VOOR DE JEUGD. ZEEUWSCHE KRONIEK. J Meer bekend is de St. Felix GRAPH0L0GIE. DAMMEN EN SCHAKEN. 55? fe-S S? ®5 EEN VRESELIJKE MIDDAG. VLIEGERS OPLATEN, EEN OUDE UITVINDING. vloed op 5 November 1530. Het was op een Zaterdag. Een NOVEMBER STORMMAAND. ?rkaan brak los' vergezald van hevig onweer en aanhoudende In de Zeeuwsche Kroniek heb-1zwara stortregens. Een groot dee ben wij enkele malen in 't kort Zeeland liepjonder Het ooste melding gemaakt van groote wa- kJk deel van Z>«d-Beveland met 17 tervloeden, die onze lage landen dorPea ^mg voor goed verloren, aan de zee hebben geteisterd. °ok Borssele wordt geteisterd. In De geschiedenis meldt ais de Cadzand bezweken 9 polders en eerste bekende groote overstroo- in de heerlijkheid Saaftmge 36 ming die van 't jaar 513, waardoor Polde"' £et over gebleven dee de oorspronkelijke bewoners Zee- van faaftintfe verdween in 1574 land hebben moeten verlaten. en 1583. Spoedig daarna kwamen de Frie- I In den nacht van 1 op 2 Novem zen zich hier vestigen. De vele I ber 1532 werd door de zee het vluchtbergen, vooral op Walche-1 verwoestende werk van twee ja ren, opgeworpen in den Karolingi-1 ren terug voortgezet. Gehee schen tijd en ook vele jaren daar-1 Noord-Beveland overstroomde na, zeggen ons nog, dat de zee wel- Het eiland bleef 65 jaar drijvende eens heft bewoonde land heeft in 1597 werd de eerste polder her overstroomd. Naarmate de dijken I wonnen. Het eiland Tholen vloeide sterker werden, bleven de over-1 op 17 plaatsen in. Duiveland moest stroomingen ook meer achterwe-1 het ook voor de zooveeiste ma- ge. Toch hebben van 't jaar 1000 ontgelden. De landvoogdes Maria tot 1570 niet minder dan 35 groo- schold voor den tijd van vier jaai te watervloeden Zeeland geteis-1 r.an Zeeland de jaarlijksche op terd. Behalve de onvoldoende be-1 órengst van 2500 pond kwijt. He kwaamheid in het versterken der I aantal menschen, dat bij dezen zeeweringen, waren er ook nog I vloed was omgekomen, bedroeg andere oorzaken, zooals oorlogen, I enkele duizenden. Niet zonder re geen toezicht, lauwheid der be-1 den lieten de Staten van Zeelanc woners, soms ook armoede. I een noodmunt slaan met deze be Het is opmerkelijk, dat de stor-1 de tot opschrift: „Salva nos, Do men, die de woeste baren op-1 mine, nam perimus" (Heere, helpt zweepten met het droevig gevolg I ons, wij vergaan), doorbraak der zwakke dijken, I Daar het ons in dit artikel voor vaak in de maand November heb-1 namelijk te doen is om de groote ben gewoed. Nog altijd wordt deze I watervloeden, die in November maand gekennierkt door storm- I voorkwamen, zullen wij van ande achtige winden. Dat het dit jaar re groote overstroomingen geen niet zoo is, kan zeker als een uit- melding maken. Alleen willen wij zondering van den regel be- aanstippen, dat van 1551 tot 1563 schouwd worden. Niet ten onrech-1 dus in 12 jaren tijds de stad Rei te kan dus November de storm-1 merswaal 6 maal overstroomd is maand genoemd worden. Natuur-1 geweest, zoodat ten laatste al het lijk kunnen stormen ook in andere I omliggende land weg zonk en de maanden voorkomen. Wij herin- I stadsmuren dienst moesten doen neren ons b.v. die op 12 Maart 1906 en 30 September 1911 Maar de geschiedenis zegt ons, dat vóór de 10de eéuw vele stor men met als gevolg watervloeden, in November hebben gewoed. De ergste overstroomingen zullen wij memoreeren. Bij den St. Clementsvloed op 23 November 1334 werd vooral het eiland Wolfaartsdijk geteisterd. als zeewering. Toen ons land en dus ook Zee and gebukt ging onder het schrik bewind van den machtigen Spaan- 9chen landvoogd Alva, kwam nog aen andere ramp, n.l. de Allerhei ligenvloed op 1 en 2 November 1570. Het was een springvloed vergezeld van hevig onweer en jtorm. Bijna overal was er door braak van dijken. Op het eilanc Ook Walcheren heeft toen veel I Schouwen kostte deze vloed aan geleden. Zoo brak b.v. tusschen l 'uim 300 menschen het leven. Het Vlissingen en Arnemuiden de dijk I eiland Wulpen bij Cadzand, eer aan de oostkust op 15 plaatsen I tijds 2000 gemeten groot, met door, met het gevolg, dat veel bui-1 ïenige kerkdorpen, reeds vroeger ten gedijkt moest worden. I geteisterd, verdween nu voor goed. Op St. Maarten (16 Nov.) 13771 Geheel het tegenwoordige Z.