten te verkrijgen en zijn huisgezin hierdoor in hooge mate wordt benadeeld, zoo niet financieel aan een ondergang wordt prijsgegeven. Verder o.a. dat dit ontslag toch on waardig, onrechtmatig en zeker onrecht vaardig is; dat adressant evenmin als andere leden van het administratieve personeel er destijds toe heeft kunnen besluiten, ondanks den aandrang van de Directie en haar raadsman om zich aan te sluiten bij een procedure tegen de Imperial, dat adressant voor zich het immoreel achtte de Imperial aan' te spreken; dat hij toch wist dat de Impe rial, die altijd goed voor haar personeel gezorgd had, mocht verwachten dat haar opvolgers evenzoo uit de bedrijfs- inkomsten de verzorging der ouden van dagen op zich zou nemen; dat de Z.E. G.A.M. dit dan ook grootendeels op zich nam en de procedure alleen dient, gelijk meermalen is te kennen gegeven, om mogelijke voordeelen voor de Z.E.G.A.M. te behalen, zoodat op den rug van het personeel feitelijk een strijd tusschen twee machtige lichamen wordt gestre den; dat adressant consciëntieus meen de hieraan niet te mogen meewerken; dat hij diep onder den indruk van den z.i. onbehoorlijken drang dien men op hem heeft willen uitoefenen, om mede Zij heeft het in haar macht om mij vol komen te verraden, „Dat zal ze niet doen", antwoordde Sylvester vlug. „U schijnt niet eens zoo verbaasd te zijn. Ziet u wel in hoe ernstig of het is? Ik wil, dat de admiraal haar morgen spreekt". „Een prachtig idee.... Juffrouw Glyn is een zeer mooie vrouw, een bui tengewone vrouw". „Dat ben ik met u eens", „Een vrouw met diepe hartstochten. Zult u me niet onbescheiden vinden als ik doorga?" „Ga verder, als 't u blieft", antwoordde Guy, een weinig koel, „Als zij een man liefhad, zou ze be reid zijn elk offer voor hem te brengen. Ze zou gewillig haar leven voor hem geven". „Dat geloof ik wel", „Ze zou niets doen om den man, waar ze van hield, te benadeelen. Begrijpt u wat ik bedoel?" Guy antwoordde niet, maar hij was rood geworden, „Er is niets om je over te schamen, wanneer men de liefde van een vrouw heeft veroverd. In dit geval is het een groot geluk voor Engeland. Begrijpt u me?" „Ik geloof het wel, maar ik haat de gedachte om iets verschuldigd te zijn aanaan te werken aan de procedure of anders een verklaring te teekenen als welke hij eindelijk op 8 November 1934 tegen zijn zin geteekend heeft, zijn gemoed heeft ontlast in een schrijven aan den vertegenwoordiger van de Imperial; dat drie jaar daarna de door adressant ge- teekende verklaring tegen de Imperial in het geding is gebracht en aan de Rechtbank is overgelegd natuurlijk om daaruit conclusies te trekken in le pro cedure; dat toen begrijpelijker wijze de Imperial, in het bezit van adressants uit zijn gemoed geprest schrijven zijnde, dit daartegenover ook aan de rechtbank meende te moeten overleggen; dat dit schrijven dus niet door adressant is ach ter gehouden, daar hij het immers reeds lang niet meer in zijn bezit had en de Imperial ermede kon handelen naar be vind van zaken, ten einde de rechtbank objectief te laten oordeelen; dat de ken nisneming van adressants brief misschien een tegenvaller voor de Z.E.G.A.M, in de procedure is geweest, maar zulks met adressant's diensten aan het gasbedrijf niet te maken heeft; dat hij naar zijn meening niet als slachtoffer van wraak mag vallen, daar een dergelijk onedel moedig optreden toch zeker nimmer de goedkeuring van de Staten kan weg dragen; dat op deze wijze allen, die niet hebben willen meedoen aan de proce dure wel op een of andere manier zou den kunnen worden ontslagen, gelijk trouwens met een ander lid van het per soneel, den heer Stofkoper, reeds is ge beurd, die eveneens zonder behoorlijke pensionneering, dan alleen voor den tijd dat hij in dienst was bij de Z.E.G.A.M., zonder te rekenen met zijn diensttijd bij het bedrijf van 35 jaar ontslagen is (en dat nog wel tijdens ziekte); dat adres sant de Staten eerbiedig verzoekt te wil len ingrijpen opdat hem behoorlijk scha deloosstelling wordt gegeven wegens het in zijn wezen gansch