385 Is VOOR DE JEUGD. ~rr ZEEUWSCHE KRONIEK. VARIA. DAMMEN EN SCHAKEN. Mi m M PAH m mm i HOE UIT EEN PLAGERIJ EEN SPORT ONTSTOND. UIT EEN GROOT GEVAAR GERED. Js ►O 9" 9) W 00 fl ti öOrs» -g o v£ O 2JdÜ 6 ■5-2 SJ'n-g.y <ur?'d s „IJP Sgo U'-S^go J> T3 o^} S w G—*TJ H »£g S B |N-S:&Ï •^|-^|I>J -§i j&:§S:§:i*É BÜ& JACOB CATS als bedijker in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. I. Dat in de Zeeuwsche Kroniek de geschiedenis van het Westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaanderen een tamelijk goede beurt krijgt heeft meer dan één reden. Dat deel van Zeeland heeft ook een belangrijke geschiedenis. De Mie delburgsche courant is aldaar ook een veel gelezen dagblad. In bijna alle Zeeuwsche gemeenten, ten minste zeker op Walcheren, wo nen menschen uit het voormalige vierde district. Als oud-Zeeuwsch Vlaming is ondergeteekende aan die streek gehecht. Reeds Vonde zei terecht, dat de liefde tot zijn vaderland een ieder aangeboren is. Ditmaal zullen wij het hebben over Jacob Cats als bedijker in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen al is het dat hij in ons land meer bekendheid heeft gekregen a dichter dan als landveroveraar. Als wij de .kaart van het tegen woordige Westelijk Zeeuwsch- Vlaanderen bezien, dan zal ge makkelijk gedacht kunnen worden dat in den loop der tijden polde na polder aan de Vlaamsche kust is vastgehecht. In deze kroniek is reeds vroeger gemeld, dat dit geenszins het geval is geweest. De zee heeft er eertijds dwars door heen gespoeld, van het Westen naar het Oosten, van het Noorden naar het Zuiden. De vele dijken die er nog liggen, vaak dicht bij elkaar, en die aan het landschap een bijzondere bekoorlijkheid ge ven doordat de meeste met boo men beplant zijn, zeggen ons, hoe onze voorouders daar een strijc hebben moeten voeren tegen het woedende element, de zee. Als deze binnendijken niet te veel vergraven zijn door er een rij- weg van te maken, dan is er aan elk dier dijken gemakkelijk te zien, waar de zee het laatst ge stroomd heeft, n.l. aan die zijde van den dijk, welke het minst helt. Wij kunnen den kleigrond van geheel Zeeuwsch-Vlaanderen in drie groepen verdeelen. Eerst de gronden, die, eenmaal aan de zee ontwoekerd, nooit weer door het zeewater zijn overstroomd. Deze liggen dicht om Sluis, Aardenburg Oostburg en Biervliet en vormen de kleinste groep. Dan de gronden, die vele jaren na de bedijking weer een prooi der woedende gol ven zijn geworden om later op nieuw herdijkt te worden. Deze groep vormt het grootste contin gent. En ten laatste de polders, die in de laatste tijden voor de eerste maal zijn bedijkt. Na deze korte beschouwing over het ontstaan der streek komen wij op het eigenlijke onderwerp: Ja cob Cats, als bedijker in W. Z. Vlaanderen. Jacob Cats is op 10 Nov. 1577 te Brouwershaven geboren, waar zijn vader burgemeester was. Als jong advocaat vestigde hij zich in 1603 te Middelburg, waar hij in de eerste jaren een drukke praktijk had. Hij verkeerde veel in het ge zin van den vermaarden koopman Pieter de Moucheron. Hij huwde in 1605 met Elizabeth van Valken burg. Daar ik het niet en zocht en niet en had gedacht, Werd mij een lieve vrouw van Gode toegebracht. Deze versregels komen voor in zijn berijmde levensbeschrijving, waaruit wij nog meermalen iets zullen aanhalen. Hij woonde in de Noordstraat in het huis naast de Rijkskweek school. In een gevelsteen staat Woonhuis van Jacob Cats 1603- 1623. Zijn praktijk als advokaat bleef bloeiende tot het jaar 1609 toen ons land en Spanje overeen kwamen 12 jaren de wapens te la ten rusten. Daar hiermee een meer geregelde en