- werden Biervliet en een 17 tal I Vlaanderen werd geteisterd. Het naburige dorpen door de woeden-1 zeewater drong zelfs door tot de golven overstroomd. I Gent en Brugge. Te Biervliet stond Door den eersten St. Elizabeths-1 bet water in de kerk tot op het vloed (19 Nov. 1404) werd de Hon- I hoogaltaar. Tal van dorpen wer- te of Wester-Schelde verbreed en I len een prooi der golven. Het is verdiept. Toen kwam de zee drie I liet te zeggen hoeveel menschen uren ver het land van Vlaanderen I bierbij zijn omgekomen, om niet te binnenstroomen, waardoor de vel- I spreken van het vee. den bedekt werden met lijken van j Van af de 17de eeuw tot heden menschen en dieren. Wie nog iets I :oe bleef de zee de mindere en de weet van de op school geleerde I 6eeuw de meerdere. Wel heeft het jaartallen, zal zich herinneren 1421 I ïatuurlijk nog menigmaal hevig St. Elisabethsvloed. De Biesbosch I gestormd en kwam het water soms ontstaan. Die vloed was de twee-1 over den dijk, maar de oeververde- de van dien naam. Niet alleen Hol-1 diging was veel beter geworden, land, maar ook Zeeland werd toen I Het landverlies, dat in de laatste geteisterd, vooral de eilanden Dui-1 eeuwen Zeeland geleden heeft veland en Noord-Beveland. De be-1 door dijkval en oeverafscheiding woners van het laatste eiland wer-1 laten wij hier buiten beschouwing den toen voortaan van schot en I daar die bij het mooiste weer kun- bede vrijgesteld. I nen voorkomen. De 15de November 1437 ken-1 Om bij ons onderwerp te blijven merkte zich ook door storm en .November-Stormmaand" notee- watervloed. I ren wij nog 25 November 1601. He vige storm en watervloed. Bij den storm van 15 November 1775 na men de duinen bij Domburg in één nacht twee roeden af. Nog hebben veel schade aange bracht de stormen van 7 Novem ber 1800 en van 29 November 1836. Het artikel zou te groot worden, zoo wij hiervan nadere bijzonder- neden mededeelden. Wij kunnen niet genoeg dank baar zijn, zoo wij gespaard blijven voor oorlog en overstrooming, wel ke twee rampen in vroegere tijden ons gewest vaak hebben ge teisterd. R. B. J. d, M Mijn dank aan de belangstellen de lezers, die mij schreven wat een schabbe was. De namen bezanen en avegeer blijken echter als klee dingstukken onbekend te zijn ge worden. (Nadruk verboden.) Motto „Cara". Een eigenaar dig, ietwat ondoorgrondelijk en onbegrijpelijk persoontje. Moeilijk voor zich zelf, maar ook zeker voor anderen. Bij haar is er steeds een strijc tusschen gevoel en verstand, 't eerste spreekt onbetwistbaar 't sterkst. Zij is dikwijls onbereken baar en wisselend van humeur, Innerlijke conflicten komen veel vuldig voor. Besluiteloos en prik kelbaar. Zelfcontrole en impulsivi teit missen een vasten grondslag Nu eens zegeviert het verstand, dan weer zijn het de gemoedsaandoe ningen die een voorname rol in dit gecompliceerde karakter spelen. 't Eene oogenblik verlangt zij iets maar bijna op 't zelfde mo ment wil zij juist het tegenoverge stelde. Het is, anders uitgedrukt de neiging van de geest iets te wil len en tegelijkertijd, niet te wil len. Nu eens welwillend, vlot mee gaande en tot opoffering bereid, een ander moment, stug. Strijdlus tig, onbuigzaam en 't laatste woord verlangend. In ieder geval meer gesloten dan openhartig. Tot zelf correctie in staat. Over 't alge meen te weinig stootkracht en een gemis aan uitgesproken activiteit. Hoogst waarschijnlijk is het schrift van een jonge dame tus schen de 20 en 30 afkomstig. Ik stel er belang in te vernemen of de inzender met deze beknopte uit eenzetting van het karakter dezer jonge dame die nog al van zich zelf vervuld is, accoord gaat. Grapholoog. Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden grapholoog, zenden ons tenminste tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd en geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1.10, waarop als afzender hetzelfde staat als onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De jeoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. We laten hier nog een eindspel volgen uit den wedstrijd om het wereldkampioenschap tusschen den Franschman Raichenbach en onzen landgenoot Springer. Het is het eindspel van de elfde partij. De stand was na den 36sten zet van zwart als volgt: 1 2 3 4 5 50 19X28 3—9 13—18 8—13 12—17 46 47 48 49 Wit: RAICHENBACH. Zwart: SPRINGER. 37. 28—23 38. 32X23 39. 40—34 40. 35—30 41. 38—33 De aanval op het centrum, zorg vuldig voorbereid, is fraai en te vens krachtig uitgevoerd. 42. 23X12 17X8 43. 30—25 9—14 44. 31—26 13—18 Op 21—27 zou 45. 37—31 of 2732 46. 3328 gevolgd zijn. 45. 26X17 11X22 46. 37—32 6—11 2227 is hier niet aan te be velen, daar wit er door in het voordeel komt. 47. 32—27 22X31 48. 36X27 11—17 49. 33—28 8—12 50. 42—38 17—21 Steeds gedwongen voor zwart. 51. 38—32 21—26 52. 34—30 12—17 53. 28—23 18—22 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 54. 27X18 55. 18—13 56. 13—8 57. 8—2 58. 30—24 Zwart had door op remise kunnen 59. 32X21 60. 23—18 61. 48—42 62. 18—12 63. 12—7 64. 7—1 Na 4147 zou 25 volgen. 65. 25X23 66. 24X15 67. 2—35 68. 15X24 69. 35X2 26—31 31—36 36—41 17—22 22—27 1419 te spelen aansturen. 16X27 27—31 31—36 41—46 36—41? 14—19 24—19, 47—13, 15—20 41—47 47X20 46X30 Zwart geeft op. OTI 'OO+i N C "Of) ^2 O M ?'0+' >Ph «J I» w *0€ Cd l. t! b H D .O o S 5 R «>-c a ovr2?acD>o:zr -O T3 ajR 3 M -• door IET HOOGERS. Het was een warme middag. De jongens uit het kleine Engelse stadje D. dat aan een meer lag, waren dadelijk na schooltijd gaan zwemmen. Ze doken, ze hielden zwemwedstrijden en stoeiden in het heerlijke koele water alsof ze er in thuis hoorden. Ook Jack Cor don was er die middag, wat niet vaak gebeurde. Jack was een ma gere bleke jongen, die altijd door de anderen werd geplaagd, omdat hij niet mee kon doen. Hij was niet sterk, werd gauw moe, hij kon niet zwemmen, niet voetballen, hij klom nooit in bomen, want dan kon hij zijn kleren wel eens scheu ren. Geen van de jongens had zich ooit afgevraagd, waarom en waar door Jack zo anders was dan zij. Hij was nu eenmaal zo en daarom moest hij geplaagd en uitgelachen worden. De meesten wisten wel, dat Jack geen vader meer had, dat zijn moeder arm was, dat Jack na schooltijd probeerde om er wat bij te verdienen door boodschappen te doen dat hij daarom geen zwem lessen kon nemen, geen lid kon zijn van de voetbalclub, en voor zichtig moest zijn met zijn kleren, dat kwam niet bij hen op. Jack bleef in het ondiepe water vlak bij de kant en plaste alleen wat in het water rond. Hij was er allang aan gewend dat niemand zich met hem bemoeide, liever was hij alleen dan door de jongens geplaagd en bespot te worden. Toen hij zich aangekleed had en op het punt stond om weg te gaan, kwamen een paar van zijn klasge noten eraan en bleven bij hem staan. Peter Harris, de zoon van den dokter, was er bij en die vond er altijd een bijzonder genoegen in om Jack te plagen. „Hei, dooie diender, wat voer jij hier eigenlijk uit riep Peter hem toe. „Je kunt toch niet zwem men Jack antwoordde niet, maar wilde weggaan. „Blijf maar weg in 't vervolg; anders moeten we jou op een keer nog uit het wa ter halen ook, als je verdrinkt", ging Peter voort. Jack voelde zich boos worden. „Jullie weten best dat het niet mijn schuld is", zei hij half-huilend. „Ik heb geen tijd om te leien zwemmen en geen geld, ik moet immers voor mijn zusjes zorgen „Ja, zo kun je je er wel uit pra ten" spotte Peter. „Maar je bent bang. Je durft niet eens in een boom te klimmen. En wat voer je 's avonds altijd uit in dat schuurtje van jullie Daar zit je nog laat met een petroleumlamp, ik heb het wel gezien „Ikik...." stotterde Jack opgewonden, „ik maakWat maak je?" Een parachute...." Een daverend gelach volgde. Jack wil vliegen. Dat is iets voor hem. 