onrechtvaardig ont slag; en dat hij practisch bezwaarlijk op andere wijze schadeloos kan worden ge steld dan door een vervroegde pension neering tot een bedrag als ware hij in vollen diensttijd gepensionneerd over al de jaren die hij bij het bedrijf is werk zaam geweest, gelijk zulks door de Prov. Staten reeds voor alle medeproducee- rende arbeiders is goedgekeurd, tenzij de Staten een anderen vorm beter oor deelen. Redenen w/aarom adressant zich eer b edig wendt tot de Prov. Staten om hulp ten einde hem en zijn gezin voor ondergang te behoeden, als gevolg van net even onedelmoedig als on rechtvaardig optreden van de ZEGAM terwijl om geenerlei, rechten te ver liezen, adressant wel genoodzaakt is. thans alle rechten te reserveeren te gen wien ook, wegens hem aangedaan onrecht. Aan het schrijven van de directie der ZEGAM, die berust bij de N.V. Ned, Ind, Gas Mij., ontleenen wij ver der, dat de Raad van Commissarissen de directie gemachtigd heeft den heer Abrahamse met ingang van 1 "Decem ber te ontslaan, doch dat de directie vanaf 1 November niet meer van zijn diensten gebru k wenschte te maken en dus over October en November het salaris ten volle zou worden uitbetaald. Ten titel van tegemoetkoming w,as de directie, indien de heer Abrahamse daartoe vóór 15 November het verzoek deed, bereid hem nog een extra vergoe d ng van twee maanden salaris te ge ven ën aan den R.aad van Commissa rissen voor te stellen hem, hoewel op den grondslag der Pensioenwet 1922 daartoe niet berechtigd, toch een pen sioen, al of niet uitgesteld, toe te kennen met ais grondslag de 3 jaren dat hij per 1 November in dienst dei Maatschappij zou zijn. Zeer 'n den brefede zet de directie dan de redenen voor het ontslag, die grootendeels ook blijken uit het rapport aan Ged. Staten uitgebracht, uiteen. G.a. lezen wij verder, dat de directie le weige „Aan een vrouw. Maar in het spel, dat wij spelen, is 't uw plicht van ieder voordeel partij te trekken. Ik heb u ge zegd, dat juffrouw Glyn een vrouw is met diepe hartstochten. Zooals ze lief heeft, zoo zal ze ook haten. In een ja- loersche bui acht ik haar tot alles in staat. Het is daarom maar gelukkig, dat juffrouw Cameron niet in Londen is- Zal ik het eens ronduit zeggen?" „Ik houd niet van dit gesprek. Ik vind het niet in den haak". „Maar het is noodig. U moet oppas sen, dat u juffrouw Glyn niet beleedigt Ik vraag u niet om haar het hof te ma ken. „Als u dat gedaan had, zou ik u de ka mer hebben uitgegooid Ik mag dan een spion zijn, maar ik ben nog niet heele- maal een ploert", viel Guy driftig uit. „Zullen we over wat anders praten? Heeft u al een manier bedacht om de oorlogsplannen in uw bezit te krijgen een manier, die de baron en de prins natuurlijk overtuigend zullen vinden?" „Alleen door de brandkast in de ka- me/ van den admiraal te forceeren. Ik kan den baron zeggen, dat ik hulp moet hebben. Hij zal wel zijn menschen van allerlei soort hebben en dus ook wel een, die inbrekerswerktuigen kan han- teeren. Ik zal den baron voorstellen, dat ik 's nachts met zoon' kerel tracht in te breken". „Waarom brengt u niet een wasafdruk ring van den heer Abrahamse om z'ch tegenover zijn vroegere werkgeefster in rechte te stellen, al vond en vindt zij dit, voor hem en zijn gezin uiterst gevaarlijk, iets vond dat hem als een man sierde. De directie vond den heer Abraham se toen inderdaad een kerel van karak ter en er is zelfs niet aan gedacht om hem destijds voor te dragen voor ont slag, integendeel hij is in de drie jaren bij de ZEGAM meer dan op voet van gelijkheid met de anderen behandeld. Na behandeling van het briefje aan den heer Hoegen zegt de direct e dat het onduldbaar is, d,at de heer Abrahamse in de vertrouwenspositie, welke hij had, bescheiden van de maatschappij, ook die uit het verkeer tusschen hem en de direct e, aan .anderen en nog wel aan deze anderen, openbaart en in af schrift afgeeft. Ziet daar, aldus besluit de ontslagbrief i wat den Raad van Commissarissen en ons noopte tot Uw ontslag. Wij twijfelen niet of U zult de waardeering