rustige toestanc intrad, gaven de handels- en zee zaken minder aanleiding tot proce dures, van welke laatste de advo caten, ook onze Jacob Cats, moes ten leven. Mogelijk ook aangespoord door anderen besloot hij om verdronken polders in Staats-Vlaanderen weer in te dijken. Dat een advocaat met ondernemingslust bezield, zie daarop toelegde, was destijds niet zoo vreemd. De bekende Van O denbarneveld, advocaat van den lande, heeft het ook gedaan, was het niet met zooveel succes als Cats. Deze zegt in zijn levensbe schrijving: Hier ging ik mijn beroep en eerste wezen staken, En poogd' in grooten ernst van water land te maken. Zijn pogingen zijn met goeden uitslag bekroond geworden. Hij betuigt zelf: De zegen kwam niet uit eenig [ambt dat ik eens had bekleed, Het loon, daartoe gesteld, en was niet al te breed. Wat mij meest voordeel gaf dat kwam mij van het dijken Als wij den zouten stroom bedwongen om te wijken. Met het ambt, dat Cats heeft bekleed, bedoelde hij het pensi onarisschap van Middelburg, daar na van Dordrecht. Zelfs is hij raad pensionaris van Holland geweest en leidde als zoodanig de bekende Groote Vergadering in 1651. Om te bedijken is geld noodig, veel geld zelfs en bovendien ken nis van het vak. Jacob Cats had van beide in het begin niet veel Jet vermogen van zijn vrouw was verre van voldoende. Zijn broeder Cornelis Cats, bur gemeester van Brouwershaven ïad wel kennis van indijken, daar lij in Schouwen reeds een derge- ijk werk onder handen had. Ja cob Cats verklaart: Ik was hier onbewust en hadden nooit geleerd, Hoe dat men van het land de zoute baren keert. Ik heb om goeden raad mijn broeder aangesproken, Hoe dat men landt en dijkt, door oorlog ingebroken. Die heeft mij niet alleen hierop bericht gedaan Maar ving beneffens mij den ganschen handel aan. Om aan voldoend geld te komen werd door de gebroeders Cats met een zevental kapitaalkrachtige personen, waarvan er vier te Mid delburg woonden, een vennoot schap gesloten. De eigenlijke bedij kers waren Jacob en Cornelis Cats, waarvan de eerste het leeu wendeel had, niet zoozeer in het eigenlijke bedijkingswerk, doch meer in de administratie en de re geling met andere corporaties, die van oudsher het tienderecht en andere rechten hadden op de over stroomde landen, welke Jacob Cats c.s. wilden droogleggen. (Wordt vervolgd). R. B. J. d. M, (Nadruk verboden). De bekende Parijsche too- neelspeler Sascha Guitry, gebruik te een keer een lunch in een nieuw geopend en zeer duur restaurant. Toen hem een hooge rekening werd overgelegd, liet hij den eigenaar roepen. Is dat mijn rekening vroeg hij den man. Deze beaamde. Dan kent U mij zeker niet vroeg Guitry. Neen, zei de chef, wie is U dan Ik ben een collega van U, een collega, O, als ik dat geweten had, ik reken U natuurlijk 25 Guitry betaalde en de chef deed hem vriendelijk uitgeleide. Bij het afscheid vroeg de restaurateur: Pardon mag ik u vragen, welk restaurant U heeft? Ik heb heelemaal geen restau rant antwoordde Guitry. Maar U zeide toch, dat U een collega van mij was Ja bevestigde Guitry en fluisterde toen den man in 't oor: „ik ben ook een oplichter". o Georg du Maurier, artiest en schrijver, had een dubbelganger en vreemd genoeg, die dubbelganger was eveneens artiest, nl. Laurence Alma Tadema. Zoo opmerkelijk was de gelijkenis dat zelfs hun in tiemste vrienden zich dikwijls ver gisten. Een zekere jonge dame echter beroemde zich er op dat zij hem heel gemakkelijk uit elkaar kon houden. Bij zekere gelegenheid toen zij naast Dumaurier aan ta fel zat zeide zij: Ik kan mij niet be grijpen hoe iemand zich vergissen kan tusschen U en mijnheer Tade ma. Voor mij is de gelijkenis heusch zoo sterk niet. Toevallig heb ik juist een foto van U bij mij; toe wees zoo goed en zet er een woordje op. Du Maurier stemde vriendelijk toe, doch toen de dame de foto voor den dag haalde en hij die be keek, zuchtte hij en schreef er op: Dat ben ik niet, dit is Tadema. Onderstaande partij werd ge speeld in de Bondswedstrijden te Hilversum in Augustus 1937 Wit: dr. J. C. DONKER, Hilversum. Zwart: M. C. VERBURG, Middelburg. Cambridge-Springs-variant. 