'k Heb altijd wel gezegd dat die niet helemaal wijs was. „En toch maak ik een parachute", zei Jack nog eens, zijn stem klonk nu vast en in zijn ogen lag een eigenaaraige glans. „Ik zal jullie tonen dat ik niet bang ben. Van die rots daar ginds zal ik afspringen." „Van die rots Maak dat een ander wijs" riepen de jongens. Maar Jack verzekerde nogmials: „Morgen zal ik springen, kom maar kijken." Hij draaide zich om en ging naar huis. De jongens haal den de schouders op en keken el kaar eens aan. Ze geloofden er niets van. De volgende middag waren zo goed als alle jongens bij elkaar op de rots. Jack was er nog niet en ze dachten al dat hij hen gisteren voor de gek had gehouden, toen ze hem naar boven zagen komen In een trekkar lag een groot grijzig pak, dat was de parachute. Zwij gend begon Jack hem op de grond uit te spreiden. Hij had zijn para chute gemaakt van een oude tuin parasol, waar hij repen goed aan genaaid had. Van de rand van het scherm liepen een groot aantal touwtjes naar beneden en kwa men bij elkaar in een soort hand vat. Ook de jongens zeiden niets, zelfs Peter zweeg; ze waren onder de indruk van de ernst, waarmee Jack te werk ging en verschillen den hadden spijt dat ze hem zo hadden geplaagd dat hij tot dit be sluit was gekomen. Als het nu eens niet goed afliep Maar wat moes ten ze doen Zeggen dat hij niet moest springen en dat ze het niet hadden gemeend Zeggen dat ze er spijt van hadden Maar dat ging toch niet Wat zouden de anderen daarvan zeggen. Jack was intussen vlak bij de rand gaan staan; hij had het hand vat in zijn hand en de parachute zelf sleepte achter hem aan. Zou den ze nu nog Maar Jack haalde al diep adem en.... daar sprong hij. Een kreet van de jongens weer- klonk. Alles was nog zo suel en onverwacht gegaan, ze konden het zelf nog niet geloven. Maar nu gebeurde er iets waar op Jack niet had gerekend: De tou wen van het scherm dat over de grond sleepte bleef hangen aan een vooruitspringend rotspunt Jack hing tussen hemel en aarde De jongens schoten toe om hem vast te houden en weer terug te trekken, maar het was al te laat. De touwen, die vast zaten knap ten, en Jack viel met een schok naar omlaag. Gelukkig kwam de wind onder het scherm en daar zweefde de jongen langs de rots wand. Maar door het breken van de .touwen was de parachute scheef geworden en in plaats van naar het land zweefde Jack nu boven het meer. Nog enkele ogen blikkeneen plons.... de jon- gens zagen hem verdwijnen in het water. „Hij kan niet zwemmen." Peter was de eerste die het riep. Hij kan niet zwemmen" herhaalde de an deren in grote schrik. Ze renden langs het pad :de berg af, naar het meer toe. Sommigen sprongen met kleren en al in het water en zwommen naar de plaats waar Jack spartelde, verward in de touwen. Anderen holden langs de oever van het meer om een roeiboot te halen. De zwemmers kwamen al dich terbij, maar hoe zouden ze den jongen los maken en op het land trijgen. Gelukkig van de andere cant naderden de anderen met een joot en roeiden uit alle macht. Toen ze bij Jack aankwamen, was hij al gezonken. Fred sprong uit de boot en dook naar den drenke ling. Het enige wat hij boven bracht was het zware doek van de parachute, maar aan de touwen hield Jack zich nog krampachtig vast. Geen minuut later lag hij in de boot en roeiden de jongens zo hard ze konden naar land. Geen teken van leven gaf Jack meer. Maar Fred en Peter, die hun red dingsdiploma hadden, begonnen onmiddellijk met kunstmatige ademhaling en een paar anderen reden vliegensvlug naar de stad om