voor een en ander wel van andere zijde ontvangen. Aan de verklaring van den heer Abrahamse van 8 November 1934 'ont leenen wij: „Ook aan mij is de vraag voorgelegd of ik bereid ben aan vo renbedoelde actiie van het personeel tegenover de Imperial mede te doen. Ik beantwoord die vraag ontkennend hoewel ik mij volkomen realiseer de mogelijke consequenties d e zulks der halve voor mij zal hebben. Ik motiveer voor mij zelve deze houding daarmede, dat ik op grond van de behandeling, di;e ik in het verleden ondervonden heb v.an de zijde van de Imperial, ook thans er mij nog niet kan 'ndenken, dat de Imperial de jaren door mij bij haar doorgebracht ten aandien van mijne pensioenverw,achtingen zou negeeren. Daarnaast verwacht ik toch ook wel dat eene eventueele pensioenregeling van de zijde van de nieuwe groep ook door mij zal worden genoten. Thans laten wij als slot het voor naamste uit den brief dd 12 Novem ber 1934 aan den heer Hoegen, de brief dus, die tot het ontslag leidde, volgen. Hierbij zend ik U afschrift van het stuk hetwelk op 8 dezer door mij is geteekend. Hoewel k meen, dat er geen bezwarende dingen in staan, merk ik op dat genoemd stuk niet uit mijn vrijen wil zou zijn ontstaan. Het is gesuggereerd door mr, B. nadat mij eerst allerlei vragen gesteld waren. N.a van 's middags 3 uur tot 's avonds ruim h.alf zeven met mij aan één stuk door te zijn bez g geweest, is het stuk on der zeer hoogen druk van de zijde der höeren B. en S, tot stand gekomen. In 3 verschillende keeren is men nu in totaal ruim 8 uren met mij bezig ge weest te trachten met allerlei onge oorloofde middelen mij tot een voor mij onwaardigen daad over tfe halen. Daarbij kwam Donderdag 11, ter spra ke de mogelijkheid van niet-aanst.el'- l'ng, wanneer ik niet aan hun verzoek zou willen voldoen. Omdat ik een niet- aanstelling niet kan accepteeren, im mers ik ben refïds aangesteld, werd mij duidelijk gemaakt dat dan ontslag binnen een maanl zou kunnen volgen. Dit is de moderne „pijnbank" en ik verwacht dat men Donderdag a.s. de nog straffere Amerikaansche manier zal toepassen. Een misdadiger kan niet er ger behandeld worden en dit alles heeft dan plaats op verlangen en met goed vinden van het college van Ged. Staten. Dit is natuurlijk niet waar, maar ik vind het dan wel zeer erg, dat men zich daar achter verschuilt. Ik heb den heeren vrij heid gevraagd deze kwestie met de le den van Ged. Staten afzonderlijk of met het college te bespreken. Mr. B, zou het die richting uitsturen, dat in een verga dering van Ged. Staten, B. en W. van Vlissingen en de N.I.G.M., ik gehoord zou worden. Dat was niet mijn bedoeling, maar zou het daartoe komen, geloof ik niet dat er bezwaar tegen behoeft te be staan van mijn kant. Dit is in het kort van den sleutel van de brandkast? Breng die aan den baron en bespreek met hem de beste manier om te werk te gaan. Het is absoluut noodig dat u hem over tuigt, dat u eerlijk handelt". „Ik zal er over denken. Ik moet mor gen naar hem toe. Hij is me nog' geld schuldig", zei Guy bitter. Hij stond op en klopte zijn pijp leeg. Ik ga er vandoor, Goede nacht. „Goeden nacht. Ik heb den admirsaal maar een half uur noodig morgen, dus u hoeft niet tot elf uur te wachten". Guy ging naar zijn kamer en lag spoe dig in bed. Hij dacht aan Valda, terwijl hij klaar wakker lag. De meest bcschei- dene man moet zich vriendelijk gestemd voelen jegens de vrouw, die hem lief heeft. En hoewel al zijn genegenheid voor Stella was, vond hij er toch een eigenaardig genoegen in te denken aan haar wilde kussen. Valda was zoo mooi en hij zoo een zaam. Er kon geen kwaad in steken de ze vriendschap voort te zetten, maar hij moest in het vervolg op zijn hoede zijn. Bovendien zou het onmogelijk zijn haar te vermijden, nu ze zoon gevaarlijk ge heim bezat. Maar als Stella wist wat er vanavond gebeurd was van de hartstochtelijke kussen, die zij gewisseld hadden. Dan zou ze reden tot jalouzie hebben. Guy zag in dat hij in troebel water was be land, (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 5