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 d7d5 4. Lel—g5 Pb8d7 5. e2e3 c7c6 6. Pgl—f3 Zoowel met 6. a2a3 als met 6. c4Xd5 kon Wit de Cambridge Springsvariant ontwijken. De meest afdoende methode is wel a2a3. Speelt Zwart dan 6. Da5 zoo volgt direct 7. b2b4. 6Dd8a5 Zie hier de Cambridge Springs variant. Zij is niet op één lijn te stellen met andere vervroegde aanvallen, daar de Cambridge Springsvariant een behoorlijken ondergrond heeft. Ze is gebaseerd op het kenmerk, dat de witte da- melooper buiten de pionnenketen gesloten is. 7. Pf3d2 De bedoeling van dezen zet is duidelijk: Pf3 neemt bij de verde diging van den damevleugel de plaats van den damelooper buiten e keten in. Andere voortzettin gen zooals b.v. 7. Ld3 zijn beslist minderwaardig (7Dc4: Lc4:, Pe4 met pionwinst). 7d5Xc4 8. Lg5Xf6 Pd7Xf6 9. Pd2Xc4 Da5c7 10. Tal—cl Lf8e7 De meest gebruikelijke voort zetting 10c5 gaat niet wegens 11. Pb5, Db8. 12. dc5:, Lc5:? 13. Pcdóf Ld6: 14. Tc8:f en Wit wint. 11. Lfl—d3 0—0 12. 0—0 Tf8—d8 13. Pc4e5 c6c5! - 14. Pc3a4 Dc7a5 15. d4Xc5 Wit dacht hier een pion te win nen, doch dit gaat niet op. Na 15. Pc5: was 15 Da2: gevolgd 1 5Td8—d5 De pointe van Zwarts laatste zetten. Nu wint hij zijn pion terug en heeft tevens een gelijk spel. 16. f2—f4 Gedwongen daar 16. Pf3 faalt op 1 6Td3:! Op 16. Pc4 volgt 16Dd8 17. Tc3, Ld7 (dreigt La4: en Td3:) 18. b3, b5! 19. cb6:ep. Lb4 en wint. 16Le7Xc5 17. Pa4Xc5 Td5Xc5 18. TclXc5 Da5Xc5 19. Ddl— cl Dc5—b6 IXM N* HAm m m w 11 M H jPH 0 p*if iü§ £11 bed f 20. Tfl—dl 21. Pe5c4 22. Ld3e4 23. Le4Xd5 24. Pc4—e5 25. TdlXcl 26. TclXc8 Remise. h Pf6—d5 Db6c5 Lc8—d7 ,e6Xd5 Dc5Xcl Ta8—c8 Ld7Xc8 Door R. I. „Nou", zei de eerste weer, „la ten we het dan „Ruby" noemen En zo is het gebleven. Op de ïelft van de negentiende eeuw be gon het nieuwe spel al over Euro pa en de hele wereld verspreid te raken. Tegen het eind van die eeuw hadden verschillende landen Engeland is altijd al het land van de sport geweest. Ook in de tijd, toen in andere landen- nog haast niemand aan sport deed, werden er in Engeland al verschil lende takken van sport beöèfend. Op de scholen werd honderd jaar geleden al gevoetbald door de leerlingen. Voetballen stond van oudsher b.v. op het programma van de school te Rugby, die al in 1567 opgericht werd en waaraan de rugby-sport haar naam heeft te danken. Het was een mooie zomerdag in 1823. De lessen waren afgelopen en de leerlingen van de kostschool te Rugby mochten gaan spelen. Natuurlijk werd er gevoetbald Maar van de jongeren, die meede den, was er een, die voortdurend geplaagd werd. Wat hij uitgevoerd had en waarom de anderen zo op hem gebeten waren, weten we niet. Maar een feit is, dat ze het een „Rugby-Bond". Als jullie ook aan die sport doet of het soms eens speelt op gymnastiek, dan moeten jullie maar eens denken aan dien kleinen Engelschen jon gen, die zo geplaagd werd, dat hij van kwaadheid een nieuwe sport uitvond op hem gemunt hadden. Als- hij een oogenblik de bal had en. hem naar het doel werkte, dan kon hij er zeker van zijn dat een van zijn eigen partij, hem op het liaatste moment de bal