den dokter en een auto te ha len, Meer dan een uur waren ze met Jack bezig, bange verschrik kelijke ogenblikken voor de jon gens. Toen sloeg hij een moment de ogen op: hij leefde. Dagenlang zweefde Jack Gor don tussen leven en dood. Hij had een ernstige longontsteking gekre gen en hoge koortsen verzwakten hem. gestoken hand. Het vriendschaps verbond was gesloten. Veertien dagen later mochten voor het eerst een paar jongens even bij hem komen. Peter was de eerste die vroeg of hij mocht gaan. Zijn vader, die alles van hem had gehoord, begreep dat zijn jongen wat had goed te maken en stem de tóe. Met z'n drieën mochten ze even bij hem. Verlegen stonden de jongens voor zich te kijken. Jack's gezicht was nog veel ma gerder en bleker dan ze het ken den en het was of ze ieder in hun hart een stem hoorden die zei: „Jouw schuld". Maar Peter be greep dat hij wat moest zeggen en aarzelend kwam er uit: „Zeg. ehJack, we zijn gemeen tegen je geweest. Wil je het ons verge ven.... eh.... zullen we voortaan kameraden zijn Een lachje kwam op het gezicht van den zieken jongen. Hij strekte langzaam zijn smalle hand uit. „Natuurlijk vergeten we alles. We zullen kameraden zijn, goede ka meraden, hè, voor altijd De drie jongens drukten de uit- Een Chinese generaal moet de vlieger hebben uitgevonden. Door R. I. Vliegers zijn al sedert overoude tijden bekend. Meer dan tweedui zend jaar geleden al kenden de Chinezen ze. Volgens de Chinese verhalen en geschiedenis stammen de eerste vliegers reeds uit de tijd omstreeks 260 voor Chr. en is de uitvinder een Chinese generaal, dau-si genaamd. In een museum in Stapels wordt een vaas bewaard, waarop figuren staan geschil derd die aantonen dat ook de oude Romeinen zich al be zig hielden met het oplaten van vliegers. Het stelt een meisje voor, dat 'n omhoogstijgen- de driehoekige vlieger aan een touw houdt. Een zeer oud hand schrift, dat in een oude bibliotheek in Weenen werd gevonden geeft een duidelijke beschrijving: „Hoe men een vlieger kunstig moet ma ken en besturen' Het handschrift geeft nauwkeurige aanwijzingen, hoe de grote vlieger stijf gemaakt moet worden en hoe de verschil lende banen het meest doelmatig bevestigd worden. Dan wordt daarin aangeraden om vier of zes vliegers aan elkaar vast te maken en tegelijk de lucht in te laten gaan, „zoals de jonge vogels met de oude vliegen". Om oningèwij- den het geheim van de vlieger niet te laten begrijpen, stelt de schrij ver van het stuk voor dat een knecht, die het touw moet vast houden, zich zal verstoppen, zo dat het lijkt of de vlieger alleen in de lucht gaat, te meer omdat voor hen die het niet weten het touw onzichtbaar is. In gedrukte vorm verschijnt het eerstéGivIiegerbericht" pas in 1560: „Hoe men een „vliegenden draak" de lucht in moet laten gaan". Een nauwkeurige verhandeling over de vlieger geeft twee jaar later dan het boek „Bergpostila" van een ze kere Johannes Mathesius. In de 18e eeuw wordt de vlieger een hulpmiddel voor de weten schap want toen was het dat de natuurkundige A. Wilson in 1749 voor het eerst de vlieger gebruik te om de temperaturen van hogere luchtlagen te berekenen. Met be hulp van zijn vlieger liet Wilson thermometers opstijgen. Door de touwtjes in brand te steken vielen de speciaal daarvoor gemaakte in strumenten naar beneden. De meest bekende proeven waren die van Benjamin Franklin,, die o.a. met een vlieger in 1572 de elec- triciteit in de lucht aantoonde. De ze proeven leidden tot de uitvin ding van de bliksemafleider. Op merkwaardige wijze werkte de Engelsman Pocock het denk beeld van de vlieger uit. Hij vroeg in 1826 patent op een wagen, waar vliegers „voorgespannen" werden. In Amerika ging men er in 1834 toe over om het touw van de vlie ger te vervangen door een dunne draad, waardoor hij veel hoger kwam. Duizend meter heeft men

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 12