afnam, voiortdu- J rend werd hij geduwd of beentje gelicht. Dat liet het kleine jochie zich niet meer welgevallen Hij werd steeds meer woedend, met een vuurrood hoofd van kwaad heid rende hij rond en het liefst had hij al die jongens eens flink af gerammeld. Maar wat kon hij al leen beginnen, tegen zoveel grote ren Opeens, zonder zich te bekom meren om de regels van het spel ving hij van kwaadheid de bal met zijn handen op en liep er hard mee weg, regelrecht naar het doel, waar hij hem met een goedgemik te zwaai prachtig doorheen gooi de. „Dat geldt niet f' schreeuwden de jongens verontwaardigd. „En ik vind dat het wel geldt riep de kleine knaap en hij lachte al de boze kameraden uit. Een paar dagen later, toen de Rugbyjongens al een hele middag gevoetbald hadden, stelde er één voor om het nu eens te spelen, zo als die kleine jongen het laatst had willen doen. Ze deden het, zo maar voor de grap, en ze vonden het erg leuk. De leraren zeiden eerst wel wat het zo geen spelen was, maar langzamerhand begon nen ze de nieuwe methode toch ook wel aardig te vinden en zo werd dit spel algemeen op de school te Rugby ingevoerd. Toen een paar weken daarna leerlingen van andere scholen een bezoek 'brachten aan de Rugby- school, waren ze eerst hoogst ver baasd over de vreemde manier van „voetballen", die ze er daar op na hielden. Maar toen ze het ook een keer gedaan hadden, vond het spel direct bijval. En zo verspreid de het zich langzamerhand over de andere scholen door heel Enge land. „Maar hoe heet dit splel dan toch vroeg iemand. „Ik weet het heus niet, het heeft geen naam, geloof ik. 'k Weet al leen dat het in Rugby voor het eerst gespeeld werd' luidde het antwoord. Een verhaal uit het rots gebergte van Noord-Ame- rika. door MAJA VAN HEYNEN. De machinist stond op zijn lo comotief, klaar om weg te rijden. „Vader" klinkt er opeens een stem. Hij kijkt naar buiten, daar staat Koen, zijn zoontje, en klimt meteen op de treeplank. „We gaan vandaag een school reisje maken, vader, de hele school en ze zitten allemaal in uw trein U rijdt onze hele school, vader Leuk hè Mag ik bij U op de ma chine staan Ik zal nergens aan komen, alleen maar zien wat u moet doen Meneer vindt het goed, ik heb het hem gevraagd". Vol verlangen kijkt de jongen naar zijn vader op. „Nou, goed Het gezicht van Koen straalt, hij klimt vlug op de locomotief en daar gaan ze Bui ten schijnt de zon, vader zorgt voor de machine, Koen kijkt z'n ogen uit z'n hoofd. Plotseling draait hij zich om naar zijn vader, c(ie juist achter hem staat: „Vader, kijk eens, wat is dat voor een trein, die ons tegemoet komt De vader schrikt, kijkt snel op en wordt doodsbleek. De trein rijdt tegen een berg op, het is een enkel spoor. Verstijft van schrik kijkt de machinist voor zich uit, er is gen twijfel mogelijk, in vol len vaart komt een trein van de berg afrijden, zijn trein tegemoet, uitwijken kan absoluut niet Het zijn goederenwagens, zonder loco motief, waarschijnlijk onderweg losgeraakt, die nu langs de helling terugrijden, zonder bestuurder. Zwaar beladen goederenwagens zijn het, daarom hebben ze zo n razen de vaart naar beneden. Hij kijkt naar Koen, die met opeengeklem de lippen zijn vader aanziet. Ook de jongen begrijpt het gevaar. Een ruk aan de rem, de trein staat stil. „Koen", zegt de machi nist sthor, „zie je deze hendel „Ja vader „Dat is de rem. Ik zal de trein terug laten rijden. Weet jij die oude dikke beuk even voor Erth- ford „Ja vader „Als de trein daar voorbij is, moet je met alle kracht aan de rem trekken, begrepen „Ja vader!"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1937 | | pagina 12